Verhandeling 12 - Het Universum van Universa

   
   Paragraaf Nummers: Aan | Uit
AfdrukkenAfdrukken

Het Urantia Boek

Verhandeling 12

Het Universum van Universa

12:0.1 (128.1) DE onmetelijkheid van de wijdverbreide schepping van de Universele Vader gaat het eindige voorstellingsvermogen volslagen te boven; de enorme omvang van het meester-universum is duizelingwekkend zelfs voor het begrip van wezens van de orde waartoe ik behoor. Maar het sterfelijke bewustzijn kan wel veel leren aangaande het plan en de ordening van de universa; ge kunt iets te weten komen over hun fysische organisatie en hun wonderbaar bestuur; ge kunt veel te weten komen over de verschillende groepen intelligente wezens die in de zeven superuniversa in de tijd en het centrale universum in de eeuwigheid wonen.

12:0.2 (128.2) In beginsel, dat wil zeggen, in eeuwig potentieel, stellen wij ons de materiële schepping als oneindig voor omdat de Universele Vader daadwerkelijk oneindig is, maar wanneer wij de totale materiële schepping bestuderen en observeren, weten wij dat deze op ieder gegeven ogenblik in de tijd begrensd is, ofschoon ze voor uw eindige denken betrekkelijk grenzeloos, en praktisch eindeloos is.

12:0.3 (128.3) Op grond van onze bestudering van de fysische wetten en onze waarnemingen van de sterrengebieden, zijn wij ervan overtuigd dat de oneindige Schepper, wat kosmische uitdrukking betreft, nog niet in finaliteit manifest is, dat veel van het kosmische potentieel van de Oneindige nog in hemzelf besloten en ongeopenbaard is. Voor geschapen wezens moge het meester-universum bijna oneindig lijken, maar het is verre van voltooid; er bestaan nog steeds fysische grenzen aan de materiële schepping en de experiëntiële openbaring van het eeuwige voornemen gaat nog steeds voort.

1. De ruimteniveaus van het Meester-universum

12:1.1 (128.4) Het universum van universa is geen oneindig vlak, noch een grenzeloze kubus of een grenzeloze cirkel; het heeft stellig afmetingen. De wetten van fysische organisatie en bestuur bewijzen afdoend dat het gehele enorme aggregaat van Paradijskracht-energie en materie-kracht uiteindelijk functioneert als een ruimte-eenheid, als een georganiseerd en gecoördi-neerd geheel. Het waarneembare gedrag van de materiële schepping vormt het bewijs voor een fysisch universum van welbepaalde afmetingen. Het definitieve bewijs voor het bestaan van een universum dat zowel rond als begrensd is, wordt geleverd door het ons welbekende feit dat alle vormen van fundamentele energie immer rondgaan langs het gekromde pad der ruimteniveaus van het meester-universum, gehoor gevend aan de niet aflatende, absolute aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs.

12:1.2 (128.5) De opeenvolgende ruimteniveaus van het meester-universum vormen de hoofdafdelingen van de doordrongen ruimte — de totale schepping, georganiseerd en gedeeltelijk bewoond, en nog te organiseren en te bewonen. Ware het meester-universum niet een reeks van ellipsvormige ruimteniveaus met verminderde weerstand tegen beweging, afgewisseld door zones in betrekkelijke rusttoestand, dan denken wij dat sommige kosmische energieën weg zouden schieten naar een oneindige verte, langs een rechte weg de ongebaande ruimte in; wij hebben echter nooit bevonden dat kracht, energie, of materie zich zo gedragen; zij draaien altijd rond en zeilen immer voort langs de banen van de grote ruimtecircuits.

12:1.3 (129.1) Het meester-universum dat zich vanaf het Paradijs door de horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte heen naar buiten uitstrekt, bestaat uit zes concentrische ellipsen, de ruimteniveaus die het centrale Eiland omringen:

12:1.4 (129.2) 1. het Centrale Universum — Havona;

12:1.5 (129.3) 2. de zeven Superuniversa;

12:1.6 (129.4) 3. het eerste niveau van de Buiten-Ruimte;

12:1.7 (129.5) 4. het tweede niveau van de Buiten-Ruimte;

12:1.8 (129.6) 5. het derde niveau van de Buiten-Ruimte;

12:1.9 (129.7) 6. het vierde, buitenste Ruimteniveau.

12:1.10 (129.8) Havona, het centrale universum, is niet een schepping in de tijd; het is een eeuwige bestaansvorm. Dit universum dat nooit is begonnen en nooit zal eindigen, bestaat uit een miljard werelden van sublieme volmaaktheid, en wordt omringd door de enorme donkere zwaartekrachtlichamen. In het centrum van Havona bevindt zich het stationaire, absoluut gestabiliseerde Paradijs-Eiland, omringd door zijn eenentwintig satellieten. Tengevolge van de enorme omringende massa’s van de donkere zwaartekrachtlichamen in het randgebied van het centrale universum, overtreft de massa-inhoud van deze centrale schepping verre de totale bekende massa van alle zeven sectoren van het groot universum.

12:1.11 (129.9) Het Paradijs-Havona-Stelsel, het eeuwige universum dat het eeuwige Eiland omringt, vormt de volmaakte, eeuwige kern van het meester-universum; alle zeven superuniversa en alle gebieden van de buiten-ruimte wentelen in vaste kringlopen rond het gigantische centrale aggregaat van de Paradijs-satellieten en de Havona-werelden.

12:1.12 (129.10) De zeven Superuniversa zijn geen primaire fysische organisaties: nergens doorsnijden hun grenzen nevelfamilies of plaatselijke universa, de primaire scheppingseenheden. Ieder superuniversum is eenvoudig een geografisch complex in de ruimte, ongeveer een zevende deel van de georganiseerde en gedeeltelijk bewoonde schepping na Havona, en elk omvat ongeveer een zelfde aantal plaatselijke universa en een zelfde deel van de ruimte. Nebadon, uw plaatselijk universum, is een van de nieuwere scheppingen in Orvonton, het zevende superuniversum.

12:1.13 (129.11) Het Groot Universum de huidige georganiseerde en bewoonde schepping. Het bestaat uit de zeven superuniversa, met een verzameld evolutionair potentieel van ongeveer zevenduizend miljard bewoonde planeten, de eeuwige werelden van de centrale schepping buiten beschouwing gelaten. In deze voorzichtige raming houden wij evenwel geen rekening met de architectonische bestuurswerelden, en evenmin zijn de groepen der ongeorganiseerde universa in de buiten-ruimte erbij inbegrepen. De huidige gerafelde rand van het groot universum, zijn ongelijkmatige, onvoltooide buitenzijde, alsmede de enorm onbestendige toestand van het gehele astronomische samenstel, geven onze sterrenkundigen de indruk dat zelfs de zeven superuniversa momenteel nog niet voltooid zijn. Als wij ons van binnenuit, vanuit het goddelijke centrum, buitenwaarts begeven, het doet er niet toe in welke richting, bereiken wij uiteindelijk de buitenste grenzen van de georganiseerde, bewoonde schepping; wij bereiken de buitengrenzen van het groot universum. En dicht bij de buitenste grens, in een verafgelegen uithoek van deze prachtige schepping, leidt uw plaatselijk universum zijn veelbewogen bestaan.

12:1.14 (129.12) De Buiten-Ruimteniveaus. Ver in de ruimte, op een enorme afstand van de zeven bewoonde superuniversa, verzamelen zich uitgestrekte, ongelooflijk ontzagwekkende circuits van Para dijskracht en materialiserende energieën. Tussen de energiecircuits van de zeven superuniversa en deze gigantische buitengordel van kracht-activiteit, ligt een ruimtezone van betrekkelijke rust die in breedte varieert, maar gemiddeld circa vierhonderdduizend lichtjaren breed is. Deze ruimtezones bevatten geen kosmisch stof — kosmische mist. Degenen die bij ons deze verschijnselen bestuderen, verkeren in onzekerheid over de precieze toestand van de ruimte-krachten die voorkomen in deze zone van betrekkelijke rust waardoor de zeven superuniversa worden omgeven. Doch omstreeks een half miljoen lichtjaren voorbij de buitenomtrek van het huidige groot universum nemen wij het prille begin waar van een zone waar een ongelooflijke energie-activiteit aan de gang is en in omvang en intensiteit toeneemt over een afstand van meer dan vijfentwintig miljoen lichtjaren. Deze geweldige wielen van tot energie wordende krachten bevinden zich in het eerste niveau van de buiten-ruimte, een ononderbroken gordel van kosmische activiteit die de gehele bekende, georganiseerde en bewoonde schepping omringt.

12:1.15 (130.1) Voorbij deze gebieden vinden er nog grotere activiteiten plaats, want de fysici van Uversa hebben de eerste tekenen ontdekt van Paradijskrachtmanifestaties die zich afspelen op een afstand van meer dan vijftig miljoen lichtjaren voorbij de buitenste ringen van de verschijnselen in het eerste niveau der buiten-ruimte. Deze activiteiten zijn ongetwijfeld de voorboden van de organisatie van materiële scheppingen in het tweede niveau der buiten-ruimte van het meester-universum.

12:1.16 (130.2) Het centrale universum is de schepping der eeuwigheid; de zeven superuniversa zijn de scheppingen in de tijd; de vier niveaus der buiten-ruimte zijn ongetwijfeld bestemd om te resulteren-evolueren in de ultimiteit der schepping. Sommigen stellen bovendien dat de Oneindige zich nimmer volledig tot uitdrukking kan brengen dan als oneindig; daarom postuleren zij dan ook een bijkomende, niet-geopenbaarde schepping voorbij het vierde, buitenste ruimteniveau, een mogelijk universum dat zich steeds zal uitbreiden en geen einde zal kennen, een universum der oneindigheid. In theorie weten wij niet hoe wij de oneindigheid van de Schepper of de potentiële oneindigheid van de schepping zouden moeten begrenzen, doch zoals het bestaat en bestuurd wordt, beschouwen wij het meester-universum als gelimiteerd, als duidelijk afgebakend en begrensd door open ruimte.

2. De domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute

12:2.1 (130.3) Wanneer de astronomen van Urantia door hun steeds sterkere telescopen naar de geheim-zinnige uitgestrektheden van de buiten-ruimte kijken en daar de verbazingwekkende evolutie van welhaast talloze fysische universa aanschouwen, dienen zij te beseffen dat zij turen naar de machtige uitwerking van de ondoorgrondelijke plannen van de Architecten van het Meester-Universum. Weliswaar hebben wij aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van bepaalde invloeden van Paradijs-persoonlijkheden, hier en daar in de gehele uitgestrektheid van de ontzaglijke energiemanifestaties die deze buitengebieden thans kenmerken, doch vanuit een wijder perspectief gezien, worden de ruimtegebieden voorbij de buitenste grenzen van de zeven superuniversa algemeen aangemerkt als de domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute.

12:2.2 (130.4) Ofschoon de mens met het blote oog slechts twee of drie galactische nevels buiten de grenzen van het superuniversum Orvonton kan zien, onthullen uw telescopen letterlijk vele miljoenen van deze fysische universa die bezig zijn zich te formeren. De meeste sterrengebieden die visueel opgespeurd kunnen worden door uw moderne telescopen bevinden zich in Orvonton, maar met behulp van de fotografische techniek dringen de grotere telescopen tot ver voorbij de grenzen van het groot universum door in de gebieden van de buiten-ruimte, waar de organisatie van talloos vele universa nu plaatsvindt. En er zijn nog vele miljoenen andere universa die buiten het bereik liggen van uw huidige instrumenten.

12:2.3 (130.5) In de niet zo verre toekomst zullen nieuwe telescopen aan de verwonderde astronomen van Urantia wel 375 miljoen nieuwe melkwegstelsels onthullen, die zich in de verre uitgestrekt- heden van de buiten-ruimte bevinden. Deze sterkere telescopen zullen terzelfdertijd laten zien dat vele eiland-universa waarvan men vroeger dacht dat ze in de buiten-ruimte gelegen waren, in werkelijkheid deel uitmaken van het melkwegstelsel Orvonton. De zeven superuniversa groeien nog steeds; de buitenomtrek van elk van hen zet geleidelijk uit, er worden voortdurend nieuwe nevels gestabiliseerd en georganiseerd, en sommige nevels die door de astronomen van Urantia als buiten-galactisch worden beschouwd, bevinden zich in werkelijkheid in het randgebied van Orvonton en reizen met ons mee.

12:2.4 (131.1) De sterrenkundigen van Uversa nemen waar dat het groot universum wordt omringd door de voorlopers van een serie clusters van sterren en planeten, die de huidige bewoonde schepping volledig omringen als concentrische gordels van ontelbare universa in de buitenruimte. De fysici van Uversa berekenen dat de energie en materie van deze buitengelegen, niet in kaart gebrachte gebieden reeds vele malen de totale materiële massa en energielading van alle zeven superuniversa overtreffen. Ons is medegedeeld dat de metamorfose van kosmische kracht in deze niveaus van de buiten-ruimte de taak is van de krachtorganisatoren van het Paradijs. Wij weten ook dat deze krachten de voorlopers zijn van de fysische energieën die nu het groot universum activeren. De krachtdirigenten van Orvonton hebben echter niets te maken met deze verafgelegen gebieden, en evenmin bestaat er een waarneembaar verband tussen de bewegingen van de energie daar en de krachtcircuits van de georganiseerde en bewoonde scheppingen.

12:2.5 (131.2) Wij weten heel weinig over de betekenis van deze ontzaglijke verschijnselen in de buiten-ruimte. Een grotere schepping van de toekomst is bezig zich te formeren. Wij kunnen de onmetelijkheid ervan waarnemen, wij kunnen haar uitgebreidheid bespeuren en een indruk krijgen van haar majesteitelijke afmetingen, doch voor het overige weten wij weinig meer van deze gebieden af dan de astronomen van Urantia. Voorzover wij weten, bestaan er geen materiële wezens van de orde der mensen, geen engelen of andere geest-schepselen, in deze buitenste gordel van galactische nevels, zonnen en planeten. Dit verafgelegen gebied valt buiten de jurisdictie en het bestuur van de regeringen der superuniversa.

12:2.6 (131.3) In heel Orvonton wordt aangenomen dat er een nieuw soort schepping aan de gang is, universa van een orde die bestemd is het toneel te worden van de toekomstige activiteiten van het zich verzamelende Korps der Volkomenheid, en indien onze gissingen juist zijn, dan zal de eindeloze toekomst u allen hetzelfde boeiende schouwspel kunnen bieden dat het eindeloze verleden aan uw vaderen en voorgangers heeft geboden.

3. De universele zwaartekracht

12:3.1 (131.4) Alle vormen van kracht-energie — materiële, mentale, of geestelijke — zijn gelijkelijk onderworpen aan die grepen, die universele aanwezigheden, die wij zwaartekracht noemen. Persoonlijkheid reageert ook op zwaartekracht — op het circuit van de Vader dat uitsluitend het zijne is; maar ook al is dit circuit uitsluitend van de Vader, hij is niet uitgesloten van de andere circuits: de Universele Vader is oneindig en handelt via alle vier de absolute-zwaartekrachtcircuits in het meester-universum:

12:3.2 (131.5) 1. de Persoonlijkheidszwaartekracht van de Universele Vader;

12:3.3 (131.6) 2. de Geest-Zwaartekracht van de Eeuwige Zoon;

12:3.4 (131.7) 3. de Bewustzijnszwaartekracht van de Vereend Handelende Geest;

12:3.5 (131.8) 4. de Kosmische Zwaartekracht van het Paradijs-Eiland.

12:3.6 (131.9) Deze vier circuits staan niet in verband met het krachtcentrum aan de onderzijde van het Paradijs; het zijn geen Paradijskracht-, energie-, of universumkrachtcircuits. Het zijn absolute aanwezigheids circuits en, zoals God, onafhankelijk van tijd en ruimte.

12:3.7 (132.1) In verband hiermee is het interessant enkele waarnemingen te vermelden die gedurende recente millennia op Uversa zijn gedaan door het korps der zwaartekrachtonderzoekers. Deze groep deskundigen heeft met betrekking tot de verschillende zwaartekrachtsystemen van het meester-universum de volgende conclusies bereikt:

12:3.8 (132.2) 1. Fysische Zwaartekracht. N a een schatting van de gehele fysische zwaartekrachtscapaciteit van het groot universum, hebben deze deskundigen een uitvoerige vergelijking gemaakt tussen deze uitkomst en het geschatte totaal der absolute zwaartekrachtaanwezigheid die thans werkzaam is. Deze berekeningen geven aan dat de totale zwaartekrachtwerking op het groot universum maar een zeer klein deel is van de geschatte zwaartekrachtaantrekking van het Paradijs, berekend op basis van de zwaartekrachtrespons van de fundamentele fysische eenheden der universum-materie. Deze onderzoekers komen tot de verbazingwekkende conclusie dat het centrale universum en de zeven superuniversa die het omringen, thans slechts gebruik maken van ongeveer vijf procent van de actieve werking van de absolute-zwaartekrachtgreep van het Paradijs. Met andere woorden: momenteel wordt omstreeks vijfennegentig procent van de actieve kosmische-zwaartekrachtwerking van het Paradijs-Eiland, berekend op basis van deze totaliteitstheorie, ingezet voor het beheersen van materiële stelsels voorbij de grenzen van de huidige georganiseerde universa. Deze berekeningen hebben alle betrekking op absolute zwaartekracht; lineaire zwaartekracht is een interactief verschijnsel dat slechts berekend kan worden wanneer men de actuele Paradijs-zwaartekracht kent.

12:3.9 (132.3) 2. Geestelijke Zwaartekracht. Volgens dezelfde methode van vergelijkende schatting en berekening hebben deze onderzoekers de huidige reactiecapaciteit der geest-zwaartekracht onderzocht en met de medewerking van Solitaire Boodschappers en andere geestelijke persoonlijkheden zijn zij tot een optelling gekomen van de actieve geest-zwaartekracht van de Tweede Bron en Centrum. Het is hoogst leerzaam om te zien dat zij tot ongeveer dezelfde waarde komen voor de actuele functionele aanwezigheid van geest-zwaartekracht in het groot universum, die zij postuleren voor het huidige totaal van actieve geest-zwaartekracht. Met andere woorden: er kan worden waargenomen dat praktisch de gehele geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, berekend op basis van deze theorie der totaliteit, thans in het groot universum functioneert. Indien deze uitkomsten betrouwbaar zijn, mogen wij concluderen dat de universa die nu in de buiten-ruimte tot ontwikkeling komen, thans geheel niet-geestelijk zijn. Indien dit waar is, zou het een bevredigende verklaring vormen voor het feit dat met geest begiftigde wezens over weinig of geen informatie beschikken omtrent deze enorme energiemanifestaties, behalve dat zij bekend zijn met het feit van hun fysische bestaan.

12:3.10 (132.4) 3. Bewustzijnszwaartekracht. Volgens dezelfde principes van vergelijkende berekening hebben deze experts het probleem aangevat van de aanwezigheid van bewustzijnszwaarte-kracht en de respons daarop. Zij zijn tot een schattingseenheid van bewustzijn gekomen door het gemiddelde te nemen van drie materiële en drie geestelijke soorten van mentaliteit, al was het type bewustzijn dat in de krachtdirigenten en hun medewerkers werd aangetroffen een storende factor bij de poging om een basiseenheid te vinden voor het schatten van bewust-zijnszwaartekracht. Er waren weinig problemen met de raming van de huidige capaciteit van de bewustzijnszwaartekrachtfunctie van de Derde Bron en Centrum volgens deze totaliteitstheorie. Ofschoon de uitkomsten in dit geval niet zo overtuigend zijn als bij de schatting van de fysische en geest-zwaartekracht, zijn ze bij vergelijking wel zeer leerzaam en zelfs intrigerend. Deze onderzoekers komen tot de conclusie dat ongeveer vijfentachtig procent van de bewustzijnszwaartekrachtrespons op de verstandelijke aantrekking van de Vereend Handelende Geest afkomstig is uit het bestaande groot universum. Dit wijst op de mogelijkheid dat er bewustzijnsactiviteiten betrokken zijn bij de waarneembare fysische activiteiten die nu overal in de gebieden der buiten-ruimte gaande zijn. Hoewel deze raming waarschijnlijk verre van nauwkeurig is, komt zij in principe overeen met onze overtuiging dat intelligente krachtorganisatoren thans leiding geven aan de evolutie van universa in de ruimteniveaus voorbij de huidige buitenste grenzen van het groot universum. Wat de natuur van deze gepostuleerde intelligentie ook moge zijn, blijkbaar is zij niet responsief op de geest-zwaartekracht.

12:3.11 (133.1) Doch al deze berekeningen zijn op hun best ramingen, gebaseerd op aangenomen wetten. Wij denken dat ze redelijk betrouwbaar zijn. Zelfs indien er enkele geestelijke wezens in de buiten-ruimte gestationeerd zouden zijn, zou hun gezamenlijke aanwezigheid niet van merkbare invloed zijn op berekeningen waarin zulke enorme metingen zijn betrokken.

12:3.12 (133.2) Persoonlijkheidszwaartekracht kan niet berekend worden. Wij herkennen het circuit, maar kunnen noch kwalitatieve, noch kwantitatieve werkelijkheden meten, die er responsief op zijn.

4. Ruimte en beweging

12:4.1 (133.3) Alle eenheden van kosmische energie bevinden zich in primaire omwenteling, zijn bezig met de uitvoering van hun missie terwijl zij langs de universele baan voortwentelen. De universa in de ruimte en hun samenstellende stelsels en werelden zijn alle roterende sferen die zich voortbewegen over de eindeloze circuits van de ruimteniveaus van het meester-universum. Er is absoluut niets stationair in het gehele meester-universum, behalve het eigenlijke centrum van Havona, het eeuwige Paradijs-Eiland, het centrum der zwaartekracht.

12:4.2 (133.4) Het Ongekwalificeerd Absolute is functioneel beperkt tot de ruimte, doch wij weten niet zeker hoe dit Absolute zich verhoudt tot beweging. Is beweging daaraan inherent? Wij weten het niet. Wij weten wel dat beweging niet inherent is aan de ruimte; zelfs de bewegingen van de ruimte zijn niet eigen aan haar. Wij zijn echter niet zo zeker aangaande de betrekking van het Ongekwalificeerde tot beweging. Wie, of wat, is werkelijk verantwoordelijk voor de gigantische activiteiten van de kracht-energietransmutaties die thans gaande zijn voorbij de grenzen van de huidige zeven superuniversa? Met betrekking tot de oorsprong van beweging zijn wij de volgende meningen toegedaan:

12:4.3 (133.5) 1. wij denken dat de Vereend Handelende Geest de aanzet geeft tot beweging in de ruimte;

12:4.4 (133.6) 2. indien de Vereend Handelende Geest de bewegingen van de ruimte teweegbrengt, kunnen wij dit niet bewijzen;

12:4.5 (133.7) 3. het Universeel Absolute geeft niet de allereerste aanzet tot beweging, maar vereffent en beheerst alle spanningen die door beweging ontstaan.

12:4.6 (133.8) In de buiten-ruimte zijn de krachtorganisatoren blijkbaar verantwoordelijk voor het voortbrengen van de gigantische universumwielen die nu in stellaire evolutie zijn, doch dat zij zo kunnen functioneren moet mogelijk zijn gemaakt door een modificatie in de ruimteaanwezigheid van het Ongekwalificeerd Absolute.

12:4.7 (133.9) Vanuit het menselijke standpunt gezien is de ruimte niets — negatief; zij bestaat slechts in betrekking tot iets positiefs en niet-ruimtelijks. De ruimte is echter werkelijk. Zij bevat en bepaalt beweging. Zij beweegt zelfs. Ruimtebewegingen kunnen in grote trekken als volgt worden geclassificeerd:

12:4.8 (133.10) 1. primaire beweging — de ademhaling der ruimte, de beweging van de ruimte zelf;

12:4.9 (133.11) 2. secundaire beweging — de draaiingen in afwisselende richting van de opeenvolgende ruimteniveaus;

12:4.10 (133.12) 3. relatieve bewegingen — relatief in de zin dat zij niet geëvalueerd worden met het Paradijs als grondpunt. Primaire en secundaire bewegingen zijn absoluut, zij zijn beweging met betrekking tot het Paradijs dat onbeweeglijk is;

12:4.11 (133.13) 4. compenserende of correlerende beweging die bedoeld is om alle andere bewegingen te coördineren.

12:4.12 (134.1) Hoewel de huidige betrekking van uw zon tot de planeten die met haar zijn verbonden, veel relatieve en absolute bewegingen in de ruimte te zien geeft, wekt zij bij vele astronomische waarnemers de indruk dat ge u betrekkelijk stationair in de ruimte bevindt, en dat de omringende sterrenclusters en -stromen naar buiten vliegen met snelheden die volgens uw berekeningen steeds toenemen naarmate zij verder de ruimte in komen. Doch dit is niet het geval. Ge kunt niet zien dat de fysische scheppingen in de gehele doordrongen ruimte thans uniform naar buiten uitzetten. Uw eigen plaatselijke schepping (Nebadon) neemt deel in deze beweging van universele expansie naar buiten. Alle zeven superuniversa nemen deel in de twee miljard jaar durende cycli van de ademhaling der ruimte, tezamen met de gebieden der buiten-ruimte van het meester-universum.

12:4.13 (134.2) Wanneer de universa uitzetten en samentrekken, bewegen de materiële massa’s in de doordrongen ruimte zich afwisselend tegen de aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs in, of gaan daarin mee. De arbeid die verricht wordt om de materiële energie-massa van de schepping te bewegen is ruimte arbeid, maar geen arbeid van kracht-energie.

12:4.14 (134.3) Ofschoon uw spectroscopische schattingen van astronomische snelheden tamelijk betrouwbaar zijn wanneer toegepast op de sterrengebieden die behoren tot uw superuniversum en de superuniversa die daarmee zijn verbonden, zijn dergelijke berekeningen geheel onbetrouwbaar met betrekking tot de gebieden der buiten-ruimte. Spectraallijnen verschuiven door een naderende ster van normaal naar violet; evenzo verschuiven deze lijnen door een zich verwijderende ster naar rood. Door de tussenkomst van vele invloeden lijkt het dat de snelheid waarmee de buitengelegen universa zich verwijderen, toeneemt met meer dan honderdzestig kilometer per seconde voor elk miljoen lichtjaren waarmee de afstand groter wordt. Wanneer ge krachtiger telescopen geperfectioneerd zult hebben, zal het volgens deze berekeningswijze lijken alsof deze verre stelsels zich van dit deel van het universum verwijderen met de ongelooflijke snelheid van meer dan achtenveertigduizend kilometer per seconde. Maar zulk een schijnbare verwijderingssnelheid is niet reëel; deze is het resultaat van talrijke factoren die onjuist zijn, waaronder hoeken van waarneming en andere tijd-ruimtelijke vervormingen.

12:4.15 (134.4) De grootste van al deze vervormingen treedt echter op doordat de enorme universa van de buiten-ruimte, in de aangrenzende gebieden naast de domeinen van de zeven superuniversa, schijnen rond te wentelen in een richting die tegengesteld is aan die van het groot universum. Dat wil zeggen dat deze tienduizenden nevels, alsmede de zonnen en werelden die hen vergezellen, thans met de klok mee om de centrale schepping wentelen. De zeven superuniversa wentelen om het Paradijs tegen de klok in. Het tweede buitengelegen universum van melkwegstelsels lijkt, net als de zeven superuniversa, tegen de klok in rond het Paradijs te wentelen. En de sterrenkundige waarnemers van Uversa menen aanwijzingen te bespeuren van rondwentelende bewegingen in een derde gordel van de verre buitenruimte, die tekenen beginnen te vertonen dat zij met de wijzers van de klok meegaan.

12:4.16 (134.5) Het is waarschijnlijk dat deze afwisselende richtingen van de elkaar opvolgende ruimteprocessies van de universa iets te maken hebben met de zwaartekrachttechniek van het Universeel Absolute binnen het meester-universum, een techniek die bestaat uit een coördinatie van krachten en een vereffening van ruimtespanningen. Zowel beweging als ruimte is een complement van, of een tegenwicht tegen, zwaartekracht.

5. Ruimte en tijd

12:5.1 (134.6) Evenals de ruimte is de tijd een schenking van het Paradijs, echter niet in dezelfde zin, maar indirect. Tijd ontstaat krachtens beweging en doordat bewustzijn inherent bewust is van opeenvolging. Vanuit een praktisch oogpunt is beweging een essentiële voorwaarde voor tijd, maar er bestaat geen universele tijdseenheid die gebaseerd is op beweging, behalve voorzover de standaarddag van het Paradijs en Havona willekeurig als zodanig wordt aangenomen. De totaliteit van de ademhaling der ruimte doet haar plaatselijke waarde als tijdsbron teniet.

12:5.2 (135.1) De ruimte is niet oneindig, ook al is haar oorsprong het Paradijs: de ruimte is niet absoluut, want zij wordt doordrongen door het Ongekwalificeerd Absolute. Wij kennen de absolute grenzen van de ruimte niet, maar wel weten wij dat het absolute van de tijd de eeuwigheid is.

12:5.3 (135.2) Tijd en ruimte zijn alleen onscheidbaar in de tijd-ruimte-scheppingen, de zeven superuniversa. Niet-tijdelijke ruimte (ruimte zonder tijd) bestaat theoretisch wel, doch de enige plaats die waarlijk niet-tijdelijk is, is het Paradijs- gebied. Niet-ruimtelijke tijd (tijd zonder ruimte) bestaat in het bewustzijn dat functioneert op het Paradijs-niveau.

12:5.4 (135.3) De betrekkelijk bewegingloze zones der middenruimte die het Paradijs raken en de doordrongen ruimte afscheiden van de ondoordrongen ruimte, zijn de overgangszones van de tijd naar de eeuwigheid, vandaar dat het voor de pelgrims naar het Paradijs noodzakelijk is om gedurende deze overgang het bewustzijn te verliezen, wil de overgang culmineren in het burgerschap van het Paradijs. Tijdbewuste bezoekers kunnen wel naar het Paradijs gaan zonder deze slaap, maar zij blijven schepselen van de tijd.

12:5.5 (135.4) Betrekkingen tot de tijd bestaan niet zonder beweging in de ruimte, maar bewustheid van tijd wel. Opeenvolgendheid kan tijdbewust maken, zelfs wanneer er geen beweging is. Het bewustzijn van de mens is minder aan de tijd dan aan de ruimte gebonden, vanwege de inherente natuur van bewustzijn. Zelfs tijdens de dagen van het aardse leven in het vlees is de creatieve menselijke verbeelding betrekkelijk vrij van de tijd, ook al is het bewustzijn van de mens strikt aan de ruimte gebonden. Maar tijd zelf is geen genetische eigenschap van het bewustzijn.

12:5.6 (135.5) Er zijn drie verschillende niveaus van tijdkennis:

12:5.7 (135.6) 1. door bewustzijn waargenomen tijd — bewustheid van opeenvolging, beweging en een gevoel van duur;

12:5.8 (135.7) 2. door geest waargenomen tijd — inzicht in beweging naar God toe en gewaarwording van opgaande beweging naar niveaus van toenemende goddelijkheid;

12:5.9 (135.8) 3. persoonlijkheid schept een uniek tijdsgevoel uit inzicht in de Realiteit plus een bewustheid van tegenwoordigheid en gewaarwording van duur.

12:5.10 (135.9) Dieren, die niet geestelijk zijn, kennen slechts het verleden en leven in het heden. De mens, in wie een geest woont, bezit vooruitziende vermogens (inzicht): hij kan zich een beeld vormen van de toekomst. Alleen vooruitziende en progressieve zienswijzen zijn persoonlijk werkelijk. Statische ethiek en traditionele moraliteit komen maar net boven het dierlijke uit. Een stoïcijnse instelling is evenmin een hoge vorm van zelfverwerkelijking. Ethiek en moraliteit worden waarlijk menselijk wanneer ze dynamisch en progressief zijn, springlevend van universum-realiteit.

12:5.11 (135.10) De menselijke persoonlijkheid is niet slechts een bijverschijnsel van gebeurtenissen in tijd en ruimte: de menselijke persoonlijkheid kan ook optreden als de kosmische oorzaak van deze gebeurtenissen.

6. Universele albeheersing

12:6.1 (135.11) Het universum is niet-statisch. Stabiliteit is niet het gevolg van traagheid, maar veeleer het product van uitgebalanceerde energieën, van samenwerking van denkende wezens, van gecoördineerde morontia’s, van albeheersing door geest en van persoonlijkheidsunificatie. Stabiliteit is geheel en altijd evenredig aan goddelijkheid.

12:6.2 (135.12) In de fysische beheersing van het meester-universum laat de Universele Vader zijn prioriteit en primaat gelden door middel van het Paradijs-Eiland; in het geestelijke bestuur van de kosmos is God absoluut in de persoon van de Eeuwige Zoon. Wat de domeinen van bewustzijn aangaat, functioneren de Vader en de Zoon gecoördineerd in de Vereend Handelende Geest.

12:6.3 (136.1) De Derde Bron en Centrum helpt het evenwicht en de coördinatie van de gecombineerde fysische en geestelijke energieën en organisaties te bewaren door de absoluutheid van zijn greep op het kosmische bewustzijn en door de werking van zijn inherente, universele complementen der fysische en de geestelijke zwaartekracht. Telkens wanneer zich ook maar ergens een verbinding voordoet tussen het materiële en het geestelijke, is dit bewustzijnsverschijnsel een handeling van de Oneindige Geest. Alleen bewustzijn kan de fysische krachten en energieën van het materiële niveau en de geestelijke krachten en wezens van het geest-niveau onderling verbinden.

12:6.4 (136.2) Bij al uw overdenkingen van universele verschijnselen dient ge u ervan te vergewissen dat ge de onderlinge betrekking tussen fysische, verstandelijke en geestelijke energieën in aanmerking neemt en rekening houdt met de onverwachte verschijnselen die zich voordoen bij hun unificatie door persoonlijkheid, en met de onvoorspelbare verschijnselen die het gevolg zijn van de acties en reacties van de experiëntiële Godheid en de Absoluten.

12:6.5 (136.3) Het universum is alleen in de kwantitatieve zin, ofwel in de zin van de meting van de zwaartekracht, in hoge mate voorspelbaar; zelfs de oorspronkelijke fysische krachten reageren niet op de lineaire zwaartekracht, en evenmin is dit het geval met de hogere bewustzijnsbetekenissen en met de ware geestelijke waarden van ultieme universum-werkelijkheden. Kwalitatief is het universum niet zeer voorspelbaar wat betreft nieuwe verbindingen van fysische, mentale, of geestelijke krachten, ofschoon veel van dergelijke combinaties van energieën of krachten ten dele voorspelbaar worden wanneer zij worden onderworpen aan waarneming. Wanneer materie, bewustzijn, en geest door de persoonlijkheid van een geschapen wezen tot eenheid worden gebracht, kunnen wij de beslissingen van een dergelijk wezen met vrije wil niet geheel voorspellen.

12:6.6 (136.4) Alle fasen van oerkracht, ontluikende geest en andere niet-persoonlijke ultieme fasen blijken te reageren overeenkomstig bepaalde betrekkelijk stabiele doch onbekende wetten, en worden gekenmerkt door een vrijheid van verrichting en een elasticiteit van reactie, die dikwijls verwarrend zijn wanneer men ermee wordt geconfronteerd in de verschijnselen van een bepaalde, op zichzelf staande situatie. Wat is de verklaring voor deze onvoorspelbare vrijheid van reactie die door deze wordende actualiteiten in het universum wordt onthuld? Deze onbekende, ondoorgrondelijke onvoorspelbaarheden — of zij nu betrekking hebben op het gedrag van een oer-eenheid van kracht, of op de reactie van een niet geïdentificeerd bewust-zijnsniveau, of op het verschijnsel van een ontzaglijke voorloper van een universum, die in de gebieden der buiten-ruimte in ontwikkeling is — onthullen waarschijnlijk de activiteiten van de Ultieme en de presentie-verrichtingen van de Absoluten die aan het functioneren van alle Scheppers van universa voorafgaan.

12:6.7 (136.5) Wij weten het niet zeker, doch wij vermoeden dat deze verbazingwekkende veelzijdigheid en diepgaande coördinatie wijzen op de aanwezigheid en het optreden van de Absoluten en dat zulk een verscheidenheid van respons bij een schijnbaar uniforme veroorzaking, een onthulling is van de reactie van de Absoluten, niet alleen op de rechtstreekse, uit de situatie voortvloeiende veroorzaking, doch ook op alle andere verwante vormen van veroorzaking in het gehele meester-universum.

12:6.8 (136.6) Individuele mensen hebben hun bestemmingsbehoeders; planeten, stelsels, constellaties, universa en superuniversa hebben alle hun respectieve regeerders die arbeiden voor het welzijn van hun domeinen. Over Havona, en zelfs over het groot universum, wordt gewaakt door degenen aan wie deze hoge verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Doch wie zorgt voor, en voorziet in de fundamentele behoeften van, het meester-universum in zijn geheel — van het Paradijs tot en met het vierde, buitenste, ruimteniveau? In existentiële zin berust deze zorg voor het geheel waarschijnlijk bij de Paradijs-Triniteit, maar vanuit een experiëntieel oogpunt is de verschijning van de universa na Havona afhankelijk van:

12:6.9 (136.7) 1. de Absoluten wat betreft het potentieel;

12:6.10 (136.8) 2. de Ultieme wat betreft de richting;

12:6.11 (137.1) 3. de Allerhoogste wat betreft de evolutionaire coördinatie;

12:6.12 (137.2) 4. de Architecten van het Meester-Universum wat betreft het bestuur vóór het verschijnen van specifieke bestuurders.

12:6.13 (137.3) Het Ongekwalificeerd Absolute doordringt alle ruimte. De exacte status van het Godheid-Absolute en het Universeel Absolute is ons niet geheel duidelijk, maar wij weten dat het laatste overal functioneert waar het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute functioneren. Het Godheid-Absolute is wellicht universeel tegenwoordig, maar nauwelijks ruimtetegenwoordig. De Ultieme is ruimtetegenwoordig, of zal dit eens zijn, tot aan de uiterste grenzen van het vierde ruimteniveau. Wij betwijfelen of de Ultieme ooit een ruimtetegenwoordigheid zal hebben voorbij de buitenzijde van het meester-universum, maar binnen deze begrenzing integreert de Ultieme in toenemende mate de creatieve organisatie van het potentieel van de drie Absoluten.

7. Het deel en het geheel

12:7.1 (137.4) Door alle tijd en ruimte heen, en met betrekking tot alle werkelijkheid, van welke aard deze ook moge zijn, is er een onverbiddelijke, onpersoonlijke wet van kracht, die gelijk staat aan het functioneren van een kosmische voorzienigheid. Barmhartigheid kenmerkt Gods houding van liefde voor het individu; onpartijdigheid motiveert Gods houding jegens het totaal. De wil van God zegeviert niet noodzakelijkerwijs in het deel — het hart van iedere persoonlijkheid — maar zijn wil regeert daadwerkelijk het geheel, het universum van universa.

12:7.2 (137.5) In al Gods handelen met al zijn wezens geldt dat zijn wetten niet inherent arbitrair zijn. U, met uw beperkte visie en uw eindige gezichtspunt, moeten de daden van God wel dikwijls dictatoriaal en willekeurig toeschijnen. De wetten van God zijn niet anders dan de gewoonten van God, zijn manier om de dingen steeds weer te doen; en hij doet alle dingen altijd goed. Ge ziet dat God hetzelfde steeds weer op dezelfde manier doet, eenvoudig omdat dit de beste manier is om dat ding in de gegeven omstandigheden te doen; de beste manier is dan ook de juiste manier, en daarom verordent de oneindige wijsheid dat het altijd precies zo, volmaakt gedaan moet worden. Ge dient ook in gedachten te houden dat de natuur niet uitsluitend het handelen van de Godheid is: er zijn ook andere invloeden werkzaam in de verschijnselen die de mens de natuur noemt.

12:7.3 (137.6) Het is weerzinwekkend voor de goddelijke natuur om enigerlei vorm van achteruitgang te ondergaan of om ooit toe te staan dat een zuiver persoonlijke handeling op een minderwaardige wijze wordt uitgevoerd. Wij moeten hier echter duidelijk zeggen dat indien in de goddelijkheid van een situatie, in uiterste omstandigheden, in enig geval waar de gedragslijn der allerhoogste wijsheid wellicht zou aangeven dat een ander gedrag vereist is — indien de eisen der volmaakt-heid om de een of andere reden een andere, betere methode van reageren zouden voorschrij-ven, de alwijze God dan onmiddellijk op die betere en meer passende wijze zou functioneren. Dit zou dan de uitdrukking zijn van een hogere wet, niet de herziening van een lagere wet.

12:7.4 (137.7) God is niet een aan gewoonten gebonden slaaf van de chronische herhaling van zijn eigen vrijwillige daden. De wetten van de Oneindige zijn niet met elkaar in strijd; het zijn alle volmaaktheden van de onfeilbare natuur; het zijn alle onbetwistbare daden die foutloze beslissingen uitdrukken. Wetten zijn de onveranderlijke reactie van een oneindig, volmaakt en goddelijk bewustzijn. De daden van God zijn alle gewild, niettegenstaande het feit dat zij schijnbaar altijd hetzelfde zijn. In God ‘is geen verandering of zweem van ommekeer.’ Dit alles echter, wat naar waarheid gezegd kan worden van de Universele Vader, kan niet met even grote zekerheid gezegd worden van al zijn ondergeschikte verstandelijke wezens of van zijn evolutionaire schepselen.

12:7.5 (137.8) Omdat God onveranderlijk is, kunt ge er in alle normale omstandigheden op rekenen dat hij hetzelfde ding op dezelfde identieke, gewone manier zal doen. God is de verzekering van stabiliteit voor alle geschapen dingen en wezens. Hij is God: daarom verandert hij niet.

12:7.6 (138.1) En al deze bestendigheid in zijn gedrag en uniformiteit in zijn handelen is persoonlijk, bewust, en in hoge mate gewild, want de grote God is niet een hulpeloze slaaf van zijn eigen volmaaktheid en oneindigheid. God is niet een zelfwerkende automatische kracht; hij is ook niet een slaafs aan wetten gebonden macht. God is geen wiskundige vergelijking of een chemische formule. Hij is een oer-persoonlijkheid met vrije wil. Hij is de Universele Vader, een wezen dat overvloeit van persoonlijkheid en de universele fontein is van alle geschapen persoonlijkheid.

12:7.7 (138.2) De wil van God zegeviert niet onveranderlijk in het hart der materiële stervelingen die God zoeken, doch indien men het tijdskader ruimer neemt dan het moment en dit het gehele eerste leven doet omvatten, dan wordt Gods wil steeds duidelijker zichtbaar in de geestelijke vruchten die worden voortgebracht in de levens van de door de geest geleide kinderen van God. En wanneer het menselijke leven vervolgens nog ruimer genomen wordt en men het de morontia-ervaring laat omvatten, dan ziet men dat de goddelijke wil steeds helderder aan de dag treedt in de steeds geestelijker wordende daden van de schepselen uit de tijd, die de goddelijke heerlijkheden zijn gaan smaken van het ervaren van de verwantschap van de persoonlijkheid van de mens met de persoonlijkheid van de Universele Vader.

12:7.8 (138.3) Het Vaderschap van God en de broederschap der mensen geven op het niveau van persoonlijkheid de paradox te zien van het deel en het geheel. God heeft elk individu lief als een individueel kind in het hemelse gezin. Toch heeft God alle individuele mensen aldus lief; hij kent geen aanzien des persoons, en de universaliteit van zijn liefde doet een verwantschap van het geheel ontstaan, de universele broederschap.

12:7.9 (138.4) De liefde van de Vader individualiseert iedere persoonlijkheid op absolute wijze als een uniek kind van de Universele Vader, een kind waarvan tot in de oneindigheid geen duplicaat bestaat, een wilsschepsel dat in alle eeuwigheid onvervangbaar is. De liefde van de Vader verheerlijkt ieder kind van God, verlicht ieder lid van de hemelse familie, tekent de unieke natuur van ieder persoonlijk wezen scherp af tegen de onpersoonlijke niveaus die buiten het broederlijke circuit liggen van de Vader van allen. De liefde van God geeft een treffend beeld van de transcendente waarde van ieder wilsschepsel, openbaart onmiskenbaar de hoge waarde die de Universele Vader aan een ieder van zijn kinderen heeft toegekend, vanaf de hoogste schepper-persoonlijkheid met Paradijs-status tot en met de laagste persoonlijkheid met de waardigheid van wil onder de primitieve stammen in de dageraad van de menselijke soort op een evolutionaire wereld in tijd en ruimte.

12:7.10 (138.5) Het is deze liefde van God voor het individu die de goddelijke familie van alle individuele wezens doet ontstaan, de universele broederschap van de vrijwillige kinderen van de Paradijs-Vader. En omdat deze broederschap universeel is, is zij een verwantschap van het geheel. Broederschap onthult, wanneer zij universeel is, niet de betrekking daartoe van elk apart, maar de verwantschap van allen. Broederschap is een werkelijkheid van het totaal en onthult daarom kwaliteiten van het geheel, in tegenstelling tot kwaliteiten van het deel.

12:7.11 (138.6) Broederschap vormt een feit van betrekking tussen alle persoonlijkheden die in het universum bestaan. Geen enkele persoon kan de weldaden of straffen ontgaan die het gevolg kunnen zijn van zijn betrekking tot andere personen. Het deel gedijt of lijdt in de maat met het geheel. De goede inspanning van ieder mens strekt alle mensen ten voordeel; de dwaling of het kwaad van ieder mens vermeerdert de ellende van alle mensen. Zoals het deel zich beweegt, zo beweegt zich het geheel. Zoals het geheel vorderingen maakt, zo maakt ook het deel vorderingen. De betrekkelijke snelheden van het deel en van het geheel bepalen of het deel wordt vertraagd door de traagheid van het geheel, of wordt voortgestuwd door de vaart van de kosmische broederschap.

12:7.12 (139.1) Het is een mysterie dat God een zeer persoonlijk, zichzelf bewust wezen is, met een hoofdkwartier waar hij resideert, en tegelijkertijd persoonlijk tegenwoordig is in zulk een ontzaglijk uitgestrekt universum en persoonlijk in contact staat met zulk een welhaast oneindig aantal wezens. Dat zo’n verschijnsel een mysterie is dat uw menselijke bevatting te boven gaat, dient uw geloof niet in het minst te verzwakken. Laat u door de grootheid van de oneindigheid, de onmetelijkheid van de eeuwigheid, en de grootsheid en glorie van het onvergelijkelijke karakter van God, niet intimideren, onthutsen, of ontmoedigen; de Vader is immers niet zeer ver van een ieder van u: hij woont binnen in u, en in hem bewegen wij ons allen letterlijk, leven wij daadwerkelijk, en bestaan wij waarlijk.

12:7.13 (139.2) Ook al functioneert de Paradijs-Vader door zijn goddelijke scheppers en zijn geschapen kinderen, toch geniet hij ook het innigste innerlijke contact met u, een contact zo subliem, zo hoogst persoonlijk, dat het zelfs mijn bevatting te boven gaat — de geheimnisvolle gemeenschap van het Vader-fragment met de menselijke ziel en met het sterfelijke bewustzijn waarin het daadwerkelijk woont. Gezien wat ge weet van deze Godsgeschenken, weet ge ook dat de Vader niet alleen met zijn goddelijke deelgenoten in intiem contact staat, maar ook met zijn evolutionaire sterfelijke kinderen in de tijd. De Vader verblijft inderdaad op het Paradijs, maar zijn goddelijke tegenwoordigheid woont ook in het bewustzijn van de mens.

12:7.14 (139.3) Al wordt de geest van een Zoon uitgestort over alle vlees, al heeft een Zoon eens onder u gewoond in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, al behoeden en leiden de serafijnen u persoonlijk, hoe kan ook maar één van deze goddelijke wezens van het Tweede Centrum en van het Derde ooit hopen u zo dicht te naderen of u zo volledig te begrijpen als de Vader, die een deel van zichzelf gegeven heeft om in u te zijn, om uw werkelijk en goddelijk, ja, uw eeuwig zelf te zijn?

8. Materie, bewustzijn en geest

12:8.1 (139.4) ‘God is geest,’ maar het Paradijs is dat niet. Het materiële universum is altijd de arena waar alle geestelijke activiteiten plaatsvinden; geest-wezens en geest-opklimmenden leven en werken op fysische werelden die materiële realiteit bezitten.

12:8.2 (139.5) De schenking van kosmische kracht, het domein der kosmische zwaartekracht, is de functie van het Paradijs-Eiland. Alle oorspronkelijke kracht-energie gaat uit van het Paradijs, en de materie voor het vormen van talloze universa circuleert reeds nu door het gehele meester-universum, in de vorm van een superzwaartekracht-presentie die de krachtlading van de doordrongen ruimte is.

12:8.3 (139.6) Wat de transformaties van kracht in de buitenliggende universa ook mogen zijn, wanneer deze kracht eenmaal van het Paradijs is uitgegaan, trekt zij voort, onderhevig aan de nimmer eindigende, immer aanwezige, nooit aflatende aantrekking van het eeuwige Eiland, en zeilt zij voor immer gehoorzaam en op de haar eigen wijze voort langs de eeuwige ruimtepaden van de universa. Fysische energie is de enige realiteit die altijd trouw en vast gehoorzaamt aan de universele wet. Alleen in de gebieden van het wilsvermogen van het schepsel is er afwijking van de goddelijke wegen en de oorspronkelijke plannen voorgekomen. Kracht en energie vormen de universele bewijsstukken van de stabiliteit, bestendigheid, en eeuwigheid van het centrale Paradijs-Eiland.

12:8.4 (139.7) De schenking van geest en de vergeestelijking van persoonlijkheden, het domein der geestelijke zwaartekracht, is het gebied van de Eeuwige Zoon. En deze geest-zwaartekracht van de Zoon, die immer alle geestelijke realiteiten tot zich trekt, is even werkelijk en absoluut als de alvermogende materiële greep van het Paradijs-Eiland. De materieel gezinde mens is echter van nature meer vertrouwd met de materiële manifestaties van fysische aard dan met de even werkelijke en machtige activiteiten van geestelijke aard, die slechts door het geestelijk inzicht van de ziel worden bespeurd.

12:8.5 (140.1) Naarmate het bewustzijn van welke persoonlijkheid dan ook in het universum geestelijker wordt — meer wordt zoals God — reageert het minder op de materiële zwaartekracht. Werkelijkheid die gemeten wordt naar de respons op de fysische zwaartekracht, is de antithese van werkelijkheid zoals deze wordt bepaald door de kwaliteit van haar geest-inhoud. De werking van fysische zwaartekracht is een kwantitatieve determinant van niet-geestelijke energie; de geestelijke zwaartekrachtswerking is de kwalitatieve maatlat van de levende energie van goddelijkheid.

12:8.6 (140.2) Wat het Paradijs is voor de materiële schepping, en wat de Eeuwige Zoon is voor het geestelijke universum, is de Vereend Handelende Geest voor de gebieden van het bewustzijn — het intelligente universum van materiële, morontiale en geestelijke wezens en persoonlijkheden.

12:8.7 (140.3) De Vereend Handelende Geest reageert zowel op materiële als op geestelijke werkelijkheden, en wordt daarom krachtens zijn wezen de universele helper van alle denkende wezens, wezens die een vereniging van de materiële en de geestelijke fasen van de schepping kunnen vertegenwoordigen. De begiftiging met intelligentie, het dienstbetoon aan het materiële en het geestelijke in de vorm van het verschijnsel van bewustzijn, is uitsluitend het domein van de Vereend Handelende Geest, die aldus de partner wordt van het geestelijke bewustzijn, de essentie van het morontia-bewustzijn, en de substantie van het materiële bewustzijn van de evolutionaire schepselen in de tijd.

12:8.8 (140.4) Bewustzijn is de techniek waardoor de geest-werkelijkheden experiëntieel worden voor geschapen persoonlijkheden. En per slot van rekening zijn de mogelijkheden van zelfs het menselijke bewustzijn om eenheid te bewerkstelligen, het vermogen om dingen, ideeën en waarden te coördineren, bovenmaterieel.

12:8.9 (140.5) Ofschoon het voor het sterfelijke bewustzijn eigenlijk niet mogelijk is om de zeven niveaus van relatieve kosmische werkelijkheid te begrijpen, moet het menselijk verstand wel in staat zijn om een groot deel van de betekenis van drie functionerende niveaus der eindige werkelijkheid te vatten:

12:8.10 (140.6) 1. Materie. Georganiseerde energie die onderhevig is aan de lineaire zwaartekracht, behalve voorzover zij gemodificeerd wordt door beweging en bepaald wordt door bewustzijn.

12:8.11 (140.7) 2. Bewustzijn. Georganiseerde bewustheid die niet geheel onderhevig is aan de materiële zwaartekracht, en waarlijk vrij wordt wanneer zij gemodificeerd wordt door geest.

12:8.12 (140.8) 3. Geest. De hoogste persoonlijke realiteit. Ware geest is niet onderhevig aan de fysische zwaartekracht, maar wordt uiteindelijk de motiverende invloed van alle evoluerende energie-systemen die de waardigheid van persoonlijkheid hebben.

12:8.13 (140.9) Het bestaansdoel van alle persoonlijkheden is geest; hun materiële manifestaties zijn relatief, en het kosmische bewustzijn bemiddelt tussen deze universele tegengestelden. De schenking van bewustzijn en de bijstand van geest zijn het werk van de mede-personen der Godheid, de Oneindige Geest en de Eeuwige Zoon. Totale Godheidswerkelijkheid is niet bewustzijn maar geest-bewustzijn — bewustzijn-geest, geünificeerd door persoonlijkheid. Desniettemin convergeren de absoluten van zowel de geest als van het ding in de persoon van de Universele Vader.

12:8.14 (140.10) Op het Paradijs zijn de drie energieën, de fysische, de mentale en de geestelijke, van dezelfde orde. In de evolutionaire kosmos is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest naar meesterschap streeft door de bemiddeling van het bewustzijn. Geest is de fundamentele werkelijkheid van de persoonlijkheidservaring van alle schepselen, omdat God geest is. Geest is onveranderlijk en daarom transcendeert zij in alle persoonlijkheidsverhoudingen bewustzijn en materie, die experiëntiële variabelen zijn bij het bereiken van vooruit gang.

12:8.15 (140.11) In de kosmische evolutie wordt materie een filosofische schaduw, door bewustzijn afgeworpen wanneer zich de geestesglans der goddelijke verlichting voordoet, doch dit ontkracht niet de realiteit van materie-energie. Bewustzijn, materie, en geest zijn alledrie even werkelijk, maar zij zijn voor de persoonlijkheid niet van gelijke waarde voor het verwerven van godde- lijkheid. Het zich bewust zijn van goddelijkheid is een voortgaande geestelijke ervaring.

12:8.16 (141.1) Hoe helderder de vergeestelijkte persoonlijkheid straalt (de Vader in het universum, het fragment van potentiële geest-persoonlijkheid in het individuele schepsel), des te groter wordt de schaduw die het tussenliggende bewustzijn werpt op haar materiële omhulsel. In de tijd is ’s mensen lichaam even werkelijk als zijn bewustzijn of zijn geest, maar in de dood komen zowel het bewustzijn (de identiteit) als de geest tot overleving, doch het lichaam niet. Een kosmische realiteit kan niet-bestaand zijn in de persoonlijkheidservaring. En dus is uw Griekse zegswijze — het materiële als de schaduw van de meer werkelijke geest-substantie — inderdaad van filosofische betekenis.

9. Persoonlijke werkelijkheden

12:9.1 (141.2) Geest is de fundamentele persoonlijke werkelijkheid in de universa, en persoonlijkheid is fundamenteel voor alle vorderende ervaring met geestelijke werkelijkheid. Iedere fase in de ervaring van de persoonlijkheid op ieder volgend niveau van voortgang in het universum wemelt van aanwijzingen die kunnen leiden tot het ontdekken van aanlokkelijke persoonlijke werkelijkheden. ’s Mensen ware bestemming bestaat in het scheppen van nieuwe geest-doel-einden en vervolgens in het reageren op de kosmische, bekoorlijke aantrekkingskracht van dergelijke verheven doeleinden van niet-materiële waarde.

12:9.2 (141.3) Liefde is het geheim van een weldadige omgang tussen persoonlijkheden. Ge kunt iemand niet werkelijk kennen als ge maar een enkel contact met hem hebt gehad. Door wiskundige deductie kunt ge muziek niet leren kennen of er waardering voor krijgen, ook al is muziek een vorm van wiskundig ritme. Het nummer dat aan een telefoonabonnee is toegewezen, kan op geen enkele wijze de persoonlijkheid van die abonnee identificeren of iets zeggen over zijn karakter.

12:9.3 (141.4) De wiskunde, de materiële wetenschap, is onmisbaar voor de intelligente discussie over de materiële aspecten van het universum, doch deze kennis is niet noodzakelijkerwijze een onderdeel van de hogere bewustwording van waarheid of van de persoonlijke waardering van geestelijke werkelijkheden. Niet alleen in de domeinen van het leven, maar zelfs in de wereld van de fysische energie is de som van twee of meer dingen zeer dikwijls iets meer dan, of iets anders dan, de voorspelbare, bijkomende consequenties van zulke samenvoegingen. De gehele wetenschap van de wiskunde, het gehele gebied van de filosofie en de hoogste fysica of chemie, hadden niet kunnen voorspellen of weten dat de verbinding van twee gasvormige waterstof-atomen met één gasvormig zuurstof-atoom zou resulteren in een geheel nieuwe substantie met bijzondere bijkomende eigenschappen — vloeibaar water. Een begripvol kennen van dit ene fysiochemische verschijnsel zou reeds voldoende hebben moeten zijn om de ontwikkeling van een materialistische filosofie en mechanistische kosmologie te voorkomen.

12:9.4 (141.5) Een technische analyse onthult niet wat een persoon of ding kan doen. Bijvoorbeeld: water kan doeltreffend gebruikt worden om vuur te doven. Het is een feit van de alledaagse ervaring dat water vuur dooft, maar geen enkele analyse van water zou deze eigenschap ooit hebben kunnen onthullen. Door analyse kan worden vastgesteld dat water is samengesteld uit waterstof en zuurstof: een verdere studie van deze elementen onthult dat zuurstof in werkelijkheid verbranding bevordert en dat waterstof zelf gemakkelijk brandt.

12:9.5 (141.6) Uw religie wordt thans werkelijk omdat zij zich bevrijdt uit de slavernij van vrees en uit de boeien van bijgeloof. Uw filosofie worstelt om zich vrij te maken van dogma en traditie. Uw wetenschap is verwikkeld in de eeuwenlange krachtmeting tussen waarheid en dwaling, terwijl zij vecht om zich te bevrijden uit de onderworpenheid aan abstractie, de slavernij der wiskunde, en de relatieve blindheid van het mechanistische materialisme.

12:9.6 (142.1) De sterfelijke mens heeft een geest-kern. Het bewustzijn is een systeem van persoonlijke energie dat rond een goddelijke geest-kern functioneert in een materiële omgeving. Zulk een levende betrekking tussen persoonlijk bewustzijn en geest vormt het universum-potentieel voor een eeuwige persoonlijkheid. Werkelijke moeilijkheden, blijvende teleurstellingen, ernstige nederlagen, of de onvermijdelijke dood kunnen zich pas voordoen wanneer voorstellingen aangaande het zelf zich aanmatigen om de centrale geest-kern geheel uit zijn macht tot leidinggeving te ontzetten, en hierdoor het kosmische plan voor de persoonlijkheidsidentiteit ontwrichten.

12:9.7 (142.2) [Aangeboden door een Volmaker van Wijsheid, handelend op gezag van de Ouden der Dagen.]

Información de fondo

AfdrukkenAfdrukken

Urantia Foundation, 533 W. Diversey Parkway, Chicago, IL 60614, USA
Telefoon: +1-773-525-3319
© Urantia Foundation. Alle rechten voorbehouden