Overslaan en naar de inhoud gaan

Verhandeling 110 - De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

Het Urantia Boek

Verhandeling 110

De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

110:0.1 (1203.1)DE GAVE van vrijheid aan onvolmaakte wezens brengt onvermijdelijke tragiek met zich mee, en het is de natuur van de volmaakte voorouderlijke Godheid om universeel en vol genegenheid, in liefdevolle kameraadschap, dit lijden te delen.

110:0.2 (1203.2)Voorzover ik de aangelegenheden van een universum kan overzien, beschouw ik de liefde en toewijding van een Gedachtenrichter als de meest waarlijk goddelijke genegenheid in de ganse schepping. De liefde van de Zonen in hun dienstbetoon aan de geslachten der mensen is indrukwekkend, maar de toewijding van een Richter aan de individuele mens is roerend subliem, goddelijk Vaderlijk. De Paradijs-Vader heeft deze vorm van persoonlijk contact met zijn individuele schepselen blijkbaar uitsluitend voorbehouden aan zichzelf, als een Schepper-prerogatief. Er bestaat in het hele universum van universa dan ook niets dat geheel vergelijkbaar is met het wonderbaarlijke dienstbetoon van deze onpersoonlijke entiteiten, die op zulk een fascinerende wijze inwonen in de kinderen van de evolutionaire planeten.

1. Het inwonen in het sterfelijk bewustzijn

110:1.1 (1203.3)Men moet zich Richters niet voorstellen als wonend in de materiële hersenen van mensen. Zij zijn geen organisch deel van de fysische schepselen in de verschillende gebieden. Het is juister u de Gedachtenrichter voor te stellen als wonend in het sterfelijke bewustzijn van de mens, dan als bestaand binnen de begrenzingen van een enkel lichamelijk orgaan. En indirect en onherkend communiceert de Richter voortdurend met zijn menselijke subject, vooral tijdens de sublieme ervaringen van eerbiedig contact tussen bewustzijn en geest in het bovenbewustzijn.

110:1.2 (1203.4)Ik zou willen dat het mij mogelijk was evoluerende stervelingen te helpen tot een beter begrip te komen van, en een diepere waardering voor, het onbaatzuchtige, prachtige werk van de Richters die in hen wonen en zich zo trouw wijden aan hun taak om ’s mensen geestelijke welzijn te bevorderen. Deze Mentoren verlenen doeltreffende bijstand aan de hogere fasen van ’s mensen bewustzijn; zij zijn wijze, ervaren bewerkers van het geestelijke potentieel van het menselijke intellect. Deze hemelse helpers wijden zich aan de ontzagwekkende taak om u veilig binnenwaarts en opwaarts te geleiden naar de beschutte hemelse haven van geluk. Deze onvermoeibare werkers hebben zich in dienst gesteld van de toekomstige personificatie van de triomf van goddelijke waarheid in uw eeuwig leven. Zij zijn degenen die waken en arbeiden om het denken van de zich van God bewuste mens weg te loodsen van de gevaarlijke klippen van het kwaad, terwijl zij de evoluerende ziel van de mens bekwaam naar de goddelijke havens van volmaaktheid loodsen, aan vergelegen, eeuwige kusten. De Richters leiden u vol liefde, zij zijn uw betrouwbare en onfeilbare gidsen door de duistere, ongewisse doolhof van uw korte aardse levensloop; zij zijn de geduldige leraren die hun subjecten aldoor aansporen om voorwaarts te gaan op het pad van steeds toenemende volmaaktheid. Zij zijn de zorgzame behoeders van de sublieme waarden in het karakter van het schepsel. Ik wilde wel dat ge hen meer zoudt kunnen liefhebben, meer met hen zoudt meewerken, en hun aanwezigheid met meer genegenheid zoudt koesteren.

110:1.3 (1204.1)Ofschoon de goddelijke inwonenden zich voornamelijk bezig houden met uw geestelijke voorbereiding voor het volgende stadium van het nimmer eindigend bestaan, zijn zij ook hogelijk geïnteresseerd in uw wereldlijke welzijn en in uw werkelijke prestaties op aarde. Zij vinden het een waar genoegen bij te kunnen dragen aan uw gezondheid, geluk en ware voorspoed. Zij staan niet onverschillig tegenover uw welslagen in alle zaken die uw vorderingen op de planeet betreffen, en niet in strijd zijn met uw toekomstige leven van eeuwige vooruitgang.

110:1.4 (1204.2)Richters zijn geïnteresseerd in, en houden zich bezig met, uw dagelijkse handelingen en de vele bijzonderheden van uw leven, voorzover deze van invloed zijn op uw keuzebepaling in belangrijke wereldlijke zaken en op uw geestelijke beslissingen, die van vitaal belang zijn en daardoor factoren in de oplossing van uw opgave om uw ziel te doen overleven en eeuwige vooruitgang te maken. Hoewel passief met betrekking tot uw zuiver tijdelijke welzijn, is de Richter goddelijk actief met betrekking tot alle zaken die uw eeuwige toekomst raken.

110:1.5 (1204.3)De Richter blijft bij u in alle rampen en gedurende alle ziekten die uw verstandelijke vermogens niet geheel ruïneren. Maar het is zeer onheus om welbewust het fysieke lichaam te verontreinigen of anderszins opzettelijk te schenden, het lichaam dat als de aardse tabernakel moet dienen voor dit wonderbare geschenk van God. Alle fysische vergiften hebben een sterk remmende werking op de pogingen van de Richter om het materiële bewustzijn te verheffen, terwijl de mentale vergiften zoals vrees, boosheid, afgunst, jaloezie, achterdocht en onverdraagzaamheid, de geestelijke vooruitgang van de evoluerende ziel eveneens enorm tegenwerken.

110:1.6 (1204.4)Nu beleeft ge de periode waarin uw Richter u voor zich tracht te winnen; en indien ge het vertrouwen maar niet beschaamt dat in u is gesteld door de goddelijke geest die tracht een eeuwige vereniging met uw bewustzijn en ziel te bereiken, dan zal ten slotte die morontia-eenheid tot stand komen, die bovenaardse harmonie, die kosmische coördinatie, dat goddelijke op elkaar afgestemd zijn, die hemelse fusie, die nimmer eindigende versmelting van uw identiteiten, die wezenseenheid die zo volmaakt en finaal is, dat zelfs de meest ervaren persoonlijkheden nooit onderscheid kunnen maken tussen de fusie-partners — de sterfelijke mens en de goddelijke Richter — of hen nog als afzonderlijke identiteiten kunnen herkennen.

2. Richters en de wil van de mens

110:2.1 (1204.5)Wanneer de Gedachtenrichter in het bewustzijn van een mens komt wonen, brengt hij een model mee van diens levensloop, van het ideale leven dat hijzelf en de Gepersonaliseerde Richters van Divinington hebben vastgesteld en voorbeschikt, en dat door de Gepersonaliseerde Richter van Urantia is gewaarmerkt. Zo beginnen zij hun werk met een welomlijnd, van te voren opgesteld plan voor de verstandelijke en geestelijke ontwikkeling van hun menselijke subject, doch geen mens is verplicht dit plan te accepteren. Ge zijt allen het voorwerp van predestinatie, maar het is niet voorbeschikt dat ge deze goddelijke predestinatie ook moet aanvaarden: het staat u geheel vrij om het hele programma van de Gedachtenrichter of een gedeelte ervan af te wijzen. Het is hun taak om die veranderingen in uw denken en die geestelijke aanpassingen te bewerkstelligen, die gij gaarne en intelligent kunt inwilligen, opdat zij meer invloed kunnen verkrijgen op de richting waarin de persoonlijkheid zich beweegt; onder geen voorwaarde echter zullen de goddelijke Mentoren ooit misbruik van u maken of u op enigerlei wijze eigenmachtig in uw keuzen en beslissingen beïnvloeden. De Richters eerbiedigen de soevereiniteit van uw persoonlijkheid: zij zijn altijd ondergeschikt aan uw wil.

110:2.2 (1204.6)Zij zijn volhardend, vindingrijk, en volmaakt in hun werkmethoden, maar de volitionele zelfheid van hun gastheren doen zij nimmer geweld aan. Geen mens zal door een goddelijke Mentor ooit tegen zijn wil vergeestelijkt worden; overleving is een gave van de Goden, die begeerd moet worden door de schepselen in de tijd. Per slot van rekening zal uit de verslagen blijken dat iedere transformatie die de Richter voor u heeft kunnen bewerkstelligen, tot stand is gebracht met uw toestemming en medewerking; ge zult een gewillige partner van de Richter zijn geweest bij het bereiken van iedere trede van de geweldige transformatie van de opklimmingsloopbaan. De Richter tracht niet uw denken, als zodanig, te beheersen, doch het veeleer te vergeestelijken, het te vereeuwigen.

110:2.3 (1205.1)Noch engelen, noch Richters, leggen zich erop toe de gedachten van de mens rechtstreeks te beïnvloeden: dit is het exclusieve prerogatief van uw persoonlijkheid. De Richters wijden zich aan het verbeteren, wijzigen, richten en coördineren van uw denkprocessen, maar meer speciaal en specifiek wijden zij zich aan het werk van het opbouwen van een geestelijke pendant van uw levensloop, een morontia-afschrift van uw ware, vorderende zelf, met het oog op uw overleving.

110:2.4 (1205.2)Richters werken in de sferen van de hogere niveaus van het menselijke denken en trachten daarbij onophoudelijk morontia-duplicaten te maken van ieder denkbeeld dat in het intellect van de sterveling ontstaat. Er zijn daarom twee realiteiten die de circuits van het menselijk bewustzijn raken en daarin hun middelpunt hebben: de ene realiteit is een sterfelijk zelf dat zich heeft ontwikkeld uit de oorspronkelijke plannen van de Levendragers, de andere is een onsterfelijke entiteit uit de hoge sferen van Divinington, een inwonend geschenk van God. Maar het sterfelijk zelf is ook een persoonlijk zelf; het heeft persoonlijkheid.

110:2.5 (1205.3)Als persoonlijk schepsel hebt ge bewustzijn en wilsvermogen. De Richter, als voorpersoonlijk schepsel, heeft voorbewustzijn en voorwil. Indien ge zo’n volledige overeenstemming bereikt met het bewustzijn van de Richter dat ge eender denkt, dan wordt uw beider bewustzijn één en ontvangt ge de versterking van het bewustzijn van de Richter. Indien vervolgens uw wil de uitvoering van de beslissingen van dit nieuwe, of gecombineerde, bewustzijn beveelt en doorzet, bereikt de voorpersoonlijke wil van de Richter persoonlijkheidsuitdrukking door uw beslissing, en zijt gij en de Richter, wat dit specifieke plan betreft, één. Uw bewustzijn heeft de afstemming op het goddelijke bereikt, en de wil van de Richter heeft persoonlijkheidsuitdrukking verworven.

110:2.6 (1205.4)Naar de mate waarin deze identiteit wordt gerealiseerd, benadert ge mentaal de morontia-orde van bestaan. Morontia-bewustzijn is een begrip dat het wezen en het totaal aangeeft van de bewust- zijnssamenwerking van ongelijksoortige materiële en geestelijke naturen. Morontia-intellect impliceert derhalve een tweevoudig bewustzijn in het plaatselijk universum, dat beheerst wordt door één wil. En bij stervelingen is dit een wil die, hoewel in oorsprong menselijk, nu goddelijk wordt door ’s mensen identificatie van zijn menselijke bewustzijn met het bewustzijn Gods.

3. Samenwerking met de Richter

110:3.1 (1205.5)Richters spelen het heilige, prachtige spel der eeuwen; zij zijn een der allerhoogste avonturen in tijd en ruimte aangegaan. En hoe gelukkig zijn zij niet wanneer uw medewerking het hun mogelijk maakt u bij te staan in uw korte worsteling in de tijd, terwijl zij hun meeromvattende taken der eeuwigheid blijven uitvoeren. Wanneer uw Richter met u tracht te communiceren, gaat de boodschap echter gewoonlijk verloren in de materiële onderstromen binnen de energiestromingen van het menselijk bewustzijn; slechts af en toe kunt ge een echo, een zwakke, verre echo, van de goddelijke stem opvangen.

110:3.2 (1205.6)Het welslagen van uw Richter in de onderneming om u door het sterfelijke leven heen te loodsen en uw overleving tot stand te brengen, hangt niet zozeer af van de theorieën die ge aanhangt, als wel van uw beslissingen, besluiten en standvastig geloof. Al deze stappen in de groei van uw persoonlijkheid worden krachtige invloeden die uw voortgang bevorderen, omdat zij u helpen mee te werken met de Richter: zij helpen u uw weerstand te laten varen. Gedachtenrichters slagen in hun aardse ondernemingen, of falen daar ogenschijnlijk in, naar de mate waarin stervelingen erin slagen of falen mee te werken met het plan volgens hetwelk zij vooruit moeten worden gebracht op het opwaartse pad dat naar het bereiken van volmaaktheid voert. Het geheim van de overleving schuilt in het allerhoogste verlangen van de mens om zoals God te zijn, en in zijn daarmee gepaard gaande bereidheid om al het mogelijke te doen en te zijn dat van wezenlijk belang is voor het uiteindelijk bereiken van datgene waarnaar zijn alles overheersend verlangen uitgaat.

110:3.3 (1206.1)Wanneer wij spreken van het welslagen of het falen van een Richter, spreken wij in termen van de overleving van een mens. Richters falen nooit; zij maken deel uit van de goddelijke essentie en komen altijd triomferend uit elk van hun ondernemingen tevoorschijn.

110:3.4 (1206.2)Ik kan niet nalaten op te merken dat zo velen van u veel tijd en aandacht besteden aan onbelangrijke kleinigheden des levens, terwijl ge de meer essentiële realiteiten van eeuwig belang bijna geheel over het hoofd ziet — juist die prestaties die betrekking hebben op de ontwikkeling van een meer harmonische werkovereenkomst tussen u en uw Richter. Het belangrijkste doel van het menselijk bestaan is om afgestemd te raken op de goddelijkheid van de inwonende Richter; de belangrijkste prestatie in het leven van een sterveling is het bereiken van ware, begripvolle toewijding aan de eeuwige doeleinden van de goddelijke geest die binnen uw bewustzijn wacht en werkt. Een toegewijd, vastberaden pogen om uw eeuwige bestemming te verwezenlijken laat zich echter heel goed verenigen met een onbezorgd en blijmoedig leven en met een geslaagde, eervolle loopbaan op aarde. Samenwerking met de Gedachtenrichter brengt geen zelfkwelling met zich mee, geen voorgewende vroomheid of hypocriet vertoon van zelfvernedering: het ideale leven is meer een leven van liefdevol dienen dan een bestaan vol zorg en vrees.

110:3.5 (1206.3)Verwarring, een toestand van onzekerheid, soms zelfs van ontmoediging en verbijstering, behoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op weerstand tegen de leiding van de inwonende Richter. Attitudes als deze kunnen soms duiden op een gebrek aan actieve medewerking met de goddelijke Mentor en kunnen derhalve de geestelijke vooruitgang enigszins vertragen, maar dergelijke verstandelijke emotionele moeilijkheden belemmeren geenszins de zekere overleving van de Godkennende ziel. Onwetendheid op zichzelf kan nooit de overleving verhinderen, en evenmin is dit het geval met uit verwarring voortkomende twijfel en angstige onzekerheid. Alleen welbewuste weerstand tegen de leiding van de Richter kan de overleving van de evoluerende onsterfelijke ziel verhinderen.

110:3.6 (1206.4)Ge moet de samenwerking met uw Richter niet als een bijzonder bewust proces zien, want dat is het niet; uw motieven en uw beslissingen, uw trouw aan uw vaste voornemens en uw allerhoogste verlangens, vormen echter een wezenlijke en doeltreffende medewerking. Ge kunt bewust de harmonie met de Richter doen toenemen door:

110:3.7 (1206.5)1. te verkiezen gehoor te geven aan de goddelijke leiding; eerlijk en oprecht uw diepste besef van waarheid, schoonheid en goedheid tot grondslag te maken van uw menselijk leven en deze kwaliteiten van goddelijkheid vervolgens te coördineren door wijsheid, godsverering, geloof en liefde.

110:3.8 (1206.6)2. God lief te hebben en te verlangen om zoals hij te zijn — echte erkenning van het goddelijke vaderschap en liefdevolle aanbidding van de hemelse Vader.

110:3.9 (1206.7)3. De mensen lief te hebben en van ganser harte te verlangen hen te dienen — de oprechte erkenning van de broederschap der mensen, gekoppeld aan intelligente, wijze genegenheid voor elk van uw medestervelingen.

110:3.10 (1206.8)4. Vreugdevolle aanvaarding van het kosmische burgerschap — de oprechte erkenning van uw toenemende verplichtingen jegens de Allerhoogste en het besef van de wederzijdse afhankelijkheid van de evolutionaire mens en de evoluerende Godheid. Dit betekent de geboorte van kosmische moraliteit en het dagende besef van universele verplichtingen.

4. Het werk van de Richter in het bewustzijn

110:4.1 (1207.1)Richters zijn in staat de aanhoudende stroom van kosmische informatie die over de hoofdcircuits van tijd en ruimte binnenkomt, te ontvangen: zij staan in volle verbinding met de geest-informatie en -energie van de universa. Maar deze machtige inwonenden kunnen niet erg veel van deze rijkdom aan wijsheid en waarheid overdragen aan het bewustzijn van hun sterfelijke subjecten, vanwege het gebrek aan gemeenschappelijkheid van natuur en de afwezigheid van responsieve herkenning.

110:4.2 (1207.2)De Gedachtenrichter spant zich voortdurend in om uw bewustzijn zodanig te vergeestelijken, dat uw morontia-ziel tot ontwikkeling komt; gijzelve zijt u echter meestal niet bewust van deze innerlijke diensten. Ge kunt op geen enkele wijze onderscheid maken tussen het product van uw eigen materiële verstand en dat van de vereende activiteiten van uw ziel en de Richter.

110:4.3 (1207.3)Bepaalde plotselinge ingevingen van gedachten, plotselinge gevolgtrekkingen en andere mentale beelden zijn soms direct of indirect het werk van de Richter. Veel vaker echter zijn het ideeën die plotseling in het bewustzijn opduiken nadat zij zich in de verzonken lagen hebben gegroepeerd — natuurlijke, alledaagse voorvallen in het psychisch functioneren, die inherent zijn aan de circuits van het evoluerende dierlijke bewustzijn. (In tegenstelling tot deze onderbewuste emanaties, verschijnen de openbaringen van de Richter via de gebieden van het bovenbewustzijn.)

110:4.4 (1207.4)Vertrouwt alle zaken van het bewustzijn, vanaf de allereerste rimpeling van bewustheid, toe aan de hoede van de Richters. Te zijner tijd zullen zij, zoniet in deze wereld, dan wel op de woningwerelden, getrouwelijk rekenschap afleggen van hun rentmeesterschap, en uiteindelijk zullen zij de bedoelingen en waarden die aan hun zorg en hoede werden toevertrouwd, weer tevoorschijn brengen. Zij zullen alle waardige schatten van uw sterfelijk bewustzijn doen herrijzen indien ge tot overleving komt.

110:4.5 (1207.5)Er bestaat een diepe kloof tussen het menselijke en het goddelijke, tussen de mens en God. De mensengeslachten op Urantia zijn in zo hoge mate elektrisch en chemisch gereguleerd, zij lijken in hun algemene gedrag zozeer op de dieren, zij zijn zo emotioneel in hun alledaagse reacties, dat het voor de Mentoren buitengewoon moeilijk wordt hen te leiden en richting te geven. Het ontbreekt u zozeer aan moedige beslissingen en toegewijde medewerking, dat uw inwonende Richters het welhaast onmogelijk vinden rechtstreeks met uw menselijke bewustzijn te communiceren. En zelfs wanneer het hun wèl mogelijk is een glimp van nieuwe waarheid over te flitsen naar de evoluerende ziel van een sterveling, verblindt deze geestelijke openbaring het schepsel dikwijls zodanig, dat er een convulsie van fanatisme ontstaat, of dat er andere intellectuele beroeringen in gang gezet worden, met rampzalige gevolgen. Menige nieuwe religie en menig vreemd ‘isme’ dankt zijn ontstaan aan onvolgroeide, onvolledige, verkeerd begrepen en verminkte mededelingen van de Gedachtenrichters.

110:4.6 (1207.6)De archieven op Jerusem laten zien dat er reeds vele duizenden jaren lang per generatie steeds minder mensen zijn geweest die veilig konden functioneren met zelfhandelende Richters. Dit is een alarmerende toestand, en de superviserende persoonlijkheden van Satania stemmen in met de voorstellen van sommigen van uw meer directe planetaire supervisoren, die voorstaan dat er maatregelen worden getroffen om de hogere geestelijke typen onder de mensenrassen van Urantia speciale aandacht te schenken en dezen in stand te houden.

5. Onjuiste voorstellingen aangaande de leiding van de Richter

110:5.1 (1207.7)De missie en invloed van de Richter moeten niet verward of verwisseld worden met wat gewoonlijk het geweten wordt genoemd: er bestaat geen direct verband tussen deze beide. Het geweten is een menselijke en zuiver psychische reactie. Men moet het niet minachten, maar men kan moeilijk zeggen dat het de stem Gods tot de ziel is, hetgeen de stem van de Richter inderdaad zou zijn indien deze gehoord kon worden. Het geweten spoort u terecht aan te doen wat juist is, maar de Richter tracht u bovendien te zeggen wat waarlijk juist is: dat wil zeggen, wanneer en voorzover ge in staat zijt om de leiding van de Mentor waar te nemen.

110:5.2 (1208.1)De droomervaringen van de mens, de wanordelijke en onsamenhangende parade van het ongecoördineerde slapende bewustzijn, tonen voldoende duidelijk aan dat de Richters er niet in slagen de uiteenlopende factoren in het bewustzijn van de mens te harmoniseren en met elkaar in verband te brengen. De Richters kunnen in één enkel leven eenvoudig niet eigenmachtig twee zo ongelijke en geheel verschillende typen denken als het menselijke en het goddelijke met elkaar coördineren en synchroniseren. Wanneer zij daar wel in slagen, zoals soms is gebeurd, dan worden zulke zielen rechtstreeks overgebracht naar de woningwerelden, zonder dat zij de ervaring van de dood behoeven door te maken.

110:5.3 (1208.2)Gedurende de slaaptijd poogt de Richter slechts datgene tot stand te brengen, waarmee de wil van de persoonlijkheid in wie hij woont van te voren volledig heeft ingestemd door de beslissingen en keuzen die tijdens uren van volledig waakbewustzijn werden gemaakt en die daardoor een plaats hebben gekregen in het domein van het bovenbewustzijn, het verbindingsgebied waar het menselijke en het goddelijke elkaar vinden.

110:5.4 (1208.3)Terwijl de stervelingen bij wie zij te gast zijn, slapen, trachten de Richters hun scheppingen te registreren in de hogere niveaus van het materiële bewustzijn, en sommige van uw groteske dromen wijzen erop dat zij er niet in zijn geslaagd doeltreffend contact te maken. De absurditeiten van het droomleven getuigen niet alleen van de pressie van niet tot uitdrukking gebrachte emoties, maar ook van de afschuwelijke vervorming van de voorstellingen van geestelijke begrippen die door de Richters worden aangeboden. Uw eigen hartstochten, driften, en andere aangeboren neigingen, brengen zichzelf tot uitdrukking in het beeld, en stellen de onderdrukte verlangens die zij zijn, in de plaats van de goddelijke boodschappen welke de inwonende Richters gedurende uw onbewuste slaap in de psychische registers trachten in te voeren.

110:5.5 (1208.4)Het is buitengewoon gevaarlijk om ervan uit te gaan dat uw droomleven een inhoud heeft die van de Richter afkomstig is. De Richters werken inderdaad gedurende de slaap, maar uw gewone droomervaringen zijn zuiver fysiologische en psychologische verschijnselen. Het is eveneens riskant om te trachten onderscheid te maken tussen hetgeen de Richters aan denkbeelden trachten te registreren, en de min of meer voortdurende, bewuste ontvangst van hetgeen door het sterfelijke geweten wordt gedicteerd. Dit zijn problemen die zullen moeten worden opgelost door uw individuele onderscheidingsvermogen en uw persoonlijke beslissingen. Het is evenwel beter dat een mens de vergissing begaat dat hij een uiting van de Richter afwijst door aan te nemen dat het gaat om een louter een menselijke ervaring, dan dat hij de fout begaat dat hij een reactie van het sterfelijke bewustzijn verheft tot de sfeer van goddelijke waardigheid. Vergeet niet dat de invloed van een Gedachtenrichter voor het grootste deel, doch niet geheel, een ervaring is in het bovenbewustzijn.

110:5.6 (1208.5)In verschillende mate, en steeds meer naargelang ge hoger komt in de psychische cirkels, communiceert ge inderdaad met uw Richter, soms rechtstreeks, maar vaker indirect. Het is echter gevaarlijk om het idee te koesteren dat ieder nieuw denkbeeld dat in het menselijke bewustzijn opkomt, een ingeving is van de Richter. Bij wezens van uw orde is het vaker zo, dat wat gij voor de stem van de Richter houdt, in werkelijkheid een emanatie is van uw eigen intellect. Dit is een gevaarlijk terrein, en iedereen moet deze problemen voor zichzelf oplossen naar zijn natuurlijke, menselijke wijsheid en zijn bovenmenselijk inzicht.

110:5.7 (1208.6)De Richter van de mens door wie deze communicatie tot stand komt, heeft zo’n grote vrijheid van handelen omdat deze mens vrijwel geheel onberoerd blijft door alle uiterlijke manifestaties van de innerlijke aanwezigheid van de Richter: het is inderdaad een gunstige omstandigheid dat hij zich welbewust in het geheel niet druk maakt over de gehele procedure. Hij heeft een van de zeer ervaren Richters van zijn tijd en generatie, en toch verklaart zijn bestemmingsbehoeder dat zijn passieve reactie op, en zijn niet-actieve interesse in, de verschijnselen die gepaard gaan met de aanwezigheid van deze veelzijdige Richter in zijn bewustzijn, een zeldzame en gelukkige reactie is. Dit alles vormt dan ook een gunstige coördinatie van invloeden, gunstig zowel voor de Richter in diens hogere sfeer van activiteit, als voor de menselijke partner vanuit het standpunt van diens gezondheid, efficiëntie en kalmte.

6. De zeven psychische cirkels

110:6.1 (1209.1)Het totaal aan persoonlijkheidsrealisatie op een materiële wereld ligt in de successieve verovering van de zeven psychische cirkels der sterfelijke potentialiteit. Het binnentreden in de zevende cirkelgang markeert het begin van het functioneren van echte menselijke persoonlijkheid. De voltooiing van de eerste cirkelgang geeft aan dat de sterveling tot relatieve rijpheid is gekomen. Ofschoon het doorlopen van de zeven cirkels van kosmische groei niet gelijk staat met fusie met de Richter, markeert de verovering van deze cirkels wèl het bereiken van de niveaus die voorafgaan aan fusie met de Richter.

110:6.2 (1209.2)De Richter is de partner die met u op gelijke voet staat in het bereiken van de zeven cirkels — het verwerven van betrekkelijke volwassenheid als sterveling. De Richter klimt met u op van de zevende cirkelgang tot de eerste, maar zijn vooruitgang naar de status van allerhoogste macht en zelf-handelen staat geheel los van de actieve medewerking van uw sterfelijke bewustzijn.

110:6.3 (1209.3)De psychische cirkels zijn niet uitsluitend intellectueel, noch geheel morontiaal: ze hebben betrekking op de status van de persoonlijkheid, het bewustzijn dat verworven is, de groei van de ziel, en de afstemming op de Richter. Om deze niveaus met goed gevolg te doorlopen, is het harmonisch functioneren van de gehele persoonlijkheid vereist, niet alleen een bepaald aspect ervan. De groei van de delen staat niet gelijk met de ware rijping van het geheel; de delen groeien in werkelijkheid naargelang de ontplooiing van het gehele zelf — het volledige zelf — materieel, verstandelijk en geestelijk.

110:6.4 (1209.4)Wanneer de ontwikkeling van de verstandelijke natuur zich sneller voltrekt dan die van de geestelijke, maakt deze omstandigheid de communicatie met de Gedachtenrichter zowel moeilijk als gevaarlijk. Insgelijks resulteert overgeestelijke ontwikkeling dikwijls in een fanatieke, verwrongen interpretatie van de geestelijke leiding van de goddelijke inwonende. En een gebrek aan geestelijke capaciteit maakt het zeer moeilijk om aan zo’n materieel intellect de geestelijke waarheden over te dragen die in het hogere bovenbewustzijn wonen. Aan een bewustzijn dat volmaakt in evenwicht is, dat huist in een lichaam met gezonde gewoonten, gestabiliseerde neurale energieën en evenwichtige chemische functies — wanneer de fysische, mentale, en geestelijke krachten zich in een drieënige harmonie ontwikkelen — kan een maximum aan licht en waarheid worden geschonken met een minimum aan gevaar voor het leven in de wereld of risico voor het werkelijke welzijn van zo’n wezen. Door zulk een evenwichtige groei klimt de mens omhoog langs de cirkels van planetaire vooruitgang — één voor één, van de zevende tot de eerste.

110:6.5 (1209.5)De Richters zijn altijd bij u en van u, doch zelden kunnen zij rechtstreeks, als een ander wezen, tot u spreken. Cirkelgang na cirkelgang versterken uw verstandelijke beslissingen, morele keuzen en geestelijke ontwikkeling het vermogen van de Richter om in uw bewustzijn te functioneren; cirkel na cirkel klimt ge daardoor op uit de lagere stadia van omgang met de Richter en van afstemming van uw bewustzijn op hem, zodat hij zijn beelden van uw bestemming met toenemende helderheid en overtuiging steeds beter kan registreren in de evoluerende bewustheid van uw Godzoekende bewustzijn-ziel.

110:6.6 (1210.1)Iedere beslissing die ge neemt, belemmert òf vergemakkelijkt het functioneren van de Richter; deze zelfde beslissingen bepalen dan ook eveneens uw vooruitgang in de cirkelgangen van menselijke prestatie. Weliswaar is de allerhoogste kwaliteit van een beslissing, haar betrekking tot een crisis, van grote invloed op het bereiken van de volgende cirkel, maar vele beslissingen, vele herhalingen, volhardende herhalingen, zijn niettemin ook van wezenlijk belang om zeker te stellen dat deze reacties tot gewoonten worden.

110:6.7 (1210.2)Het is moeilijk de zeven niveaus van menselijke vooruitgang precies te omschrijven, omdat deze niveaus persoonlijk zijn: zij zijn variabel voor de individuele mens en worden blijkbaar bepaald door de groeicapaciteit van iedere mens. Het veroveren van deze niveaus van kosmische evolutie wordt op drie wijzen weerspiegeld:

110:6.8 (1210.3)1. Afstemming op de Richter. Het vergeestelijkende bewustzijn nadert de tegenwoordigheid van de Richter in verhouding tot de cirkels die worden bereikt.

110:6.9 (1210.4)2. De evolutie van de ziel. De wording van de morontia-ziel geeft de mate en diepte van het beheersen van de cirkels aan.

110:6.10 (1210.5)3. Realiteit van de persoonlijkheid. De graad van werkelijkheid van de zelfheid wordt rechtstreeks bepaald door de mate waarin de cirkels veroverd zijn. Personen worden reëler naarmate zij opklimmen van het zevende naar het eerste niveau van het sterfelijk bestaan.

110:6.11 (1210.6)Naarmate de cirkels worden doorlopen, groeit het kind van de materiële evolutie op tot de volwassen mens die potentieel onsterfelijk is. De schaduwachtige werkelijkheid van de embryonale natuur van een mens in de zevende cirkelgang maakt plaats voor de duidelijkere manifestatie van de wordende morontia-natuur van een burger van het plaatselijk universum.

110:6.12 (1210.7)Hoewel het onmogelijk is de zeven niveaus of psychische cirkelgangen van de menselijke groei precies te omschrijven, is het ons wel geoorloofd u een indruk te geven van de minimum- en maximum-grenzen van deze stadia waarin de volwassenheid wordt verwezenlijkt:

110:6.13 (1210.8)De zevende cirkelgang. Mensen komen op dit niveau wanneer zij het vermogen ontwikkelen tot persoonlijke keuzen, individuele beslissingen, morele verantwoordelijkheid en de capaciteit tot het bereiken van geestelijke individualiteit. Dit geeft aan dat de zeven assistent-bewustzijnsgeesten gezamenlijk functioneren onder leiding van de geest van wijsheid, dat het sterfelijke schepsel is opgenomen in de invloedssfeer van de Heilige Geest, en op Urantia, dat de Geest van Waarheid voor het eerst functioneert, op hetzelfde moment dat er in het bewustzijn van de sterveling een Gedachtenrichter wordt ontvangen. Het binnentreden in de zevende cirkelgang maakt een sterfelijk schepsel tot een ware potentiële burger van het plaatselijk universum.

110:6.14 (1210.9)De derde cirkel. Het werk van de Richter wordt veel effectiever wanneer de mens op de weg omhoog de derde cirkel heeft bereikt en persoonlijk een serafijnse bestemmingsbehoeder heeft gekregen. Hoewel er geen blijk is van georganiseerde samenwerking tussen de Richter en de serafijnse behoeder, valt er niettemin een onmiskenbare verbetering in alle fasen van kosmische prestatie en geestelijke ontwikkeling te zien na de toewijzing van de persoonlijke serafijnse begeleider. Wanneer de derde cirkel wordt bereikt, poogt de Richter gedurende het nog resterende gedeelte van het leven van de sterveling het bewustzijn van de mens te morontia-iseren, de nog overblijvende cirkels te doen doorlopen, en het eindstadium te doen bereiken van het goddelijk-menselijke deelgenootschap, voordat de natuurlijke dood dit unieke partnerschap ontbindt.

110:6.15 (1210.10)De eerste cirkel. De Richter kan gewoonlijk pas rechtstreeks en onmiddellijk met u spreken wanneer ge de eerste, finale cirkelgang van uw vooruitgang als sterveling bereikt. Dit niveau vormt de hoogst mogelijke bewustwording van de betrekking tussen het bewustzijn en de Richter in de menselijke ervaring, alvorens de evoluerende morontia-ziel wordt bevrijd van de bekleedselen van het materiële lichaam. Wat het bewustzijn, de emoties en het kosmische inzicht aangaat, betekent het bereiken van de eerste psychische cirkel dat het materiële bewustzijn en de geest-Richter elkaar in de menselijke ervaring zo dicht mogelijk zijn genaderd.

110:6.16 (1211.1)Wellicht zouden deze psychische cirkels van de voortgang van de sterveling beter kunnen worden aangeduid als kosmische niveaus — een daadwerkelijk vatten van betekenissen en besef van waarden, dat steeds nader komt tot de morontia-bewustheid dat de evolutionaire ziel het begin van een relatie met de wordende Allerhoogste is aangegaan. En juist deze relatie maakt het voor immer onmogelijk om de strekking van de kosmische cirkels volledig duidelijk te maken aan het materiële bewustzijn. Het bereiken van deze cirkels houdt slechts in betrekkelijke zin verband met Godsbewustzijn. Iemand in de zevende of zesde cirkel kan bijna even waarlijk Godkennend zijn — bewust van zijn zoonschap — als iemand in de tweede of eerste cirkel, maar mensen in deze lagere cirkels zijn zich veel minder bewust van hun experiëntiële betrekking tot de Allerhoogste, van hun burgerschap in het universum. Het bereiken van deze kosmische cirkels zal deel gaan uitmaken van de ervaring van opklimmenden op de woningwerelden, indien zij er niet in slagen dit vóór de natuurlijke dood te verwezenlijken.

110:6.17 (1211.2)De aandrijving door geloof maakt de volle bewustwording van ’s mensen zoonschap bij God tot een ervaringsfeit, maar handelen, het uitvoeren van beslissingen, is van wezenlijk belang voor het evolutionaire bereiken van het besef van progressieve verwantschap met de kosmische actualiteit van de Allerhoogste. In de geestelijke wereld zet geloof potentialiteiten om in actualiteiten, maar in de eindige gebieden van de Allerhoogste wordt het potentieel bestaande alleen tot actualiteit door en via de verwezenlijking van keuze-ervaring. Maar de keuze om de wil van God te doen, verbindt, in het handelen van de persoonlijkheid, geestelijk geloofsvertrouwen met materiële beslissingen, en hierdoor wordt voorzien in een goddelijk, geestelijk draaipunt voor het effectiever functioneren van de menselijke, materiële hefboomwerking van de honger naar God. Door zulk een wijze coördinatie van materiële en geestelijke krachten wordt zowel het kosmische besef van de Allerhoogste als het morontia-verstaan van de Paradijs-Godheden in aanzienlijke mate versterkt.

110:6.18 (1211.3)De verovering van de kosmische cirkels staat in verband met de kwantitatieve groei van de morontia-ziel, het verstaan van allerhoogste betekenissen. De kwalitatieve status van deze onsterfelijke ziel is echter geheel afhankelijk van het begrip dat het levende geloof heeft van de Paradijs-potentiële feit-waarde dat de sterfelijke mens een zoon is van de eeuwige God. Daarom gaat iemand in de zevende cirkel even zeker door naar de woningwerelden om een verdere kwantitatieve verwezenlijking van kosmische groei te bereiken, als iemand in de tweede, of zelfs in de eerste cirkel.

110:6.19 (1211.4)Er bestaat slechts een indirect verband tussen het bereiken van de kosmische cirkels en daadwerkelijke religieuze ervaring: deze vorderingen zijn wederkerig en derhalve wederzijds heilzaam. Een louter geestelijke ontwikkeling behoeft niet veel te maken te hebben met planetaire materiële welvaart, maar het bereiken van de cirkels verhoogt altijd het potentieel tot menselijk succes en prestaties van de sterveling.

110:6.20 (1211.5)Van de zevende tot en met de derde cirkel vindt er een steeds sterkere, verenigde werkzaamheid plaats van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, teneinde het sterfelijk bewustzijn af te wennen van zijn afhankelijkheid van de realiteiten der mechanismen van het materiële leven, ter voorbereiding op de morontia-niveaus van ervaring waarin het steeds verder wordt binnengeleid. Vanaf de derde cirkel en verder neemt de invloed van de assistenten steeds meer af.

110:6.21 (1211.6)De zeven cirkels omvatten ervaring van de sterveling van het hoogste zuiver dierlijke niveau tot het laagste daadwerkelijk contactuele morontia-niveau van zelf-bewustheid als een persoonlijkheidservaring. De beheersing van de eerste kosmische cirkel geeft aan dat de pre-morontia-rijpheid van de sterveling is bereikt en markeert de beëindiging van het vereende dienstbetoon van de assistent-bewustzijnsgeesten als een exclusieve invloed van bewustzijnsactiviteit in de menselijke persoonlijkheid. Voorbij de eerste cirkel vertoont het bewustzijn steeds meer verwantschap met de intelligentie van het morontia-stadium der evolutie — het verenigde dienstbetoon van het kosmische bewustzijn en de boven de assistent-geesten uitgaande gift van de Scheppende Geest van een plaatselijk universum.

110:6.22 (1212.1)De hoogtijdagen in de individuele loopbaan van een Richter zijn: ten eerste, wanneer het menselijke subject doorbreekt in de derde psychische cirkelgang en daarmee de zelf-activiteit van de Mentor zekerstelt, waardoor het gebied waar deze kan functioneren groter wordt (aangenomen dat de inwonende Richter niet reeds zelf-handelend was); vervolgens wanneer de menselijke partner de eerste psychische cirkelgang bereikt en de twee daardoor onderling kunnen gaan communiceren, althans tot op zekere hoogte; en tenslotte wanneer zij eindelijk en voor eeuwig gefuseerd worden.

7. Het bereiken van onsterfelijkheid

110:7.1 (1212.2)Het voltooien van de zeven kosmische cirkelgangen staat niet gelijk aan fusie met de Richter. Er leven vele stervelingen op Urantia die hun cirkels hebben bereikt; fusie hangt echter af van andere, nog grotere en subliemere geestelijke prestaties, van het bereiken van een finale, volledige overeenstemming van de wil van de sterveling met de wil van God zoals deze zetelt in de Gedachtenrichter.

110:7.2 (1212.3)Wanneer een mens de kosmische cirkelgangen heeft voltooid, en voorts, wanneer de finale keuze van de wil van de sterveling het de Richter toestaat om het deelgenootschap van de menselijke identiteit met de morontiale ziel te voltooien gedurende het evolutionaire, fysieke leven, dan gaan de ziel en de Richter in deze geconsummeerde verbinding onafhankelijk van elkaar naar de woningwerelden, waar het mandaat van Uversa wordt uitgegeven dat voorziet in de onmiddellijke fusie van de Richter en de morontiale ziel. Deze fusie nog tijdens het fysische leven verteert het materiële lichaam onmiddellijk: mensen die getuige zouden zijn van zulk een schouwspel, zouden alleen zien dat de sterveling die wordt overgebracht, ‘in vurige wagens’ verdwijnt.

110:7.3 (1212.4)De meeste Richters die hun subjecten van Urantia hebben overgebracht, waren zeer ervaren en hadden volgens onze registers tevoren in talrijke stervelingen op andere werelden gewoond. Vergeet niet dat Richters ook waardevolle ervaring opdoen tijdens het inwonen op planeten waar ze alleen worden geleend; het is dus niet zo dat Richters alleen maar ervaring voor gevorderd werk verwerven in de sterfelijke subjecten die niet tot overleving komen.

110:7.4 (1212.5)Na fusie met de sterveling delen de Richters uw bestemming en ervaring: zij zijn u. Na de fusie van de onsterfelijke morontia-ziel en de met haar verbonden Richter, komen de gehele ervaring en alle waarden van de één uiteindelijk in het bezit van de ander, zodat de twee in feite één entiteit zijn. In zekere zin is dit nieuwe wezen een entiteit met een eeuwig verleden en een eeuwige toekomst. Al wat eens menselijk was in de overlevende ziel en al wat experiëntieel goddelijk is in de Richter, wordt nu daadwerkelijk het bezit van de nieuwe, immer opklimmende universum-persoonlijkheid. Doch op ieder universum-niveau kan de Richter de nieuwe mens slechts die eigenschappen schenken die op dat niveau zinvol en waardevol zijn. Een absolute eenheid met de goddelijke Mentor, een volledige uitputting van hetgeen een Richter kan schenken, kan slechts in de eeuwigheid tot stand komen, na het finale bereiken van de Universele Vader, de Vader der geesten, hij die immer de bron is van deze goddelijke geschenken.

110:7.5 (1212.6)Wanneer de evoluerende ziel en de goddelijke Richter eindelijk voor eeuwig zijn gefuseerd, verwerft elk alle ervaarbare kwaliteiten van de ander. Deze gecoördineerde persoonlijkheid bezit de gehele experiëntiële herinnering aan de overleving, die eens was opgeslagen in het voorouderlijk sterfelijke bewustzijn en zich toen in de morontia-ziel bevond, en daarenboven omvat deze potentieel volkomene de gehele experiëntiële herinnering van de Richter van zijn inwoning in stervelingen van alle tijd. Doch de Richter zal een eeuwigheid van toekomst nodig hebben om het persoonlijkheidspartnerschap ooit volledig te begiftigen met de betekenissen en waarden die de goddelijke Mentor uit de eeuwigheid van het verleden met zich meedraagt.

110:7.6 (1213.1)Bij de overgrote meerderheid der Urantianen moet de Richter echter geduldig de komst van de verlossende dood afwachten, moet hij wachten tot de wordende ziel wordt bevrijd uit de welhaast volledige overheersing door de energiepatronen en chemische krachten die inherent zijn in uw materiële orde van bestaan. De voornaamste moeilijkheid die ge ondervindt wanneer ge in contact wilt komen met uw Richter, bestaat juist in deze inherente materiële natuur. Er zijn maar zo weinig stervelingen die echte denkers zijn: geestelijk ontwikkelt en disciplineert ge uw denken niet zover, dat er een gunstige verbinding kan ontstaan met de goddelijke Richter. Het oor van het menselijk bewustzijn is bijna doof voor de geestelijke smeekbeden die de Richter overbrengt uit de veelvuldige boodschappen in de universele uitzendingen van liefde die van de Vader der barmhartigheden uitgaan. De Richter bevindt dat het bijna onmogelijk is deze inspirerende geest-aanwijzingen te registreren in een dierlijk bewustzijn dat zo volledig wordt overheerst door de chemische en elektrische krachten die eigen zijn aan uw fysische natuur.

110:7.7 (1213.2)Richters verheugen zich wanneer zij contact maken met het sterfelijke bewustzijn; zij moeten echter geduld oefenen gedurende de lange jaren waarin zij in stilte in u wonen en niet in staat zijn door de dierlijke weerstand heen te breken en rechtstreeks met u te communiceren. Hoe hoger de Richters opklimmen op de treden van dienst, hoe efficiënter zij worden. Zij kunnen u, in het vlees, echter nimmer met dezelfde volle, meevoelende en uitdrukkingsvolle genegenheid begroeten, als wanneer ge hen van bewustzijn tot bewustzijn zult ontwaren op de woningwerelden.

110:7.8 (1213.3)Tijdens het sterfelijke leven houden het materiële lichaam en bewustzijn u gescheiden van uw Richter en beletten zij een vrije communicatie met hem; na de dood en na de eeuwige fusie, zijt gij en de Richter één — ge zijt niet als afzonderlijke wezens te onderscheiden — en dus bestaat er geen behoefte aan communicatie zoals gij dit begrip verstaat.

110:7.9 (1213.4)Hoewel de stem van de Richter steeds binnen u is, zullen de meesten van u haar gedurende hun leven zelden horen. Mensen die nog niet gevorderd zijn tot de derde en tweede cirkelgang horen de stem van de Richter zelden rechtstreeks, behalve in momenten van allerhoogst verlangen, in een situatie van allerhoogst gewicht, en na een beslissing van allerhoogste strekking.

110:7.10 (1213.5)Tijdens het maken en verbreken van een contact tussen het sterfelijke bewustzijn van een bestemmingsreservist en de planetaire supervisoren is de inwonende Richter soms zo gesitueerd, dat het hem mogelijk wordt een boodschap aan zijn sterfelijke partner door te geven. Niet lang geleden werd op Urantia zo’n boodschap door een zelfhandelende Richter doorgegeven aan zijn menselijke partner, een lid van het korps der bestemmingsreservisten. Deze boodschap werd ingeleid met de volgende woorden: ‘En wil nu, zonder het subject van mijn zorgzame toewijding te kwetsen of aan risico’s bloot te stellen, en zonder al te streng te zijn of hem te ontmoedigen, mijn hiernavolgende smeekbede aan hem voor mij optekenen.’ Daarop volgde een ontroerend schone en dringende aansporing. Onder meer drong de Richter er op aan ‘dat hij mij getrouwer zijn oprechte medewerking moge verlenen, dat hij met meer opgewektheid moge volhouden bij het verrichten van de taken waarvoor ik hem plaats, getrouwer moge zijn in het uitvoeren van het programma dat ik heb opgesteld, geduldiger de beproevingen onderga die ik heb uitgekozen, met meer volharding en opgewektheid het pad moge volgen van mijn keuze, en met meer nederigheid de erkenning moge ontvangen die hem wellicht zal toevallen ten gevolge van mijn onafgebroken inspanningen — wil aldus mijn aansporing aan de mens in wie ik woon overbrengen. Hem schenk ik de allerhoogste toewijding en liefde van een goddelijke geest. En zeg voorts tot mijn geliefd subject dat ik met wijsheid en kracht werkzaam zal blijven tot het allerlaatst, totdat de laatste aardse worsteling voorbij zal zijn: ik zal trouw zijn aan de mij toevertrouwde persoonlijkheid. Ik spoor hem aan tot overleving te komen, mij niet teleur te stellen, mij niet de beloning te doen missen voor mijn geduldige, intense worsteling. Het hangt van de menselijke wil af of wij persoonlijkheid verwerven. Geduldig ben ik cirkel na cirkel opgekommen in dit menselijke bewustzijn, en mij is bevestigd dat mijn werk de goedkeuring wegdraagt van het hoofd van mijn gelijken. Cirkel na cirkel ga ik verder naar de beoordeling. Ik wacht met vreugde en zonder vrees het appèl der bestemming af; ik ben gereed om alles voor te leggen aan het oordeel van de rechtbanken van de Ouden der Dagen.’

110:7.11 (1214.1)[Aangeboden door een Solitaire Boodschapper uit Orvonton.]