Deze stem werd gegenereerd door computersynthese.
Verhandeling 160 - Rodan van Alexandrië
Het Urantia Boek
Verhandeling 160
Rodan van Alexandrië
160:0.1 (1772.1)OP zondag 18 september, kondigde Andreas ’s ochtends aan dat er voor de komende week geen werkplan gemaakt zou worden. Behalve Natanael en Tomas gingen alle apostelen naar huis om hun familie te bezoeken of bij vrienden te logeren. Deze week was voor Jezus een periode van bijna volledige rust, maar Natanael en Tomas waren druk bezig met hun gesprekken met Rodan, een Griekse filosoof uit Alexandrië. Deze Griek was kortgeleden een discipel van Jezus geworden door het onderricht van een van de medewerkers van Abner, die een missie naar Alexandrië had geleid. Rodan was nu ernstig bezig om zijn filosofie over het leven in harmonie te brengen met de nieuwe religieuze leer van Jezus, en hij was naar Magadan gekomen in de hoop dat de Meester deze problemen uitvoerig met hem zou willen bespreken. Hij wilde zich ook verzekeren van een gezaghebbende versie van het evangelie uit de eerste hand, hetzij van Jezus zelf, hetzij van een van diens apostelen. Ofschoon de Meester zich onttrok aan zulk een bespreking met Rodan, ontving hij hem hoffelijk en droeg hij Natanael en Tomas onmiddellijk op om te luisteren naar al hetgeen hij te zeggen had en op hun beurt met hem over het evangelie te spreken.
1. De griekse filosofie van Rodan
160:1.1 (1772.2)Maandagochtend vroeg begon Rodan een serie van tien toespraken tot Natanael, Tomas en een groep van ruim twintig gelovigen die toevallig in Magadan waren. Deze toespraken, samengevat, gecombineerd en in moderne bewoordingen weergegeven, bieden de volgende gedachten ter overweging:
160:1.2 (1772.3)Het menselijk leven bestaat in drie grote driften — impulsen, verlangens en aantrekkingen. Een sterk karakter, een persoonlijkheid die respect afdwingt, verwerft men alleen als men de natuurlijke levensdrang omzet in sociale levenskunst, als men zijn verlangens van nu omvormt tot die hogere verlangens waardoor men blijvende dingen kan bereiken, terwijl de alledaagse bekoring van het bestaan moet worden verlegd van de conventionele, vaststaande ideeën die men erop nahoudt, naar de hogere gebieden van nog onverkende ideeën en nog onontdekte idealen.
160:1.3 (1772.4)Hoe complexer de beschaving wordt, des te moeilijker zal de kunst des levens worden. Hoe sneller de sociale gebruiken veranderen, des te gecompliceerder zal de taak van karakterontwikkeling worden. Om de tien generaties moet de mensheid de kunst des levens opnieuw leren, wil de vooruitgang door blijven gaan. En indien de mens zo vindingrijk wordt dat hij de complexiteiten van de samenleving nog sneller vermeerdert, dan zal de kunst des levens in nog minder tijd opnieuw geleerd moeten worden, misschien wel in iedere generatie. Indien de evolutie van de levenskunst niet gelijke tred houdt met de techniek van het bestaan, zal de mensheid snel terugkeren tot de simpele drang van het leven — het bereiken van de bevrediging van momentane verlangens. Op die manier zal de mensheid onvolwassen blijven: de samenleving zal er niet in slagen volledig volwassen te worden.
160:1.4 (1773.1)Sociale volwassenheid staat gelijk aan de mate waarin de mens bereid is de bevrediging van louter voorbijgaande, momentane verlangens op te geven teneinde de hogere verlangens te kunnen koesteren, welke bij hun verwezenlijking een inspanning vergen die de veel overvloediger voldoening schenkt van progressieve vooruitgang in de richting van permanente doeleinden. Maar het ware kenmerk van sociale volwassenheid is de bereidheid van een volk om afstand te doen van het recht om vreedzaam en tevreden te leven onder het gemak bevorderende vaandel van de bekoring van gevestigde overtuigingen en conventionele ideeën, in ruil voor de onrustbarende en energievergende bekoring van het nagaan van de onverkende mogelijkheden om nog ononthulde doeleinden van idealistische geestelijke realiteiten te bereiken.
160:1.5 (1773.2)Dieren reageren nobel op de levensdrift, maar alleen de mens kan tot de kunst de levens geraken, ook al ervaren de meeste mensen slechts de animale levensdrift. Dieren kennen alleen deze blinde, instinctieve drift: de mens is in staat om boven deze drift tot natuurlijk functioneren uit te stijgen. De mens kan verkiezen om op het hoge niveau van intelligente kunst te leven, zelfs op dat van hemelse vreugde en geestelijke extase. Dieren vragen zich niet af wat de doeleinden van het leven zijn, daarom maken ze zich nooit zorgen en plegen ze geen zelfmoord. Zelfmoord bij mensen geeft aan dat zij zijn uitgestegen boven het zuiver dierlijke stadium van bestaan, en ook dat de verkennende inspanningen van deze mensen niet de artistieke niveaus van de menselijke ervaring hebben bereikt. Dieren kennen de bedoeling van het leven niet; de mens bezit niet alleen het vermogen om waarden te onderkennen en bedoelingen te begrijpen, maar hij is zich ook bewust van de bedoeling van bedoelingen — hij is zich bewust van inzicht.
160:1.6 (1773.3)Wanneer mensen het aandurven een leven van natuurlijke begeerte te verzaken voor een leven van avontuurlijke kunst en onzekere logica, moeten zij erop bedacht zijn dat zij de daaruit voortvloeiende gevaren van emotionele rampspoed — conflicten, verdriet en onzekerheden — zullen moeten doorstaan, althans totdat zij een zekere mate van verstandelijke en emotionele rijpheid hebben bereikt. Ontmoediging, tobberij en traagheid zijn een positief bewijs van morele onvolwassenheid. De menselijke samenleving ziet zich voor twee opgaven geplaatst: de individuele mens moet volwassenheid bereiken en de menselijke soort moet tot volwassenheid komen. De tot rijpheid gekomen mens begint al spoedig alle andere stervelingen met gevoelens van tederheid en verdraagzaamheid te beschouwen. Volwassen mensen bezien onvolwassen mensen met de liefde en consideratie die ouders voor hun kinderen hebben.
160:1.7 (1773.4)Voorspoedig leven is niets meer of minder dan de kunst om zich betrouwbare methoden eigen te maken ter oplossing van gewone problemen. De eerste stap in het oplossen van ieder probleem is het localiseren van de moeilijkheid, het isoleren van het probleem, en de eerlijke onderkennning van de aard en ernst ervan. Onze grote fout is dat wanneer de problemen van het leven onze diepliggende angsten opwekken, wij weigeren ze onder ogen te zien. Ook is het zo, dat indien het onderkennen van onze moeilijkheden met zich meebrengt dat onze lang gekoesterde eigendunk te lijden heeft, dat wij moeten toegeven jaloers te zijn, of dat wij diepgewortelde vooroordelen moeten laten varen, de gemiddelde mens liever vasthoudt aan zijn oude illusies van veiligheid en zijn lang gekoesterde valse gevoelens van zekerheid. Alleen een dapper mens is bereid eerlijk te aanvaarden en onbevreesd onder ogen te zien wat zijn oprechte, logische denken ontdekt.
160:1.8 (1773.5)Om een probleem verstandig en doeltreffend te kunnen oplossen is het nodig dat het denken vrij is van vooringenomenheid, passie en alle andere zuiver persoonlijke vooroordelen die een belemmering zouden kunnen vormen bij een belangeloos onderzoek van alle eigenlijke factoren die samen het probleem vormen dat zich aandient om opgelost te worden. De oplossing van levensproblemen vergt moed en oprechtheid. Alleen eerlijke en moedige individuën kunnen dapper het gehele verwarrende, verbijsterende pad door de doolhof des levens volgen, tot waar de logica van een onbevreesd verstand hen moge voeren. En deze emancipatie van het denken en de ziel kan nooit worden bewerkstelligd zonder de stuwkracht van een intelligent enthousiasme dat grenst aan geloofsijver. De bekoring van een groot ideaal is nodig om de mens voort te stuwen bij zijn najagen van een doel dat omringd is door moeilijke materiële problemen en velerlei intellectuele gevaren.
160:1.9 (1774.1)Ook als ge afdoend zijt toegerust om de moeilijke situaties in het leven het hoofd te kunnen bieden, kunt ge nauwelijks verwachten te slagen, tenzij ge ook zijt toegerust met die mentale wijsheid en persoonlijke charme waardoor ge de welgemeende steun en medewerking van uw medemensen kunt winnen. Ge kunt geen grote mate van succes verwachten in wereldlijk of religieus werk, tenzij ge kunt leren hoe ge uw medemensen kunt overtuigen, hoe ge overwicht over mensen kunt hebben. Ge moet eenvoudigweg tact en verdraagzaamheid bezitten.
160:1.10 (1774.2)Maar de allerbeste methode om problemen op te lossen heb ik geleerd van Jezus, uw Meester. Ik doel hier op de methode die hij zo consequent toepast en die hij u zo getrouw heeft onderricht, de afzondering in eerbiedige meditatie. De gewoonte van Jezus om er zo vaak alleen op uit te gaan en zich te onderhouden met de Vader in de hemel, behelst de methode om niet alleen kracht en wijsheid te verzamelen voor de gewone conflicten van het leven, maar ook om zich de energie toe te eigenen om de hogere problemen van morele en geestelijke aard op te kunnen lossen. Maar zelfs de juiste methoden om problemen op te lossen zullen geen compensatie vormen voor inherente defecten van de persoonlijkheid, noch de afwezigheid van honger en dorst naar ware gerechtigheid goedmaken.
160:1.11 (1774.3)Ik ben diep onder de indruk van de gewoonte van Jezus om alleen weg te gaan en zich af te zonderen voor deze uren waarin hij de problemen van het leven onderzoekt; om nieuwe wijsheid en energie te verzamelen teneinde te kunnen voldoen aan de veelsoortige eisen van de sociale dienstbaarheid; om de allerhoogste bedoeling in het leven te verlevendigen en te verdiepen door de daadwerkelijke onderwerping van zijn totale persoonlijkheid aan de bewuste aanraking met het goddelijke; om zich nieuwe, betere methoden eigen te maken om zich te richten naar de immer veranderende situaties in een levend bestaan; om die vitale reconstructies en heraanpassingen van de persoonlijke instelling te bewerkstelligen, die zo essentieel zijn om dieper inzicht te krijgen in alles wat de moeite waard en reëel is; en om dit alles te doen met het oog uitsluitend gericht op de glorie van God — om in oprechtheid het meest geliefde gebed van uw Meester te fluisteren, ‘niet mijn wil, maar de uwe, geschiede.’
160:1.12 (1774.4)Deze eerbiedige gewoonte van uw Meester geeft de ontspanning die het denken vernieuwt; de verlichting die de ziel inspireert; de moed die ons in staat stelt onze problemen moedig onder ogen te zien; het zelfbegrip dat ondermijnende vrees uitroeit, en die bewustheid van eenheid met het goddelijke, die de mens de zekerheid geeft waardoor hij kan durven Godgelijk te zijn. De ontspanning van godsverering, of geestelijke gemeenschap zoals de Meester deze beoefent, verlicht spanningen, ruimt conflicten uit de weg en betekent een enorme uitbreiding van de som der rijkdommen van de persoonlijkheid. En deze hele levensbeschouwing, plus het evangelie van het koninkrijk, vormt de nieuwe religie zoals ik deze versta.
160:1.13 (1774.5)Vooringenomenheid maakt de ziel blind en verhindert het onderkennen van waarheid, en vooringenomenheid kan alleen worden overwonnen wanneer de ziel zich oprecht overgeeft aan de liefde voor een zaak die alomvattend is en alle medemensen insluit. Vooringenomenheid is onlosmakelijk met zelfzucht verbonden. Vooringenomenheid kan alleen worden uitgeschakeld door de zelfzucht te laten varen en haar te vervangen door het zoeken naar de voldoening van de dienstbaarheid aan een zaak die niet alleen groter is dan het zelf, maar zelfs groter dan de gehele mensheid — het zoeken naar God, het bereiken van goddelijkheid. Het bewijs dat de persoonlijkheid volwassen is, bestaat in de transformatie van het menselijk verlangen, zodat het aanhoudend streeft naar de verwezenlijking van de waarden die het hoogst en zeer goddelijk reëel zijn.
160:1.14 (1774.6)In een voortdurend veranderende wereld, te midden van een evoluerende maatschappelijke orde, is het onmogelijk vast te houden aan starre, vaststaande bestemmingen. Stabiliteit van persoonlijkheid kan alleen worden ervaren door degenen die de levende God hebben ontdekt en omhelsd als het eeuwige doel dat in de oneindigheid bereikt zal worden. En het verleggen van zijn doel van de tijd naar de eeuwigheid, van de aarde naar het Paradijs, van het menselijke naar het goddelijke, vergt van de mens dat hij tot nieuw leven komt, dat hij zich bekeert, opnieuw geboren wordt; dat hij het opnieuw geschapen kind van de goddelijke geest wordt; dat hij toegang vindt tot de broederschap van het koninkrijk des hemels. Alle filosofie en religie die niet aan deze idealen kan voldoen, is onvolgroeid. De filosofie die ik onderricht, gekoppeld aan het evangelie dat gij predikt, vormt de nieuwe religie der volwassenheid, het ideaal voor alle toekomstige generaties. En dit is zo, omdat ons ideaal finaal, onfeilbaar, eeuwig, universeel, absoluut en oneindig is.
160:1.15 (1775.1)Mijn filosofie schonk mij de impuls om te zoeken naar die realiteiten die waarlijk bereikt kunnen worden, het doel der volwassenheid. Maar mijn impuls was onmachtig; mijn zoeken miste stuwkracht; mijn queeste leed onder een gebrek aan zekerheid ten aanzien van de juiste richting. En in deze tekortkomingen is ruimschoots voorzien door dit nieuwe evangelie van Jezus, dat het inzicht verdiept, de idealen op hoger plan brengt en vastheid verleent aan het gestelde doel. Zonder twijfels en zonder bange vermoedens kan ik nu oprecht beginnen aan het eeuwige waagstuk.
2. De kunst des levens
160:2.1 (1775.2)Er zijn slechts twee manieren waarop stervelingen met elkaar kunnen samenleven: de materiële of dierlijke manier, en de geestelijke of menselijke manier. Door gebruik te maken van signalen en geluiden kunnen dieren op beperkte schaal met elkaar communiceren. Deze vormen van communicatie brengen echter geen betekenissen, waarden of ideeën over. Het enige onderscheid tussen de mens en het dier is dat de mens met zijn medemensen kan communiceren door middel van symbolen, die zeer zeker betekenissen, waarden, ideeën en zelfs idealen kunnen aanduiden en identificeren.
160:2.2 (1775.3)Daar dieren geen denkbeelden aan elkaar kunnen overbrengen, kunnen ze geen persoonlijkheid ontwikkelen. De mens ontwikkelt persoonlijkheid omdat hij wèl op deze wijze met zijn medemensen over ideeën en idealen kan communiceren.
160:2.3 (1775.4)Dit vermogen nu om te communiceren en betekenissen en bedoelingen uit te wisselen vormt de cultuur van de mens en stelt hem in staat om via sociale verbanden civilisaties op te bouwen. Kennis en wijsheid worden cumulatief dankzij ’s mensen vermogen om deze verworvenheden aan volgende generaties over te brengen. Hierdoor ontstaan ook de culturele activiteiten van het menselijk geslacht: kunst, wetenschap, religie en filosofie.
160:2.4 (1775.5)De communicatie tussen mensen door middel van symbolen zet aan tot het vormen van sociale groepen. De meest effectieve van alle maatschappelijke groepen is het gezin, en in het bijzonder de twee ouders. Persoonlijke affectie is de geestelijke band die deze materiële associaties bijeenhoudt. Zulk een effectieve betrekking is ook mogelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht, zoals ruimschoots wordt aangetoond door de toewijding in echte vriendschap.
160:2.5 (1775.6)Deze banden van vriendschap en wederzijdse genegenheid zijn socialiserend en veredelend, omdat zij de volgende essentiële factoren van de hogere niveaus van de kunst des levens bevorderen en vergemakkelijken:
160:2.6 (1775.7)1. Wederzijdse zelfexpressie en zelfbegrip. Vele nobele impulsen van de mens verkwijnen omdat er niemand is die luistert wanneer ze tot uitdrukking worden gebracht. Het is waarlijk niet goed voor de mens om alleen te zijn. Een bepaalde mate van erkenning en waardering is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van het karakter van de mens. Zonder de echte liefde van een gezin bereikt geen enkel kind de volle ontwikkeling van een normaal karakter. Karakter is meer dan louter bewustzijn en moraliteit. Van alle sociale betrekkingen die bedoeld zijn om het karakter te ontwikkelen, is de meest doeltreffende en ideale de liefdevolle en begripvolle vriendschap tussen man en vrouw in hun wederzijdse omhelzing in een verstandig huwelijk. Het huwelijk, met de veelvoudige betrekkingen die eruit voortkomen, is het meest geschikt om de kostbare impulsen en hogere beweegredenen tevoorschijn te roepen die onmisbaar zijn voor de ontwikkeling van een sterk karakter. Ik aarzel niet het gezinsleven zo te verheerlijken, want uw Meester heeft wijselijk juist de vader-kind-verhouding gekozen als de hoeksteen van dit nieuwe evangelie van het koninkrijk. En zulk een onvergelijkelijke gemeenschap van betrekking, een man en een vrouw in de liefdevolle omhelzing van de hoogste idealen in de tijd, is een zo waardevolle en bevredigende ervaring, dat men er elke prijs, iedere opoffering, voor over moet hebben.
160:2.7 (1776.1)2. Zielseendracht — de mobilisatie van wijsheid. Ieder mens verwerft vroeg of laat een bepaalde opvatting over deze wereld en een bepaalde visie op de wereld hierna. Door omgang met andere persoonlijkheden is het mogelijk deze opvattingen van het tijdelijke bestaan en de eeuwige vooruitzichten samen te brengen. Zo vermeerdert het bewustzijn van de ene mens zijn geestelijke waarden door zich veel van het inzicht van de ander eigen te maken. Op deze manier verrijken de mensen hun ziel door hun respectieve geestelijke bezittingen samen te voegen. Eveneens en op dezelfde wijze wordt de mens in staat gesteld om die voortdurende neiging te vermijden ten prooi te vallen aan vertekende beelden, vooringenomen gezichtspunten en bekrompen oordeelsvorming. Vrees, afgunst en eigenwaan kunnen alleen worden voorkomen door nauw contact met het denken van anderen. Ik vestig uw aandacht op het feit dat uw Meester u nooit alleen uitzendt in het werk voor de uitbreiding van het koninkrijk: hij stuurt u altijd twee aan twee. En aangezien wijsheid superkennis is, volgt hieruit dat de sociale groep, klein of groot, in de eendracht van wijsheid, alle kennis onderling deelt.
160:2.8 (1776.2)3. Het enthousiasme voor het leven. Afzondering leidt meestal tot uitputting van de energielading van de ziel. De omgang met de medemens is van wezenlijk belang om nieuwe levenslust op te doen en onontbeerlijk om moed te kunnen houden voor de veldslagen die voorvloeien uit het opklimmen naar de hogere niveaus van menselijk leven. Vriendschap verhoogt de vreugde en geeft luister aan de overwinningen in het leven. Liefdevolle, intieme menselijke relaties kunnen het verdriet van lijden wegnemen en veel van de bitterheid van ontberingen. De aanwezigheid van een vriend verhoogt alle schoonheid en verheft alle goedheid. Door intelligente symbolen is de mens in staat de vermogens tot appreciatie van zijn vrienden te stimuleren en te vergroten. Een van de heerlijke bekroningen van de vriendschap tussen mensen is dit vermogen en deze mogelijkheid tot wederzijdse stimulering van de verbeeldingskracht. Er schuilt grote geestelijke kracht in het weten dat men oprecht een gemeenschappelijke zaak is toegewijd, dat men gezamenlijk trouw is aan een kosmische Godheid.
160:2.9 (1776.3)4. De betere verdediging tegen alle kwaad. De omgang met andere persoonlijkheden en onderlinge genegenheid is een doeltreffende verzekering tegen het kwaad. Moeilijkheden, verdriet, teleurstellingen en mislukkingen zijn pijnlijker en ontmoedigender wanneer zij alleen moeten worden gedragen. Kameraadschap verandert kwaad niet in gerechtigheid, maar zij helpt de pijn ervan wel aanzienlijk te verminderen. Uw Meester heeft gezegd: ‘Gelukkig zijn zij die treuren’ — wanneer er een vriend in de buurt is om hen te troosten. Er schuilt positieve kracht in het weten dat ge leeft voor het welzijn van anderen, en dat deze anderen eveneens voor uw welzijn en vooruitgang leven. De mens kwijnt weg in afzondering. Mensen raken steevast ontmoedigd wanneer zij alleen de vergankelijke verrichtingen in de tijd beschouwen. Het heden wordt ergerlijk onbeduidend wanneer het wordt losgesneden van het verleden en de toekomst. Alleen een glimp van de cirkelgang der eeuwigheid kan de mens inspireren zijn best te doen en kan een oproep doen tot het beste in hem om zich tot het uiterste in te spannen. En wanneer een mens zo op zijn best is, leeft hij op de meest onbaatzuchtige wijze voor het welzijn van anderen, zijn medegasten in tijd en eeuwigheid.
160:2.10 (1777.1)Ik herhaal, de ideale mogelijkheden tot zo’n inspirerende, veredelende kameraadschap wordt gevonden in de menselijke relatie van het huwelijk. Wel is waar dat er ook veel wordt bereikt buiten het huwelijk, en zeer vele huwelijken slagen er volstrekt niet in deze morele en geestelijke vruchten voort te brengen. Veel te vaak wordt een huwelijk aangegaan door degenen die andere waarden zoeken, lagere waarden dan deze superieure begeleidende verschijnselen van de volwassenheid van de mens. Het ideale huwelijk moet gebaseerd zijn op iets wat stabieler is dan de schommelingen van het gevoel en de wispelturigheid van louter seksuele aantrekkingskracht; het moet gegrond zijn op echte, wederzijdse persoonlijke toewijding. Indien ge zulke betrouwbare, opmerkelijke, kleine eenheden van menselijke verbondenheid kunt opbouwen, zal de wereld, wanneer deze worden bijeengevoegd, aldus een grootse, verheerlijkte sociale structuur te zien krijgen, de beschaving van de volwassenheid van de sterfelijke mens. Zulk een mensheid zou iets beginnen te verwerkelijken van het ideaal van uw Meester van ‘vrede op aarde en goede wil onder de mensen.’ Hoewel zo’n samenleving niet volmaakt zou zijn of geheel vrij van kwaad, zou ze althans de stabilisatie van de volwasssenheid benaderen.
3. De bekoring van volwassenheid
160:3.1 (1777.2)De inspanning om tot volwassenheid te komen vereist werk, en voor werk is energie nodig. Waar komt de kracht vandaan om dit alles te volbrengen? De materiële dingen kunnen worden beschouwd als geschonken, maar de Meester heeft terecht gezegd: ‘De mens kan door brood alleen niet leven.’ Wanneer ons een normaal lichaam en een redelijk goede gezondheid is geschonken, moeten we vervolgens zoeken naar de lokmiddelen die als stimuli zullen werken om ’s mensen sluimerende geestelijke krachten tevoorschijn te roepen. Jezus heeft ons geleerd dat God in de mens woont; hoe kunnen we de mens er nu toe brengen deze met zijn ziel verbonden krachten van goddelijkheid en oneindigheid vrij te maken? Hoe kunnen wij mensen ertoe brengen om God vrij te laten, zodat hij uit ons moge ontspringen en op zijn doortocht door ons naar buiten, onze eigen ziel moge verkwikken, en vervolgens moge dienen om talloze andere zielen te verlichten, te verheffen en te zegenen? Hoe kan ik het beste de latente krachten van het goede wakker maken die sluimeren in uw ziel? Van één ding ben ik zeker: emotionele opwinding is niet de ideale geestelijke prikkel. Opwinding vermeerdert de energie niet: door opwinding worden de krachten van zowel het bewustzijn als het lichaam veeleer uitgeput. Waar komt de energie vandaan om deze grote dingen te doen? Kijk naar uw Meester. Op ditzelfde ogenblik is hij buiten in de heuvels om kracht op te doen, terwijl wij hier energie afgeven. Het geheim van deze hele opgave ligt besloten in geestelijke gemeenschap, in godsverering. Van de mens uit gezien is het een zaak van meditatie, gecombineerd met ontspannning. Meditatie legt het contact tussen het bewustzijn en de geest; ontspanning bepaalt het vermogen tot geestelijke ontvankelijkheid. En deze inwisseling van kracht voor zwakte, moed voor vrees, de wil van God voor het eigen bewustzijn, is godsverering. Dit is althans de manier waarop de filosoof deze zaken ziet.
160:3.2 (1777.3)Wanneer deze ervaringen dikwijls worden herhaald, kristalliseren zij zich tot gewoonten, krachtgevende, eerbiedige gewoonten, en zulke gewoonten formuleren zich uiteindelijk tot een geestelijk karakter, en zulk een karakter wordt ten slotte door de medemensen onderkend als een gerijpte persoonlijkheid. Deze praktijken zijn in het eerst moeilijk en tijdrovend, maar wanneer zij tot gewoonten worden, zijn zij tegelijk rustgevend en tijdbesparend. Hoe complexer de samenleving wordt en hoe sterker de lokmiddelen van de beschaving zich vermenigvuldigen, des te sterker zal de Godkennende individuele mens de noodzaak voelen om dergelijke beschermende gewoonten en praktijken te ontwikkelen, teneinde zijn geestelijke energie op peil te houden en te vergroten.
160:3.3 (1778.1)Een ander vereiste voor het bereiken van rijpheid is de coöperatieve aanpassing van sociale groepen aan een steeds veranderende omgeving. Het onvolwassen individu wekt de tegenstand op van zijn medemensen; de volwassen mens wint de oprechte medewerking van zijn metgezellen, en verveelvoudigt daardoor de vruchten van zijn inspanningen in het leven.
160:3.4 (1778.2)Mijn levensbeschouwing zegt mij dat ik bij tijden desnoods moet vechten om mijn opvatting van gerechtigheid te verdedigen, maar ik ben er zeker van dat de Meester die een rijper type persoonlijkheid is, gemakkelijk en elegant eenzelfde overwinning zou behalen door zijn betere, innemende optreden met tact en verdraagzaamheid. Wanneer wij strijden voor wat juist is, blijken maar al te vaak zowel de overwinnaar als de overwonnene een nederlaag te hebben geleden. Gisteren nog hoorde ik de Meester zeggen dat ‘de wijze mens die toegang zoekt door een gesloten deur, niet de deur zal vernielen, maar liever de sleutel zal zoeken waarmee de deur geopend kan worden.’ Maar al te vaak gaan wij een gevecht aan alleen om onszelf te overtuigen dat wij niet bang zijn.
160:3.5 (1778.3)Dit nieuwe evangelie van het koninkrijk bewijst een grote dienst aan de kunst des levens, omdat het een nieuwe, rijkere aansporing is tot hoger leven. Het geeft ons een nieuw, verheven bestemmingsdoel, een allerhoogst levensdoel. En deze nieuwe opvattingen van het eeuwige, goddelijke doel van het bestaan, zijn op zichzelf transcendente prikkels, die de reactie van het beste in ’s mensen hogere natuur tevoorschijn roepen. Op iedere bergtop van het intellectuele denken wordt ontspanning voor het bewustzijn gevonden, kracht voor de ziel, en gemeenschap voor de geest. Vanuit zulke gunstige posities van verheven leven is de mens in staat uit te stijgen boven de materiële irritaties van de lagere niveaus van denken — zorgen, jaloezie, afgunst, wraak en de trots van de onvolwassen persoonlijkheid. Deze hoog klimmende zielen verlossen zichzelf van grote hoeveelheden storende conflicten over kleinigheden in het leven, en krijgen daardoor de vrijheid om zich bewust te worden van de hogere stromen van geest-conceptie en hemelse communicatie. Maar het levensdoel moet nauwlettend worden beschermd tegen de verleiding om het op gemakkelijke en voorlopige manieren te bereiken, en het moet eveneens zo worden gekoesterd, dat het onkwetsbaar wordt voor de rampzalige gevaren van fanatisme.
4. Het evenwicht van volwassenheid
160:4.1 (1778.4)Ofschoon ge doelbewust streeft naar het bereiken van eeuwige realiteiten, moet ge ook zorgdragen voor de behoeften van het tijdelijke leven. Ofschoon de geest ons doel is, is het vlees een feit. Soms vallen ons de levensbehoeften bij toeval in de schoot, maar over het algemeen moeten we er met verstand voor werken. De twee grootste opgaven in het leven zijn: een bestaan in de wereld opbouwen, en tot eeuwig leven komen. En zelfs voor de ideale oplossing van de opgave om in ons onderhoud te voorzien is religie nodig. Dit zijn beide hoogst persoonlijke opgaven. Ware religie functioneert in feite niet los van de persoon.
160:4.2 (1778.5)De wezenlijke dingen van het tijdelijke leven zijn naar mijn inzicht:
160:4.3 (1778.6)1. een goede lichamelijke gezondheid;
160:4.4 (1778.7)2. helder en zuiver denken;
160:4.5 (1778.8)3. talent en kundigheid;
160:4.6 (1778.9)4. rijkdom — de goede dingen des levens;
160:4.7 (1778.10)5. het vermogen om nederlagen het hoofd te bieden;
160:4.8 (1778.11)6. cultuur — opvoeding en wijsheid.
160:4.9 (1779.1)Zelfs de fysische problemen van de lichamelijke gezondheid en het prestatievermogen worden het best opgelost wanneer ze worden bezien vanuit het religieuze standpunt van de leer van onze Meester, namelijk dat het lichaam en het bewustzijn van de mens de verblijfplaats zijn van het geschenk der Goden, de geest Gods die de geest des mensen wordt. Het bewustzijn van de mens wordt zo de middelaar tussen materiële zaken en geestelijke realiteiten.
160:4.10 (1779.2)Het vereist intelligentie om zich van zijn aandeel in de begerenswaardige zaken van het leven te verzekeren. Het is geheel onjuist te menen dat men zich door het trouw verrichten van zijn dagelijks werk zekerstelt van de beloning van rijkdom. Behoudens het toevallig verkrijgen van rijkdom dat zich van tijd tot tijd voordoet, blijken de materiële voordelen in het tijdelijke leven via bepaalde, goed georganiseerde kanalen te lopen, en alleen zij die toegang hebben tot deze kanalen kunnen verwachten goed beloond te worden voor hun inspanningen in de wereld. Armoede moet altijd het deel zijn van ieder die rijkdom zoekt langs geïsoleerde, individuele kanalen. Hieruit volgt dat verstandige planning het enige is dat essentieel is voor wereldse voorspoed. Succes vergt niet alleen toewijding aan het werk dat men doet, maar ook dat men functioneert als een onderdeel van een van de kanalen van materiële rijkdom. Indien ge onverstandig bent, kunt ge een toegewijd leven aan uw generatie schenken zonder materiële beloning; indien ge toevallig de begunstigde bent van de stroom van rijkdom, kunt ge u in weelde baden ook al hebt ge niets nuttigs gedaan voor uw medemensen.
160:4.11 (1779.3)Talent is wat ge erft, terwijl kundigheid is wat ge verwerft. Het leven is niet reëel voor iemand die niet één bepaald ding goed, kundig, kan doen. Kundigheid is een van de werkelijke bronnen van voldoening in het leven. Talent houdt de gave in om vooruit te kunnen zien, de gave van een ver vooruitziende blik. Laat u niet misleiden door het verleidelijke loon voor oneerlijke prestaties; weest bereid hard te werken voor de latere opbrengsten die inherent zijn aan eerlijke inspanningen. De wijze mens weet onderscheid te maken tussen doel en middelen, anders streeft de al te gedetailleerde planning voor de toekomst soms zijn eigen hoge doel voorbij. Als zoeker naar genoegens dient ge steeds te trachten om zowel producent als consument te zijn.
160:4.12 (1779.4)Oefent uw geheugen om de krachtgevende en nuttige episodes in uw leven in heilige bewaring te houden, zodat ge deze wanneer ge maar wilt kunt oproepen voor uw genoegen en stichting. Bouwt aldus voor uzelf en in uzelf voorraadkamers van schoonheid, goedheid en kunstzinnige grootsheid op. De nobelste van alle herinneringen zijn echter de als schatten bewaarde grote momenten in een prachtige vriendschap. En al deze schatten van de herinnering spreiden hun kostbaarste, meest verheffende werking om zich heen wanneer zij worden losgemaakt door de aanraking van geestelijke godsverering.
160:4.13 (1779.5)Het leven zal echter een last voor u worden indien ge niet leert om met gratie te falen. Er schuilt een kunst in de nederlaag, die edele zielen zich altijd eigen maken: ge moet opgewekt kunnen verliezen, ge moet niet bang zijn voor teleurstellingen. Aarzelt nooit toe te geven dat ge gefaald hebt. Probeert nooit uw falen te verbergen achter bedrieglijke glimlachjes en stralend optimisme. Het klinkt goed als ge altijd zegt dat ge geslaagd bent in wat ge hebt ondernomen, maar de eindresultaten zijn ontzettend. Deze handelwijze leidt rechtstreeks tot het scheppen van een wereld van irrealiteit en tot de onvermijdelijke ineenstorting daarvan door uiteindelijke ontgoocheling.
160:4.14 (1779.6)Succes kan moed geven en bevorderlijk zijn voor het zelfvertrouwen, maar wijsheid verwerft men alleen door de ervaringen van aanpassing aan de gevolgen van falen. Mensen die de voorkeur geven aan optimistische illusies boven de realiteit, kunnen nooit wijs worden. Alleen zij die feiten onder ogen zien en deze aan idealen aanpassen, kunnen wijsheid verwerven. Wijsheid omvat zowel het feit als het ideaal, en behoedt degenen die haar betrachten daarom voor de twee onvruchtbare uitersten der filosofie — de mens wiens idealisme de feiten buitensluit en de materialist die gespeend is van alle geestelijk perspectief. De angstige zielen die de levensstrijd slechts kunnen volhouden met behulp van ononderbroken valse illusies van succes, zijn gedoemd te falen en het onderspit te delven wanneer zij uiteindelijk ontwaken uit de droomwereld die zij zich hebben verbeeld.
160:4.15 (1780.1)Vooral nu in deze kwestie van het onder ogen zien van falen en het zich aanpassen aan mislukking, oefent de vèrreikende visie van de religie haar allerhoogste invloed uit. Falen is eenvoudig een vormingsepisode — een cultureel experiment in het verwerven van wijsheid — in de ervaring van de mens die God zoekt en is begonnen aan het eeuwige avontuur van de ontdekkingstocht door een heel universum. Voor zulk een mens is een nederlaag slechts een nieuw hulpmiddel om hogere niveaus van universum-realiteit te bereiken.
160:4.16 (1780.2)De loopbaan van een mens die God zoekt, kan in het licht der eeuwigheid een groot succes blijken ook al lijkt de hele onderneming van het tijdelijke leven een overweldigende mislukking, mits ieder falen in het leven het kweken van wijsheid en geest-verworvenheden heeft opgeleverd. Begaat niet de fout dat ge kennis, cultuur en wijsheid met elkaar verwart. In het leven zijn deze onderling verbonden, maar zij vertegenwoordigen enorm verschillende geest-waarden: wijsheid staat steeds boven kennis en verheft de cultuur altijd naar een hoger niveau.
5. De religie van het ideaal
160:5.1 (1780.3)Ge hebt mij gezegd dat uw Meester de individuele ervaring met geestelijke realiteiten als de ware religie van de mens beschouwt. Ik heb religie beschouwd als ’s mensen ervaring dat hij reageert op iets dat hij de hulde en toewijding van de gehele mensheid waardig acht. In deze zin symboliseert religie onze allerhoogste toewijding aan datgene wat onze hoogste opvatting vormt van de idealen der realiteit en het verste bereik van ons denken over eeuwige vooruitzichten die geestelijk bereikt kunnen worden.
160:5.2 (1780.4)Wanneer mensen op religie reageren in de tribale, nationale of raciale zin, komt dat doordat zij mensen buiten hun groep niet als waarlijk menselijk beschouwen. Wij beschouwen het object van onze religieuze loyaliteit altijd als aller mensen eerbied waardig. Religie kan nooit alleen maar een zaak zijn van verstandelijk geloof of filosofische redenering; religie is immer en altijd een wijze van reageren op levenssituaties, ze is een soort gedrag. Religie behelst eerbiedig denken, voelen en handelen met betrekking tot een realiteit die we waardig achten om universeel aanbeden te worden.
160:5.3 (1780.5)Wanneer iets tot religie is geworden in uw ervaring, is het vanzelfsprekend dat ge reeds een actieve evangelist van die religie bent geworden, aangezien ge de allerhoogste conceptie in uw religie de verering van de gehele mensheid waardig acht, ja van alle denkende wezens in het universum. Indien ge niet een positieve, zendingsevangelist van uw religie bent, hebt ge uzelf misleid in de zin dat wat gij religie noemt, niet meer dan een traditioneel geloof is, of niet meer dan een intellectueel filosofisch systeem. Indien uw religie een geestelijke ervaring is, moet het voorwerp van uw verering de universele geest-realiteit zijn en het universele ideaal van al uw vergeestelijkte ideeën. Alle religies die gebaseerd zijn op vrees, emotie, traditie en filosofie, noem ik de intellectuele religies, terwijl ik de religies die gegrond zijn op echte geest-ervaring de ware religies zou willen noemen. Het voorwerp van religieuze toewijding kan materieel of geestelijk zijn, waar of onwaar, werkelijk of onwerkelijk, menselijk of goddelijk. Religies kunnen daarom of goed of kwaad zijn.
160:5.4 (1780.6)Ethiek en religie zijn niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. Een ethisch systeem kan tot een religie worden wanneer het een voorwerp van verering gaat omvatten. Een religie die niet langer een universeel beroep vermag te doen op de loyaliteit en de allerhoogste toewijding van haar aanhangers, kan zich ontwikkelen tot een filosofisch systeem of een morele code. Deze zaak, het wezen, de staat, de bestaansorde, of de mogelijkheid die bereikt kan worden, al wat het allerhoogste ideaal van de religieuze loyaliteit vormt en de ontvanger is van de religieuze devotie van degenen die aanbidden, is God. Welke naam ook gegeven wordt aan dit ideaal van geest-realiteit, het is God.
160:5.5 (1781.1)De sociale kenmerken van een echte religie bestaan in het feit dat zij steevast tracht de individuele mens te bekeren en de wereld te transformeren. Religie impliceert het bestaan van nog onontdekte idealen die ver boven de bekende standaarden van ethiek en moraal uitstijgen, zelfs zoals deze zijn belichaamd in de hoogste sociale gebruiken van de meest gerijpte instellingen der beschaving. Religie reikt naar nog onontdekte idealen, nog onverkende werkelijkheden, bovenmenselijke waarden, goddelijke wijsheid, en het bereiken van echte geest-niveaus. Echte religie doet al deze dingen: geen andere overtuigingen zijn het waard religie genoemd te worden. Er bestaat geen echte geestelijke religie zonder het hoge, verheven ideaal van een eeuwige God. Een religie zonder deze God is een uitvinding van de mens, een menselijke institutie van levenloze, intellectuele geloofsvormen en betekenisloze, emotionele ceremoniën. Een religie zou een hoog ideaal als voorwerp van haar devotie kunnen verkondigen. Dergelijke idealen van irrealiteit zijn echter niet haalbaar, zulk een idee is illusionair. De enige idealen die voor de mens bereikbaar zijn, zijn de goddelijke realiteiten van de oneindige waarden die berusten in het geestelijke feit van de eeuwige God.
160:5.6 (1781.2)Het woord God, de idee God tegenover het ideaal God, kan een deel worden van iedere religie, hoe kinderlijk of onjuist die religie ook moge zijn. En deze idee van God kan alles worden wat degenen die haar hebben, verkiezen ervan te maken. De lagere religies vormen hun ideeën over God zodanig, dat ze tegemoet komen aan de natuurlijke staat van het menselijk hart; de hogere religies eisen dat het hart van de mens zich verandert, zodat het aan de eisen van de idealen van ware religie voldoet.
160:5.7 (1781.3)De religie van Jezus gaat al onze vroegere opvattingen van de idee van godsverering te boven, doordat hij zijn Vader niet alleen afschildert als het ideaal van oneindige realiteit, maar ook stellig verklaart dat deze goddelijke bron van waarden en eeuwig centrum van het universum waarlijk persoonlijk bereikbaar is voor ieder sterfelijk schepsel dat verkiest het koninkrijk des hemels hier op aarde binnen te gaan, daarmede te kennen gevend dat hij zijn zoonschap bij God en zijn broederschap met de mensen aanvaardt. Ik meen te mogen beweren dat dit de hoogste opvatting van religie is die de wereld ooit heeft gekend, en ik ben van oordeel dat er nooit een hogere zal kunnen zijn, omdat dit evangelie de oneindigheid van realiteiten, de goddelijkheid van waarden, en de eeuwigheid van wat universeel bereikt kan worden, omvat. Zulk een conceptie vormt het bereiken van de ervaring van het idealisme van het allerhoogste en het ultieme.
160:5.8 (1781.4)Ik ben niet alleen geboeid door de volkomenheid van de idealen van deze religie van uw Meester, maar ik voel ook een sterke behoefte om mijn geloof uit te spreken in zijn boodschap dat deze idealen van geest-realiteit bereikbaar zijn; dat gij en ik aan dit lange, eeuwige avontuur kunnen beginnen met zijn verzekering dat het vaststaat dat wij uiteindelijk bij de poorten van het Paradijs zullen aankomen. Broeders, ik ben een gelovige, ik ben op weg gegaan, ik ben met u onderweg in dit avontuur der eeuwigheid. De Meester zegt dat hij van de Vader komt, en dat hij ons de weg zal wijzen. Ik ben er ten volle van overtuigd dat hij de waarheid spreekt. Ik ben er definitief van overtuigd dat er los van de eeuwige Universele Vader, geen bereikbare idealen van realiteit of volmaakte waarden bestaan.
160:5.9 (1781.5)Ik kom hier dus niet alleen de God van bestaansvormen vereren, maar de God van de mogelijkheid van alle toekomstige bestaansvormen. Daarom moet uw toewijding aan een allerhoogst ideaal, indien dat ideaal werkelijk is, de toewijding zijn aan deze God van de vroegere, huidige en toekomende universa van dingen en wezens. En er is geen andere God, want er kan onmogelijk een andere God zijn. Alle andere goden zijn verdichtsels van de verbeelding, illusies van het sterfelijk bewustzijn, vertekeningen door valse logica, en voor degenen die ze scheppen, zijn het afgoden waarmee zij zichzelf bedriegen. Ja, ge kunt een religie hebben zonder deze God, maar deze betekent niets. Wanneer ge tracht het woord God in de plaats te stellen van de realiteit van dit ideaal van de levende God, brengt ge uzelf slechts op een dwaalspoor, want dan stelt ge een idee in de plaats van een ideaal, een goddelijke realiteit. Zulke geloofsopvattingen zijn niet meer dan religies van de wensende verbeelding.
160:5.10 (1782.1)Ik zie de leer van Jezus als religie op zijn best. Dit evangelie stelt ons in staat de ware God te zoeken en hem te vinden. Maar zijn wij bereid de prijs te betalen voor dit binnentreden in het koninkrijk des hemels? Zijn wij bereid opnieuw geboren te worden? Om herschapen te worden? Zijn wij bereid ons te onderwerpen aan dit vreselijke proces van zelfbeproeving, van zelfvernietiging en wederopbouw van de ziel? Heeft de Meester niet gezegd: ‘Wie zijn leven wil behouden, moet het verliezen. Meen niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen maar veeleer zielestrijd’? Maar het is waar, wanneer we de prijs hebben betaald van onze toewijding aan de wil van de Vader, ervaren we inderdaad grote vrede, mits we blijven wandelen op deze geestelijke wegen van geheiligd leven.
160:5.11 (1782.2)Nu verzaken wij waarlijk de bekoring van de bekende bestaansorde, terwijl wij zonder voorbehoud onze queeste wijden aan de bekoring van de onbekende, onverkende bestaansorde van een toekomstig leven van avontuur in de geest-werelden van het hogere idealisme der goddelijke realiteit. En wij zoeken naar de betekenis-symbolen waarmee wij aan onze medemensen deze begrippen van de realiteit van het idealisme van de religie van Jezus duidelijk kunnen maken, en wij zullen niet ophouden te bidden om de dag wanneer de hele mensheid met geestdrift zal zijn vervuld door het gemeenschappelijke visioen van deze allerhoogste waarheid. Op dit ogenblik is het gefocaliseerde begrip van de Vader zoals wij het in ons hart bewaren, het begrip dat God geest is, en zoals wij het aan onze medemensen duidelijk maken, het begrip dat God liefde is.
160:5.12 (1782.3)De religie van Jezus eist levende, geestelijke ervaring. Andere religies mogen bestaan in traditionele geloofsopvattingen, emotionele gevoelens, filosofisch bewustzijn en zo meer, maar de leer van de Meester vraagt het bereiken van actuele niveaus van reële geest-voortgang.
160:5.13 (1782.4)Het zich bewust zijn van de impuls om zoals God te zijn, is geen echte religie. De gevoelens van het bewogen worden om God te aanbidden zijn geen echte religie. Het kennen van de overtuiging dat men zichzelf moet verzaken en God moet dienen is geen echte religie. De wijsheid in de redenering dat deze religie de allerbeste is, is geen religie als persoonlijke, geestelijke ervaring. Ware religie heeft betrekking op onze bestemming en de realiteit van het bereiken daarvan, evenals op de realiteit en het idealisme van datgene wat van ganser harte in geloof wordt aanvaard. En dit alles moet voor ons persoonlijk gemaakt worden door de openbaring van de Geest van Waarheid.
160:5.14 (1782.5)Zo eindigden de verhandelingen van de Griekse filosoof die tot de grootsten van zijn volk behoorde en was gaan geloven in het evangelie van Jezus.