Het Urantia Boek
DEEL I
Onder verantwoordelijkheid van een Uversa-korps van Superuniversum-Persoonlijkheden die handelen op gezag van de Ouden der Dagen van Orvonton.
Het Urantia Boek
Verhandeling 1
1:0.1 (21.1) DE Universele Vader is de God van de gehele schepping, Eerste Bron en Centrum van alle dingen en wezens. Zie God in de eerste plaats als schepper, dan als albeheerser en ten slotte als oneindige handhaver. De waarheid aangaande de Universele Vader was begonnen tot de mensheid door te dringen toen de profeet sprak: ‘Gij, o God, zijt een enig God; er is geen ander naast u. Gij hebt de hemel geschapen en de hemel der hemelen, met al hun heerscharen; gij houdt ze in stand en bestiert ze. Door de Zonen van God werden de universa gemaakt. De Schepper hult zich in licht als in een mantel en spant de hemel uit als een tentkleed.’ Alleen het denkbeeld van de Universele Vader — één God in plaats van vele goden — heeft de sterfelijke mens in staat gesteld de Vader te begrijpen als goddelijke schepper en oneindige albeheerser.
1:0.2 (21.2) De ontelbare planetenstelsels zijn alle gemaakt om uiteindelijk bewoond te worden door intelligente schepselen van vele verschillende typen, wezens die God kunnen kennen, de goddelijke liefde kunnen ontvangen, en op hun beurt God kunnnen liefhebben. Het universum van universa is het werk van God en de woonplaats van zijn veelsoortige schepselen. ‘God schiep de hemelen en formeerde de aarde; niet zonder bedoeling bracht hij het universum tot stand en schiep hij deze wereld; hij formeerde haar om bewoond te worden.’
1:0.3 (21.3) De verlichte werelden erkennen en vereren alle de Universele Vader, de eeuwige maker en oneindige handhaver van de gehele schepping. Uit universum na universum zijn de wilsschepselen begonnen aan de zeer lange reis naar het Paradijs, de fascinerende worsteling om God de Vader te bereiken, het avontuur der eeuwigheid. Het transcendente doel van de kinderen uit de tijd is het vinden van de eeuwige God, het begrijpen van de goddelijke natuur, het herkennen van de Universele Vader. Schepselen die God kennen, hebben slechts één allerhoogste ambitie, slechts één brandende begeerte, namelijk om zoals zij zijn, in hun sfeer, hem gelijk te worden zoals hij is in zijn Paradijs-volmaaktheid vanpersoonlijkheid en in zijn universele sfeer van rechtvaardige allerhoogste macht. Van de Universele Vader die de eeuwigheid bewoont, is de allerhoogste opdracht uitgegaan: ‘Weest volmaakt, zoals ik volmaakt ben.’ In liefde en barmhartigheid hebben de boodschappers uit het Paradijs door de tijden heen deze goddelijke aansporing uitgedragen naar de universa, zelfs naar zulke nederige schepselen van dierlijke afkomst als de geslachten der mensen op Urantia.
1:0.4 (22.1) Dit luisterrijke, universele gebod om te streven naar het verwerven van de volmaaktheid van goddelijkheid, is de eerste plicht van alle worstelende schepselen in de schepping van de God van volmaaktheid, en zou ook hun hoogste ambitie moeten zijn. Deze mogelijkheid om goddelijke volmaaktheid te verwerven vormt de finale, zekere bestemming van alle eeuwige geestelijke vooruitgang van de mens.
1:0.5 (22.2) Stervelingen op Urantia kunnen nauwelijks verwachten volmaakt te worden in de oneindige betekenis, maar het is voor mensen zeer wel mogelijk om, beginnende op deze planeet, het hemelse, goddelijke doel te bereiken dat de oneindige God de sterfelijke mens heeft gesteld; en wanneer zij deze bestemming inderdaad bereiken, zullen zij in al wat zelfontplooiing en bewustzijnsverworvenheden betreft, evenzeer vervuld zijn in hun sfeer van goddelijke volmaaktheid, als God zelf is in zijn sfeer van oneindigheid en eeuwigheid. Zulke volmaaktheid is misschien niet universeel in de materiële zin, niet onbeperkt qua intellectueel begrip, of finaal in geestelijke ervaring, maar zij is wel finaal en compleet in alle eindige aspecten van goddelijkheid van wil, volmaaktheid van persoonlijkheidsmotivatie, en Godsbewustzijn.
1:0.6 (22.3) Dit is de ware betekenis van die goddelijke opdracht, ‘Weest volmaakt, zoals ik volmaakt ben,’ waardoor de sterfelijke mens voortdurend wordt aangespoord en naar binnen wordt gewenkt bij zijn lange, fascinerende worsteling om steeds hogere niveaus van geestelijke waarden en ware universum-betekenissen en -bedoelingen te bereiken. Deze sublieme speurtocht naar de God der universa is het allerhoogste avontuur van de bewoners van alle werelden in tijd en ruimte.
1:1.1 (22.4) Van alle namen waaronder God de Vader overal in de universa wordt gekend, komt men het meest de namen tegen die hem aanduiden als Eerste Bron en het Centrum van het Universum. De Eerste Vader wordt in de veelsoortige universa en in verschillende sectoren van eenzelfde universum onder verscheidene namen gekend. De namen die het schepsel aan de Schepper geeft, hangen grotendeels af van het begrip dat het schepsel van de Schepper heeft. De Eerste Bron en Centrum van het Universum heeft zich nooit met een naam geopenbaard, doch alleen door zijn natuur. Indien wij geloven dat wij de kinderen van deze Schepper zijn, is het niet meer dan natuurlijk dat wij hem uiteindelijk Vader noemen. Maar dit is de naam die wij zelf gekozen hebben, en komt voort uit het besef van onze persoonlijke verhouding met de Eerste Bron en Centrum.
1:1.2 (22.5) De Universele Vader legt nooit enige vorm van willekeurige erkenning, formele verering of slaafse dienstbaarheid op aan de intelligente wilsschepselen in de universa. De evolutionaire bewoners van de werelden in tijd en ruimte moeten hem uit zichzelf — in hun eigen hart — erkennen, liefhebben, en vrijwillig vereren. De Schepper weigert de onderwerping van de geestelijke vrije wil van zijn materiële schepselen af te dwingen of op te eisen. De liefdevolle wijding van zijn menselijke wil aan het doen van de wil van de Vader is het meest uitgelezen geschenk dat de mens aan God kan geven: in feite vormt deze heiliging van de wil van het schepsel het enige geschenk van echte waarde dat de mens de Paradijs-Vader kan geven. In God leeft de mens, beweegt hij zich en is hij: er is niets anders dat de mens aan God kan geven dan deze keuze om zich te schikken naar de wil van de Vader, en zulke beslissingen, genomen door de intelligente wilsschepselen in de universa, vormen de realiteit van die ware godsverering die zoveel voldoening schenkt aan de Schepper-Vader, wiens natuur door liefde wordt geregeerd.
1:1.3 (22.6) Wanneer ge u eenmaal waarlijk van God bewust geworden bent, wanneer ge de majesteite-lijke Schepper werkelijk hebt ontdekt en ge de inwonende tegenwoordigheid van de goddelijke albeheerser begint te beseffen, dan zult ge, in overeenstemming met uw verlichting en met de manier en methode volgens welke de goddelijke Zonen God openbaren, een naam vinden voor de Universele Vader, die uw voorstelling van de Eerste Grote Bron en Centrum passend tot uitdrukking brengt. Zo wordt op verschillende werelden en in veelsoortige universa de Schepper gekend onder talrijke benamingen die alle dezelfde geest van verwantschap uitdrukken, maar waarvan elk in woord- en symboolgebruik de graad, de diepte, aangeeft van Gods tronen in het hart van zijn schepselen in dat bepaalde gebied.
1:1.4 (23.1) Dichtbij het centrum van het universum van universa wordt de Universele Vader gewoonlijk gekend onder namen waarvan men kan zeggen dat ze Eerste Bron betekenen. Verder naar buiten, in de universa in de ruimte, betekenen de termen waarmee de Universele Vader wordt aangeduid meestal het Universele Centrum. Nog verder naar buiten in de met sterren bezaaide schepping, zoals op de centrale wereld van uw plaatselijk universum, kent men hem als Eerste Scheppende Bron en Goddelijk Centrum. In een constellatie nabij de uwe noemt men God de Vader der Universa. In een andere, de Oneindige Handhaver en meer naar het oosten, de Goddelijke Albeheerser. Men heeft hem ook aangeduid als de Vader der Lichten, de Gave van het Leven, en de Alvermogende.
1:1.5 (23.2) Op de werelden waar een Paradijs-Zoon een leven van zelfschenking heeft geleefd, kent men God over het algemeen onder een naam die een persoonlijke verhouding, tedere liefde en vaderlijke toewijding aangeeft. Op het hoofdkwartier van uw constellatie wordt God aangeduid als de Universele Vader en op verschillende planeten in uwplaatselijk stelsel van bewoonde werelden wordt hij afwisselend gekend als de Vader der Vaderen, de Paradijs-Vader, de Havona-Vader en de Geest-Vader. Zij die God kennen door de openbaringen van de schenkingen van de Paradijs-Zonen, zwichten ten slotte voor de gevoelsmatige aantrekkingskracht van de ontroerende verhouding die de schepsel-Schepper connectie is, en spreken over God als ‘onze Vader.’
1:1.6 (23.3) Op een planeet met geslachtelijke schepselen, in een wereld waar de impuls van ouderliefde is ingeboren in het hart van de intelligente bewoners, wordt de term Vader een zeer veelzeggende, geëigende naam voor de eeuwige God. Op uw planeet, Urantia, kent men hem het best en wordt hij het meest universeel erkend onder de naam God. De naam die men hem geeft, is van weinig belang: waar het op aankomt, is dat ge hem kent en ernaar streeft te zijn zoals hij. Uw profeten van weleer noemden hem terecht ‘de eeuwige God’ en spraken van hem als hij die ‘de eeuwigheid bewoont.’
1:2.1 (23.4) God is primaire werkelijkheid in de wereld van geest; God is de oorsprong van waarheid in de sferen van het bewustzijn; God overschaduwt alles en allen in alle materiële domeinen. Voor alle geschapen denkende wezens is God een persoonlijkheid en voor het universum van universa is hij de Eerste Bron en Centrum van de eeuwige werkelijkheid. God is niet als de mens, en evenmin als een machine. De Universele Vader is universele geest, eeuwige waarheid, oneindige werkelijkheid, en vader-persoonlijkheid.
1:2.2 (23.5) De eeuwige God is oneindig veel meer dan een idealisering van de werkelijkheid of een personificatie van het universum. God is niet slechts het allerhoogste verlangen van de mens, de objectivering van de zoektocht van de sterveling. Evenmin is God alleen maar een begrip, het machtspotentieel van rechtvaardigheid. De Universele Vader is niet een synoniem voor de natuur en evenmin is hij de verpersoonlijking van de natuurwet. God is een transcendente werkelijkheid, niet louter ’s mensen traditionele voorstelling van allerhoogste waarden. God is niet een psychologische focalisatie van geestelijke betekenissen en bedoelingen, noch is hij ‘het nobelst werkstuk van de mens.’ In het denken van mensen kan God wel één van deze voorstellingen of al deze begrippen tegelijk zijn, maar hij is meer. Hij is een reddende persoonlijkheid en een liefdevolle Vader voor allen die geestelijke vrede kennen op aarde en die ernaar smachten om in de dood de overleving van hun persoonlijkheid te ervaren.
1:2.3 (24.1) De actualiteit van het bestaan van God wordt in de menselijke ervaring aangetoond door de inwoning van de goddelijke tegenwoordigheid, de geest-Mentor die is uitgezonden vanuit het Paradijs om in het sterfelijke bewustzijn van de mens te leven en daar te helpen bij de ontwikkeling van de onsterfelijke ziel die eeuwig kan voortbestaan. De aanwezigheid van deze goddelijke Richter in het menselijke bewustzijn wordt door drie ervaringsverschijnselen onthuld:
1:2.4 (24.2) 1. het verstandelijke vermogen om God te kennen — het Godsbewustzijn;
1:2.5 (24.3) 2. de geestelijke impuls om God te vinden — het zoeken naar God;
1:2.6 (24.4) 3. de hunkering van de persoonlijkheid om zoals God te zijn — het oprechte verlangen de wil van de Vader te doen.
1:2.7 (24.5) Het bestaan van God kan nooit worden bewezen door wetenschappelijke experimenten of door de zuivere rede der logische deductie. God kan alleen tot werkelijkheid worden in de sfeer der menselijke ervaring; het ware begrip van Gods werkelijkheid is niettemin redelijk voor de logica, aannemelijk voor de filosofie, essentieel voor de religie, en onontbeerlijk voor alle hoop op overleving der persoonlijkheid.
1:2.8 (24.6) Zij die God kennen, hebben het feit van zijn aanwezigheid ervaren; stervelingen die God zo kennen, bezitten in hun persoonlijke ervaring het enige onweerlegbare bewijs voor het bestaan van de levende God, dat een mens aan een andere mens kan leveren. Het bestaan van God gaat alle aantoonbaarheid te boven, met uitzondering van het contact tussen het Godsbewustzijn van de mens en de Godstegenwoordigheid van de Gedachtenrichter die in het sterfelijke intellect woont, en de mens om niet wordt geschonken als de gave van de Universele Vader.
1:2.9 (24.7) In theorie kunt ge u God voorstellen als de Schepper, en hij is inderdaad de persoonlijke schepper van het Paradijs en het centrale universum van volmaaktheid, maar de universa in tijd en ruimte zijn en worden alle geschapen en georganiseerd door het Paradijs-Korps der Schepper-Zonen. De Universele Vader is niet de persoonlijke schepper van het plaatselijk universum Nebadon: het universum waarin gij leeft is de schepping van zijn Zoon Michael. Hoewel de Vader de evolutionaire universa niet persoonlijk schept, beheerst hij ze wel in veel van hun universele betrekkingen en in bepaalde manifestaties van fysische, mentale en geestelijke energieën. God de Vader is de persoonlijke schepper van het Paradijs-universum en, in samenwerking met de Eeuwige Zoon, de schepper van alle andere persoonlijke Scheppers van universa.
1:2.10 (24.8) Als fysische albeheerser in het materiële universum van universa functioneert de Eerste Bron en Centrum in de patronen van het eeuwige Paradijs-Eiland, en door dit centrum van absolute zwaartekracht oefent de eeuwige God op het fysische niveau kosmische albeheersing uit, in het centrale universum evenzeer als overal in het universum van universa. Als [denkend] bewustzijn functioneert God in de Godheid van de Oneindige Geest; als geest is God manifest in de persoon van de Eeuwige Zoon en in de personen der goddelijke kinderen van de Eeuwige Zoon. Dit onderlinge verband tussen de Eerste Bron en Centrum en de Personen en Absoluten van het Paradijs die zijn gelijken zijn, sluit geenszins uit dat de Universele Vader in de gehele schepping en op alle niveaus daarvan rechtstreeks persoonlijk handelt. Door de tegenwoordigheid van zijn gefragmenteerde geest onderhoudt de Schepper-Vader rechtstreeks contact met zijn schepsel-kinderen en zijn geschapen universa.
1:3.1 (25.1) ‘God is geest.’ Hij is een universele geestelijke tegenwoordigheid. De Universele Vader is een oneindige geestelijke werkelijkheid; hij is ‘de soevereine, eeuwige, onsterfelijke, onzien- lijke, en enig ware God.’ Ook al zijt ge ‘van Gods geslacht,’ moet ge niet denken dat de Vader u in fysieke gestalte gelijkt, omdat van u gezegd is dat ge geschapen zijt ‘naar zijn beeld’ — omdat in u de Geheimnisvolle Mentoren wonen, die zijn uitgezonden vanuit het centrale verblijf van zijn eeuwige tegenwoordigheid. Geestelijke wezens zijn werkelijk, al zijn zij onzichtbaar voor het menselijk oog en zijn zij niet van vlees en bloed.
1:3.2 (25.2) De ziener van weleer sprak: ‘Zie, hij gaat naast mij en ik zie hem niet; hij gaat met mij mee en ik bespeur hem niet.’ Terwijl wij voortdurend de werken Gods kunnen waarnemen en ons in hoge mate bewust kunnen zijn van de materiële blijken van zijn majesteitelijke optreden, wordt het ons slechts zelden vergund een blik te slaan op de zichtbare manifestatie van zijn goddelijkheid, zelfs niet om de aanwezigheid te zien van de door hem afgevaardigde geest die bij de mens inwoont.
1:3.3 (25.3) De Universele Vader is niet onzienlijk omdat hij zich verbergt voor de nederige schepselen met materialistische belemmeringen en beperkte geestesgaven. De toestand is veeleer deze: ‘Gij kunt mijn aangezicht niet aanschouwen, want geen sterveling kan in leven blijven als hij mij zou zien.’ Geen materiële mens zou de God die geest is, kunnen aanschouwen en zijn sterfelijke bestaan kunnen behouden. Voor de lagere groepen geestelijke wezens en voor materiële persoonlijkheden van alle orden is het onmogelijk de heerlijkheid en geestelijke schittering van de tegenwoordigheid van de goddelijke persoonlijkheid te naderen. De geeste-lijke straling van de persoonlijke tegenwoordigheid van de Vader is een ‘licht tot hetwelk geen sterfelijk mens kan naderen; dat geen materieel schepsel heeft gezien of kan zien.’ Maar het is niet nodig God met de ogen van het vlees te zien, om hem te kunnen bespeuren met het zicht des geloofs van een vergeestelijkt bewustzijn.
1:3.4 (25.4) De geest-natuur van de Universele Vader wordt volledig gedeeld door zijn co-existente zelf, de Eeuwige Zoon van het Paradijs. Op dezelfde wijze delen de Vader en de Zoon hun universele, eeuwige geest volledig en zonder voorbehoud met de Oneindige Geest, hun gezamenlijke persoonlijkheidsgelijke. Gods geest is in en uit zichzelf absoluut; in de Zoon is hij niet-gekwalificeerd en in de Geest universeel; in en door hen alle drie is hij oneindig.
1:3.5 (25.5) God is een universele geest; God is de universele persoonlijkheid. De allerhoogste persoonlijke realiteit in de eindige schepping is geest; de ultieme realiteit in de persoonlijke kosmos is absoniete geest. Alleen de niveaus van oneindigheid zijn absoluut, en slechts op deze niveaus is er finaliteit van eenheid tussen materie, bewustzijn en geest.
1:3.6 (25.6) In de universa is God de Vader in potentie de albeheerser van materie, bewustzijn en geest. Alleen door middel van zijn wijdverbreide persoonlijkheidscircuit handelt God rechtstreeks met de persoonlijkheden van zijn ontzaglijke schepping van wilsschepselen, maar dezen kunnen (buiten het Paradijs) alleen met hem in verbinding treden door de tegenwoordigheid van de entiteiten die fragmenten van hem zijn, de wil van God buiten in de universa. Deze Paradijs-geest, die in het bewustzijn van de stervelingen in de tijd woont en daar de evolutie van de onsterfelijke ziel van de overlevende mens verzorgt, is van dezelfde natuur en dezelfde goddelijkheid als de Universele Vader. Het bewustzijn van deze evolutionaire schepselen heeft echter zijn oorsprong in de plaatselijke universa, en moet goddelijke volmaaktheid verkrijgen door het bereiken van de experiëntiële transformaties die samengaan met geeste-lijke verworvenheden, en die het onvermijdelijke gevolg zijn van de keuze van het schepsel om de wil van de Vader in de hemel te doen.
1:3.7 (26.1) In de innerlijke ervaring van de mens is het bewustzijn aan de materie gekoppeld. Een dergelijk aan de materie verbonden bewustzijn kan de dood van de sterfelijke mens niet overleven. De wijze waarop de overleving bewerkstelligd wordt, omvat die heroriëntering van de menselijke wil en die transformaties in het sterfelijke bewustzijn, waardoor zulk een Godbewust verstand zich geleidelijk door de geest laat onderrichten en zich uiteindelijk door de geest laat leiden. Deze evolutie van het menselijke bewustzijn, van verbondenheid aan de materie tot de vereniging met geest, resulteert in de transmutatie van de potentiële geest-fasen van het sterfelijke bewustzijn tot de morontia-werkelijkheden van de onsterfelijke ziel. Het sterfelijke bewustzijn dat dienstbaar is aan de materie, is voorbeschikt om steeds materiëler te worden, waardoor de persoonlijkheid uiteindelijk te niet zal gaan; het bewustzijn dat zich gewonnen geeft aan geest, is voorbestemd om steeds geestelijker te worden en ten slotte eenheid te bereiken met de overlevende, geleidende goddelijke geest, en om op deze wijze tot overleving te komen en tot een eeuwig persoonlijk voortbestaan.
1:3.8 (26.2) Ik komt voort uit de Eeuwige en ben herhaaldelijk teruggekeerd in de tegenwoordigheid van de Universele Vader. Ik weet van de actualiteit en de persoonlijkheid van de Eerste Bron en Centrum, de Eeuwige en Universele Vader. Ik weet dat de grote God weliswaar absoluut, eeuwig en oneindig is, maar ook goed, goddelijk en genadig. Ik ken de waarheid van de grote uitspraken ‘God is geest’ en ‘God is liefde,’ en deze twee eigenschappen worden zeer volledig aan het universum geopenbaard in de Eeuwige Zoon.
1:4.1 (26.3) De oneindigheid van Gods volmaaktheid is van dien aard dat zij hem voor eeuwig tot een mysterie doet zijn. En het grootste van alle ondoorgrondelijke mysteriën Gods is hetwonderbaarlijke verschijnsel van de goddelijke inwoning in het bewustzijn van stervelingen. De wijze waarop de Universele Vader bij de schepselen in de tijd vertoeft, is het diepste van alle universum-mysteriën: de goddelijke tegenwoordigheid in het bewustzijn van de mens is het mysterie der mysteriën.
1:4.2 (26.4) De fysieke lichamen van stervelingen zijn ‘de tempels van God.’ Niettegenstaande het feit dat de Soevereine Schepper-Zonen de schepselen van hun bewoonde werelden dicht naderen en ‘alle mensen tot zich trekken,’ ofschoon zij ‘aan de deur staan’ van het bewustzijn, ‘en kloppen,’ en er vreugde in scheppen binnen te komen bij allen die ‘de deur van hun hart willen openen,’ niettegenstaande het feit dat deze innige persoonlijke gemeenschap tussen de Schepper-Zonen en hun sterfelijke schepselen inderdaad bestaat, hebben stervelingen niettemin ook iets van Godzelf in zich, dat daadwerkelijk in hen woont. Hun lichaam is daarvan de tempel.
1:4.3 (26.5) Wanneer ge hier beneden klaar zijt, wanneer ge uw loopbaan in tijdelijke gedaante op aarde hebt volbracht, wanneer uw proeftocht in het vlees is beëindigd, wanneer de stof waaruit de sterfelijke tabernakel is gevormd ‘wederkeert tot de aarde waaruit deze is voortgekomen,’ dan zal, naar u is geopenbaard, de inwonende ‘Geest terugkeren tot God die hem gegeven heeft.’ In ieder moreel wezen van deze planeet vertoeft een fragment van God, een essentieel deel van zijn goddelijkheid. Het is nog niet het uwe uit hoofde van bezit, maar het is opzettelijk bedoeld om één met u te worden, indien ge het sterfelijk bestaan overleeft.
1:4.4 (26.6) Wij zien ons voortdurend geconfronteerd met dit mysterie Gods: wij staan versteld van de steeds wijdere ontvouwing van het eindeloze panorama van de waarheid van zijn oneindige goedheid, eindeloze barmhartigheid, weergaloze wijsheid en verheven karakter.
1:4.5 (26.7) Het goddelijke mysterie bestaat in het inherente verschil tussen het eindige en het oneindige, het tijdelijke en het eeuwige, het schepsel in tijd en ruimte en de Universele Schepper, het materiële en het geestelijke, de onvolmaaktheid van de mens en de volmaaktheid van de Paradijs-Godheid. Onuitputtelijk en onophoudelijk manifesteert de God van universele liefde zich aan een ieder van zijn schepselen, in alle volledigheid die het bevattingsvermogen van elk schepsel voor de geestelijke kwaliteiten van goddelijke waarheid, schoonheid en goedheid, toelaat.
1:4.6 (27.1) Aan ieder geest-wezen en aan ieder sterfelijk schepsel in iedere sfeer en op iedere wereld in het universum van universa openbaart de Universele Vader van zijn genadig, goddelijk zelf al hetgeen deze geest-wezens en deze sterfelijke schepselen kunnen zien en begrijpen. God kent geen aanzien des persoons, geestelijk noch materieel. De goddelijke tegenwoordigheid die een kind van het universum op ieder gegeven moment kan genieten, wordt alleen beperkt door de capaciteit van dat schepsel om de bestaande geest-werkelijkheden van de boven-materiële wereld te ontvangen en te onderscheiden.
1:4.7 (27.2) Als een realiteit in ‘s mensen geestelijke ervaring is God geen mysterie. Wanneer wij echter pogen de realiteiten van de geest-wereld duidelijk te maken aan het fysische bewustzijn van de materiële orde, doen zich mysteriën voor: mysteriën zo subtiel en diep, dat slechts het in-geloof-verstaan van de Godkennende sterveling het filosofische wonder kan bewerkstelligen dat de Oneindige wordt herkend door het eindige, dat de eeuwige God gekend wordt door de evoluerende stervelingen van de materiële werelden in tijd en ruimte.
1:5.1 (27.3) Sta niet toe dat Gods grootheid, Gods oneindigheid, zijn persoonlijkheid versluiert of verduistert. ‘Zou hij die het oor ontwierp, niet horen? Zou hij die het oog formeerde, niet zien?’ De Universele Vader is het hoogtepunt van goddelijke persoonlijkheid; hij is de oorsprong en bestemming van persoonlijkheid in de gehele schepping. God is zowel oneindig als persoonlijk: hij is een oneindige persoonlijkheid. De Vader is waarlijk een persoonlijkheid, niettegenstaande het feit dat de oneindigheid van zijn persoon hem voor altijd voorbij het volledige begrip van materiële, eindige wezens plaatst.
1:5.2 (27.4) Vergeleken met wat de mens onder persoonlijkheid verstaat, is God veel meer dan een persoonlijkheid, hij is zelfs veel meer dan wat in een begrip als superpersoonlijkheid vervat zou kunnen worden. Maar het is volstrekt nutteloos om dergelijke onbegrijpelijke opvattingen van goddelijke persoonlijkheid te bespreken met materiële schepselen, wier maximale opvatting van de realiteit van het zijn bestaat in het idee en het ideaal van persoonlijkheid. Het hoogste begrip dat het materiële schepsel van de Universele Schepper kan hebben, is vervat in de geestelijke idealen van de verheven idee van goddelijke persoonlijkheid. Ofschoon ge wellicht weet dat God veel meer moet zijn dan een persoonlijkheid in de menselijke opvatting, weet ge derhalve evengoed dat de Universele Vader onmogelijk minder kan zijn dan een eeuwige, oneindige, ware, goede, en schone persoonlijkheid.
1:5.3 (27.5) God verbergt zich voor geen van zijn schepselen. Hij is slechts daarom onbenaderbaar voor wezens van zovele orden, omdat hij ‘woont in een licht dat geen stoffelijk schepsel nabij kan komen.’ De onmetelijkheid en grootsheid van de goddelijke persoonlijkheid gaan de bevatting van het nog niet vervolmaakte denken van evolutionaire stervelingen te boven. Hij ‘meet de wateren in de holte van zijn hand en meet een universum af met de spanwijdte van zijn hand. Hij troont boven het rond der aarde, hij breidt de hemel uit als een tentkleed en spant hem uit als een universum om in te wonen.’ ‘Heft uw ogen naar omhoog en aanschouwt wie al deze dingen geschapen heeft, wie hun werelden in aantal te voorschijn brengt en ze alle bij name kent;’ zo is het waar dat ‘de onzienlijke dingen Gods ten dele worden verstaan uit de dingen die gemaakt zijn.’ Vandaag en zoals ge nu zijt, moet ge de onzienlijke Maker onderscheiden zowel door de veelheid en verscheidenheid van zijn schepping, als door de openbaring e n bijstand van zijn Zonen en hun talrijke ondergeschikten.
1:5.4 (28.1) Ook al kunnen materiële stervelingen de persoon van God niet zien, toch zouden zij zich moeten verheugen in de verzekering dat hij een persoon is, en door geloof de waarheid moeten aanvaarden die zegt dat de Universele Vader de wereld zo lief heeft gehad, dat hij gezorgd heeft voor de eeuwige geestelijke vooruitgang van haar nederige bewoners: dat hij ‘zich verlustigt in zijn kinderen.’ Het ontbreekt God aan geen enkele van de bovenmenselijke en goddelijke eigenschappen die tezamen een volmaakte, eeuwige, liefhebbende en oneindige Schepper-persoonlijkheid vormen.
1:5.5 (28.2) In de plaatselijke scheppingen heeft God geen persoonlijke of residerende manifestatie (met uitzondering van het personeel van de superuniversa) behalve de Schepper-Zonen uit het Paradijs, die de vaders der bewoonde werelden en de soevereinen van de plaatselijke universa zijn. Indien het geloof van het schepsel volmaakt zou zijn, zou hij met zekerheid weten dat hij, wanneer hij een Schepper-Zoon had gezien, de Universele Vader had gezien: in zijn zoeken naar de Vader zou hij niet anders vragen en verwachten dan de Zoon te zien. De sterfelijke mens kan God eenvoudig niet zien, totdat hij de volledige geest-transformatie heeft verwezenlijkt en metterdaad het Paradijs bereikt.
1:5.6 (28.3) De natuur van de Schepper-Zonen uit het Paradijs omvat niet al het ongekwalificeerde potentieel van de universele absoluutheid van de oneindige natuur van de Eerste Grote Bron en Centrum, maar de Universele Vader is in elk opzicht goddelijk tegenwoordig in de Schepper-Zonen. De Vader en zijn Zonen zijn één. Deze Paradijs-Zonen van de orde van Michael zijn volmaakte persoonlijkheden, ja het patroon voor alle persoonlijkheid in een plaatselijk universum, van de Blinkende Morgenster tot het laagste menselijke schepsel dat uit de voortschrijdende evolutie van het dierenrijk stamt.
1:5.7 (28.4) Zonder God, en zonder zijn grootse, centrale persoonlijkheid, zou er in het gehele enorme universum van universa geen persoonlijkheid bestaan. God is persoonlijkheid.
1:5.8 (28.5) Ondanks het feit dat God een eeuwige kracht is, een majesteitelijke tegenwoordigheid, een transcendent ideaal en een luisterrijke geest — hij is dit alles en nog oneindig veel meer — is hij niettemin waarlijk en eeuwiglijk een volmaakte Schepper-persoonlijkheid, een persoon die kan ‘kennen en gekend worden,’ die ‘kan liefhebben en bemind kan worden’ en iemand die onze vriend kan zijn, terwijl gij bekend kunt staan als de vriend van God, zoals ook andere mensen bekend hebben gestaan. Hij is een werkelijke geest en een geestelijke werkelijkheid.
1:5.9 (28.6) Wij zien de Universele Vader overal in zijn universum geopenbaard en wij merken dat hij bij zijn talloze schepselen inwoont; wij aanschouwen hem in de personen van zijn Soevereine Zonen en wij bespeuren voortdurend zijn goddelijke tegenwoordigheid, nu hier en dan daar, nu dichtbij en dan veraf. Laat ons dan zijn persoonlijkheidsprimaat niet betwijfelen of betwisten. Ondanks al deze wijdverbreide distributies van zichzelf blijft hij een echte persoon en onderhoudt hij eeuwig een persoonlijke band met de ontelbare scharen van zijn schepselen, die door het gehele universum van universa heen zijn verspreid.
1:5.10 (28.7) De idee van de persoonlijkheid van de Universele Vader is een ruimer en zuiverder begrip van God, dat voornamelijk door openbaring tot de mensheid is gekomen. De rede, de wijsheid en de religieuze ervaring concluderen en impliceren alle dat God persoonlijkheid bezit, maar kunnen dit niet geheel bewijzen. Zelfs de inwonende Gedachtenrichter is voorpersoonlijk. De waarheid en rijpheid van iedere religie zijn recht evenredig aan haar opvatting van de oneindige persoonlijkheid van God en aan haar begrip van de absolute eenheid van de Godheid. De idee van een persoonlijke Godheid wordt dus de graadmeter van religieuze rijpheid, nadat de religie eenmaal het begrip van de eenheid Gods heeft geformuleerd.
1:5.11 (29.1) De primitieve religie kende vele persoonlijke goden, en dezen waren gevormd naar het beeld van de mens. Openbaring bevestigt de geldigheid van de voorstelling van God als persoonlijkheid, een voorstelling die niet meer dan een mogelijkheid is in het wetenschappelijke postulaat van een Eerste Oorzaak, en alleen voorlopig wordt gesuggereerd in de filosofische idee van Universele Eenheid. Alleen door hem als persoonlijkheid te benaderen, kan een persoon de eenheid Gods beginnen te begrijpen. Het ontkennen van de persoonlijkheid van de Eerste Bron en Centrum laat u slechts de keuze tussen twee filosofische dilemma’s: materialisme of pantheïsme.
1:5.12 (29.2) Bij de beschouwing van de Godheid moet het begrip persoonlijkheid worden ontdaan van de idee van lichamelijkheid. Een materieel lichaam is niet onontbeerlijk voor persoonlijkheid, noch bij de mens, noch bij God. De dwaling van de lichamelijkheid komt aan het licht in de beide uitersten der menselijke filosofie. Volgens het materialisme houdt de mens bij het sterven op te bestaan als persoonlijkheid omdat hij dan zijn lichaam verliest; aangezien God in het pantheïsme geen lichaam heeft, is hij derhalve niet een persoon. Het bovenmenselijke type voortschrijdende persoonlijkheid functioneert in een eenheid van bewustzijn en geest.
1:5.13 (29.3) Persoonlijkheid is niet slechts een eigenschap van God: persoonlijkheid staat veeleer voor de totaliteit van de gecoördineerde oneindige natuur en de verenigde goddelijke wil, welke in eeuwigheid en universaliteit van volmaakte uitdrukking aan de dag treedt. Persoonlijkheid, in de allerhoogste zin, is de openbaring van God aan het universum van universa.
1:5.14 (29.4) Omdat God eeuwig, universeel, absoluut en oneindig is, neemt hij niet toe in kennis, noch groeit hij in wijsheid. God verwerft geen ervaring, zoals de eindige mens dit zich zou kunnen denken of begrijpen, maar binnen de gebieden van zijn eigen eeuwige persoonlijkheid kent hij wel de vreugde van die ononderbroken uitbreidingen van zelfontplooiing, die in bepaalde opzichten vergelijkbaar zijn met, en analoog aan, het verwerven van nieuwe ervaring door de eindige schepselen op de evolutionaire werelden.
1:5.15 (29.5) De absolute volmaaktheid van de oneindige God zou hem onderhevig doen zijn aan de ontzaglijke beperkingen der onvoorwaardelijke finaliteit van volmaaktheid, ware het niet dat de Universele Vader rechtstreeks deelneemt in de persoonlijkheidsworsteling van iedere onvolmaakte ziel in het ganse universum, die met goddelijke hulp tracht op te klimmen tot de geestelijk volmaakte werelden in den hoge. Voor de Vader is deze voortgang in ervaring van ieder geest-wezen en ieder sterfelijk schepsel in het gehele universum van universa een onderdeel van zijn zich steeds uitbreidende Godheid-bewustheid van de nimmer eindigende goddelijke cirkelgang van onophoudelijke zelfverwerkelijking.
1:5.16 (29.6) ‘In al uw droefheden is hij bedroefd.’ ‘In al uw overwinningen overwint hij in en met u.’ Dit is letterlijk waar. Zijn voorpersoonlijke goddelijke geest is een werkelijk deel van u. Het Paradijs-Eiland reageert op alle fysische metamorfosen in het universum van universa; de Eeuwige Zoon houdt alle geest-impulsen in de gehele schepping in zich; de Vereend Handelende Geest omvat alle uitdrukking van bewustzijn in de zich uitbreidende kosmos. De Universele Vader beseft in de volheid van zijn goddelijke bewustheid alle individuele ervaringen in de progressieve worstelingen van het zich verruimende bewustzijn en de opklimmende geest van iedere entiteit, ieder wezen en iedere persoonlijkheid in de gehele evolutionaire schepping in tijd en ruimte. En dit alles is letterlijk waar, want ‘in Hem leven wij, bewegen wij ons, en zijn wij.’
1:6.1 (29.7) De menselijke persoonlijkheid is de beeld-schaduw die door de goddelijke Schepper-persoonlijkheid in de tijd-ruimte wordt afgeworpen. En geen enkele actuele werkelijkheid kan ooit op toereikende wijze worden begrepen door een onderzoek van haar schaduw. Schaduwen moeten verklaard worden in termen van de ware substantie.
1:6.2 (30.1) God is voor de wetenschap een oorzaak, voor de filosofie een idee, voor de religie een persoon, en wel de liefdevolle hemelse Vader. God is voor de wetenschapsmens een oerkracht, voor de filosoof een hypothese van eenheid, voor de religieuze mens een levende geestelijke ervaring. ’s Mensen ontoereikende begrip van de persoonlijkheid van de Universele Vader kan alleen worden aangevuld en verbeterd door zijn geestelijke vooruitgang in het universum, en zal pas waarlijk toereikend worden wanneer de pelgrims uit tijd en ruimte eindelijk de goddelijke omhelzing van de levende God op het Paradijs bereiken.
1:6.3 (30.2) Verlies nooit uit het oog dat de gezichtspunten van waaruit God en de mens persoonlijkheid beschouwen, lijnrecht tegenover elkaar staan. De mens ziet en begrijpt persoonlijkheid terwijl hij vanuit het eindige naar het oneindige kijkt; God kijkt vanuit het oneindige naar het eindige. De mens bezit de laagste vorm van persoonlijkheid, God de hoogste, zelfs allerhoogste, ultieme en absolute persoonlijkheid. Daarom hebben de betere voorstellingen van de goddelijke persoonlijkheid geduldig moeten wachten tot er betere ideeën aangaande de menselijke persoonlijkheid waren opgekomen, en vooral tot de hogere openbaring van zowel menselijke als goddelijke persoonlijkheid had plaatsgevonden in het geschonken leven van Michael, de Schepper-Zoon, op Urantia.
1:6.4 (30.3) De voorpersoonlijke goddelijke geest die in het sterfelijke bewustzijn woont, levert door en in zijn tegenwoordigheid zelve het geldige bewijs voor zijn actuele bestaan, maar het begrip van de goddelijke persoonlijkheid kan slechts worden verstaan door het geestelijke inzicht van echte, persoonlijke religieuze ervaring. Iedere persoonlijkheid, menselijk of goddelijk, kan geheel onafhankelijk van de uiterlijk waarneembare reacties of materiële tegenwoordigheid van die persoon worden gekend en begrepen.
1:6.5 (30.4) Voor vriendschap tussen twee personen is het van wezenlijk belang dat er een zekere mate van morele verwantschap en geestelijke harmonie bestaat: een liefdevolle persoonlijkheid kan zich moeilijk doen kennen aan een liefdeloze persoon. Om zelfs maar in de buurt te komen van het kennen van een goddelijke persoonlijkheid, moeten alle gaven en talenten van de mense-lijke persoonlijkheid geheel aan deze inspanning worden gewijd: halfslachtige, gedeeltelijke toewijding zal vruchteloos blijken.
1:6.6 (30.5) Hoe vollediger een mens zichzelf begrijpt en de persoonlijkheidswaarden van zijn medemensen apprecieert, des te meer zal hij ernaar smachten de Oorspronkelijke Persoonlijkheid te leren kennen en des te ernstiger zal deze Godkennende mens ernaar streven zoals de Oorspronkelijke Persoonlijkheid te worden. Ge kunt redetwisten over meningen omtrent God, maar ervaring met hem en in hem staat boven en buiten alle menselijk meningsverschil en louter intellectuele logica. De Godkennende mens beschrijft zijn geestelijke ervaringen niet om ongelovigen te overtuigen, maar ter stichting en wederzijdse voldoening van gelovigen.
1:6.7 (30.6) Wanneer ge aanneemt dat het universum gekend kan worden, dat het begrijpelijk is, betekent dit dat ge aanneemt dat het universum door [denkend] bewustzijn is gemaakt en door persoonlijkheid wordt bestuurd. Het bewustzijn van de mens kan alleen de bewust-zijnsverschijnselen van ander bewustzijn waarnemen, of het nu menselijk of bovenmenselijk is. Als de menselijke persoonlijkheid het universum kan ervaren, is er ergens in dat universum een goddelijk bewustzijn en een actuele persoonlijkheid verborgen.
1:6.8 (30.7) God is geest, geest-persoonlijkheid; de mens is ook een geest, een potentiële geest-persoonlijkheid. Jezus van Nazaret bereikte de volle verwezenlijking van dit potentieel van geest-persoonlijkheid in zijn menselijke ervaring; daarom wordt zijn leven, dat bestond uit het volbrengen van de wil van de Vader, de meest werkelijke en ideale openbaring van de persoonlijkheid van God aan de mens. Ook al kan de persoonlijkheid van de Universele Vader slechts worden verstaan in daadwerkelijke religieuze ervaring, toch worden wij door het leven van Jezus op aarde geïnspireerd door de volmaakte demonstratie van zulk een verwezenlijking en openbaring van de persoonlijkheid van God in een echt menselijke ervaring.
1:7.1 (31.1) Wanneer Jezus over de ‘levende God’ sprak, bedoelde hij een persoonlijke Godheid — de Vader in de hemel. Het begrip van de persoonlijkheid van de Godheid bevordert gemeenschap met hem, het komt intelligente godsverering ten goede, het bevordert een houding van vertrouwen die verkwikkend is. Tussen niet-persoonlijke dingen kunnen wel interacties bestaan, maar geen gemeenschap. De gemeenschapsverhouding tussen vader en zoon, zoals tussen God en mens, kan slechts dan worden genoten, indien beiden personen zijn. Alleen persoonlijkheden kunnen met elkaar communiceren, hoewel deze persoonlijke omgang ten zeerste vergemakkelijkt kan worden door de aanwezigheid van juist zulk een onpersoonlijke entiteit als de Gedachtenrichter.
1:7.2 (31.2) De mens bereikt de eenheid met God niet zoals een waterdruppel één zou kunnen worden met de oceaan. De mens bereikt eenheid met God door toenemende wederzijdse geestelijke gemeenschap, door persoonlijkheidsomgang met de persoonlijke God, door in toenemende mate de goddelijke natuur te bereiken door zich van ganser harte en intelligent te schikken naar de goddelijke wil. Een dergelijke sublieme verhouding kan alleen tussen persoonlijkheden bestaan.
1:7.3 (31.3) Ge zoudt u het begrip waarheid eventueel onafhankelijk van persoonlijkheid kunnen denken, het begrip schoonheid kan zonder persoonlijkheid bestaan, maar het begrip goddelijke goedheid is alleen verstaanbaar in verband met persoonlijkheid. Alleen een persoon kan liefhebben en bemind worden. Zelfs schoonheid en waarheid zouden los komen te staan van de hoop op overleving, indien zij geen eigenschappen waren van een persoonlijke God, een liefdevolle Vader.
1:7.4 (31.4) Wij kunnen niet geheel begrijpen hoe God oorspronkelijk, onveranderlijk, almachtig en volmaakt kan zijn en tegelijkertijd zijn omgeven door een steeds veranderend en blijkbaar door wetmatigheid beperkt universum, een evoluerend universum van relatieve onvolmaakt-heden. Maar we kunnen een dergelijke waarheid kennen in onze eigen persoonlijke ervaring, aangezien wij allen identiteit van persoonlijkheid en eenheid van wil behouden, in weerwil van de voortdurende verandering van zowel onszelf als onze omgeving.
1:7.5 (31.5) De ultieme universum-realiteit kan niet worden begrepen door middel van wiskunde, logica, of filosofie, maar alleen door persoonlijke ervaring in het zich steeds meer schikken naar de goddelijke wil van een persoonlijke God. Noch de wetenschap, noch de filosofie of theologie kan de persoonlijkheid van God bewijzen. Alleen de persoonlijke ervaring van de geloofszonen van de hemelse Vader kan het daadwerkelijke geestelijke besef van de persoonlijkheid van God tot stand brengen.
1:7.6 (31.6) De hogere voorstellingen van universum-persoonlijkheid houden in: identiteit, bewustheid van het zelf, eigen wil en mogelijkheid tot zelf-openbaring. Deze kenmerken houden voorts gemeenschap in met andere, gelijkwaardige persoonlijkheden, zoals deze bestaat in de verbindingen tussen de persoonlijkheden van de Paradijs-Godheden. De absolute eenheid die deze verbindingen kenmerkt, is zo volmaakt, dat goddelijkheid kenbaar wordt door ondeelbaarheid, door eenheid. ‘De Heer uw God is één.’ De ondeelbaarheid van persoonlijkheid verhindert God niet zijn geest te schenken om in het hart van stervelingen te wonen. De ondeelbaarheid van de persoonlijkheid van een menselijke vader verhindert niet zijn vermenigvuldiging in sterfelijke zonen en dochters.
1:7.7 (31.7) Dit begrip ondeelbaarheid houdt samen met het begrip eenheid in, dat de Ultimiteit der Godheid zowel tijd als ruimte te boven gaat; derhalve kunnen noch tijd noch ruimte absoluut of oneindig zijn. De Eerste Bron en Centrum is de oneindigheid die alle bewustzijn, alle materie en alle geest onvoorwaardelijk te boven gaat.
1:7.8 (31.8) Het feit van de Paradijs-Triniteit doet de waarheid van de goddelijke eenheid geenszins geweld aan. De drie persoonlijkheden van de Paradijs-Godheid zijn als één in al hun reacties op universum-realiteiten en in al hun betrekkingen tot schepselen. Het bestaan van deze drie eeuwige personen doet evenmin afbreuk aan de waarheid van de ondeelbaarheid van de Godheid. Ik ben mij er zeer van bewust dat ik geen taal tot mijn beschikking heb die toereikend is om het sterfelijke denken duidelijk te maken hoe wij deze universum-problemen beschouwen. Maar verliest de moed niet: niet al deze zaken zijn zelfs de hoge persoonlijkheden die tot mijn groep Paradijs-wezens behoren geheel duidelijk. Houdt steeds in gedachten dat deze diepe waarheden aangaande de Godheid u steeds helderder zullen worden, naarmate uw denken steeds meer vergeestelijkt raakt in de achtereenvolgende tijdvakken van uw lange opklimming als sterveling naar het Paradijs.
1:7.9 (32.1) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman, lid van een groep hemelse persoonlijkheden die door de Ouden der Dagen op Uversa, het hoofdkwartier van het zevende superuniversum, zijn aangesteld om toe te zien op die gedeelten van de nu volgende openbaring die betrekking hebben op zaken die verder reiken dan de grenzen van het plaatselijk universum Nebadon. Mij is opgedragen de verhandelingen te verzorgen die de natuur en eigenschappen van God beschrijven, omdat ik de hoogste informatiebron ben die een bewoonde wereld voor dit doel ter beschikking staat. Ik heb als Goddelijk Raadsman in alle zeven superuniversa gediend en heb lange tijd verblijf gehouden op het Paradijs, het centrum van alle dingen. Vele malen heb ik het allerhoogste genoegen gesmaakt om in de onmiddellijke persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader te vertoeven. Ik beschrijf de werkelijkheid en waarheid van de natuur van de Vader en zijn eigenschappen met onbetwistbaar gezag: ik weet waarover ik spreek.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 2
2:0.1 (33.1) AANGEZIEN ’s mensen hoogst mogelijke Godsbegrip besloten ligt in het menselijke idee en ideaal van een primaire, oneindige persoonlijkheid, is het geoorloofd en wellicht dienstig om bepaalde kenmerken van de goddelijke natuur, die het karakter van de Godheid vormen, te bestuderen. De natuur van God kan het best worden begrepen door de openbaring van de Vader, die Michael van Nebadon heeft ontvouwd in zijn onderscheiden onderrichtingen en in zijn grootse sterfelijke leven in het vlees. De goddelijke natuur kan ook beter door de mens worden begrepen indien hij zichzelf als een kind van God beschouwt, en naar de Paradijs-Schepper opziet als naar een echte geestelijke Vader.
2:0.2 (33.2) De natuur van God kan bestudeerd worden in een openbaring van allerhoogste ideeën, men kan zich het goddelijke karakter voor ogen stellen als een uitbeelding van verheven idealen, maar de meest verlichtende en geestelijk meest opbouwende van alle openbaringen der goddelijke natuur vindt ge wanneer ge het religieuze leven van Jezus van Nazaret begrijpt, zowel vóór hij tot volle bewustheid kwam van zijn goddelijkheid, als daarna. Wanneer het geïncarneerde leven van Michael als achtergrond wordt gezien van de openbaring van God aan de mens, kunnen wij hier trachten in menselijke woordsymbolen bepaalde ideeën en idealen omtrent de goddelijke natuur duidelijk te maken, die wellicht kunnen bijdragen tot een verdere verheldering en unificatie van de menselijke voorstelling van de natuur en het karakter van de persoonlijkheid van de Universele Vader.
2:0.3 (33.3) Bij al onze pogingen om de menselijke voorstelling van God te verbreden en te vergeestelijken, worden wij enorm belemmerd door de beperkte capaciteit van het sterfelijke bewustzijn. Ook worden wij bij de uitvoering van onze taak ernstig belemmerd door de beperkingen van de taal en het schaarse materiaal waarover wij ter illustratie of ter vergelijking kunnen beschikken bij onze inspanningen om goddelijke waarden weer te geven, en om geestelijke bedoelingen voor te leggen aan het eindige, sterfelijke bewustzijn van de mens. Al onze pogingen om het menselijke Godsbegrip te verbreden zouden welhaast vergeefs zijn, ware het niet dat de geschonken Richter van de Universele Vader in het menselijke bewustzijn woont en dat dit bewustzijn is doortrokken van de Waarheid-Geest van de Schepper-Zoon. Ik verlaat mij daarom op de aanwezigheid van deze goddelijke geesten in het hart van de mensen om mij bij te staan bij het verbreden van het Godsbegrip, en begin blijmoedig aan de uitvoering van mijn opdracht, de poging om de natuur van God verder te beschrijven aan het bewustzijn van de mens.
2:1.1 (33.4) ‘Doch de Oneindige kunnen wij niet vinden. De goddelijke voetstappen zijn niet gekend.’ ‘Zijn begrijpen is oneindig en zijn grootheid is ondoorgrondelijk.’ Het verblindende licht van de tegenwoordigheid van de Vader is van dien aard, dat hij voor zijn nederige schepselen schijnt te ‘wonen in de diepste duisternis.’ Niet alleen zijn zijn gedachten en plannen onnaspeurlijk, maar ook ‘doet hij grote en wonderbaarlijke dingen zonder tal.’ ‘God is groot; wij begrijpen hem niet en ook kan het getal zijner jaren niet gevonden worden.’ ‘Zou God inderdaad op aarde wonen? Zie, de hemel (het universum) en de hemel der hemelen (het universum van universa) kunnen hem niet bevatten.’ ‘Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!’
2:1.2 (34.1) ‘Er is slechts één God, de oneindige Vader, die ook een trouwe Schepper is.’ ‘De goddelijke Schepper is ook de Universele Beschikker, de oorsprong en bestemming der zielen. Hij is de Allerhoogste Ziel, het Primaire Bewustzijn, en de Onbeperkte Geest der ganse schepping.’ ‘De grote Albeheerser maakt geen vergissingen. Hij is luisterrijk in majesteit en heerlijkheid.’ ‘De Schepper-God is geheel vrij van vrees en vijandigheid. Hij is onsterfelijk, eeuwig, uit en in zichzelf bestaand, goddelijk en vrijgevig.’ ‘Hoe zuiver en schoon, hoe diep en onpeilbaar is de verheven Vader uit wie alle dingen zijn.’ ‘De voortreffelijkheid van de Oneindige komt het duidelijkst daarin tot uiting, dat hij zichzelf schenkt aan de mensen. Hij is het begin en het einde, de Vader van elke goede, volmaakte bedoeling.’ ‘Bij en met God zijn alle dingen mogelijk; de eeuwige Schepper is de oorzaak der oorzaken.’
2:1.3 (34.2) Ondanks de oneindigheid van de overweldigende manifestaties van de eeuwige, universele persoonlijkheid van de Vader, is hij zich onvoorwaardelijk bewust van zowel zijn oneindigheid als zijn eeuwigheid; evenzo kent hij ten volle zijn volmaaktheid en macht. Naast de goddelijke personen die zijn gelijken zijn, is hij het enige wezen in het universum dat zichzelf volmaakt, juist, en volledig in zijn waarde kent en ervaart.
2:1.4 (34.3) De Vader komt constant en feilloos tegemoet aan het gedifferentieerde beroep dat op hem wordt gedaan, naargelang dit van tijd tot tijd in de verschillende sectoren van zijn meester-universum verandert. De grote God kent en begrijpt zichzelf: hij is zich oneindig bewust van al zijn primaire eigenschappen van volmaaktheid. God is niet een kosmische toevalligheid en evenmin experimenteert hij met het universum. De Soevereinen van de Universa kunnen zich weliswaar met gedurfde ondernemingen bezighouden, de Constellatie-Vaders kunnen experimenteren, de hoofden van stelsels kunnen oefenen, maar de Universele Vader ziet het einde vanaf het begin, en zijn goddelijk plan en eeuwig voornemen omvatten en bevatten daadwerkelijk alle experimenten en alle avontuurlijke ondernemingen van al zijn ondergeschikten in alle werelden, stelsels en constellaties, in ieder universum in zijn enorme domeinen.
2:1.5 (34.4) Geen ding is nieuw voor God en geen kosmische gebeurtenis komt ooit als een verrassing: hij bewoont de cirkelgang der eeuwigheid. Hij kent noch begin, noch einde der dagen. Voor God bestaat geen verleden, heden, of toekomst; alle tijd is op ieder gegeven ogenblik tegenwoordig. Hij is de grote en enige IK BEN.
2:1.6 (34.5) De Universele Vader is absoluut en onvoorwaardelijk oneindig in al zijn eigenschappen; dit feit op zichzelf en in zichzelf sluit hem dan ook automatisch af voor alle rechtstreekse persoonlijke communicatie met eindige, materiële wezens en andere nederige, geschapen denkende wezens.
2:1.7 (34.6) Dit alles nu noopt tot die regelingen ten behoeve van het contact en de communicatie met zijn menigvuldige schepselen, die in de eerste plaats zijn ingesteld in de persoonlijkheden van de Paradijs-Zonen van God, welke, hoewel volmaakt in goddelijkheid, ook dikwijls deelhebben aan de natuur van het vlees en bloed van de planetaire geslachten en één van u en één met u worden; zo wordt God als het ware mens, zoals ook plaatsvond in de schenking van Michael, die nu eens de Zoon van God, dan weer de Zoon des Mensen werd genoemd. En in de tweede plaats zijn er de persoonlijkheden van de Oneindige Geest, de verschillende orden der scharen serafijnen en andere hemelse denkende wezens, die de materiële wezens van nederige afkomst benaderen en hen op zovele manieren van dienst zijn en helpen. En in de derde plaats zijn er de onpersoonlijke Geheimnisvolle Mentoren, de Gedachtenrichters, het daadwerkelijk ge schenk van de grote God zelf, zij die, zonder aankondiging en zonder uitleg, worden uitgezonden om in wezens zoals de mensen op Urantia te gaan wonen. In eindeloze overvloed dalen zij af van de hoogten der heerlijkheid om het nederige bewustzijn te sieren en te bewonen van die stervelingen die de capaciteit hebben om zich van God bewust te zijn, of daartoe potentieel in staat zijn.
2:1.8 (35.1) Op deze en nog vele andere wijzen, wijzen die u onbekend zijn en het eindige bevattingsvermogen ten enenmale te boven gaan, brengt de Paradijs-Vader zijn oneindigheid liefdevol en bereidwillig op lagere niveaus, en modificeert, verzacht en tempert hij deze ook nog anderszins, teneinde het eindige bewustzijn van zijn schepsel-kinderen nader te kunnen komen. Zo wordt de oneindige Vader door een reeks persoonlijkheidsschenkingen die in afnemende mate absoluut zijn, in staat gesteld nauw contact te onderhouden met de veelsoortige denkende wezens van de vele gebieden in zijn wijdverbreide universum.
2:1.9 (35.2) Dit alles heeft hij gedaan, doet hij nu, en zal hij altijd blijven doen, zonder dat dit de minste afbreuk doet aan het feit en de werkelijkheid van zijn oneindigheid, eeuwigheid en primaat. Deze zaken zijn absoluut waar, ondanks het feit dat zij moeilijk te bevatten zijn en in raadselen zijn gehuld, en door schepselen zoals op Urantia leven onmogelijk geheel kunnen worden verstaan.
2:1.10 (35.3) Omdat de Eerste Vader oneindig is in zijn plannen en eeuwig in zijn doeleinden, is het voor ieder eindig wezen inherent onmogelijk om deze goddelijke plannen en doeleinden ooit in hun volheid te vatten of te begrijpen. De sterveling kan slechts nu en dan, slechts hier en daar, een glimp opvangen van de bedoelingen van de Vader, zoals deze worden geopenbaard in verband met de uitwerking van het plan voor de opklimming van schepselen op de opeenvolgende niveaus van voortgang door het universum. Ofschoon de mens de draagwijdte van oneindigheid niet kan bevatten, begrijpt de oneindige Vader zeer zeker ten volle alle eindigheid van al zijn kinderen in alle universa, en omhelst hij deze vol liefde.
2:1.11 (35.4) Goddelijkheid en eeuwigheid heeft de Vader gemeen met grote aantallen hogere Paradijs-wezens, maar wij betwijfelen of hij zijn oneindigheid en zijn daaruit voortvloeiende universele primaat volledig deelt met enig ander wezen dan zijn deelgenoten in de Paradijs-Triniteit, die zijn gelijken zijn. Oneindigheid van persoonlijkheid moet noodzakelijkerwijs alle eindigheid van persoonlijkheid omvatten; vandaar de waarheid — de letterlijke waarheid — van het onderricht dat zegt: ‘In Hem leven wij, bewegen wij, en zijn wij.’ Het fragment van de zuivere Godheid van de Universele Vader dat in de sterveling woont, is een deel van de oneindigheid van de Eerste Grote Bron en Centrum, de Vader der Vaderen.
2:2.1 (35.5) Zelfs uw profeten van weleer verstonden de eeuwige, cirkelvormige natuur van de Universele Vader, welke nimmer een begin heeft gekend en nooit een einde zal nemen. God is letterlijk en eeuwig tegenwoordig in zijn universum van universa. Hij woont in het huidige moment met heel zijn absolute majesteit en eeuwige grootheid. ‘De Vader heeft leven in zichzelf, en dit leven is eeuwig leven.’ In alle tijdperken der eeuwigheid is het steeds de Vader geweest die ‘aan allen het leven geeft.’ Er is een oneindige volmaaktheid in de goddelijke integriteit. ‘Ik ben de Heer; ik verander niet.’ Wat wij weten van het universum van universa onthult ons niet alleen dat hij de Vader der Lichten is, maar ook dat er in zijn bewind over de interplanetaire zaken ‘geen verandering is of schaduw van ommekeer.’ Hij ‘verklaart de afloop van den beginne.’ Hij zegt: ‘Mijn raadsbesluit zal standhouden en ik zal al mijn welbehagen doen,’ ‘naar het eeuwig voornemen hetwelk ik mij voorgenomen heb in mijn Zoon.’ Zo zijn de plannen en doeleinden van de Eerste Bron en Centrum zoals hij zelf is: eeuwig, volmaakt en voor immer onveranderlijk.
2:2.2 (35.6) Er schuilt een finale volledigheid en volmaakte vervuldheid in de mandaten van de Vader. ‘Wat God doet zal eeuwig zijn; niets kan daaraan worden toegevoegd en niets daarvan afgedaan.’ De Universele Vader komt nooit terug op zijn oorspronkelijke voornemens die wijs en volmaakt zijn. Zijn plannen zijn onwrikbaar, zijn raadsbesluiten onveranderlijk, zijn daden goddelijk en onfeilbaar. ‘Duizend jaren zijn in zijn ogen niet meer dan de dag van gisteren wanneer deze voorbijgegaan is, en als een nachtwake.’ De volmaaktheid van goddelijkheid en de grootsheid der eeuwigheid gaan de volledige bevatting van het begrensde verstand van de sterveling voor altijd te boven.
2:2.3 (36.1) De reacties van een onveranderlijke God lijken in de uitvoering van zijn eeuwig voornemen wellicht te variëren overeenkomstig veranderingen in de houding van de denkende wezens die hij heeft geschapen en overeenkomstig verschuivingen in hun bewustzijn; dat wil zeggen, zij kunnen ogenschijnlijk en oppervlakkig variëren, maar onder het oppervlak en achter alle uiterlijke manifestaties is het onveranderlijke voornemen, het eeuwige plan van de eeuwige God, altijd aanwezig.
2:2.4 (36.2) Buiten in de universa moet volmaaktheid noodzakelijkerwijs een relatieve term zijn, maar in het centrale universum en speciaal op het Paradijs, is volmaaktheid onvermengd en in bepaalde fasen zelfs absoluut. Manifestaties van de Triniteit variëren het aan de dag treden der goddelijke volmaaktheid, maar verminderen deze niet.
2:2.5 (36.3) Gods oorspronkelijke volmaaktheid bestaat niet in een rechtvaardigheid die hij aangenomen heeft, maar veeleer in de inherente volmaaktheid van de goedheid van zijn goddelijke natuur. Hij is finaal, compleet en volmaakt. Niets ontbreekt er aan de schoonheid en volmaaktheid van zijn rechtvaardig karakter. Het gehele ontworpen plan van levende bestaansvormen op de werelden in de ruimte draait dan ook om het goddelijk voornemen om alle wilsschepselen te verheffen tot de hoge bestemming dat zij ervaren deel te hebben aan de volmaaktheid van de Paradijs-Vader. God is noch egocentrisch, noch eenzelvig: hij schenkt zich onophoudelijk aan alle schepselen in het ontzaglijke universum van universa, die zelf-bewust zijn.
2:2.6 (36.4) God is eeuwig en oneindig volmaakt, hij kan persoonlijk, als een eigen ervaring, geen onvolmaaktheid kennen, maar wel deelt hij de bewustheid van alle ervaring van onvolmaaktheid van alle worstelende schepselen in de evolutionaire universa van alle Schepper-Zonen uit het Paradijs. De persoonlijke, bevrijdende aanraking van de God der volmaaktheid overschaduwt het hart van al die sterfelijke schepselen die het universum-niveau van moreel onderscheidingsvermogen hebben bereikt, en brengt hun natuur in zijn circuit. Op deze wijze, en ook door de contacten van de goddelijke tegenwoordigheid, neemt de Universele Vader daadwerkelijk deel in de ervaring met onrijpheid en onvolmaaktheid in de zich ontwikkelende loopbaan van ieder moreel wezen in het ganse universum.
2:2.7 (36.5) Menselijke beperkingen, potentieel kwaad, maken geen deel uit van de goddelijke natuur, maar de ervaring van de sterveling met het kwaad en al ’s mensen betrekkingen daartoe, zijn zeer zeker een onderdeel van de zich steeds uitbreidende zelfverwerkelijking van God in de kinderen der tijd — schepselen met morele verantwoordelijkheid, geschapen of tot ontwikkeling gebracht door iedere Schepper-Zoon die uit het Paradijs is uitgegaan.
2:3.1 (36.6) God is gerecht, derhalve is hij rechtvaardig. ‘De Heer is rechtvaardig in al zijn wegen.’ ‘“Ik heb niet zonder reden gedaan al hetgeen ik gedaan heb,’ spreekt de Heer.” ’ ‘Des Heren oordelen zijn in alle opzichten waarachtig en rechtvaardig.’ De gerechtigheid van de Universele Vader kan niet worden beïnvloed door de daden en verrichtingen van zijn schepselen, ‘want bij de Heer, onze God, is geen ongerechtigheid, geen aanzien des persoons, noch aanneming van geschenken.’
2:3.2 (36.7) Hoe zinloos is het zulk een God op een onvolwassen wijze te smeken zijn onveranderlijke decreten te modificeren, zodat wij de rechtmatige gevolgen van de werking van zijn wijze natuurwetten en rechtvaardige geestelijke mandaten kunnen ontlopen! ‘Vergis u niet, God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’ Wel is waar dat deze goddelijke gerechtigheid steeds wordt getemperd door barmhartigheid, zelfs in het geval dat de vruchten van verkeerd handelen naar gerechtigheid geplukt moeten worden. De oneindige wijsheid is de eeuwige scheidsrechter die in iedere omstandigheid bepaalt in welke verhouding gerechtigheid en barmhartigheid zullen worden toegemeten. De grootste straf voor wandaden en opzettelijke opstand tegen het bestuur van God (in werkelijkheid een onontkoombaar gevolg hiervan) is verlies van bestaan als individueel onderdaan van dat bestuur. Het uiteindelijke resultaat van de volledige overgave aan zonde is vernietiging. Per slot van rekening hebben de individuen die zich met zonde hebben vereenzelvigd, dan zichzelf vernietigd doordat zij door hun omhelzing van de ongerechtigheid geheel onwerkelijk zijn geworden. Het feitelijke verdwij-nen van zo’n geschapen wezen wordt echter altijd uitgesteld, totdat geheel is voldaan aan de regels voor de rechtspleging die in het betrokken universum van toepassing zijn.
2:3.3 (37.1) Het bevel tot beëindiging van het bestaan wordt gewoonlijk gegeven tijdens de berechting van een gebied of gebieden aan het eind van een dispensatie of tijdvak. Op een wereld als Urantia gebeurt dit aan het eind van een planetaire dispensatie. Dan kan het mandaat tot beëindiging van het bestaan worden gegeven door coördinatieve actie van alle bevoegde rechtscolleges, van de planetaire raad en de gerechtshoven van de Schepper-Zoon, tot en met de vonniswijzende rechtbanken van de Ouden der Dagen. Het mandaat tot ontbinding gaat uit van de hoogste gerechtshoven van het superuniversum, wanneer de aanklacht, oorspronkelijk ingediend op de wereld waar de overtreder verblijfhoudt, steeds opnieuw is bekrachtigd. Wanneer het vonnis tot vernietiging tot in hoogste instantie is bekrachtigd, wordt het vervolgens voltrokken door een rechtstreekse handeling van de rechters die verblijfhouden op, en werken vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum.
2:3.4 (37.2) Wanneer dit vonnis in laatste instantie wordt bekrachtigd, wordt het wezen dat zich met zonde had vereenzelvigd ogenblikkelijk alsof het nooit had bestaan. Er is geen opstanding uit dit lot: het is eeuwigdurend. De levende energiefactoren der identiteit worden door de transformaties van de tijd en de metamorfosen van de ruimte ontbonden in het kosmische potentieel waaruit ze eens tevoorschijn waren gekomen. Wat de persoonlijkheid van het ongerechtige individu betreft, deze wordt beroofd van een blijvend levensvoertuig doordat het schepsel niet die keuzen heeft gedaan en niet die finale beslissingen heeft genomen, die het verzekerd zouden hebben van eeuwig leven. Wanneer het met hem verbonden bewustzijn vasthoudt aan zonde, en als dit culmineert in een volledige vereenzelviging met ongerechtigheid, dan wordt deze geïsoleerde persoonlijkheid na de beëindiging van het leven en de kosmische ontbinding, geabsorbeerd in de alziel der schepping en wordt zij een deel van de evoluerende ervaring van de Allerhoogste. Zij zal nooit opnieuw als een persoonlijkheid verschijnen: de identiteit van deze persoonlijkheid wordt alsof zij nooit had bestaan. In het geval van een persoonlijkheid bij wie een Richter heeft ingewoond, overleven de experiëntiële geest-waarden in de realiteit van de Richter die blijft bestaan.
2:3.5 (37.3) In iedere universum-krachtmeting tussen actuele niveaus van werkelijkheid, zal de persoonlijkheid van het hogere niveau uiteindelijk zegevieren over de persoonlijkheid van het lagere niveau. Deze onontkoombare afloop van universum-controversen is inherent aan het feit dat de goddelijkheid van ieder wilsschepsel gelijk is aan zijn graad van realiteit of actualiteit. Onvermengd kwaad, volledige dwaling, opzettelijke zonde en volslagen ongerechtigheid werken krachtens hun aard automatisch zelfvernietigend. Gedrag van dergelijke aard, dat in kosmische zin onwerkelijk is, kan in het universum alleen voortbestaan doordat het uit barmhartigheid tijdelijk wordt getolereerd, in afwachting van het in werking treden van de mechanismen der universum-rechtbanken die beslissen wat recht en billijk is. En deze rechtbanken wijzen rechtvaardige vonnissen.
2:3.6 (37.4) De regering van de Schepper-Zonen in de plaatselijke universa is een scheppend en vergeestelijkend bewind. Deze Zonen wijden zich aan de effectieve uitvoering van het Paradijs-plan voor de progressieve opklimming van stervelingen en aan de rehabilitatie van opstandigen en degenen die kwaad beramen, maar wanneer al deze liefdevolle pogingen definitief en voor altijd worden verworpen, wordt het finale vonnis tot ontbinding uitgevoerd door eenheden die handelen onder de jurisdictie van de Ouden der Dagen.
2:4.1 (38.1) Barmhartigheid is eenvoudig gerechtigheid getemperd door de wijsheid die voortkomt uit het volmaakte kennen van, en het volledig rekening houden met, de natuurlijke zwakheden van de eindige schepselen en van de belemmeringen die hun omgeving met zich meebrengt. ‘Onze God is barmhartig en genadig, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid.’ Daarom ‘zal een ieder die de naam des Heren aanroept behouden worden,’ ‘want hij vergeeft overvloedig.’ ‘De barmhartigheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid;’ ja, ‘zijn barmhartigheid duurt in eeuwigheid.’ ‘Ik ben de Heer die goedertierenheid, recht en gerechtigheid doet op aarde, want daarin schep ik behagen.’ ‘Niet van harte breng ik de mensenkinderen in verdrukking en bedroef ik hen,’ want ik ben ‘de Vader van barmhartigheden en de God aller vertroosting.’
2:4.2 (38.2) Gods wezen is mild, hij is van nature mededogend en altijd barmhartig. Het is dan ook nimmer nodig ook maar enige invloed uit te oefenen op de Vader teneinde zijn goedertierenheid tevoorschijn te roepen. De nood van het schepsel is op zichzelf reeds voldoende om de volle stroom van de tedere barmhartigheid van de Vader en zijn reddingbrengende genade te garanderen. Omdat God alles weet omtrent zijn kinderen, is het voor hem gemakkelijk vergiffenis te schenken. Hoe beter de mens zijn naaste begrijpt, des te gemakkelijker valt het hem zijn naaste te vergeven, zelfs lief te hebben.
2:4.3 (38.3) Alleen het onderscheidingsvermogen van oneindige wijsheid stelt een rechtvaardige God in staat om in iedere gegeven universum-situatie tegelijkertijd gerechtigheid en barmhartigheid toe te passen. De hemelse Vader wordt nooit verscheurd door tegenstrijdige gevoelens jegens zijn kinderen in het universum: God is nooit onderhevig aan tegenstrijdigheden in zijn gedrag. Gods vrije wil wordt feilloos door zijn alwetendheid geleid bij de keuze van die universum-gedragslijn die volmaakt, gelijktijdig en gelijkelijk voldoet aan de eisen van al zijn goddelijke eigenschappen en de oneindige kwaliteiten van zijn eeuwige natuur.
2:4.4 (38.4) Barmhartigheid is de natuurlijke, onvermijdelijke vrucht van goedheid en liefde. De goede natuur van een liefhebbende Vader zou onmogelijk het wijze hulpbetoon van barmhartigheid kunnen onthouden aan enig lid van enige groep van zijn universum-kinderen. Eeuwige gerechtigheid en goddelijke barmhartigheid tezamen vormen wat in de menselijke ervaring billijkheid wordt genoemd.
2:4.5 (38.5) De goddelijke barmhartigheid is een toepassing van billijkheid om de universum-niveaus van volmaaktheid en onvolmaaktheid te harmoniseren. Barmhartigheid is de gerechtigheid van het Allerhoogst Bewind, aangepast aan iedere situatie in het evoluerende eindige, de rechtvaardigheid der eeuwigheid gemodificeerd om tegemoet te komen aan de hoogste belangen en het universum-welzijn van de kinderen uit de tijd. Barmhartigheid is niet in strijd met gerechtigheid, maar veeleer een begrijpend interpreteren van de eisen der hoogste gerechtigheid, zoals deze in billijkheid wordt toegepast ten aanzien van de ondergeschikte geestelijke wezens en de materiële schepselen van de universa in evolutie. Barmhartigheid is de gerechtigheid van de Paradijs-Triniteit, wijs en liefdevol betoond aan de menigvuldige denkende wezens in de scheppingen in tijd en ruimte, zoals geformuleerd door de goddelijke wijsheid en bepaald door het alwetende bewustzijn en de soevereine vrije wil van de Universele Vader en alle Scheppers die met hem meewerken.
2:5.1 (38.6) ‘God is liefde.’ Derhalve is zijn enige persoonlijke houding tegenover de aangelegenheden van het universum altijd een reactie van goddelijke liefde. De Vader bemint ons genoeg om ons zijn leven te schenken. ‘Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.’
2:5.2 (39.1) Het is verkeerd God voor te stellen als iemand die overgehaald wordt om zijn kinderen lief te hebben vanwege de offers van zijn Zonen of de voorspraak van zijn ondergeschikte schepselen, ‘want de Vader zelf heeft u lief.’ In respons op deze vaderlijke liefde stuurt God juist de wonderbaarlijke Richters om in het bewustzijn van mensen te gaan wonen. Gods liefde is universeel: ‘een iegelijk die wil, kome.’ Hij zou willen ‘dat alle mensen behouden worden door te komen tot kennis der waarheid.’ Het is ‘niet zijn wil dat enig mens verloren ga.’
2:5.3 (39.2) De Scheppers zijn de allereersten die pogen de mens te redden uit de rampzalige situaties die het gevolg zijn van zijn dwaze overtreden van de goddelijke wetten. Gods liefde is van nature een vaderlijke genegenheid; daarom ‘kastijdt hij ons soms in ons eigen belang, opdat wij deel mogen hebben aan zijn heiligheid.’ Bedenkt zelfs in uw zwaarste beproevingen dat ‘in al onze droefenissen hij medebedroefd is.’
2:5.4 (39.3) God is op goddelijke wijze mild voor zondaren. Wanneer opstandigen terugkeren tot recht-vaardigheid, worden zij in barmhartigheid ontvangen, ‘want onze God zal overvloedig vergeven.’ ‘Ik ben het die al uw overtredingen uitwist om mijnentwil, en ik zal uw zonden niet meer gedenken.’ ‘Ziet hoe de Vader ons heeft liefgehad, dat wij zonen Gods genaamd zouden worden.’
2:5.5 (39.4) Per slot van rekening is het grootste blijk van Gods goedheid en de allerhoogste reden om hem lief te hebben, het inwonende geschenk van de Vader — de Richter die zo geduldig de dag afwacht dat gij beiden voor eeuwig tot één gemaakt zult worden. Ofschoon ge God niet door onderzoek kunt vinden, zult ge feilloos tot hem worden geloodst indien ge u wilt voegen naar de leiding van de inwonende geest, stap voor stap, leven na leven, universum na universum en eeuw na eeuw, totdat ge eindelijk in de tegenwoordigheid zult staan van de Paradijs-persoonlijkheid van de Universele Vader.
2:5.6 (39.5) Hoe onredelijk is het God niet te aanbidden omdat de beperkingen der menselijke natuur en de belemmeringen van uw materiële schepping het u onmogelijk maken hem te zien! Er valt een geweldige afstand (fysieke ruimte) af te leggen tussen u en God. Er bestaat eveneens een grote kloof van geestelijk verschil, die moet worden overbrugd. Sta echter, ondanks al wat u lichamelijk en geestelijk scheidt van de persoonlijke tegenwoordigheid Gods in het Paradijs, ook stil bij het indrukwekkende feit dat God in u woont: op zijn eigen wijze heeft hij de kloof reeds overbrugd. Hij heeft een deel van zichzelf, zijn geest, uitgezonden om in u te wonen en zich samen met u in te spannen terwijl gij uw eeuwige loopbaan in het universum volgt.
2:5.7 (39.6) Ik vind het gemakkelijk en aangenaam om iemand te aanbidden die zo groot is, en zich tegelijk zo liefdevol wijdt aan het verheffend dienen van zijn nederige schepselen. Het is voor mij natuurlijk om iemand lief te hebben die zo machtig is in zijn scheppingswerk en in de beheersing en het bestuur van die schepping, en toch zo volmaakt goed is en zo trouw in de goedertierenheid waarmee hij ons voortdurend overschaduwt. Ik denk dat ik God evenzeer zou liefhebben als hij minder groot en machtig zou zijn, zolang hij zo goed en barmhartig is. Wij beminnen allen de Vader meer om zijn natuur, dan uit waardering voor zijn verbazingwekkende eigenschappen.
2:5.8 (39.7) Wanneer ik de Schepper-Zonen en de hun ondergeschikte bestuurders gadesla in hun heldhaftige worsteling met de veelsoortige moeilijkheden van de tijd, die inherent zijn aan de evolutie van de universa in de ruimte, bemerk ik dat ik deze lagere bestuurders van de universa een grote, diepe genegenheid toedraag. Per slot van rekening geloof ik dat wij allen, ook de sterfelijke wezens van deze domeinen, de Universele Vader en alle andere goddelijke en menselijke wezens liefhebben, omdat wij inzien dat deze persoonlijkheden ons waarlijk liefhebben. De ervaring dat men liefheeft is in hoge mate een rechtstreekse reactie op de ervaring bemind worden. Omdat ik weet dat God mij liefheeft, zou ik hem boven alles blijven liefhebben, zelfs al zou hij van al zijn eigenschappen van allerhoogste macht, ultimiteit en absoluutheid zijn ontdaan.
2:5.9 (40.1) De liefde van de Vader volgt ons, nu en door de eindeloze cirkelgang van de eeuwen der eeuwen heen. Wanneer ge de liefdevolle natuur van God overdenkt, is daarop slechts één redelijke, natuurlijke persoonlijkheidsreactie mogelijk: ge zult uw Maker steeds meer gaan liefhebben, ge zult God een liefde gaan schenken die overeenkomt met de liefde die een kind aan zijn aardse ouders geeft, want zoals een vader, een werkelijke vader, een ware vader, zijn kinderen liefheeft, zo heeft de Universele Vader zijn geschapen zonen en dochters lief en zoekt hij aldoor hun welzijn.
2:5.10 (40.2) De liefde van God is echter een intelligente, vèrziende ouderlijke liefde. De goddelijke liefde functioneert in een geïntegreerd verband met de goddelijke wijsheid en alle andere oneindige kenmerken van de volmaakte natuur van de Universele Vader. God is liefde, maar liefde is niet God. Wij zien de grootste manifestatie van de goddelijke liefde voor stervelingen in de schenking van de Gedachtenrichters, maar uw hoogste openbaring van de liefde van de Vader ziet ge in het geschonken leven van zijn Zoon Michael, toen deze op aarde het ideale geestelijke leven leidde. Het is de inwonende Richter die de liefde van God voor iedere mensenziel individualiseert.
2:5.11 (40.3) Bij tijden vind ik het haast pijnlijk genoodzaakt te zijn de goddelijke genegenheid van de hemelse Vader voor zijn kinderen in het universum te beschrijven met het menselijke woordsymbool liefde. Ook al is deze term een aanduiding van het hoogste menselijke begrip van verhoudingen van respect en toewijding tussen stervelingen, wordt zij zeer dikwijls gebruikt voor verhoudingen tussen mensen die volstrekt onwaardig zijn en volslagen ongeschikt om te worden aangeduid met een woord dat ook gebruikt wordt voor de weergaloze genegenheid van de levende God voor zijn schepselen in het universum! Hoe ongelukkig is het dat ik niet beschik over een verheven, exclusieve term die de ware natuur en uitgelezen schoonheid van de draagwijdte van de goddelijke genegenheid van de Paradijs-Vader duidelijk zou kunnen maken aan het menselijke verstand.
2:5.12 (40.4) Wanneer de mens de liefde van een persoonlijke God uit het oog verliest, blijft er van het koninkrijk Gods slechts een koninkrijk van het goede over. Ondanks het feit dat de goddelijke natuur een oneindige eenheid vormt, is liefde het overheersende kenmerk van al Gods persoonlijk handelen met zijn schepselen.
2:6.1 (40.5) In het fysische universum kunnen wij de goddelijke schoonheid zien, in de verstandelijke wereld kunnen wij eeuwige waarheid onderkennen, maar de goedheid van God wordt slechts gevonden in de geestelijke wereld van de persoonlijke religieuze ervaring. Naar haar ware wezen is religie een geloof-vertrouwen in de goedheid van God. In de filosofie zou God groot en absoluut kunnen zijn, in zekere zin zelfs intelligent en persoonlijk, maar in de religie moet God ook moreel zijn: hij moet goed zijn. De mens zou een grote God wel kunnen vrezen, maar hij vertrouwt en bemint alleen een goede God. Deze goedheid van God is een deel van de persoonlijkheid van God, en ze wordt alleen ten volle geopenbaard in de persoonlijke religieuze ervaring van de zonen Gods die in hem geloven.
2:6.2 (40.6) Religie houdt in dat de bovenwereld die van geestelijke natuur is, kennis draagt van, en reageert op, de fundamentele noden van de wereld der mensen. Evolutionaire religie kan wel ethisch worden, maar alleen geopenbaarde religie wordt waarlijk en geestelijk moreel. De oude voorstelling dat God een Godheid is die beheerst wordt door een koningsmoraal, werd door Jezus op een hoger plan gebracht, naar het warme, roerende niveau van de innige familiemoraal in de ouder-kind verhouding, welke in de ervaring van stervelingen alles te boven gaat in tederheid en schoonheid.
2:6.3 (41.1) De ‘rijkdom van de goedheid Gods brengt de dwalende mens tot berouw.’ ‘Iedere goede gave en elk volmaakt geschenk daalt van boven neer, van de Vader der lichten.’ ‘God is goed; hij is de eeuwige toevlucht van de zielen der mensen.’ ‘De Heer onze God is barmhartig en genadig. Hij is lankmoedig en groot in goedertierenheid en waarheid.’ ‘Smaakt en ziet dat de Heer goed is! Gezegend is de mens die op hem vertrouwt.’ ‘De Heer is genadig en vol mededogen. Hij is de God des heils.’ ‘Hij heelt de gebrokenen van hart en verbindt de wonden der ziel. Hij is de almachtige weldoener der mensen.’
2:6.4 (41.2) Ofschoon de voorstelling van God als een koning-rechter bevorderlijk was voor een hoog moreel peil en een volk voortbracht dat als groep eerbied voor de wet had, liet dit begrip de individuele gelovige in droeve onzekerheid omtrent zijn staat in tijd en eeuwigheid. De latere Hebreeuwse profeten verkondigden dat God een Vader voor Israel was; Jezus openbaarde God als de Vader van iedere mens. Het gehele Godsbegrip van de sterfelijke mens wordt door het leven van Jezus transcendent verlicht. Onbaatzuchtigheid is inherent aan ouderliefde. God heeft niet lief gelijk een vader, maar als vader. Hij is de Paradijs-Vader van elke persoonlijkheid in het universum.
2:6.5 (41.3) Rechtvaardigheid houdt in dat God de oorsprong is van de morele wet van het universum. Waarheid toont God als schenker van openbaring, als leraar. Maar liefde geeft en smacht naar genegenheid, zoekt de begripvolle omgang zoals deze tussen ouder en kind bestaat. Rechtvaardigheid is wellicht het goddelijke denken, maar liefde is de instelling van een vader. De onjuiste veronderstelling dat de rechtvaardigheid Gods onverenigbaar was met de onbaatzuchtige liefde van de hemelse Vader, vooronderstelde het ontbreken van eenheid in de natuur der Godheid, en heeft rechtstreeks geleid tot de ontwikkeling van het leerstuk der verzoening, een leer die een filosofische aanval is op zowel de eenheid Gods als op zijn vrije wil.
2:6.6 (41.4) De liefdevolle hemelse Vader wiens geest bij zijn kinderen op aarde inwoont, is geen verdeelde persoonlijkheid — een die gerechtig is en een die barmhartig is — en evenmin is er een middelaar nodig om de gunst of vergeving van de Vader te verkrijgen. De goddelijke rechtvaardigheid wordt niet overheerst door strenge vergeldende gerechtigheid: God als vader gaat God als rechter te boven.
2:6.7 (41.5) God is nooit toornig, wraakzuchtig, of boos. Wel is waar dat zijn liefde dikwijls door wijsheid wordt beteugeld, terwijl de gerechtigheid zijn verworpen barmhartigheid voorwaardelijk stelt. Zijn liefde voor rechtvaardigheid moet zich wel als een evengrote hekel aan zonde vertonen. De Vader is niet een innerlijk tegenstrijdige persoonlijkheid: de goddelijke eenheid is volmaakt. In de Paradijs-Triniteit bestaat er absolute eenheid, ondanks de eeuwige identiteiten van de gelijken van God.
2:6.8 (41.6) God heeft de zondaar lief en verfoeit de zonde; deze stelling is in filosofische zin waar, maar God is een transcendente persoonlijkheid en personen kunnen slechts andere personen liefhebben en verfoeien. Zonde is geen persoon. God heeft de zondaar lief omdat hij een persoonlijkheidswerkelijkheid is (potentieel eeuwig), terwijl God tegenover de zonde geen persoonlijke houding aanneemt, want zonde is geen geestelijke realiteit: ze is niet persoonlijk, daarom neemt alleen Gods gerechtigheid kennis van haar bestaan. De liefde van God redt de zondaar, de wet van God vernietigt de zonde. Deze houding van de goddelijke natuur zou ogenschijnlijk veranderen indien de zondaar zich finaal met de zonde zou vereenzelvigen, precies zoals datzelfde sterfelijke bewustzijn zich ook geheel kan vereenzelvigen met de inwonende geest-Richter. Zo’n met zonde vereenzelvigde sterveling zou dan geheel ongeestelijk van natuur worden (en daarom als persoon onwerkelijk) en zou uiteindelijk de vernietiging van zijn bestaan ondergaan. In een universum dat gestaag reëler en steeds geestelijker wordt, kan de onwerkelijkheid en zelfs de onvolledigheid van de natuur van een schepsel niet eeuwig bestaan.
2:6.9 (42.1) Als God de wereld van persoonlijkheid zijn gelaat toewendt, onthult hij zich als een li efdevolle persoon; als hij zich wendt naar de geestelijke wereld, is hij een persoonlijke liefde. In de religieuze ervaring is hij beide. De volitionele wil van God wordt door liefde geïdentificeerd. De goedheid van God ligt ten grondslag aan de goddelijke vrije wil — de universele neiging om lief te hebben, barmhartig te zijn, geduld te betonen en vergeving te schenken.
2:7.1 (42.2) Alle eindige kennis en al wat door schepselen begrepen wordt, is relatief. Informatie en inlichtingen, zelfs indien vergaard uit hoge bronnen, zijn alleen in relatieve zin volledig, alleen in plaatselijk opzicht nauwkeurig en alleen persoonlijk waar.
2:7.2 (42.3) Fysische feiten zijn tamelijk eenvormig, maar waarheid is een levende, flexibele factor in de filosofie van het universum. Evoluerende persoonlijkheden zijn maar gedeeltelijk wijs in hun mededelingen en maar betrekkelijk waarheidsgetrouw. Zij kunnen alleen zeker zijn voorzover hun persoonlijke ervaring reikt. Dat wat volkomen waar lijkt te zijn in de ene plaats, behoeft maar betrekkelijk waar te zijn in een ander segment van de schepping.
2:7.3 (42.4) Goddelijke waarheid, finale waarheid, is eenvormig en universeel, maar wanneer meerdere individuen die uit verschillende werelden afkomstig zijn, over geestelijke zaken verhalen, kunnen zij daarbij in details soms verschillen vanwege deze relativiteit in de volledigheid van hun kennis en de volheid van hun persoonlijke ervaring, alsook in de duur en omvang van die ervaring. Terwijl de wetten en verordeningen, de gedachten en attitudes van de Eerste Grote Bron en Centrum eeuwig, oneindig en universeel betrouwbaar zijn, stemmen zij in hun toepassing op, en aanpassing aan, ieder universum, stelsel, iedere wereld en ieder geschapen denkend wezen, tegelijkertijd overeen met de plannen en werkwijzen van de Schepper-Zonen zoals dezen functioneren in hun respectieve universa, en zijn zij in harmonie met de plaatselijke plannen en werkwijzen van de Oneindige Geest en alle andere samenwerkende hemelse persoonlijkheden.
2:7.4 (42.5) De onjuiste wetenschap van het materialisme wil de sterfelijke mens ertoe veroordelen een verschoppeling in het universum te worden. Dergelijke gedeeltelijke kennis is potentieel kwaad: het is kennis die is opgebouwd uit goed en kwaad beide. Waarheid is schoon omdat zij zowel vol als symmetrisch is. Wanneer de mens naar waarheid zoekt, jaagt hij na wat goddelijk werkelijk is.
2:7.5 (42.6) Filosofen begaan hun ernstigste vergissing wanneer zij zich laten verleiden tot het misverstand van de abstractie, de methode om de aandacht op één aspect der werkelijkheid te richten en dan te beweren dat dit geïsoleerde aspect de gehele waarheid is. De wijze filosoof zal altijd het scheppingsplan trachten te ontdekken dat achter alle verschijnselen in het universum verborgen ligt en reeds vóór die verschijnselen bestond. Het denken van de schepper gaat altijd aan zijn scheppend handelen vooraf.
2:7.6 (42.7) Het verstandelijke zelf-bewustzijn kan de schoonheid van waarheid, haar geestelijke kwaliteit, niet alleen ontdekken aan de filosofische consequentheid van haar begrippen, maar nog zekerder en veiliger aan de feilloze reactie van de immer-tegenwoordige Geest van Waarheid. De herkenning van waarheid maakt gelukkig omdat waarheid naar buiten gebracht kan worden: zij kan geleefd worden. Dwaling gaat gepaard met teleurstelling en verdriet, aangezien zij, geen realiteit zijnde, niet in de ervaring gerealiseerd kan worden. Goddelijke waarheid kan men het beste herkennen aan haar geestelijk aroma.
2:7.7 (42.8) De eeuwige queeste gaat om vereniging, om goddelijke cohesie. Het wijdverbreide fysische universum heeft samenhang in het Paradijs-Eiland; het denkende universum heeft samenhang in de God van bewustzijn, de Vereend Handelende Geest; het geestelijke universum is coherent in de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon. De geïsoleerde sterveling in tijd en ruimte vindt echter coherentie in God de Vader door de rechtstreekse betrekking tussen de inwonende Gedachtenrichter en de Universele Vader. De Richter van de mens is een fragment van God en streeft eeuwig naar goddelijke vereniging: de Richter vertoont cohesie met en in de Paradijs-Godheid van de Eerste Bron en Centrum.
2:7.8 (43.1) Het onderscheiden van allerhoogste schoonheid is de ontdekking en integratie van de werkelijkheid: het onderscheiden van goddelijke goedheid in eeuwige waarheid, dat nu is ultieme schoonheid. Zelfs de bekoring van menselijke kunst bestaat in de harmonie van haar eenheid.
2:7.9 (43.2) De grote vergissing van de Hebreeuwse religie was dat deze de goedheid van God niet verbond met de feitelijke waarheden van de wetenschap en de aantrekkelijke schoonheid der kunst. Toen de beschaving vorderde en de religie bleef vasthouden aan dezelfde onverstandige koers dat zij de goedheid van Godheid al te zeer benadrukte en de waarheid daarbij in gelijke mate uitsloot en de schoonheid verwaarloosde, ontwikkelde zich bij bepaalde typen mensen een steeds sterkere neiging zich af te keren van deze abstracte, uit haar verband geraakte opvatting van geïsoleerde goedheid. De al te zeer benadrukte, geïsoleerde ethiek van de moderne religie, die er in de twintigste eeuw niet in slaagt de toewijding en loyaliteit van velen vast te houden, zou zich rehabiliteren indien zij niet alleen morele voorschriften zou geven, maar in gelijke mate aandacht zou schenken aan de waarheden van de wetenschap, de filosofie en de geestelijke ervaring, en aan de schoonheden van de materiële schepping, de bekoring van ideële kunst en de grootsheid van echte karakterontwikkeling.
2:7.10 (43.3) De religieuze uitdaging van deze eeuw gaat de vèrziende en vooruitziende mannen en vrouwen met geestelijk inzicht aan, die een nieuwe, aantrekkelijke levensfilosofie zullen durven construeren op basis van de uitgebreide, voortreffelijk geïntegreerde opvattingen van kosmische waarheid, universum-schoonheid en goddelijke goedheid. Zulk een nieuwe, rechtvaardige visie op de ethiek zal al wat goed is in het denken van de mens aantrekken en zal het beste in de menselijke ziel te voorschijn roepen. Waarheid, schoonheid en goedheid zijn goddelijke realiteiten, en naarmate de mens opklimt langs de trappen van geestelijk leven worden deze allerhoogste kwaliteiten van de Eeuwige steeds meer gecoördineerd en verenigd in God, die liefde is.
2:7.11 (43.4) Alle waarheid — materieel, filosofisch, en geestelijk — is zowel schoon als goed. Alle werkelijke schoonheid — materiële kunst of geestelijke symmetrie — is zowel waar als goed. Alle echte goedheid, of het nu de persoonlijke moraal, sociale billijkheid, of goddelijk dienstbetoon is, is even waar als schoon. Lichamelijke en geestelijke gezondheid, en ook geluk, zijn integraties van waarheid, schoonheid en goedheid, zoals deze in de ervaring van de mens zijn vermengd. Deze niveaus van productief leven komen tot stand door de vereniging van energiesystemen, ideeënsystemen, en geest-systemen.
2:7.12 (43.5) Waarheid is coherent, schoonheid is aantrekkelijk, goedheid geeft stabiliteit. En wanneer deze waarden van dat wat werkelijk is, worden gecoördineerd in de persoonlijkheidservaring, is het resultaat een hoge orde van liefde, die door wijsheid wordt bepaald en gekenmerkt wordt door trouw. Het werkelijke doel van alle universum-educatie is het tot stand brengen van de betere coördinatie van het geïsoleerde kind der werelden met de grotere realiteiten van zijn steeds wijdere ervaring. De realiteit is eindig op menselijke niveaus, oneindig en eeuwig op de hogere, goddelijke niveaus.
2:7.13 (43.6) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman, handelend op gezag van de Ouden der Dagen op Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 3
3:0.1 (44.1) GOD is overal tegenwoordig; de Universele Vader regeert de cirkelgang der eeuwigheid. In de plaatselijke universa echter, regeert hij door de personen van zijn Schepper-Zonen uit het Paradijs, zoals hij ook leven schenkt door deze Zonen. ‘God heeft ons eeuwig leven gegeven, en dit leven is in zijn Zonen.’ Deze Schepper-Zonen zijn Gods persoonlijke uitdrukking van zichzelf in de sectoren van de tijd en aan de kinderen van de wervelende planeten in de evoluerende universa der ruimte.
3:0.2 (44.2) Deze Zonen van God, die sterk zijn gepersonaliseerd, zijn duidelijk waarneembaar voor de geschapen denkende wezens van de lagere orden, en zo vormen zij een compensatie voor de onzichtbaarheid van de oneindige, en derhalve minder waarneembare Vader. De uit het Paradijs afkomstige Schepper-Zonen van de Universele Vader zijn een openbaring van een overigens onzichtbaar wezen, onzichtbaar vanwege de absoluutheid en oneindigheid die inherent zijn aan de cirkelgang der eeuwigheid en aan de persoonlijkheden van de Paradijs-Godheden.
3:0.3 (44.3) Dat hij een Schepper is, kan men moeilijk een eigenschap van God noemen, het is veeleer het samenstel van zijn handelende natuur. En deze universele functie van zijn schepper-zijn, wordt eeuwig gemanifesteerd zoals zij wordt bepaald en beheerst door alle gecoördineerde eigenschappen der oneindige, goddelijke werkelijkheid van de Eerste Bron en Centrum. Wij betwijfelen ten zeerste of er één kenmerk van de goddelijke natuur als voorafgaand aan de andere kan worden beschouwd, doch indien zulks het geval zou zijn, dan zou het schepper-zijn van de Godheid aan al zijn andere naturen, activiteiten en eigenschappen voorafgaan. En het schepper-zijn van de Godheid culmineert in de universele waarheid van het Vaderschap van God.
3:1.1 (44.4) Het vermogen van de Universele Vader om overal terzelfdertijd tegenwoordig te zijn, vormt zijn alomtegenwoordigheid. God alleen kan op twee, op talloze plaatsen, terzelfdertijd zijn. God is tegelijkertijd tegenwoordig ‘in de hemel boven en op de aarde beneden;’ zoals de Psalmist uitriep: ‘Waarheen zou ik gaan voor uw geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht?’
3:1.2 (44.5) ‘Ik ben een God van nabij en ook van verre,’ zegt de Heer. ‘Vervul ik niet hemel en aarde?’ De Universele Vader is te allen tijde tegenwoordig in alle delen en in alle harten van zijn wijdverbreide schepping. Hij is ‘de volheid van hem die alles in allen vervult’ en ‘die alles verricht in allen,’ en voorts is het denkbeeld van zijn persoonlijkheid van dien aard, dat ‘de hemel (het universum) en de hemel der hemelen (het universum van universa) hem niet kunnen omvatten.’ Het is letterlijk waar dat God alles is in allen. Maar zelfs dat is niet alles van God. De Oneindige kan alleen in de oneindigheid finaal geopenbaard worden: de oorzaak kan nimmer volledig worden begrepen door een analyse van gevolgen. De levende God is onmetelijk veel groter dan de totale som der schepping die tot aanzijn is gekomen ten gevolge van de scheppingsdaden van zijn ongebonden vrije wil. God wordt in de ganse kosmos geopenbaard, maar de kosmos kan nooit de totaliteit der oneindigheid Gods bevatten of omvatten.
3:1.3 (45.1) De tegenwoordigheid van de Vader patrouilleert zonder ophouden door het meester-universum. ‘Van het ene einde des hemels is zijn opgang en zijn omloop tot het andere einde; niets blijft verborgen voor zijn licht.’
3:1.4 (45.2) Het schepsel bestaat niet alleen in God, maar God leeft ook in het schepsel. ‘Wij weten dat wij in hem wonen, omdat hij in ons leeft; hij heeft ons zijn geest gegeven. Dit geschenk van de Paradijs-Vader is ’s mensen onafscheidelijke metgezel.’ Hij is de immer-tegenwoordige God, die het al doordringt. ‘De geest van de eeuwige Vader schuilt in het bewustzijn van ieder sterfelijk kind.’ ‘De mens gaat uit om een vriend te zoeken, terwijl die vriend juist in zijn eigen hart woont.’ ‘De ware God is niet ver weg, hij is een deel van ons; zijn geest spreekt van binnen uit tot ons.’ ‘De Vader leeft in het kind. God is altijd bij ons. Hij is de geest die ons leidt naar onze eeuwige bestemming.’
3:1.5 (45.3) Terecht is van het mensdom gezegd: ‘Gij zijt van God’, want ‘hij die in de liefde blijft, blijft in God en God in hem.’ Wanneer ge overtredingen begaat, kwelt ge zelfs de inwonende gave Gods, want de Gedachtenrichter moet de gevolgen van het denken van het kwade noodzakelijkerwijze mee doormaken samen met het menselijke bewustzijn waarin hij is gekerkerd.
3:1.6 (45.4) De alomtegenwoordigheid van God is in werkelijkheid een deel van zijn oneindige natuur: de ruimte vormt geen barrière voor de Godheid. In volmaaktheid en zonder beperking is God alleen waarneembaar tegenwoordig op het Paradijs en in het centrale universum. Hij is niet op dezelfde wijze merkbaar tegenwoordig in de scheppingen die rond Havona wentelen, want God heeft zijn directe, daadwerkelijke tegenwoordigheid ingeperkt, omdat hij de soevereiniteit en goddelijke prerogatieven respecteert van de scheppers en regeerders der universa in tijd en ruimte, die zijn gelijken zijn. Vandaar dat het begrip der goddelijke tegenwoordigheid een grote verscheidenheid van manieren en kanalen van manifestatie moet kunnen omvatten, waaronder de tegenwoordigheidscircuits van de Eeuwige Zoon, de Oneindige Geest en het Paradijs-Eiland. Het is ook niet altijd mogelijk onderscheid te maken tussen de tegenwoordigheid van de Universele Vader en de handelingen van zijn eeuwige medescheppers en instrumenten, zo volmaakt voldoen deze aan alle oneindige vereisten van zijn onveranderlijk voornemen. Maar met het persoonlijkheidscircuit en de Richters ligt het anders: hier werkt God alleen, rechtstreeks en uitsluitend zelf.
3:1.7 (45.5) In de zwaartekrachtcircuits van het Paradijs-Eiland is de Universele Albeheerser te allen tijde en in dezelfde mate, overeenkomstig de massa, potentieel tegenwoordig in alle delen van het universum, in respons op de materiële behoeften aan deze tegenwoordigheid en ook vanwege de inherente natuur van de gehele schepping, waardoor alle dingen in hem samenhangen en in hem hun bestaan hebben. De Eerste Bron en Centrum is eveneens potentieel tegenwoordig in het Ongekwalificeerd Absolute, de schatkamer van de nog ongeschapen universa van de eeuwige toekomst. God doordringt aldus potentieel de fysische universa van verleden, heden, en toekomst. Hij is de oergrond van de coherentie der zogenaamde materiële schepping. Dit niet-geestelijke Godheidspotentieel wordt op het gehele niveau van fysische bestaansvormen hier en daar actueel, doordat op onverklaarbare wijze een bepaalde kracht, waarvan uitsluitend hij zich bedient, binnendringt op het toneel waar zich de handeling van het universum afspeelt.
3:1.8 (45.6) De bewustzijnstegenwoordigheid van God is gecorreleerd met het absolute bewustzijn van de Vereend Handelende Geest, de Oneindige Geest, maar overal in de eindige scheppingen kan zij beter worden waargenomen in het functioneren van het kosmische bewustzijn van de Meester-Geesten van het Paradijs. Zoals de Eerste Bron en Centrum potentieel aanwezig is in de bewustzijnscircuits van de Vereend Handelende Geest, zo is hij ook potentieel aanwezig in de spanningen van het Universeel Absolute. Maar bewustzijn van de menselijke orde is een gave van de Dochters van de Vereend Handelende Geest, de Goddelijke Hulp- en Bijstandverleensters in de evoluerende universa.
3:1.9 (46.1) De alomtegenwoordige geest van de Universele Vader is gecoördineerd met de werking van de universele geest-tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon en het eeuwige goddelijke potentieel van het Godheid-Absolute. Maar noch de geestelijke activiteit van de Eeuwige Zoon en diens Paradijs-Zonen, noch de schenkingen van bewustzijn door de Oneindige Geest, schijnen een beletsel te vormen voor de rechtstreekse activiteit van de Gedachtenrichters, de inwonende fragmenten van God in de harten van zijn geschapen kinderen.
3:1.10 (46.2) Wat nu de tegenwoordigheid Gods op een planeet, in een stelsel, constellatie of universum betreft: de mate van die tegenwoordigheid in iedere eenheid der schepping is een graadmeter voor de evoluerende tegenwoordigheid van de Allerhoogste: deze wordt bepaald door de massale erkenning van God en door trouw aan hem van de zijde van de ontzaglijke organisatie van het universum, tot en met de stelsels en planeten zelf. In de hoop die bereikte fasen van Gods kostbare tegenwoordigheid in stand te houden en veilig te stellen, gebeurt het daarom soms dat enige planeten (of zelfs stelsels), wanneer deze tot diepe geestelijke duisternis zijn vervallen, in zekere zin in quarantaine worden gesteld, of ten dele worden uitgesloten van de communicatie met de grotere eenheden der schepping. En dit alles, zoals het ook op Urantia werkt, is een geestelijk defensieve reactie van de meerderheid der werelden, om zich zoveel mogelijk te vrijwaren van de afzondering die het gevolg zou zijn van de tot vervreemding leidende daden van een koppige, verdorven en opstandige minderheid.
3:1.11 (46.3) Terwijl de Vader als een ouder al zijn zonen — alle persoonlijkheden — in zijn circuit opneemt, wordt zijn invloed in hen beperkt doordat hun afkomst zo ver afligt van de Tweede en de Derde Persoon der Godheid, en wordt zijn invloed groter naarmate zij bij het bereiken van hun bestemming deze niveaus naderen. Het feit van Gods tegenwoordigheid in het bewustzijn van een mens hangt af van de vraag of er in dit bewustzijn al dan niet een Vader-fragment, zoals de Geheimnisvolle Mentor, inwoont, maar zijn effectieve aanwezigheid wordt bepaald door de mate van medewerking die aan deze inwonende Richter wordt verleend door het bewustzijn waarin hij verblijft.
3:1.12 (46.4) De schommelingen in de aanwezigheid van de Vader zijn niet te wijten aan de veranderlijkheid van God. De Vader trekt zich niet in afzondering terug omdat hij versmaad is: zijn liefde wordt niet aangetast door de wandaden van het schepsel. Het is veeleer zo dat zijn kinderen, die begiftigd zijn met het vermogen te kiezen (ten aanzien van hem), door het maken van die keuze rechtstreeks de graad en de grens van de goddelijke invloed van de Vader in hun eigen hart en ziel bepalen. De Vader heeft zichzelf vrijelijk aan ons gegeven, zonder beperking en zonder bevoorrechting. Hij kent geen aanzien van personen, planeten, stelsels of universa. In de sectoren der tijd bekleedt hij alleen de Paradijs-persoonlijkheden van God de Zevenvoudige, de scheppers van de eindige universa die zijn gelijken zijn, met onderscheidende eerbewijzen.
3:2.1 (46.5) Alle universa weten dat ‘God de Heer, de Almachtige, regeert.’ De zaken van deze wereld en andere werelden staan onder goddelijk toezicht. ‘Hij doet naar zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde.’ Het blijft eeuwig waar, ‘er is geen macht dan van God.’
3:2.2 (46.6) Binnen de grenzen van hetgeen strookt met de goddelijke natuur, is het letterlijk waar dat ‘bij God alle dingen mogelijk zijn.’ De langdurige evolutieprocessen van volken, planeten en universa worden volmaakt beheerst door de scheppers en bestuurders van de universa en ontvouwen zich in overeenstemming met het eeuwige voornemen van de Universele Vader: zij spelen zich af in harmonie en orde, en volgens het alwijze plan van God. Er is slechts één wetgever. Hij schraagt de werelden in de ruimte en doet de universa de eindeloze cirkelgang van het eeuwige circuit beschrijven.
3:2.3 (47.1) Van alle goddelijke eigenschappen wordt zijn almacht nog het beste begrepen, vooral zoals deze geldt in het materiële universum. Gezien als een niet-geestelijk verschijnsel, is God energie. Deze uitspraak, die een natuurkundig feit vaststelt, is gebaseerd op de ondoorgrondelijke waarheid dat de Eerste Bron en Centrum de eerste en oorspronkelijke oorzaak is van de universele natuurkundige verschijnselen in de gehele ruimte. Van deze goddelijke activiteit worden alle fysische energie en andere materiële manifestaties afgeleid. Licht, te weten licht zonder warmte, is eveneens één van de niet-geestelijke manifestaties van de Godheden. Er is nog een andere vorm van niet-geestelijke energie die praktisch onbekend is op Urantia; het bestaan ervan wordt tot nog toe niet onderkend.
3:2.4 (47.2) God bestuurt en beheerst alle vermogen: hij heeft ‘een weg bereid voor de bliksem;’ hij heeft de circuits van alle energie ingesteld. Hij heeft de tijd en wijze van manifestatie van alle vormen van energie-materie verordineerd. Al deze dingen houdt hij voor immer in zijn eeuwige greep — in de gravitationele beheersing die geconcentreerd is aan de onderzijde van het Paradijs. Het licht en de energie van de eeuwige God blijven zo eeuwig rondwentelen in zijn majesteitelijk circuit, de eindeloze maar ordelijke processie van de heerscharen der sterren die het universum van universa vormen. De ganse schepping cirkelt voor immer rond de Paradijs-Persoonlijkheid die het centrum is van alle dingen en wezens.
3:2.5 (47.3) De almacht van de Vader behoort tot het absolute niveau dat overal domineert: op dit niveau zijn de drie energieën, de materiële, de mentale en de geestelijke, in de onmiddellijke nabijheid van hem — de Bron van alle dingen — niet van elkaar te onderscheiden. Het bewustzijn van het schepsel reageert niet rechtstreeks op de Universele Vader, daar het noch Paradijs-monota, noch Paradijs-geest is. God richt zich naar het onvolmaakte bewustzijn — bij de stervelingen van Urantia door de Gedachtenrichters.
3:2.6 (47.4) De Universele Vader is niet een kracht van voorbijgaande aard, een veranderlijke kracht, of een energie die aan schommelingen onderhevig is. De macht en wijsheid van de Vader zijn geheel voldoende om te kunnen voorzien in alle dringende noden die zich ook maar in het universum kunnen voordoen. Wanneer er in de menselijke ervaring noodtoestanden ontstaan, heeft hij ze reeds alle voorzien en daarom reageert hij niet op afstandelijke wijze op de aangelegenheden van het universum, maar veeleer in overeenstemming met de eisen der eeuwige wijsheid en in harmonie met wat zijn oneindig oordeelsvermogen hem zegt te doen. Ook al lijkt het soms misschien anders, de macht Gods functioneert niet als een blinde kracht in het universum.
3:2.7 (47.5) Er doen zich wel situaties voor waarin het lijkt alsof er noodmaatregelen getroffen zijn, alsof er natuurwetten buiten werking zijn gesteld, alsof erkend wordt dat er ontsporingen hebben plaatsgevonden en dat er een poging wordt gedaan om de situatie recht te zetten, maar dit is niet het geval. Zulke ideeën over God komen voort uit uw beperkte blik, uit de eindigheid van uw begrip en uit de begrensdheid van wat ge kunt overzien: dit misverstaan van God is te wijten aan uw verregaande onwetendheid aangaande het bestaan van de hogere wetten van het gebied, de grootsheid van het karakter van de Vader, de oneindigheid van zijn eigenschappen, en het feit dat hij een vrije wil heeft.
3:2.8 (47.6) De planetaire schepselen bij wie Gods geest inwoont, her en der verspreid door de universa in de ruimte, zijn zo bijna oneindig in aantal en orden, hun verstand is zo verschillend, hun bewustzijn zo beperkt en soms zo grof, hun visie zo beknot en beperkt door de eigen omgeving, dat het bijna onmogelijk is generalisaties van de wet te formuleren, die de oneindige eigenschappen van de Vader adequaat, en tegelijkertijd enigszins begrijpelijk voor deze geschapen denkende wezens, tot uitdrukking brengen. Daarom schijnen vele daden van de almachtige Schepper u, het schepsel, willekeurig en onverschillig toe, en niet zelden harteloos en wreed. Maar ik verzeker u nogmaals dat dit niet waar is. God handelt altijd doelbewust, intelligent, wijs en vriendelijk, en eeuwig bedacht op het hoogste goed, ook al is dat niet altijd het hoogste goed voor een individueel wezen, een individueel volk, een individuele planeet, of zelfs een individueel universum; zijn handelingen zijn echter gericht op het welzijn en het hoogste goed van alle betrokkenen, van de laagste tot de hoogste. In perioden in de tijd kan het welzijn van een deel soms lijken te verschillen van het welzijn van het geheel; in de kringloop der eeuwigheid bestaan zulke schijnbare verschillen niet.
3:2.9 (48.1) Wij maken allen deel uit van Gods familie en moeten daarom soms de discipline die in het gezin heerst, mede ondergaan. Veel van de daden Gods die ons zo verontrusten en verwarren, zijn het resultaat van de beslissingen en finale beschikkingen van de alwijsheid die de Vereend Handelende Geest machtigen om uit te voeren hetgeen door de onfeilbare wil van het oneindige denken is verkozen, en om op te leggen wat door de persoonlijkheid der volmaaktheid is besloten — door hem wiens overzicht, visie en zorg het hoogste, eeuwige welzijn van zijn gehele ontzaglijke, wijdverbreide schepping omvatten.
3:2.10 (48.2) Zo vormen uw geïsoleerde, sectionele, eindige, oppervlakkige en in hoge mate materialistische gezichtspunt, en de beperkingen die inherent zijn aan de natuur van uw wezen, zodanige belemmeringen, dat ge niet in staat zijt de wijsheid en vriendelijkheid te zien, te verstaan of te kennen, van vele goddelijke daden die u vol verpletterende wreedheid lijken, en zozeer gekenmerkt door een volstrekte onverschilligheid voor het welbehagen en welzijn, de persoonlijke voorspoed en het geluk, van uw medemens op de planeet. Juist vanwege de begrenzingen van uw menselijke visie, de beperktheid en eindigheid van uw begrip, verstaat ge de motieven van God verkeerd en stelt ge zijn bedoelingen verkeerd voor. Maar er gebeurt veel op de werelden in evolutie dat niet het persoonlijk werk van de Universele Vader is.
3:2.11 (48.3) De goddelijke almacht is volmaakt gecoördineerd met de andere eigenschappen van Gods persoonlijkheid. De macht van God wordt in zijn geestelijke manifestatie in het universum gewoonlijk slechts beperkt door drie voorwaarden of omstandigheden:
3:2.12 (48.4) 1. door de natuur van God, speciaal door zijn oneindige liefde, door waarheid, schoonheid en goedheid;
3:2.13 (48.5) 2. door de wil van God, door zijn barmhartigheidsbetoon en door zijn vaderlijke verhouding tot de persoonlijkheden van het universum;
3:2.14 (48.6) 3. door de wet van God, door de rechtvaardigheid en gerechtigheid van de eeuwige Paradijs-Triniteit.
3:2.15 (48.7) God is onbeperkt in macht, goddelijk van natuur, finaal van wil, oneindig in eigenschappen, eeuwig in wijsheid en absoluut van realiteit. Maar al deze kenmerken van de Universele Vader zijn verenigd in de Godheid en worden universeel tot uitdrukking gebracht in de Paradijs-Triniteit en in de goddelijke Zonen van de Triniteit. Overigens wordt buiten het Paradijs en het centrale universum Havona alles wat God aangaat, beperkt door de evolutionaire aanwezigheid van de Allerhoogste, is het afhankelijk van de resulterende tegenwoordigheid van de Ultieme en wordt het gecoördineerd door de drie existentiële Absoluten — het Godheid-Absolute, het Universeel Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute. En Gods tegenwoordigheid wordt aldus beperkt omdat zulks Gods wil is.
3:3.1 (48.8) ‘God weet alle dingen.’ Het goddelijke bewustzijn is bewust van en bekend met het denken der ganse schepping. Zijn kennis der gebeurtenissen is universeel en volmaakt. De goddelijke entiteiten die van hem uitgaan, zijn een deel van hem: hij die ‘de wolken in evenwicht houdt’ is ook ‘volmaakt in kennis.’ ‘De ogen des Heren gaan over alle plaatsen.’ Uw grote leraar heeft over de onbeduidende mussen gezegd: ‘Niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder dat mijn Vader het weet,’en ook: ‘Zelfs de haren op uw hoofd zijn alle geteld.’ ‘Hij telt het getal der sterren; hij noemt ze alle bij name.’
3:3.2 (49.1) De Universele Vader is de enige persoonlijkheid in het ganse universum, die het aantal der sterren en planeten in de ruimte daadwerkelijk kent. Alle werelden van ieder universum zijn voortdurend in Gods bewustzijn. Hij zegt ook: ‘Ik heb voorzeker de kwelling van mijn volk gezien, ik heb hun geroep gehoord, en ik ken hun smarten.’ Want ‘de Here schouwt uit de hemel, hij slaat alle mensenkinderen gade; uit zijn woonplaats ziet hij neer op alle bewoners der aarde.’ Elk van zijn geschapen kinderen mag waarlijk zeggen: ‘Hij kent de weg die ik ga, en wanneer hij mij beproefd heeft, zal ik als goud te voorschijn komen.’ ‘God kent ons zitten en opstaan, hij verstaat van verre onze gedachten; met al onze wegen is hij bekend.’ ‘Alle dingen liggen open en bloot voor de ogen van hem met wie wij te maken hebben.’ Voor ieder mens moet het dan ook werkelijk een troost zijn om te begrijpen dat ‘hij weet van wat maaksel gij zijt, gedachtig dat gij stof zijt.’ Jezus zei, sprekende over de levende God: ‘Uw Vader weet wat gij van node hebt eer ge hem bidt.’
3:3.3 (49.2) God bezit een onbeperkt vermogen om alle dingen te kennen: zijn bewustheid is universeel. Zijn persoonlijke circuit omvat alle persoonlijkheden, en zijn kennis van zelfs de nederige schepselen wordt op indirecte wijze aangevuld door de afdalende reeks der goddelijke Zonen, en rechtstreeks door de inwonende Gedachtenrichters. En bovendien is de Oneindige Geest altijd overal tegenwoordig.
3:3.4 (49.3) Wij weten niet geheel zeker of God al dan niet verkiest om gevallen van zonde tevoren te weten. Maar zelfs indien God de daden die zijn kinderen uit vrije wil doen tevoren zou weten, doet deze voorkennis niet de minste afbreuk aan hun vrijheid. Eén ding is zeker: God komt nooit voor verrassingen te staan.
3:3.5 (49.4) Almacht houdt niet de macht in om het ondoenlijke te doen, de ongoddelijke daad. Evenmin houdt alwetendheid het kennen van het onkenbare in. Maar zulke uitspraken kunnen wij voor het eindige bewustzijn nauwelijks begrijpelijk maken. Het schepsel kan moeilijk het bereik en de beperkingen van de wil van de Schepper begrijpen.
3:4.1 (49.5) De successieve schenking van zichzelf aan de universa wanneer deze tot aanzijn worden geroepen, vermindert op generlei wijze het potentieel aan kracht en de schat aan wijsheid die in de centrale persoonlijkheid van de Godheid blijven zetelen en berusten. De Vader heeft het potentieel aan kracht, wijsheid en liefde dat hij bezit nooit ook maar enigszins verminderd, en evenmin heeft hij ooit één eigenschap van zijn glorieuze persoonlijkheid verloren tengevolge van de onbeperkte schenking van zichzelf aan de Paradijs-Zonen, aan de scheppingen die hem ondergeschikt zijn en aan de menigvuldige schepselen daarin.
3:4.2 (49.6) De schepping van ieder nieuw universum vereist telkens opnieuw een aanpassing van de zwaartekracht; maar zelfs indien het scheppen onbepaald zou doorgaan, voor eeuwig, ja tot in het oneindige, zodat de materiële schepping uiteindelijk zonder begrenzingen zou bestaan, dan nog zou het vermogen tot beheersing en coördinatie dat in het Paradijs-Eiland berust, sterk genoeg blijken voor het bedwingen, het beheersen en het coördineren van zulk een oneindig universum. En na de verlening van zulk een onbeperkte kracht en vermogen aan een onbegrensd universum, zou de Oneindige nog steeds overvloedig beschikken over dezelfde mate aan kracht en energie; het Ongekwalificeerd Absolute zou nog steeds onverminderd zijn; God zou nog steeds hetzelfde oneindig potentieel hebben, alsof er nimmer een uitstorting van kracht, energie en vermogen had plaatsgevonden als schenking aan het ene universum na het andere.
3:4.3 (50.1) En zo is het ook met de wijsheid: het feit dat bewustzijn op zo ruime schaal wordt toebedeeld aan de denkende wezens in alle gebieden, betekent in geen enkel opzicht een verarming van de centrale bron der goddelijke wijsheid. Wanneer de universa zich vermenigvuldigen en de wezens in die gebieden tot in onvoorstelbare aantallen toenemen, en indien aan deze wezens in hoge en lage staat voortdurend bewustzijn geschonken blijft worden, ook dan zal Gods centrale persoonlijkheid steeds hetzelfde eeuwige, oneindige en alwijze bewustzijn blijven insluiten.
3:4.4 (50.2) Het feit dat hij geest-boodschappers van zichzelf uitzendt om in te wonen bij de mannen en vrouwen op uw wereld en andere werelden, vermindert geenszins zijn vermogen om als goddelijke en almachtige geest-persoonlijkheid te functioneren; bovendien is er absoluut geen grens aan de mate of het aantal van deze geest-Mentoren die hij kan, en mogelijk ook zal, uitzenden. Dit schenken van zichzelf aan zijn schepselen creëert een onbegrensde, welhaast onvoorstelbare toekomstige mogelijkheid tot achtereenvolgende, steeds hogere levens voor deze goddelijk begiftigde stervelingen. En deze overvloedige uitdeling van zichzelf in de vorm van deze dienende geest-entiteiten vermindert geenszins de wijsheid en volmaaktheid van waarheid en kennis die in de persoon van de alwijze, alwetende, en almachtige Vader berusten.
3:4.5 (50.3) Voor de stervelingen in de tijd is er een toekomst, maar God woont in de eeuwigheid. Ook al ben ik afkomstig uit een oord dichtbij de verblijfplaats van de Godheid zelve, toch vermeet ik mij niet te zeggen dat ik met volmaakt begrip over de oneindigheid van veel van de goddelijke eigenschappen kan spreken. Alleen een bewustzijn dat oneindig is, kan oneindigheid van bestaan en eeuwigheid van handelen ten volle begrijpen.
3:4.6 (50.4) De sterfelijke mens kan met geen mogelijkheid de oneindigheid van de hemelse Vader kennen. Het eindige bewustzijn kan een dergelijke absolute waarheid of absoluut feit niet denkende doorgronden. Maar deze zelfde eindige mens kan wel de volle, onverminderde inslag van de LIEFDE van deze oneindige Vader voelen — letterlijk ervaren. Deze liefde kan echt worden ondervonden, al moet worden gezegd dat deze ervaring weliswaar kwalitatief niet beperkt is, maar kwantitatief strikt wordt beperkt door de geestelijke ontvankelijkheid van de mens, en door de hiermee samengaande capaciteit om de liefde van de Vader te beantwoorden.
3:4.7 (50.5) De eindige appreciatie van oneindige kwaliteiten is veel groter dan de op het terrein der logica beperkte capaciteiten van het schepsel, vanwege het feit dat de sterfelijke mens gemaakt is naar Gods beeld — er woont een fragment der oneindigheid in hem. Daarom nadert de mens het dichtst en het innigst tot God in en door de liefde, want God is liefde. En deze gehele, unieke verhouding is een daadwerkelijke ervaring in kosmische sociologie, de verhouding tussen Schepper en schepsel — de liefde tussen Vader en kind.
3:5.1 (50.6) In zijn contact met de scheppingen die na Havona zijn ontstaan, oefent de Universele Vader zijn oneindige macht en hoogste gezag niet uit door deze rechtstreeks te laten gelden, maar veeleer door zijn Zonen en de persoonlijkheden die aan dezen ondergeschikt zijn. En God doet dit alles uit eigen vrije wil. Indien er zich daartoe een aanleiding mocht voordoen, indien het goddelijk denken dit zou verkiezen, zou alle gedelegeerde macht ook rechtstreeks kunnen worden uitgeoefend, maar als regel vindt een dergelijk optreden alleen plaats indien de gedelegeerde persoonlijkheid in gebreke is gebleven het hem door God toevertrouwde te volbrengen. Op zulke momenten, wanneer de Vader zich geconfronteerd ziet met dergelijke nalatigheid, handelt hij wèl onafhankelijk en in overeenstemming met de voorschriften die hij zelf gekozen heeft, waarbij hij altijd binnen de grenzen blijft van hetgeen hij zich aan goddelijke macht en potentieel heeft voorbehouden, en zijn keuze is altijd van een feilloze volmaaktheid en oneindige wijsheid.
3:5.2 (51.1) De Vader regeert door zijn Zonen: er loopt door de organisatie van het universum van hoog tot laag een ononderbroken keten van regeerders, eindigend bij de Planetaire Vorsten die de bestemming van de evolutionaire werelden in de ontzaglijke domeinen van de Vader onder hun hoede hebben. ‘De aarde is des Heren en haar volheid.’ ‘Hij zet koningen af en verheft koningen ten troon.’ ‘De Meest verhevenen regeren in de koninkrijken der mensen.’ Deze uitroepen zijn niet alleen maar uitingen van dichterlijke aard..
3:5.3 (51.2) In de zaken van het hart der mensen gaat het weliswaar niet altijd zoals de Vader wil, maar in het bewind over en ten opzichte van de bestemming van een planeet wint het goddelijke plan: het eeuwige voornemen van wijsheid en liefde zegeviert.
3:5.4 (51.3) Jezus zei: ‘Mijn Vader, die ze mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand is in staat ze uit de hand mijns Vaders te rukken.’ Wanneer ge een glimp opvangt van wat er op velerlei gebied gaande is in Gods welhaast oneindige schepping, en zicht krijgt op de overweldigende onmetelijkheid ervan, is het mogelijk dat uw begrip van zijn primaat aan het wankelen raakt, maar ge moet als zeker aanvaarden dat hij eeuwig troont in het Paradijs- centrum van alle dingen, en dat hij de weldoende Vader is van alle denkende wezens. Er is maar ‘één God en Vader van allen, die boven allen is en in allen,’ en ‘hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan in hem.’
3:5.5 (51.4) De onzekerheden in het leven en de wisselvalligheden van het bestaan zijn in geen enkel opzicht in tegenspraak met het idee van de universele soevereiniteit van God. Het leven van alle evolutio- naire schepselen is omringd door zekere onvermijdelijkheden. Wil het volgende overwegen:
3:5.6 (51.5) 1. Is moed — karaktersterkte — wenselijk? Dan moet de mens worden grootgebracht in een omgeving die hem noodzaakt te worstelen met ontberingen en te reageren op teleurstellingen.
3:5.7 (51.6) 2. Is altruïsme — het dienen van de medemens — wenselijk? Dan moet de levenservaring van dien aard zijn, dat men ook het hoofd moet bieden aan omstandigheden van sociale ongelijkheid.
3:5.8 (51.7) 3. Is hoop — de grootsheid van vertrouwen — wenselijk? Dan moet het menselijk bestaan voortdurend worden geconfronteerd met risico’s en steeds weerkerende onzekerheden.
3:5.9 (51.8) 4. Is geloof — de hoogste bewering waartoe het menselijke denken kan komen — wenselijk? Dat moet het menselijke bewustzijn in de moeilijke omstandigheid zijn dat het altijd minder weet, dan het kan geloven.
3:5.10 (51.9) 5. Is waarheidsliefde en de bereidheid om te gaan waarheen deze ook leidt, wenselijk? Dan moet de mens opgroeien in een wereld waar dwaling voorhanden is en leugens altijd mogelijk zijn.
3:5.11 (51.10) 6. Is idealisme — het dagende begrip van het goddelijke — wenselijk? Dan moet de mens worstelen in een omgeving van betrekkelijke goedheid en schoonheid, die het onweerstaanbare streven naar het betere stimuleert.
3:5.12 (51.11) 7. Is getrouwheid — de hoogste plichtbetrachting — wenselijk? Dan moet de mens volharden te midden van de mogelijkheden tot ontrouw en afvalligheid. De heldhaftigheid van plichtsbetrachting bestaat in het impliciete gevaar van nalatigheid.
3:5.13 (51.12) 8. Is onbaatzuchtigheid — de geestelijke instelling van onzelfzuchtigheid — wenselijk? Dan moet de sterfelijke mens leven in de confrontatie met een onontkoombaar zelf dat onophoudelijk roept om erkenning en eer. De mens zou niet dynamisch voor het goddelijke leven kunnen kiezen, als er geen ego-leven te verzaken viel. De mens zou zich nimmer de reddende rechtvaardigheid eigen kunnen maken, als er als contrast geen potentieel kwaad was om het goede te verheffen en duidelijker te doen uitkomen.
3:5.14 (51.13) 9. Is genoegen — de voldoening van geluk — wenselijk? Dan moet de mens leven in een wereld waar het alternatief van pijn en de waarschijnlijkheid van lijden immer aanwezige experiëntiële mogelijkheden zijn.
3:5.15 (52.1) In het gehele universum wordt iedere eenheid als een deel van het geheel beschouwd. De overleving van het deel is afhankelijk van zijn samenwerking met het plan en de bedoeling van het geheel, zijn oprechte verlangen en volkomen bereidheid om de goddelijke wil van de Vader te doen. De enige evolutionaire wereld zonder dwaling (de mogelijkheid van onverstandige oordeelsvorming) zou een wereld zonder vrije intelligentie zijn. Het Havona-universum telt een miljard volmaakte werelden met hun volmaakte bewoners, maar de evolutionaire mens moet feilbaar zijn, wil hij vrij zijn. De vrije, maar nog onervaren intelligentie kan aanvankelijk met geen mogelijkheid over de gehele linie wijs zijn. De mogelijkheid van verkeerde oordeelsvorming (het kwaad) wordt pas tot zonde, wanneer de mens willens en wetens een opzettelijk immoreel oordeel onderschrijft en aanvaardt.
3:5.16 (52.2) De volle appreciatie van waarheid, schoonheid en goedheid is inherent aan de volmaaktheid van het goddelijke universum. De bewoners van de Havona-werelden hebben het potentiële kwaad dat verbonden is aan de relatieve waarde-niveaus niet nodig als prikkel tot het maken van keuzen: deze volmaakte wezens zijn in staat het goede te onderkennen en te kiezen, ook zonder contrasterende morele situaties die tot bezinning nopen. Maar al deze volmaakte wezens zijn zoals ze zijn, qua morele natuur en geestelijke status, louter door het feit dat zij bestaan. Zij hebben slechts experiëntieel vooruitgang verworven binnen hun inherente status. De sterfelijke mens verdient zelfs zijn status als kandidaat voor de weg omhoog door zijn eigen geloof en hoop. Al het goddelijke dat het menselijke denken begrijpt en de menselijke ziel verwerft, is door ervaring bereikt; het is een realiteit van de persoonlijke ervaring en is daarom een uniek bezit, in tegenstelling tot de inherente goedheid en rechtschapenheid van de onfeilbare persoonlijkheden van Havona.
3:5.17 (52.3) De schepselen van Havona zijn van nature dapper, maar zij zijn niet oedig in de menselijke zin. Vriendelijkheid en voorkomendheid zijn hun aangeboren, maar men kan hen moeilijk altruïstisch noemen, zoals mensen dat kunnen zijn. Zij verwachten een aangename toekomst, maar leven niet in hope, zoals de sterveling op de onzekere evolutionaire werelden zo vol vertrouwen en voortreffelijk kan doen. Zij geloven in de stabiliteit van het universum, maar het reddende geloof waardoor de sterfelijke mens vanuit de status van een dier opklimt tot aan de poorten van het Paradijs, is hun ten enenmale onbekend. Zij hebben de waarheid lief, maar weten niets van die kwaliteiten van de waarheid die de ziel behouden. Het zijn idealisten, maar zij zijn zo geboren; de vervoering waarmee men zich door eigen stimulerende keuze tot een idealist ontwikkelt, kennen zij in het geheel niet. Zij zijn trouw, maar hebben nimmer de opwinding gevoeld van oprechte, intelligente plichtsbetrachting wanneer men geconfronteerd wordt met de verleiding zijn plicht te verzaken. Zij zijn onbaatzuchtig, maar hebben dit ervaringsniveau niet bereikt door de luisterrijke overwinning op een strijdlustig zelf. Zij kennen genoegen, maar begrijpen niet de zoetheid van genoegen als middel om te ontsnappen aan het potentieel van pijn.
3:6.1 (52.4) Met goddelijke onbaatzuchtigheid en volkomen edelmoedigheid doet de Universele Vader afstand van gezag en delegeert hij macht, maar hij blijft steeds primair: zijn hand rust op de machtige hefboom van de omstandigheden in de universele domeinen; hij heeft zich alle finale beslissingen voorbehouden en feilloos hanteert hij de almachtige veto-scepter van zijn eeuwig voornemen, met onbetwistbaar gezag over het welzijn en de bestemming van de uitgestrekte, wervelende en steeds rondcirkelende schepping.
3:6.2 (52.5) De soevereiniteit van God is onbeperkt; zij is het fundamentele feit der ganse schepping. Het universum is niet onvermijdelijk geweest. Het universum is er niet bij toeval en evenmin bestaat het door en in zichzelf. Het universum is een scheppingswerk en is daarom geheel aan de wil van de Schepper onderworpen. De wil van God is goddelijke waarheid, levende liefde; daarom worden de zich vervolmakende scheppingen van de evolutionaire universa gekenmerkt door goedheid — vrijwel goddelijk zijn — en door potentieel kwaad — het verre van goddelijk zijn.
3:6.3 (53.1) Alle religieuze filosofie komt vroeg of laat tot het denkbeeld van een geïntegreerd universum-bewind, van één God. Universum-oorzaken kunnen niet lager zijn dan universum-gevolgen. De bron van de stromen van het universum-leven en van het kosmische bewustzijn moet zich boven de niveaus bevinden waar zij zich manifesteren. Wil men consequent blijven, dan kan het menselijke bewustzijn niet in termen van de lagere bestaansorden verklaard worden. Men kan het menselijke bewustzijn alleen dan goed begrijpen, wanneer men de realiteit onderkent van hogere orden van denken en doelgerichte wil. De mens als moreel wezen is onverklaarbaar, tenzij de werkelijkheid van de Universele Vader wordt erkend.
3:6.4 (53.2) De mechanistische filosoof beweert dat hij de idee van een universele, soevereine wil verwerpt, dezelfde soevereine wil waarvoor hij zulk een diep ontzag heeft als het gaat om diens activiteit in de ontwikkeling van de wetten van het universum. Welk een onbedoelde eer bewijst de aanhanger van de mechanistische levensbeschouwing de Schepper van de wetten wanneer hij meent dat deze automatisch werken en zichzelf verklaren!
3:6.5 (53.3) Het is een zeer domme fout om God te vermenselijken, behalve in het begrip van de inwonende Gedachtenrichter, maar zelfs deze vermenselijking van God is niet zo dom als het volledig mechaniseren van de idee van de Eerste Grote Bron en Centrum.
3:6.6 (53.4) Lijdt de Paradijs-Vader? Ik weet het niet. De Schepper-Zonen kunnen zeer zeker lijden en lijden soms ook, net als stervelingen. De Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest lijden in gemodificeerde zin. Ik denk wel dat de Vader lijdt, maar ik kan niet begrijpen hoe; misschien door het persoonlijkheidscircuit of door de individualiteit van de Gedachtenrichters en andere schenkingen van zijn eeuwige natuur. Met betrekking tot het sterfelijk geslacht heeft hij gezegd: ‘In al uw benauwdheden ben ik mede benauwd.’ Het lijdt geen twijfel dat er bij hem een vaderlijk begrijpen en medegevoel bestaat; het is mogelijk dat hij waarlijk lijdt, maar de aard van zijn lijden begrijp ik niet.
3:6.7 (53.5) De oneindige, eeuwige Regeerder van het universum van universa is kracht, vorm, energie, proces, patroon, beginsel, tegenwoordigheid en geïdealiseerde werkelijkheid. Maar hij is meer: hij is persoonlijk, hij oefent een soevereine wil uit, hij ervaart zijn eigen bewustzijn van goddelijkheid, hij brengt de opdrachten van een scheppend denken tot uitvoering, hij streeft naar de voldoening van het verwezenlijken van een eeuwig voornemen en legt de liefde en toegenegenheid van een Vader aan de dag voor zijn kinderen in het universum. En al deze meer persoonlijke trekken van de Vader kunnen beter worden verstaan wanneer ge deze beschouwt zoals ze geopenbaard zijn in het zelfschenkingsleven van Michael, uw Schepper-Zoon, toen hij geïncarneerd was op Urantia.
3:6.8 (53.6) God de Vader heeft de mensen lief; God de Zoon dient de mensen; God de Geest inspireert de kinderen van het universum tot het avontuur van het zoeken naar God de Vader op steeds hogere niveaus, langs de wegen die God de Zonen hebben ingesteld door de dienst der genade van God de Geest.
3:6.9 (53.7) [Als Goddelijk Raadsman aan wie de taak is toegewezen om de openbaring van de Universele Vader te geven, heb ik dit werk voortgezet met deze verhandeling over de eigenschappen van de Godheid.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 4
4:0.1 (54.1) DE Universele Vader heeft een eeuwig voornemen met de materiële, verstandelijke en geestelijke verschijnselen in het universum van universa, en te allen tijde is hij immer bezig dit voornemen ten uitvoer te brengen. God heeft de universa uit eigen vrije, soevereine wil geschapen, en hij schiep ze volgens zijn alwijze, eeuwige bedoeling. Het valt te betwijfelen of iemand, behalve de Paradijs-Godheden en hun hoogste medewerkers, werkelijk veel weet omtrent Gods eeuwige voornemen. Zelfs de verheven burgers van het Paradijs zijn zeer uiteenlopende meningen toegedaan aangaande de natuur van de eeuwige bedoeling der Godheden.
4:0.2 (54.2) Het is niet moeilijk te concluderen dat de bedoeling van het scheppen van het volmaakte centrale universum Havona zuiver en alleen de bevrediging van de goddelijke natuur was. Weliswaar dient Havona als de schepping die het patroon vormt voor alle andere universa, en als laatste scholing van de pelgrims uit de tijd op hun weg naar het Paradijs, doch zulk een verheven schepping moet in de eerste plaats wel bestaan tot vreugde en bevrediging van de volmaakte, oneindige Scheppers.
4:0.3 (54.3) Het verbazingwekkende plan om evolutionaire stervelingen te vervolmaken en hen, wanneer zij het Paradijs en het Korps der Volkomenheid hebben bereikt, verder op te leiden voor toekomstige werkzaamheden die nog niet onthuld zijn, lijkt op dit moment wel een van de belangrijkste ondernemingen te zijn in de zeven superuniversa en hun vele onderafdelingen, maar dit opklimmingsplan voor de vergeestelijking en opleiding van de stervelingen uit tijd en ruimte is geenszins de enige zaak waarmee de denkende wezens in het universum zich bezig houden. Er zijn ontegenzeggelijk vele andere boeiende bezigheden die de tijd en energie der hemelse heerscharen in beslag nemen.
4:1.1 (54.4) Eeuwenlang hebben de bewoners van Urantia de voorzienigheid Gods verkeerd begrepen. Er bestaat wel een voorzienigheid die zich op goddelijke wijze op uw wereld uitwerkt, maar dit is niet de kinderachtige, willekeurige en materiële hulpverlening zoals vele stervelingen zich die hebben voorgesteld. De voorzienigheid Gods bestaat in de in elkaar grijpende activiteiten van de hemelse wezens en de goddelijke geesten die, overeenkomstig de kosmische wetten, zonder ophouden arbeiden ter ere Gods en ten behoeve van de geestelijke vooruitgang van zijn kinderen in het universum.
4:1.2 (54.5) Kunt ge in uw voorstelling van het handelen Gods met de mens niet tot het niveau komen waar ge onderkent dat het wachtwoord van het universum vooruitgang is? Vele eeuwen lang heeft de mensheid geworsteld om haar huidige positie te bereiken. In al deze millennia is de Voorzienigheid bezig geweest het plan van de voortschrijdende evolutie uit te werken. Deze twee gedachten zijn in de praktijk niet tegenstrijdig, ze zijn dit slechts in de onjuiste voorstellingen van de mens. De goddelijke voorzienigheid staat nooit tegenover de ware vooruitgang van de mens, wereldlijk noch geestelijk. De voorzienigheid strookt altijd met de onveranderlijke, volmaakte natuur van de allerhoogste Wetgever.
4:1.3 (55.1) ‘God is getrouw’ en ‘al zijn geboden zijn rechtvaardig.’ ‘Zijn trouw is gevestigd in de hemel zelf.’ ‘Voor eeuwig, o Heer, houdt uw woord stand in de hemelen. Van geslacht tot geslacht is uw trouw, gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat.’ ‘Hij is een getrouwe Schepper.’
4:1.4 (55.2) De machten en persoonlijkheden die de Vader kan gebruiken om zijn voornemens te handhaven en zijn schepselen te schragen, zijn onbeperkt. ‘De eeuwige God is onze toevlucht, en onder ons zijn de eeuwige armen.’ ‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen.’ ‘Zie, uw Bewaarder zal niet sluimeren noch slapen.’ ‘Wij weten dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die God liefhebben,’ ‘want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen en zijn oren zijn open voor hun gebed.’
4:1.5 (55.3) God houdt ‘alle dingen door het woord van zijn macht’ in stand. En wanneer er nieuwe werelden geboren worden, ‘zendt hij zijn Zonen uit en ze worden geschapen.’ God schept niet alleen, maar hij ‘bewaart ze alle.’ God houdt voortdurend alle materiële dingen en alle geestelijke wezens in stand. De universa zijn voor eeuwig stabiel. Er is stabiliteit temidden van schijnbare onstabiliteit. Er gaat een fundamentele orde en veiligheid schuil achter de geweldige energie-beroeringen en fysische cataclysmen in de sterrengebieden.
4:1.6 (55.4) De Universele Vader heeft zich niet teruggetrokken uit het beheer der universa; hij is geen inactieve Godheid. Indien God zich zou terugtrekken als de huidige handhaver der ganse schepping, zou het universum ogenblikkelijk ineenstorten. Als God er niet zou zijn, dan zou er niet zoiets als realiteit bestaan. Nu, op dit moment, blijft God schragen, zoals hij dat ook in het verre verleden heeft gedaan en in de eeuwige toekomst zal blijven doen. De goddelijke greep reikt rond de cirkelgang der eeuwigheid. Het universum is niet als een klok opgewonden om een bepaalde tijd te blijven lopen en daarna op te houden te functioneren: alle dingen worden voortdurend vernieuwd. De Vader stort onophoudelijk energie, licht en leven uit. Gods werk is concreet werk, en ook geestelijk werk. ‘Hij spant het noorden uit over de baaierd en hangt de aarde op aan het niet.’
4:1.7 (55.5) Een wezen van mijn orde is in staat ultieme harmonie te ontdekken en vèrstrekkende, diepgaande coördinatie te zien in de routine-zaken van het bestuur van het universum. Veel van wat het sterfelijke bewustzijn als onsamenhangend en toevallig voorkomt, is voor mijn begrip ordelijk en constructief. Maar er is zeer veel gaande in de universa dat ik niet geheel begrijp. Ik bestudeer reeds lang de bekende krachten, energieën, soorten bewustzijn, morontia’s, geesten en persoonlijkheden van de plaatselijke universa en de superuniversa, en ben daar min of meer mee vertrouwd. Ik begrijp in het algemeen hoe deze krachten en persoonlijkheden werken en ik ben zeer vertrouwd met de verrichtingen van de geaccrediteerde, geestelijke wezens van het groot universum. Maar ondanks mijn kennis van de verschijnselen in de universa, word ik toch voortdurend geconfronteerd met kosmische reacties die ik niet geheel kan volgen. Ik stuit telkens weer op schijnbaar toevallige samenzweringen van onderlinge associaties van krachten, energieën, verstandelijke wezens en geesten, waarvoor ik geen b evredigende verklaring weet.
4:1.8 (55.6) Ik kan geheel nagaan en analyseren wat de werking is van alle verschijnselen die het rechtstreekse gevolg zijn van het functioneren van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon, de Oneindige Geest, en in belangrijke mate het Paradijs-Eiland. Mijn verbijstering wordt veroorzaakt doordat ik stuit op wat de verrichtingen lijken te zijn van de drie mysterieuze Absoluten van potentialiteit die met hen zijn gecoördineerd. Deze Absoluten lijken vooraf te gaan aan de materie, bewustzijn te overschrijden en geest opzij te zetten. Ik raak voortdurend verward en dikwijls verbijsterd door mijn onvermogen om deze ingewikkelde verrichtingen te begrijpen, verrichtingen die ik toeschrijf aan de aanwezigheid en verrichtingen van het Ongekwalificeerd Absolute, het Godheid-Absolute, en het Universeel Absolute.
4:1.9 (56.1) Deze Absoluten moeten overal in het universum de niet-volledig-geopenbaarde tegenwoordigheden zijn die door de verschijnselen van de ruimte-potentie en door de werking van andere super-ultieme fasen, het fysici, filosofen en zelfs oprecht religieuze mensen onmogelijk maken met zekerheid te voorspellen hoe de oerprincipes van kracht, begrip, of geest zullen reageren op eisen die gesteld worden in een complexe werkelijkheidssituatie waarin allerhoogste aanpassingen en ultieme waarden zijn betrokken.
4:1.10 (56.2) Er bestaat in de universa van tijd en ruimte ook een organische eenheid die ten grondslag lijkt te liggen aan het gehele samenstel van kosmische gebeurtenissen. Deze levende tegenwoordigheid van de evoluerende Allerhoogste, deze Immanentie van het Ontworpen Onvolledige, wordt telkens weer op onverklaarbare wijze gemanifesteerd door wat een verbazingwekkende toevallige coördinatie lijkt te zijn van gebeurtenissen in het universum die schijnbaar onafhankelijk van elkaar plaatsvinden. Dit moet wel de werking zijn van de Voorzienigheid — het domein van de Allerhoogste en de Vereend Handelende Geest.
4:1.11 (56.3) Ik ben geneigd te geloven dat het deze wijdverbreide, over het algemeen niet herkenbare beheersing is van de coördinatie en onderlinge associatie van alle fasen en vormen van activiteit in het universum, die maakt dat zulk een bont en schijnbaar hopeloos verward mengelmoes van fysische, mentale, morele en geestelijke verschijnselen zo feilloos de glorie Gods en het goede voor mensen en engelen tot uitwerking heeft.
4:1.12 (56.4) Maar in ruimere zin maken de schijnbare ‘toevalligheden’ in de kosmos ongetwijfeld deel uit van het eindige drama in het tijd-ruimte avontuur van de Oneindige bij zijn eeuwig manipuleren van de Absoluten.
4:2.1 (56.5) De natuur is in beperkte zin de fysische habitus van God. Het gedrag, of de actie, van God wordt gekwalificeerd en voorlopig gemodificeerd door de experimentele plannen en evolutiepatronen van een plaatselijk universum, een constellatie, een stelsel, of een planeet. Overal in het zich wijd uitstrekkende meester-universum handelt God overeenkomstig een welomschreven, niet veranderende en onveranderlijke wet, maar hij wijzigt de patronen volgens welke hij handelt, teneinde aldus bij te dragen tot het coördinatieve, evenwichtige gedrag van ieder universum, iedere constellatie, ieder stelsel en iedere planeet, en iedere persoonlijkheid, overeenkomstig de plaatse-lijke oogmerken, doelen en plannen van de eindige projecten die zich in de evolutie ontvouwen.
4:2.2 (56.6) De natuur zoals de sterfelijke mens haar verstaat, geeft derhalve de diepste ondergrond en fundamentele achtergrond te zien van een onveranderlijke Godheid en zijn onveranderlijke wetten, gemodificeerd door, fluctuerend vanwege, en beroeringen ondergaand door, de werking van de lokale plannen, doeleinden, patronen en omstandigheden die zijn ingesteld en worden uitgevoerd door het plaatselijk universum, de constellatie, het stelsel, en planetaire krachten en persoonlijkheden. Bijvoorbeeld: Gods wetten, zoals ingesteld in Nebadon, zijn gemodificeerd door de plannen die door de Schepper-Zoon en de Scheppende Geest van dit plaatselijk universum zijn vastgesteld. Bovendien is de werking van deze wetten nog beïnvloed door de dwalingen, de nalatigheden en de opstanden van zekere wezens die op uw planeet verblijven en thuishoren in het planetaire stelsel Satania, waartoe uw planeet rechtstreeks behoort.
4:2.3 (56.7) De natuur is een tijd-ruimte resultante van twee kosmische factoren: ten eerste, de onveranderlijkheid, de volmaaktheid en rechtvaardigheid van de Paradijs-Godheid, en ten tweede, de experimentele plannen, domme bestuurlijke fouten, dwalingen van opstandelingen, de onvolledige ontwikkeling en onvolmaakte wijsheid van de schepselen buiten het Paradijs, van hoog tot laag. Door de natuur loopt daarom een uniforme, onveranderlijke, majesteitelijke en wonderbaarlijke draad van volmaaktheid, die afkomstig is uit de cirkelgang der eeuwigheid; maar in ieder universum, op iedere planeet en in ieder individueel leven wordt deze natuur gemodificeerd, beperkt en mogelijk geschonden door de daden, vergissingen, en ontrouwe handelingen van de schepselen in de evolutionaire stelsels en universa. Hierom nu moet de natuur wel altijd wisselende stemmingen vertonen, moet zij alles bij elkaar genomen wel wispelturig zijn, ofschoon in de grond stabiel, en gevarieerd overeenkomstig de procedures volgens welke een plaatselijk universum functioneert.
4:2.4 (57.1) De natuur is de volmaaktheid van het Paradijs, gedeeld door de onvolledigheid, het kwaad en de zonde van de nog onvoltooide universa. Dit quotiënt drukt aldus zowel het volmaakte als het gedeeltelijke uit, zowel het eeuwige als het tijdelijke. De doorgaande evolutie modificeert de natuur door haar gehalte aan Paradijs-volmaaktheid te verhogen en het gehalte aan kwaad, dwaling en disharmonie der relatieve werkelijkheid te verlagen.
4:2.5 (57.2) God is niet persoonlijk aanwezig in de natuur of in een der natuurkrachten, want het verschijnsel der natuur bestaat uit de superpositie van de onvolmaaktheden der voortschrijdende evolutie, en soms ook van de gevolgen van opstand en rebellie, op de Paradijs-grondslagen van Gods universele wet. Zoals de natuur zich vertoont op een wereld als Urantia, kan zij nooit de passende uitdrukking, de ware vertegenwoordigster, de getrouwe uitbeelding van een alwijze, oneindige God zijn.
4:2.6 (57.3) De natuur op uw wereld is een restrictie op de volmaakte wetten door de evolutionaire plannen van het plaatselijk universum. Welk een parodie is het om de natuur te aanbidden omdat zij in een bepaalde, beperkte zin doortrokken is van God; omdat zij een fase is van de universele, en daarom goddelijke kracht! De natuur is ook een manifestatie van de onvoltooide, onvolledige, onvolmaakte uitwerking van de ontwikkeling, groei en vooruitgang van een universum-experiment in kosmische evolutie.
4:2.7 (57.4) De klaarblijkelijke defecten van de wereld der natuur zijn geen aanwijzing dat er in het karakter van God overeenkomstige defecten zouden bestaan. Het is veeleer zo dat deze waargenomen onvolmaaktheden niet meer zijn dan de onvermijdelijke momenten waarop de steeds doorlopende film waarin de oneindigheid wordt uitgebeeld, wordt stopgezet. En juist deze onderbrekingen van de continuïteit der volmaaktheid tengevolge van defecten, maken het voor het eindige verstand van de materiële mens mogelijk een vluchtige indruk te krijgen van de goddelijke werkelijkheid in tijd en ruimte. De materiële manifestaties van goddelijkheid lijken het evolutionaire bewustzijn van de mens alleen gebrekkig toe omdat de sterfelijke mens erin volhardt de verschijnselen der natuur te bezien met natuurlijke ogen, de menselijke visie die niet wordt bijgestaan door morontia-mota, of door openbaring die morontia-mota vervangt en compenseert op de werelden in de tijd.
4:2.8 (57.5) En de natuur is geschonden, haar schoon gelaat is verminkt, haar trekken verwelkt, door de rebellie, het wangedrag, de waandenkbeelden van de ontelbare schepselen die zelf een deel vormen van de natuur, maar hebben bijgedragen aan haar misvorming in de tijd. Neen, de natuur is niet God. De natuur is geen voorwerp van aanbidding.
4:3.1 (57.6) Al te lang heeft de mens zich God gedacht als iemand die is zoals hijzelf. God is niet jaloers op de mens of op enig ander wezen in het universum van universa, is dit nooit geweest en zal het nimmer zijn. Te weten dat de Schepper-Zoon de mens heeft bedoeld als het meesterstuk van de planetaire schepping, als heerser over de ganse aarde, en dan te zien hoe de mens gedomineerd wordt door zijn eigen lagere hartstochten, hoe hij zich neerbuigt voor afgoden van hout, steen, goud en zelfzuchtige ambities — dit is een onverkwikkelijk schouwspel dat God en zijn Zonen beweegt tot een ijveren vóór de mens, maar nooit zijn zij naijverig op hem.
4:3.2 (57.7) De eeuwige God is niet in staat tot gramschap en toorn zoals de mens deze emoties kent en zulke reacties opvat. Deze gevoelens zijn minderwaardig en verachtelijk: zij zijn nauwelijks waard menselijk genoemd te worden en nog veel minder goddelijk, en dergelijke reacties zijn volkomen vreemd aan de volmaakte natuur en het genadige karakter van de Universele Vader.
4:3.3 (58.1) Een zeer groot deel van de moeilijkheden die de stervelingen van Urantia ondervinden als zij trachten God te begrijpen, zijn te wijten aan de vèrstrekkende gevolgen van de rebellie van Lucifer en het verraad van Caligastia. Op werelden die niet door zonde zijn afgezonderd, kunnen de evolutionaire volkeren zich veel betere ideeën vormen omtrent de Universele Vader; ze hebben minder last van verwarde, verdraaide en verwrongen denkbeelden.
4:3.4 (58.2) God betreurt niets dat hij gedaan heeft, nu doet of ooit zal doen. Hij is zowel alwijs als almachtig. ’s Mensen wijsheid komt voort uit het vallen en opstaan in de menselijke ervaring; Gods wijsheid bestaat in de onvoorwaardelijke volmaaktheid van zijn oneindig inzicht in het universum, en door deze goddelijke voorkennis wordt zijn scheppende vrije wil effectief geleid.
4:3.5 (58.3) De Universele Vader doet nooit iets dat later verdriet of spijt veroorzaakt, maar de wilsschepselen die ontworpen en gemaakt zijn door zijn Schepper-persoonlijkheden in de buitengelegen universa, veroorzaken bij de persoonlijkheden van hun Schepper-ouders soms wel gevoelens van goddelijk verdriet door hun ongelukkige keuzen. Hoewel de Vader geen vergissingen begaat, geen gevoelens van spijt kent, noch smart ervaart, is hij echter wel een wezen die de liefde van een vader voelt, en zonder twijfel wordt zijn hart bedroefd wanneer zijn kinderen er niet in slagen de geestelijke niveaus te bereiken, die zij zouden kunnen bereiken met alle assistentie die hun op zo ruime schaal ter beschikking is gesteld in de plannen voor de geestelijke vooruitgang en het beleid inzake de opklimming van de stervelingen van de universa.
4:3.6 (58.4) De oneindige goedheid van de Vader gaat het begrip van het eindige bewustzijn in de tijd te boven; vandaar dat er altijd een contrast moet worden geboden met betrekkelijk kwaad (niet zonde), om alle fasen van relatieve goedheid duidelijk te doen uitkomen. Volmaaktheid van goddelijke goedheid kan door stervelingen vanwege hun onvolmaakte inzicht slechts onderkend worden doordat zij in contrasterend verband staat tot de relatieve onvolmaaktheid in de betrekkingen van de tijd en de materie in de bewegingen in de ruimte.
4:3.7 (58.5) Het karakter van God is oneindig bovenmenselijk; derhalve moet deze natuur van goddelijkheid gepersonaliseerd worden, zoals in de goddelijke Zonen, voordat het eindige bewustzijn van de mens er, zelfs in geloof, ook maar iets van kan beseffen.
4:4.1 (58.6) God is het enige stationaire, in zichzelf besloten, en onveranderlijke wezen in het ganse universum van universa, buiten wie niets is, boven wie niets is, en die verleden noch toekomst kent. God is doelbewuste energie (scheppende geest) en absolute wil, en deze bestaan in en uit zichzelf en zijn universeel.
4:4.2 (58.7) Daar God in en uit zichzelf bestaat, is hij absoluut onafhankelijk. Juist de identiteit van God staat geen verandering toe. ‘Ik, de Heer, verander niet.’ God is onveranderlijk; maar pas nadat ge de Paradijs-status bereikt hebt, kunt ge zelfs maar beginnen te begrijpen hoe God kan overgaan van enkelvoudigheid naar complexiteit, van identiteit naar verscheidenheid, van rust naar beweging, van oneindigheid naar eindigheid, van het goddelijke naar het menselijke, en van eenheid naar dualiteit en drieëenheid. God kan de manifestaties van zijn absoluutheid zo wijzigen, omdat goddelijke onveranderlijkheid geen onbeweeglijkheid inhoudt; God heeft wil — hij is wil.
4:4.3 (58.8) God is het wezen dat absoluut over zichzelf beschikt; er zijn geen beperkingen aan zijn universum-reacties behalve degene die hij zichzelf oplegt, en zijn vrije wilsdaden zijn slechts onderworpen aan de voorwaarden die voortvloeien uit de goddelijke kwaliteiten en volmaakte eigenschappen die de inherente kenmerken zijn van zijn eeuwige natuur. Derhalve is God met het universum verbonden als het wezen van finale goedheid, en daarbij als een vrije wil van oneindige creativiteit.
4:4.4 (58.9) De Absolute Vader is de schepper van het centrale, volmaakte universum en de Vader van alle andere Scheppers. Persoonlijkheid, goedheid, en talrijke andere kenmerken heeft God met de mens en andere wezens gemeen, maar oneindigheid van wil bezit alleen hij. God wordt in zijn scheppingsdaden alleen beperkt door de gevoelens van zijn eeuwige natuur en door hetgeen zijn oneindige wijsheid hem voorschrijft. God kiest persoonlijk slechts datgene wat oneindig volmaakt is, vandaar de hemelse volmaaktheid van het centrale universum, en ofschoon de Schepper-Zonen ten volle delen in zijn goddelijkheid, en zelfs in bepaalde fasen van zijn absoluutheid, worden zij toch niet geheel en al beperkt door die finale wijsheid waardoor de oneindigheid van wil van de Vader wordt geleid. Vandaar dat in de orde der Michael-zonen de vrije wil tot scheppen zelfs nog actiever wordt, geheel goddelijk, en welhaast ultiem, zo niet absoluut. De Vader is oneindig en eeuwig, maar wanneer men de mogelijkheid van zijn volitionele zelfbeperking ontkent, komt dit neer op een ontkenning van juist dit begrip van zijn volitionele absoluutheid.
4:4.5 (59.1) Gods absoluutheid doordringt alle zeven niveaus der universum-werkelijkheid. En deze absolute natuur is in haar geheel ondergeschikt aan de verhouding van de Schepper tot zijn familie van universum-schepselen. Het triniteitsrecht in het universum van universa moge dan gekenmerkt worden door nauwkeurigheid, maar in zijn gehele verhouding met zijn enorme familie, de schepselen in de tijd, laat de God der universa zich leiden door goddelijk gevoel. In eerste en laatste instantie — voor eeuwig — is de oneindige God een Vader. Mij is opgedragen, van alle mogelijke namen die passend zouden zijn om u hem te doen kennen, de naam Universele Vader te gebruiken om de God der ganse schepping uit te beelden.
4:4.6 (59.2) Bij God de Vader wordt wat hij uit vrije wil volvoert, niet door macht bepaald, en evenmin laat hij zich alleen door zijn verstand leiden; de goddelijke persoonlijkheid wordt gedefinieerd als bestaande in geest en zich aan de universa manifesterende als liefde. Derhalve is de Eerste Bron en Centrum in al zijn persoonlijke betrekkingen met de schepsel-persoonlijkheden in de universa steeds consequent een liefdevolle Vader. God is een Vader in de hoogste betekenis des woords. Hij wordt eeuwig gemotiveerd door het volmaakte idealisme van de goddelijke liefde, en zijn tedere natuur vindt haar sterkste uitdrukking en grootste voldoening in beminnen en bemind worden.
4:4.7 (59.3) In de wetenschap is God de Eerste Oorzaak; in de religie is hij de universele, liefdevolle Vader; in de filosofie het enige wezen dat in en uit zichzelf bestaat, dat voor zijn bestaan niet afhankelijk is van enig ander wezen, maar goedgunstig werkelijkheid van bestaan verleent aan alle dingen en alle andere wezens. Maar er is openbaring nodig om aan te tonen dat zowel de Eerste Oorzaak van de wetenschap als de in en uit zichzelf bestaande Eenheid van de filosofie, de God der religie is, de God vol barmhartigheid en goedheid, die zich heeft ingezet om de eeuwige overleving van zijn aardse kinderen te bewerkstelligen.
4:4.8 (59.4) Wij hebben het denkbeeld van de Oneindige zeer nodig, maar wij aanbidden de ervaring-idee van God, ons vermogen om altijd en overal de persoonlijkheids- en goddelijkheidsfactoren van ons hoogste denkbeeld van de Godheid te beseffen.
4:4.9 (59.5) Het besef een zegevierend menselijk leven op aarde te leiden wordt geboren uit dat schepselgeloof waardoor het schepsel de telkens terugkerende episoden in het bestaan waarin het zich geconfronteerd ziet met de schrikwekkende aanblik van menselijke beperkingen, het hoofd durft te bieden door steeds weer te verklaren: ook al kan ik dit niet volbrengen, in mij woont iemand die het wel kan en ook zal doen, een deel van de Absolute Vader van het universum van universa. En dit is ‘de overwinning die de wereld overwint: uw geloof.’
4:5.1 (59.6) De religieuze traditie is het onvolledig bewaarde verslag van de ervaringen van mensen uit voorbije eeuwen die God hebben gekend, maar zulke verslagen zijn niet betrouwbaar als richtlijn voor het religieuze leven of als bron van juiste informatie over de Universele Vader. Zonder uitzondering hebben deze geloofsuitingen uit de oudheid veranderingen ondergaan vanwege het feit dat de primitieve mens een schepper van mythen was.
4:5.2 (60.1) Een van de grootste bronnen van verwarring op Urantia inzake de natuur van God is een resultaat van het feit dat uw heilige boeken geen duidelijk onderscheid maken tussen de persoonlijkheden van de Paradijs-Triniteit en tussen de Godheid in het Paradijs en de scheppers en bestuurders van de plaatselijke universa. In de vorige dispensaties, toen er slechts een gedeeltelijk begrip hieromtrent bestond, maakten uw priesters en profeten geen duidelijk onderscheid tussen Planetaire Vorsten, Stelsel-Soevereinen, Constellatie-Vaders, Schepper-Zonen, Regeerders van Super-Universa, de Allerhoogste, en de Universele Vader. Van vele boodschappen van ondergeschikte persoonlijkheden, zoals Levendragers en verschillende orden engelen, wordt in uw geschriften gezegd dat ze van God zelf afkomstig waren. Het religieuze denken op Urantia verwart nog steeds de met de Godheid geassocieerde persoonlijkheden met de Universele Vader zelf, zodat ze allen met één naam worden aangeduid.
4:5.3 (60.2) De bevolking van Urantia heeft nog steeds te lijden van de invloed van primitieve Godsbegrippen. De goden die uitzinnig tekeergaan in de storm, die de aarde doen beven in hun woede en de mensen vellen in hun toorn, die uit misnoegen hun oordeel over de aarde brengen in tijden van hongersnood en watersnood — dit zijn de goden van de primitieve godsdienst; het zijn niet de Goden die leven en de universa regeren. Deze voorstellingen zijn een overblijfsel uit de tijden toen de mensen meenden dat het universum geleid en beheerst werd door de grillen van dergelijke denkbeeldige goden. Maar de sterfelijke mens begint te beseffen dat hij in een domein leeft waar, met betrekking tot de bestuurlijke gedragslijnen en het optreden der Allerhoogste Scheppers en Allerhoogste Beheersers, relatief gezag en orde heersen.
4:5.4 (60.3) De barbaarse idee dat de toorn van een verbolgen God gestild moet worden, dat een gekrenkte Heer verzoend moet worden, dat men in de gunst komt bij de Godheid door offeranden en boetedoening en zelfs door het vergieten van bloed, vertegenwoordigt een religie die nog volkomen onvolwassen en primitief is, een filosofie die een verlichte eeuw van wetenschap en waarheid onwaardig is. Dergelijke geloofsopvattingen zijn uiterst weerzinwekkend voor de hemelse wezens en goddelijke bestuurders die dienen en regeren in de universa. Het is een belediging voor God om te geloven, stand te houden of te onderrichten dat onschuldig bloed vergoten moet worden om zijn gunst te verwerven of om de denkbeeldige goddelijke gramschap af te wenden.
4:5.5 (60.4) De Hebreeërs geloofden dat er ‘zonder bloedstorting geen vergeving van zonde kon geschieden.’ Ze hadden zich nog niet vrijgemaakt van het oude heidense denkbeeld dat de toorn der Goden alleen gestild kon worden door de aanblik van bloed, ofschoon Mozes een duidelijke stap vooruit deed toen hij mensenoffers verbood en deze, in het primitieve denken van zijn kinderlijke Bedoeïnen-volgelingen, verving door ceremoniële dierenoffers.
4:5.6 (60.5) De schenking van een Paradijs-Zoon aan uw wereld was inherent aan de omstandigheid dat er een planetair tijdperk werd afgesloten; zijn komst was onvermijdelijk en werd niet als een noodzakelijke voorwaarde gesteld om de gunst van God te winnen. Deze zelfschenking was toevallig ook de finale persoonlijke daad van een Schepper-Zoon in het lange avontuur waardoor hij de experiëntiële soevereiniteit over zijn universum heeft verdiend. Welk een karikatuur van het oneindige karakter van God is deze leer dat zijn vaderlijk hart in al zijn strenge kilheid en hardheid zo onbewogen bleef door het ongeluk en leed van zijn schepselen, dat hij zijn milde barmhartigheid pas toonde toen hij zijn schuldeloze Zoon zag bloeden en sterven aan het kruis op Golgota!
4:5.7 (60.6) Maar de bewoners van Urantia zullen bevrijd worden van deze oude dwalingen en deze heidense, bijgelovige opvattingen over de natuur van de Universele Vader. De openbaring van de waarheid omtrent God is verschijnende, en de mensheid is voorbestemd om de Universele Vader te leren kennen in de volle schoonheid van zijn karakter en de lieflijkheid van zijn eigenschappen, zoals zo prachtig uitgebeeld door de Schepper-Zoon die op Urantia verbleef als de Zoon des Mensen en de Zoon van God.
4:5.8 (61.1) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 5
5:0.1 (62.1) INDIEN het eindige denken van de mens niet kan vatten hoe een zo groot en majesteitelijk God als de Universele Vader kan afdalen uit zijn eeuwige verblijfplaats in de oneindige volmaaktheid om zich met individuele menselijke schepselen te verbroederen, dan moet dit eindige verstand zijn vertrouwen op de goddelijke vriendschap laten berusten op de waarheid van het feit dat er een werkelijk fragment van de levende God woont in het intellect van iedere Urantia-sterveling met een normaal denkvermogen en moreel bewustzijn. De inwonende Gedachtenrichters zijn een deel van de eeuwige Godheid van de Paradijs-Vader. Om God te zoeken en te trachten tot gemeenschap met hem te komen, behoeft de mens niet verder te gaan dan zijn eigen innerlijke ervaring, wanneer zijn ziel de aanwezigheid van deze geestelijke werkelijkheid schouwt.
5:0.2 (62.2) God heeft de oneindigheid van zijn eeuwige natuur medegedeeld aan, en gespreid over, alle existentiële werkelijkheden van de zes absoluten die zijn gelijken zijn, maar door de bemiddeling van zijn voorpersoonlijke fragmenten kan hij te allen tijde rechtstreeks in persoonlijke verbinding treden met ieder deel, met iedere fase en soort van schepping. En de eeuwige God heeft zich eveneens het prerogatief voorbehouden om persoonlijkheid te schenken aan de goddelijke Scheppers en de levende schepselen in het universum van universa, terwijl hij zich bovendien het prerogatief heeft voorbehouden om, via het persoonlijkheidscircuit, rechtstreeks vaderlijk contact te onderhouden met al deze persoonlijke wezens.
5:1.1 (62.3) Het onvermogen van het eindige schepsel om de oneindige Vader te benaderen is niet inherent aan de afstandelijkheid van de Vader, maar aan de eindigheid en materiële beperkingen van geschapen wezens. Het geestelijke verschil tussen de hoogste persoonlijkheid die in het universum bestaat en de lagere groepen geschapen, denkende wezens is onvoorstelbaar groot. Indien het mogelijk zou zijn de denkende wezens van lagere orden in één ogenblik te transporteren naar de tegenwoordigheid van de Vader zelf, dan zouden ze niet eens weten dat ze daar waren. Zij zouden zich daar even weinig bewust zijn van de tegenwoordigheid van de Universele Vader als waar ze nu zijn. De sterfelijke mens moet nog een zeer lange weg afleggen aleer hij met recht en reden en binnen de grenzen van het mogelijke, om vrijgeleide kan verzoeken tot in de tegenwoordigheid van de Universele Vader op het Paradijs. Geestelijk moet de mens nog vele malen worden overgebracht, voordat hij een niveau kan bereiken waar hij het geestelijke gezichtsvermogen ontvangt dat hem in staat zal stellen om zelfs maar een van de Zeven Meester-Geesten te zien.
5:1.2 (62.4) Onze Vader houdt zich niet schuil: hij verkeert niet uit willekeur in afzondering. Hij heeft de rijkdommen der goddelijke wijsheid gemobiliseerd in een nimmer eindigende inspanning om zichzelf te openbaren aan de kinderen van zijn universele domeinen. Zijn majesteitelijke liefde gaat vergezeld van een oneindige grootsheid en onzegbare edelmoedigheid, die hem doen hunkeren naar de omgang met ieder geschapen wezen dat hem kan begrijpen, liefhebben, of benaderen. Het zijn daarom de beperkingen die inherent zijn aan u, die onlosmakelijk zijn verbonden aan uw eindige persoonlijkheid en materieel bestaan, die de tijd, plaats en omstandigheden bepalen waarin ge het doel van de reis der sterfelijke opklimming kunt bereiken en in de tegenwoordigheid van de Vader in het centrum van alle dingen zult staan.
5:1.3 (63.1) Ofschoon uw toegang tot de Paradijs-tegenwoordigheid van de Vader zal moeten wachten tot ge de hoogste eindige niveaus van geest-ontwikkeling hebt bereikt, dient ge u te verheugen in het inzicht dat er een mogelijkheid bestaat tot onmiddellijke gemeenschap met de geschonken geest van de Vader, die zo innig verbonden is met uw innerlijke ziel en uw zich vergeestelijkende zelf, en steeds dichtbij is.
5:1.4 (63.2) De stervelingen in de domeinen van tijd en ruimte kunnen wel zeer verschillen in aangeboren vermogens en verstandelijke gaven, hun omgeving is soms uitzonderlijk gunstig voor sociale en morele vooruitgang, ofwel zij moeten bijna alle menselijke hulp ontberen bij het verwerven van cultuur en vermeende vorderingen in de kunsten en wetenschappen der beschaving, maar de mogelijkheden tot geestelijke vooruitgang in de loopbaan der opklimming zijn voor allen gelijk: ge bereikt hogere niveaus van geestelijk inzicht en kosmische bedoelingen geheel los van al deze socio-morele verschillen tussen de gediversifieerde materiële milieus op de evolutionaire werelden.
5:1.5 (63.3) Hoezeer stervelingen op Urantia ook mogen verschillen in hun verstandelijke, sociale, economische, en zelfs morele kansen en begaafdheden, ge moet niet vergeten dat hun geestelijke gave uniform en uniek is. Zij genieten allen dezelfde goddelijke aanwezigheid van het geschenk van de Vader, en genieten allen gelijkelijk het voorrecht om nauwe persoonlijke gemeenschap te kunnen zoeken met deze inwonende geest van goddelijke oorsprong, terwijl zij ook allen gelijkelijk kunnen verkiezen de uniforme geestelijke leiding van deze Geheimnisvolle Mentoren te aanvaarden.
5:1.6 (63.4) Indien de sterfelijke mens met geheel zijn hart geestelijk gemotiveerd is en zich zonder voorbehoud wijdt aan het doen van de wil van de Vader, dan kan het niet anders, aangezien hij zo zeker en doeltreffend geestelijk begiftigd is met de inwonende goddelijke Richter, dan dat in de ervaring van deze mens het sublieme besef ontstaat dat hij God kent, en de verheven verzekerdheid dat hij de dood zal overleven, zodat hij God kan vinden door de progressieve ervaring dat hij hem meer en meer gaat gelijken.
5:1.7 (63.5) Bij de mens woont op geestelijke wijze een Gedachtenrichter in, die eeuwig leeft. Indien zulk een menselijk bewustzijn oprechte, geestelijke beweegredenen heeft, indien zulk een menselijke ziel verlangt God te kennen en te worden zoals hij, en dus eerlijk wenst de wil van de Vader te doen, dan bestaat er noch een negatieve invloed die zou kunnen uitgaan van zijn ontberingen als sterveling, noch een positieve kracht die storend zou kunnen optreden en zulk een goddelijk gemotiveerde ziel ervan zou kunnen weerhouden om veilig en zeker op te klimmen naar de poorten van het Paradijs.
5:1.8 (63.6) De Vader verlangt dat al zijn schepselen in persoonlijke gemeenschap met hem staan. Op het Paradijs heeft hij een plaats om allen te ontvangen die op grond van hun overlevingsstatus en geestelijke natuur daar kunnen komen. Laat dit daarom in uw filosofie voor eens en altijd een uitgemaakte zaak zijn: voor een ieder van u, en voor ons allen, is God benaderbaar, de Vader is bereikbaar, de weg is vrij; de krachten van de goddelijke liefde en de wegen en middelen van het goddelijk bestuur grijpen alle in elkaar om de opgang van ieder waardevol, denkend wezen uit ieder universum naar de tegenwoordigheid van de Universele Vader op het Paradijs te vergemakkelijken.
5:1.9 (63.7) Het feit dat er met het bereiken van God een ontzaglijke tijdspanne is gemoeid, maakt de tegenwoordigheid en persoonlijkheid van de Oneindige volstrekt niet minder werkelijk. Uw opklimming maakt deel uit van de kringloop der zeven superuniversa, en ofschoon ge dit circuit talloze malen doorloopt, moogt ge verwachten dat ge daarbij in geest en status aldoor binnenwaarts zult gaan. Ge kunt u erop verlaten dat ge van hemellichaam naar hemellichaam zult worden overgebracht, van de buitenste circuits steeds dichter naar het binnenste centrum; en twijfel niet, eens zult ge in de goddelijke centrale tegenwoordigheid staan, en hem, figuurlijk gesproken, zien van aangezicht tot aangezicht. Het gaat om het bereiken van actuele, letterlijke, geestelijke niveaus; deze geestelijke niveaus nu zijn voor iedereen bereikbaar bij wie een Geheimnisvolle Mentor heeft ingewoond en die vervolgens voor eeuwig is gefuseerd met deze Gedachtenrichter.
5:1.10 (64.1) De Vader houdt zich niet geestelijk schuil, maar zeer velen van zijn schepselen hebben zich verscholen in de nevelen van hun eigenzinnige beslissingen en zich voorlopig onttrokken aan de gemeenschap van zijn geest en de geest van zijn Zoon, doordat ze verkiezen hun eigen koppige weg te gaan en toegeven aan de aanmatiging van hun onverdraagzame bewustzijn en hun ongeestelijke natuur.
5:1.11 (64.2) De sterfelijke mens kan God nader komen en kan ook herhaaldelijk de goddelijke wil verzaken, zolang het vermogen tot kiezen behouden blijft. De uiteindelijke ondergang van een mens wordt pas bezegeld wanneer hij het vermogen om te kiezen voor de wil van de Vader heeft verloren. Het hart van de Vader sluit zich nooit af voor de nood en de beden van zijn kinderen. Zijn kinderen echter sluiten hun hart voor altijd af voor de aantrekkingskracht van de Vader, wanneer zij ten slotte voorgoed het verlangen verliezen zijn goddelijke wil te doen — om hem te kennen en te zijn zoals hij. Evenzo is ’s mensen eeuwige bestemming verzekerd wanneer door de fusie met de Richter aan het universum wordt geproclameerd dat deze opklimmende mens definitief, onherroepelijk heeft verkozen te leven naar de wil van de Vader.
5:1.12 (64.3) De grote God maakt rechtstreeks contact met de sterfelijke mens en geeft hem een deel van zijn oneindig, eeuwig en onbegrijpelijk zelf om in hem te leven en te wonen. God is het eeuwige avontuur met de mens aangegaan. Wanneer ge u overgeeft aan de leiding van de geestelijke krachten in en rondom u, staat het vast dat ge de hoge bestemming in het universum zult bereiken die een liefdevolle God heeft ingesteld als het universum-doel voor zijn opklimmende schepselen uit de evolutionaire werelden in de ruimte.
5:2.1 (64.4) De fysische tegenwoordigheid van de Oneindige is de werkelijkheid van het materiële universum. De bewustzijnstegenwoordigheid van de Godheid moet worden bepaald naar de diepte der individuele verstandelijke ervaring en het evolutionaire persoonlijkheidsniveau. De geestelijke tegenwoordigheid van Goddelijkheid in het universum moet noodzakelijkerwijs differentieel zijn. Zij wordt bepaald door de geestelijke capaciteit tot ontvankelijkheid en door de mate waarin de wil van het schepsel in dienst staat van het doen van de goddelijke wil.
5:2.2 (64.5) God leeft in een ieder van zijn zonen die uit de geest geboren zijn. De Paradijs-Zonen hebben altijd toegang tot de tegenwoordigheid Gods, ‘de rechterhand van de Vader,’ en al zijn geschapen persoonlijkheden hebben toegang tot het ‘hart van de Vader.’ Het laatste doelt op het persoonlijkheidscircuit, wanneer, waar en hoe er ook contact mee wordt gemaakt, of houdt anders persoonlijke, zelf bewuste gemeenschap en contact in met de Universele Vader, hetzij in zijn centrale verblijfplaats, hetzij op een andere daartoe aangewezen plaats, zoals een van de zeven heilige werelden die bij het Paradijs behoren.
5:2.3 (64.6) De goddelijke tegenwoordigheid kan echter nergens in de natuur, zelfs niet in het leven van Godkennende stervelingen, zo ten volle en zeker ontdekt worden als wanneer ge poogt gemeenschap te vinden met de inwonende Geheimnisvolle Mentor, de Gedachtenrichter uit het Paradijs. Welk een vergissing, om over God te dromen als ergens ver weg in het firmament, terwijl de geest van de Universele Vader in uw eigen bewustzijn woont!
5:2.4 (64.7) Het komt door dit fragment van God dat in u woont, dat ge kunt hopen dat ge, naarmate ge steeds meer in harmonie raakt met de geestelijke leiding van de Richter, duidelijker de aanwezigheid en transformerende kracht zult waarnemen van de andere geestelijke invloeden die u omringen en op u inwerken, doch niet werkzaam zijn als een integrerend deel van uzelf. Het feit dat ge u niet verstandelijk bewust bent van een nauw, intiem contact met de inwonende Richter, bewijst geenszins dat zulk een verheven ervaring niet zou bestaan. Het bewijs van broederschap met de goddelijke Richter bestaat geheel in de natuur en omvang van de vruchten van de geest, die worden voortgebracht in de levenservaring van de individuele gelovige. ‘Aan hun vruchten zult ge hen kennen.’
5:2.5 (65.1) Voor het slechts pover vergeestelijkte, materiële denken van de sterfelijke mens is het uitermate moeilijk om duidelijk en bewust de geest-activiteiten van goddelijke entiteiten zoals de Paradijs-Richters te ervaren. Naarmate de ziel, de gezamenlijke schepping van het bewustzijn en de Richter, steeds meer bestaan verkrijgt, ontwikkelt er zich ook een nieuwe fase van zielsbewustzijn, die de tegenwoordigheid van de Geheimnisvolle Mentors wèl kan ervaren en hun geestelijke leiding en andere bovenmateriële activiteiten kan herkennen.
5:2.6 (65.2) In de gehele ervaring van gemeenschap met de Richter zijn morele status, innerlijke motivatie, en geestelijke ervaring betrokken. Het eigen besef van zulk een prestatie blijft voornamelijk, doch niet uitsluitend, beperkt tot het gebied van het zielsbewustzijn, maar de bewijzen ervan zijn in overvloed voorhanden in de manifestatie van de vruchten van de geest in het leven van al degenen die in contact zijn gekomen met de innerlijke geest.
5:3.1 (65.3) Ofschoon de Godheden van het Paradijs vanuit het gezichtspunt van het universum als één zijn, zijn zij in hun geestelijke betrekkingen met wezens zoals de bewoners van Urantia, ook drie onderscheiden, afzonderlijke personen. Er bestaat een onderscheid tussen de Godheden inzake de persoonlijke smeekbeden die tot hen gericht worden, de gemeenschap met hen en andere innige betrekkingen. In de hoogste zin des woords vereren wij de Universele Vader, en hem alleen. Het is waar dat wij de Vader ook kunnen vereren zoals hij wordt gemanifesteerd in zijn Schepper-Zonen, en dat wij dit ook doen, maar direct of indirect is het de Vader die wordt vereerd en geadoreerd.
5:3.2 (65.4) Smeekbeden van alle soort behoren tot het domein van de Eeuwige Zoon en tot de geestelijke organisatie van de Zoon. Alle gebeden, alle formele communicatie, met uitzondering van de adoratie en verering van de Universele Vader, zijn zaken die een plaatselijk universum aangaan; ze komen gewoonlijk niet verder dan het rechtsgebied van een Schepper-Zoon. Maar verering komt ongetwijfeld in het persoonlijkheidscircuit van de Vader terecht, en wordt naar de persoon van de Schepper gezonden door de werking van dit circuit. Wij geloven tevens dat deze registratie van het huldebetoon van een schepsel bij wie een Richter inwoont, door de geest-tegenwoordigheid van de Vader wordt vergemakkelijkt. Er bestaat een geweldige hoeveelheid bewijsmateriaal om deze overtuiging te staven, en ik weet dat van de Vader-fragmenten van alle orden gemachtigd zijn de oprechte adoratie van degenen bij wie zij inwonen op aanvaardbare wijze te registreren in de tegenwoordigheid van de Universele Vader. De Richters maken ongetwijfeld ook gebruik van rechtstreekse voorpersoonlijke communicatielijnen met God, en zij kunnen eveneens gebruik maken van de circuits der geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon.
5:3.3 (65.5) Godsverering geschiedt omwille van de verering, gebed bevat een element van eigenbelang of schepselbelang: dit is het grote verschil tussen verering en gebed. Ware verering bevat absoluut geen verzoek van het vererende zelf of enig ander element van eigenbelang; wij vereren God eenvoudig om wat wij begrijpen dat hij is. Verering vraagt niets en verwacht niets voor degene die vereert. Wij vereren de Vader niet terwille van iets dat wij aan zulke lofprijzingen kunnen ontlenen; wij betonen deze devotie en vereren hem op deze wijze als een natuurlijke, spontane reactie op ons onderkennen van de onvergelijkelijke persoonlijkheid van de Vader en van zijn beminnelijke natuur en aanbiddelijke eigenschappen.
5:3.4 (65.6) Op het moment dat het element van eigenbelang een rol gaat spelen bij de verering, gaat de devotie ogenblikkelijk over van verering tot gebed, en zou het eigenlijk gericht moeten worden tot de persoon van de Eeuwige Zoon of tot de Schepper-Zoon. Maar in de praktijk van de geestelijke ervaring is er geen reden om gebeden niet te richten tot God de Vader, als een onderdeel van ware aanbidding.
5:3.5 (66.1) Bij de behandeling van de praktische aangelegenheden van uw dagelijks leven zijt ge in de handen van de geest-persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Derde Bron en Centrum, ge werkt dan samen met hen die optreden voor de Vereend Handelende Geest. Het is dus zo: ge vereert God; ge bidt tot en hebt gemeenschap met de Zoon, en ge werkt de bijzonderheden van uw verblijf op aarde uit in verbinding met de denkende wezens van de Oneindige Geest, die werkzaam zijn in uw wereld en in uw gehele universum.
5:3.6 (66.2) De Schepper- of Soevereine Zonen die waken over de bestemming van hun plaatselijke universa, treden zowel voor de Universele Vader op, als voor de Eeuwige Zoon van het Paradijs. Deze Universum-Zonen ontvangen, in de naam van de Vader, de adoratie van godsverering, en lenen het oor aan de beden en verzoeken van hun onderdanen in alle delen van hun respectieve scheppingen. Voor de kinderen van een plaatselijk universum is een Michael-Zoon praktisch gesproken God. Hij is de verpersoonlijking van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon in een plaatselijk universum. De Oneindige Geest onderhoudt persoonlijk contact met de kinderen van deze gebieden door de Universum-Geesten, de bestuurlijke en creatieve deelgenoten van de Schepper-Zonen uit het Paradijs.
5:3.7 (66.3) Oprechte godsverering houdt de mobilisatie in van alle krachten van de menselijke persoonlijkheid onder aanvoering van de evoluerende ziel, waarbij gehoor wordt gegeven aan de goddelijke aansporingen van de met de ziel verbonden Gedachtenrichter. Het denken, dat aan materiële beperkingen is gebonden, kan zich nooit sterk bewust worden van de werkelijke betekenis van ware godsverering. Het besef van de realiteit van de ervaring van godsverering dat de mens heeft, wordt hoofdzakelijk bepaald door de staat van ontwikkeling van zijn evoluerende onsterfelijke ziel. De geestelijke groei van de ziel heeft geheel onafhankelijk van het verstandelijke zelf-bewustzijn plaats.
5:3.8 (66.4) De ervaring van godsverering bestaat in de sublieme poging van de verloofde Richter om de goddelijke Vader de onuitsprekelijke verlangens en onzegbare aspiraties kenbaar te maken van de menselijke ziel — de ziel die de gezamenlijke schepping is van het sterfelijke bewustzijn dat God zoekt, en de onsterfelijke Richter die God openbaart. Godsverering is daarom de daad van het materiële bewustzijn waarbij het instemt met de poging van het vergeestelijkende zelf, onder leiding van de geest die hiermede is verenigd, om met God te communiceren als een geloofszoon van de Universele Vader. Het sterfelijke bewustzijn stemt in met de godsverering; de onsterfelijke ziel hunkert naar godsverering en geeft de aanzet ertoe; de goddelijke Richter-tegenwoordigheid gaat in deze godsverering voor ten behoeve van het sterfelijke bewustzijn en de evoluerende onsterfelijke ziel. Ten slotte wordt ware godsverering een ervaring die zich op vier kosmische niveaus heeft verwezenlijkt: het verstandelijke, het morontiale, het geestelijke en het persoonlijke — het bewustzijn van het verstand, de ziel en de geest, en hun integratie in de persoonlijkheid.
5:4.1 (66.5) De moraal van de evolutionaire religies stuwt mensen voorwaarts in hun zoeken naar God door de drijvende kracht van vrees. De openbaringsreligies daarentegen, lokken mensen aan om een God van liefde te zoeken, omdat zij ernaar hunkeren om zoals hij te worden. Maar religie is niet louter een passief gevoel van ‘absolute afhankelijkheid’ en ‘zekerheid van eeuwig leven;’ religie is een levend, dynamisch ervaren van het verwerven van goddelijkheid, gestoeld op het dienen der mensheid.
5:4.2 (66.6) De grote, onmiddellijke dienst die ware religie de mens bewijst, is dat zij in zijn ervaring een duurzame eenheid tot stand brengt, een blijvende vrede en een diepgewortelde zekerheid. Bij de primitieve mens is zelfs het polytheïsme een betrekkelijke eenwording van het evoluerende Godsbegrip; polytheïsme is monotheïsme in wording. Vroeg of laat is God bestemd te worden begrepen als de werkelijkheid van waarden, de substantie van betekenissen en het leven van waarheid.
5:4.3 (67.1) God is niet alleen de bepaler van de bestemming, hij is ’s mensen eeuwige bestemming. Alle niet-religieuze activiteiten van de mens trachten het universum te onderwerpen aan het ontwrichtend dienen van het zelf; een waarlijk religieus mens poogt het zelf te identificeren met het universum en dan de activiteiten van dit verenigde zelf te wijden aan het dienen van zijn universum-familie van medemensen en bovenmenselijke wezens.
5:4.4 (67.2) De domeinen van de filosofie en de kunst bemiddelen tussen de niet-religieuze en de religieuze activiteiten van het menselijk zelf. Door kunst en filosofie wordt de mens met zijn materiële bewustzijn ertoe overgehaald om de geestelijke werkelijkheden en universele waarden van eeuwige betekenissen te beschouwen.
5:4.5 (67.3) Alle religies leren dat de Godheid vereerd moet worden en kennen een of ander leerstuk inzake de verlossing van de mens. De Boeddhistische religie belooft verlossing uit het lijden, eindeloze vrede; de Joodse godsdienst belooft verlossing uit moeilijkheden, voorspoed voortvloeiend uit rechtvaardigheid; de Griekse religie beloofde verlossing van disharmonie, lelijkheid, door de verwezenlijking van schoonheid; het Christendom belooft verlossing van zonde, heiligheid; het Mohammedanisme geeft bevrijding van de starre morele normen van het Jodendom en het Christendom. De religie van Jezus is verlossing van het zelf, bevrijding van de euvelen van het isolement van het schepsel in tijd en eeuwigheid.
5:4.6 (67.4) De Hebreeërs baseerden hun godsdienst op goedheid, de Grieken op schoonheid; beide religies zochten waarheid. Jezus openbaarde een God van liefde, en liefde houdt alle waarheid, schoonheid en goedheid in zich.
5:4.7 (67.5) De volgelingen van Zoroaster hadden een morele religie, de Hindoes een metafysische, de volgelingen van Confucius een ethische. Jezus leefde een religie van dienstbaarheid. Al deze religies zijn van waarde in de zin dat zij deugdelijke toegangswegen vormen tot de religie van Jezus. Het is de bestemming van de religie om de realiteit te worden van de geestelijke unificatie van al hetgeen goed, schoon en waar is in de ervaring van de mens.
5:4.8 (67.6) De Griekse religie had als wachtwoord het ‘ken uzelf;’ de Hebreeërs stelden in hun leer het ‘ken uw God’ centraal; de Christenen prediken een evangelie dat gericht is op het ‘kennen van de Heer Jezus Christus;’ Jezus verkondigde het goede nieuws van het ‘kennen van God en van uzelf als een zoon van God.’ Deze verschillende opvattingen aangaande het doel van religie bepalen de houding van de individuele mens in verschillende levensomstandigheden en voorspellen de diepte van zijn godsverering en de natuur van zijn persoonlijke gebedsgewoonten. De geestelijke status van elke religie kan worden bepaald door de natuur van haar gebeden.
5:4.9 (67.7) De voorstelling van een half-menselijke, naijverige God is een onvermijdelijke overgangsfase van het polytheïsme naar het sublieme monotheïsme. Een verheven antropomorfisme is het hoogste niveau dat een zuiver evolutionaire religie kan bereiken. Het Christendom heeft de voorstelling van het antropomorfisme verheven van het ideaal van het menselijke tot het niveau van de transcendente, goddelijke voorstelling van de persoon van de verheerlijkte Christus. En dit is het hoogste antropomorfisme dat de mens ooit zal kunnen bedenken.
5:4.10 (67.8) De Christelijke voorstelling van God is een poging om drie afzonderlijke leerstelsels te combineren:
5:4.11 (67.9) 1. de Hebreeuwse voorstelling — God als handhaver van morele waarden, een rechtvaardig God;
5:4.12 (67.10) 2. de Griekse voorstelling — God als vereniger, een God van wijsheid;
5:4.13 (68.1) 3. de voorstelling van Jezus — God als een levende vriend, een liefhebbende Vader, de goddelijke tegenwoordigheid.
5:4.14 (68.2) Het moet u dus wel duidelijk zijn dat de samengestelde Christelijke theologie grote moeilijkheden ondervindt om tot logische samenhang te geraken. Deze moeilijkheden worden nog verzwaard door het feit dat de leerstellingen van het eerste Christendom in het algemeen gegrond waren op de persoonlijke religieuze ervaring van drie verschillende personen: Philo van Alexandrië, Jezus van Nazaret, en Paulus van Tarsus.
5:4.15 (68.3) Als ge Jezus’ religieuze leven bestudeert, zie hem dan positief. Let niet zozeer op zijn zondeloosheid, als wel op zijn rechtvaardigheid, zijn liefdevolle dienstbaarheid. Jezus bracht de passieve liefde, die besloten ligt in het Hebreeuwse begrip van de hemelse Vader, op het hogere niveau van de actieve liefde van een God die zijn schepselen bemint en die de Vader is van iedere individuele mens, zelfs van de boosdoener.
5:5.1 (68.4) De moraal vindt haar oorsprong in de rede van het zelf-bewustzijn; zij gaat boven het dierlijke uit, doch is volledig evolutionair. De ontvouwing van de evolutie van de mens omvat alle gaven die voorafgaan aan de schenking van de Richters en het uitstorten van de Geest van Waarheid. Maar door het bereiken van morele niveaus wordt de mens niet verlost van de werkelijke worstelingen van het sterfelijke leven.’s Mensen fysische milieu brengt de strijd om het bestaan met zich mee; de sociale omgeving noodzaakt tot aanpassingen op ethisch gebied; situaties waar de moraal in het geding is, vereisen dat hij keuzen doet op de hoogste niveaus van de rede; de geestelijke ervaring (God beseft te hebben) vraagt dat de mens hem zoekt en er oprecht naar streeft om te zijn zoals hij.
5:5.2 (68.5) Religie is niet gebaseerd op de feiten van de wetenschap, niet op de verplichtingen die de samenleving oplegt, de veronderstellingen van de filosofie, of de verplichtingen die de moraal met zich meebrengt. Religie is een onafhankelijk gebied van menselijk reageren op situaties in het leven en treedt altijd aan de dag in alle post-morele stadia van de menselijke ontwikkeling. Alle vier niveaus waarop waarden worden beseft en gemeenschap met het universum wordt genoten, kunnen door religie worden doordrongen: het fysische of materiële niveau waarop de mens zichzelf in stand houdt; het sociale of gevoelsniveau van gemeenschap met de medemens; het morele of plichtniveau der rede; het geestelijke niveau waar men zich bewust is van gemeenschap met het universum door goddelijke godsverering.
5:5.3 (68.6) De wetenschapsmens die op zoek is naar feiten, stelt zich God voor als de Eerste Oorzaak, een God van kracht. De kunstenaar, de gevoelsmens, ziet God als het ideaal van schoonheid, een God der esthetica. De verstandelijk redenerende filosoof is soms geneigd een God van universele een- heid te poneren, zelfs een pantheïstische Godheid. De religieuze mens met geloofsvertrouwen ge- looft in een God die hem helpt tot eeuwig leven te komen, de Vader in de hemel, de God van liefde.
5:5.4 (68.7) Moreel gedrag is altijd een antecedent der geëvolueerde religie en een onderdeel zelfs van ge- openbaarde religie, maar is nooit de gehele religieuze ervaring. Sociaal dienstbetoon is het re- sul- taat van moreel denken en religieus leven.Ethiek voert niet langs biologische weg naar de hogere geestelijke niveaus van religieuze ervaring. De adoratie van het abstract schone is niet de aanbid- ding van God, en verheerlijking van de natuur of eerbied voor eenheid is evenmin Godsverering.
5:5.5 (68.8) De evolutionaire religie is de moeder van de wetenschap, kunst en filosofie die de mens hebben opgevoerd tot het niveau waar hij ontvankelijk is geworden voor geopenbaarde religie, met inbegrip van de schenking van Richters en de komst van de Geest van Waarheid. Het evolutionaire beeld van het menselijke bestaan begint en eindigt met religie, zij het dan ook met religies van zeer verschillende kwaliteit, de ene evolutioneel en biologisch, en de andere gegrond op periodieke openbaring. En zo is religie, ofschoon normaal en natuurlijk voor de mens, ook facultatief. De mens behoeft niet tegen zijn wil religieus te zijn.
5:5.6 (69.1) Daar religieuze ervaring in wezen geestelijk is, kan zij nooit geheel worden begrepen door het materiële denken: vandaar de functie van de theologie, de psychologie van de religie. De onmisbare leer over ’s mensen bewustwording van God schept een paradox voor het eindige bevattingsvermogen. Het is welhaast onmogelijk voor de menselijke logica en de eindige rede om het denkbeeld van de goddelijke immanentie — God binnen u, die deel is van ieder individu — te verzoenen met de idee van Gods transcendentie, de goddelijke heerschappij over het universum van universa. Deze twee essentiële voorstellingen van de Godheid moeten tot eenheid worden gebracht in het geloofsverstaan van het denkbeeld van de transcendentie van een persoonlijke God en het zich bewust worden van de aanwezigheid van een inwonend fragment van deze God, wil intelligente godsverering gerechtvaardigd, en de hoop op overleving van de persoonlijkheid gegrond zijn. De moeilijkheden en paradoxen van de religie zijn inherent aan het feit dat de werkelijkheden van de religie het verstandelijke bevattingsvermogen van stervelingen volstrekt te boven gaan.
5:5.7 (69.2) De sterfelijke mens verzekert zich in de religieuze ervaring van grote voldoening van drieërlei aard, zelfs reeds in de dagen van zijn tijdelijk verblijf op aarde:
5:5.8 (69.3) 1. In verstandelijk opzicht verwerft hij de genoegens die voortkomen uit een beter geïntegreerd menselijk bewustzijn.
5:5.9 (69.4) 2. In filosofisch opzicht smaakt hij het genoegen dat zijn idealen inzake morele waarden worden gestaafd.
5:5.10 (69.5) 3. In geestelijk opzicht gedijt hij door de ervaring dat God zijn metgezel is, door de geestelijke genoegens van ware godsverering.
5:5.11 (69.6) Godsbewustzijn, zoals dit door een evoluerende sterveling in de verschillende domeinen wordt ervaren, moet uit drie veranderlijke factoren bestaan, drie verschillende niveaus waarop men zich bewust wordt van de realiteit. Eerst is er het verstandelijke bewustzijn — het verstaan van de Godsidee. Dan volgt de bewustheid van de ziel — de bewustwording van het Godsideaal. Ten slotte daagt de geest-bewustheid — de bewustwording van de geest-realiteit van God. Door de unificatie van deze factoren van de goddelijke bewustwording, hoe onvolledig ook, overdekt de sterfelijke persoonlijkheid alle bewuste niveaus te allen tijde met een besef van de persoon- lijkheid van God. Bij de stervelingen die het Korps der Volkomenheid hebben bereikt, voert dit alles te zijner tijd tot het zich bewust worden van de allerhoogste macht van God en kan dit vervolgens uitlopen in het besef van de ultimiteit van God, een fase van het absoniete bovenbewustzijn van de Paradijs-Vader.
5:5.12 (69.7) De ervaring van het zich bewust zijn van God blijft gelijk van geslacht tot geslacht, maar in ieder tijdperk van de vooruitgang in kennis van de mens moeten de filosofische voorstelling en de theologische definities van God veranderen. Het kennen van God, religieus bewustzijn, is een universum-realiteit, maar hoe geldig (werkelijk) religieuze ervaring ook is, zij moet bereid zijn zich te onderwerpen aan intelligente kritiek en redelijke filosofische interpretatie: zij moet niet iets afzonderlijks willen zijn in de totaliteit der menselijke ervaring.
5:5.13 (69.8) De eeuwige overleving van de persoonlijkheid is geheel afhankelijk van de keuzen van het sterfelijke bewustzijn, welks beslissingen het overlevingspotentieel van de onsterfelijke ziel bepalen. Wanneer het verstand in God gelooft en de ziel God kent, en wanneer deze tezamen met de koesterende en opvoedende Richter, naar God verlangen, dan is de overleving verzekerd. Verstandelijke beperktheden, een beknotte opleiding, gebrek aan cultuur, een armelijke sociale positie, zelfs de inferieure morele normen van de mens die kunnen voortkomen uit het betreurenswaardige ontberen van voordelen van ontwikkeling, cultuur en een sociale omgeving, kunnen de tegenwoordigheid van de goddelijke geest in zulke onfortuinlijke, als mens gehandicapte, maar gelovige personen niet ontkrachten. De inwoning van de Geheimnisvolle Mentor vormt de aanvang van de onsterfelijke ziel en garandeert de capaciteit tot haar groei en overleving.
5:5.14 (70.1) Het vermogen van sterfelijke ouders om zich voort te planten berust niet op hun opleiding, hun niveau van ontwikkeling en beschaving, of hun sociale en economische positie. De vereniging van de ouderlijke factoren onder natuurlijke omstandigheden is geheel voldoende om het aanzijn te geven aan nakomelingen. Een menselijk bewustzijn dat onderscheid maakt tussen goed en kwaad en dat het vermogen bezit tot godsverering, in vereniging met een goddelijke Richter, is al wat nodig is om in die sterveling het voortbrengen en opvoeden van zijn onsterfelijke ziel met overlevingskwaliteiten op gang te brengen, indien deze met geest begiftigde individuele mens God zoekt en oprecht verlangt te worden zoals hij, eerlijk verkiest de wil van de Vader in de hemel te doen.
5:6.1 (70.2) De Universele Vader is de God van persoonlijkheden. Het domein van universum-persoonlijkheid, van het laagste sterfelijke, materiële schepsel met persoonlijkheidsstatus tot de hoogste per- sonen met schepper-waardigheid en goddelijke status, heeft zijn middelpunt en omtrek in de Uni- versele Vader. God de Vader is de schenker en bewaarder van alle persoonlijkheid. De Paradijs-Vader is bovendien de bestemming van alle eindige persoonlijkheden die van ganser harte verkiezen de goddelijke wil te doen, zij die God liefhebben en ernaar verlangen te zijn zoals hij.
5:6.2 (70.3) Persoonlijkheid is een van de onopgeloste mysteriën in de universa. Wij zijn wel in staat ons adequate voorstellingen te vormen van de factoren die meespelen in de aard van verschillende orden en niveaus van persoonlijkheid, maar wij begrijpen de werkelijke natuur van persoonlijkheid zelf niet geheel. Wij zien duidelijk de talrijke factoren die, samengevoegd, het voertuig voor de menselijke persoonlijkheid vormen, maar wij begrijpen de natuur en de betekenis van zulk een eindige persoonlijkheid niet geheel.
5:6.3 (70.4) Persoonlijkheid is potentieel in alle schepselen die in het bezit zijn van een geschonken bewustzijn, variërend van het minimum aan zelf-bewustzijn tot het maximum aan Godsbewustzijn. Maar met bewustzijn begiftigd zijn, is op zichzelf nog niet persoonlijkheid, en evenmin is geest-energie of fysische energie persoonlijkheid. Persoonlijkheid is die kwaliteit en waarde in de kosmische realiteit, die uitsluitend door God de Vader wordt verleend aan deze levende systemen van de onderling geassocieerde en gecoördineerde energieën van materie, bewustzijn en geest. Persoonlijkheid is niet iets dat door vooruitgang bereikt kan worden. Persoonlijkheid kan van materiële of geestelijke aard zijn, maar er is of wèl persoonlijkheid, of geen persoonlijkheid. Het anders-dan-persoonlijke bereikt nooit het niveau van het persoonlijke, behalve door het rechtstreekse handelen van de Paradijs-Vader.
5:6.4 (70.5) Het schenken van persoonlijkheid, het personaliseren van de levende energiesystemen die hij begiftigt met de eigenschappen van betrekkelijk creatief bewustzijn en de beheersing daarvan door de vrije wil, is de exclusieve functie van de Universele Vader. Er bestaat geen persoonlijkheid los van God de Vader en geen persoonlijkheid bestaat dan door God de Vader. De fundamentele eigenschappen van het menselijke zelf, evenals de absolute Richter-kern van de menselijke persoonlijkheid, zijn gaven van de Universele Vader, handelend in zijn uitsluitend persoonlijke domein van kosmisch dienstbetoon.
5:6.5 (70.6) De Richters, wier status voorpersoonlijk is, wonen bij talrijke soorten sterfelijke schepselen in en vormen daardoor de zekerheid dat al deze wezens de dood die tot het sterfelijk bestaan behoort, kunnen overleven teneinde persoonlijke morontia-schepselen te worden, met het potentieel om uiteindelijk geest-status te bereiken. Want wanneer in zulk een met persoonlijkheid begiftigd geschapen bewustzijn een fragment woont van de eeuwige God, de voorpersoonlijke gave van de persoonlijke Vader, dan bezit deze eindige persoonlijkheid inderdaad de capaciteit tot het goddelijke en eeuwige, streeft hij naar een bestemming die verwant is met de Ultieme en reikt hij zelfs naar een zich bewust worden van de Absolute.
5:6.6 (71.1) Het vermogen om een goddelijke persoonlijkheid te worden is inherent aan de voorpersoonlijke Richter; het vermogen om een menselijke persoonlijkheid te worden is potentieel aanwezig in de gave van het kosmische bewustzijn aan de mens. Maar de experiëntiële persoonlijkheid van de sterfelijke mens kan pas als een actieve, functionele werkelijkheid worden waargenomen, wanneer het materiële levensvoertuig van het sterfelijke schepsel is aangeraakt door de vrijmakende goddelijkheid van de Universele Vader, en aldus de zeeën der ervaring is opgestuurd als een zichzelf bewuste, (betrekkelijk) zelfbepalende en zelfscheppende persoonlijkheid. Het materiële zelf is waarlijk en onbeperkt persoonlijk.
5:6.7 (71.2) Het materiële zelf heeft persoonlijkheid en identiteit, identiteit in de tijd; de voorpersoonlijke geest-Richter heeft ook identiteit, eeuwige identiteit. Deze materiële persoonlijkheid en deze geest-voorpersoonlijkheid zijn in staat hun creatieve eigenschappen zo te verenigen, dat zij de overlevende identiteit van de onsterfelijke ziel tot stand brengen.
5:6.8 (71.3) Nu de Vader deze voorzieningen heeft getroffen voor de groei van de onsterfelijke ziel en nu hij ’s mensen innerlijk zelf heeft bevrijd uit de kluisters der absolute afhankelijkheid van voorafgaande veroorzaking, treedt hij terug. Nu de mens aldus is bevrijd van de kluisters van de respons op veroorzaking, tenminste voorzover het zijn eeuwige bestemming aangaat, en er voorzieningen zijn getroffen voor de groei van zijn onsterfelijke zelf, de ziel, is het aan de mens zelf om te willen of te verhinderen dat dit de dood overlevende, eeuwige zelf, dat het zijne kan worden indien hij dit verkiest, geschapen wordt. Geen ander wezen, geen andere kracht, schepper, of werkzame factor in het ganse uitgestrekte universum van universa kan ook maar de minste aantasting vormen van de absolute soevereiniteit van de vrije wil van de mens, zoals deze werkzaam is binnen de domeinen waar hij kan kiezen, namelijk daar waar het de eeuwige bestemming van de persoonlijkheid van de kiezende sterveling aangaat. Waar het om de eeuwige overleving gaat, heeft God de soevereiniteit van de wil van de materiële sterveling verordend en deze verordening is absoluut.
5:6.9 (71.4) De schenking van schepsel-persoonlijkheid verschaft betrekkelijke bevrijding van slaafse reacties op voorafgaande veroorzaking, en de persoonlijkheden van al deze evolutionaire of niet- evolutionaire morele wezens zijn geconcentreerd op de persoonlijkheid van de Universele Vader. Zij worden steeds naar zijn Paradijs-tegenwoordigheid getrokken door de wezensverwantschap die de basis is van de enorme, universele familiekring en het broederlijke circuit van de eeuwige God. Er bestaat een verwantschap van goddelijke spontaneïteit tussen alle persoonlijkheden.
5:6.10 (71.5) Het persoonlijkheidscircuit van het universum van universa heeft zijn centrum in de persoon van de Universele Vader, en de Paradijs-Vader is zich persoonlijk bewust van, en staat in persoonlijk contact met, alle persoonlijkheden op alle niveaus van zelf-bewust bestaan. En persoonlijkheidsbesef van de gehele schepping bestaat onafhankelijk van de zending van de Gedachtenrichters.
5:6.11 (71.6) Zoals alle zwaartekracht deel uitmaakt van het circuit van het Paradijs-Eiland, zoals alle bewustzijn deel uitmaakt van het circuit van de Vereend Handelende Geest en alle geest van het circuit de Eeuwige Zoon, zo is alle persoonlijkheid opgenomen in het circuit van de persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader, en dit circuit brengt de godsverering van alle persoonlijkheden feilloos over aan de Oorspronkelijke, Eeuwige Persoonlijkheid.
5:6.12 (71.7) Wat nu de persoonlijkheden aangaat bij wie geen Richter inwoont: de Universele Vader verleent ook aan hen de eigenschap van keuze vrijheid, en zulke personen worden eveneens opgenomen in het grote circuit der goddelijke liefde, het persoonlijkheidscircuit van de Universele Vader. God zorgt ervoor dat alle ware persoonlijkheden soevereine keuzen kunnen maken. Geen enkel persoonlijk schepsel kan worden gedwongen aan het eeuwige avontuur te beginnen: de poort der eeuwigheid opent zich alleen in antwoord op de vrije wilskeuze van de vrije wilszonen van de God van vrije wil.
5:6.13 (72.1) Hiermede kom ik aan het einde van mijn pogingen de verhouding van de levende God met de kinderen in de tijd te beschrijven. Al met al kan ik niet beter doen dan te herhalen dat God uw universum-Vader is, en dat gij allen zijn planetaire kinderen zijt.
5:6.14 (72.2) [Dit is de vijfde en laatste verhandeling in de serie waarin een Goddelijk Raadsman van Uversa u zijn relaas over de Universele Vader heeft aangeboden.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 6
6:0.1 (73.1) DE eeuwige Zoon is de volmaakte, finale uitdrukking van het ‘eerste’ persoonlijke, absolute denkbeeld van de Universele Vader. Wanneer de Vader zichzelf op persoonlijke en absolute wijze uitdrukt, doet hij dit bijgevolg door zijn Eeuwige Zoon, die immer het levende, goddelijke Woord is geweest, dit nu is, en altijd zal zijn. En deze Eeuwige Zoon resideert in het centrum van alle dingen, samen met de persoonlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige, Universele Vader, welke hij onmiddellijk omhult.
6:0.2 (73.2) Wij spreken van Gods ‘eerste’ gedachte en zinspelen op een onbestaanbare oorsprong in de tijd van de Eeuwige Zoon, teneinde door te kunnen dringen tot de gedachtenkanalen van het menselijke intellect. Dit verwrongen taalgebruik vormt onze uiterste poging om een compromis-contact tot stand te brengen met het aan tijd gebonden bewustzijn van sterfelijke schepselen. In de zin van eerste in volgorde, zou de Universele Vader nooit een eerste gedachte kunnen hebben gehad, evenmin als de Eeuwige Zoon ooit een begin zou kunnen hebben gehad. Maar mij is opgedragen met deze gedachtensymbolen de werkelijkheden der eeuwigheid te beschrijven aan het door de tijd beperkte denken van stervelingen, en de verhoudingen die in de eeuwigheid bestaan, aan te geven met deze tijdsbegrippen die op volgorde betrekking hebben.
6:0.3 (73.3) De Eeuwige Zoon is de geestelijke personalisatie van de universele, oneindige voorstelling van de Paradijs-Vader van goddelijke realiteit, onvoorwaardelijke geest en absolute persoonlijkheid. En hierdoor vormt de Zoon de goddelijke openbaring van de identiteit van de Universele Vader als schepper. De volmaakte persoonlijkheid van de Zoon onthult dat de Vader daadwerkelijk de eeuwige, universele bron is van alle betekenissen en waarden van het geestelijke, het volitionele, het doelgerichte, en het persoonlijke.
6:0.4 (73.4) In een poging om het eindige denken in de tijd in staat te stellen zich een consequente voorstelling te vormen van de verhoudingen tussen de eeuwige en oneindige wezens van de Paradijs-Triniteit, maken wij gebruik van zulk een vrije voorstelling van zaken, dat wij spreken van ‘het eerste persoonlijke, universele, en oneindige denkbeeld van de Vader.’ Het is mij onmogelijk het menselijk verstand ook maar een enigszins adequaat idee te geven van de eeuwige betrekkingen tussen de Godheden; daarom maak ik gebruik van de termen die het eindige bewustzijn iets van een idee kunnen geven van de verhouding tussen deze eeuwige wezens in de latere era’s in de tijd. Wij geloven dat de Zoon is voortgekomen uit de Vader; ons wordt geleerd dat beiden onvoorwaardelijk eeuwig zijn. Het is derhalve duidelijk dat geen enkel tijdsschepsel dit mysterie van een Zoon die ontsproten is aan de Vader, en die toch als zijn gelijke mede-eeuwig is met de Vader zelf, ooit geheel zal kunnen begrijpen.
6:1.1 (73.5) De Eeuwige Zoon is de oorspronkelijke, eniggeboren Zoon van God. Hij is God de Zoon, de Tweede Persoon der Godheid en de mede-schepper van alle dingen. Zoals de Vader de Eerste Grote Bron en Centrum is, zo is de Eeuwige Zoon de Tweede Grote Bron en Centrum.
6:1.2 (74.1) De Eeuwige Zoon is het geestelijke centrum en de goddelijke leider van de geestelijke regering van het universum van universa. De Universele Vader is in de eerste plaats schepper en daarna beheerser, de Eeuwige Zoon is in de eerste plaats mede-schepper en daarna geestelijk bestuurder. ‘God is geest’, en de Zoon is een persoonlijke openbaring van die geest. De Eerste Bron en Centrum is het Volitionele Absolute; de Tweede Bron en Centrum is het Persoonlijkheid-Absolute.
6:1.3 (74.2) De Universele Vader functioneert nooit persoonlijk als schepper, tenzij in vereniging met de Zoon of wanneer de Zoon als gelijke mede-handelt. Indien de schrijver van het Nieuwe Testament naar de Eeuwige Zoon had verwezen, dan zou hij naar waarheid hebben geschreven: ‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Alle dingen zijn door hem gemaakt, en zonder hem is geen ding gemaakt dat gemaakt is.’
6:1.4 (74.3) Toen een Zoon van de Eeuwige Zoon op Urantia verscheen, spraken degenen die broederlijk omgingen met dit goddelijke wezen in menselijke gedaante, over hem als ‘Hij die van den beginne was, die wij hebben gehoord, die wij met onze ogen hebben gezien, die wij hebben aanschouwd en met onze handen aangeraakt, te weten het Woord des levens.’ En deze geschonken Zoon kwam even waarlijk uit de Vader voort als de Oorspronkelijke Zoon, zoals ook wordt gesuggereerd in één van zijn gebeden op aarde: ‘En nu, Vader, verheerlijk mij met uw eigen zelf, met de heerlijkheid die ik bij u had, eer deze wereld bestond.’
6:1.5 (74.4) De Eeuwige Zoon staat in verschillende universa onder uiteenlopende namen bekend. In het centrale universum wordt hij gekend als de Mede-Bron, de Mede-Schepper en de Absolute Deelgenoot. Op Uversa, het hoofdkwartier van het superuniversum, duiden wij de Zoon aan als het Mede-Geest-Centrum en als de Eeuwige Geestelijke Bestuurder. Op Salvington, het hoofdkwartier van uw plaatselijk universum, staat deze Zoon te boek als de Tweede Eeuwige Bron en Centrum. De Melchizedeks spreken over hem als de Zoon der Zonen. Op uw wereld, maar niet in uw stelsel van bewoonde planeten, heeft men deze Oorspronkelijke Zoon verward met een Schepper-Zoon die zijn gelijke is, met Michael van Nebadon, die zichzelf aan de sterfelijke volkeren van Urantia heeft geschonken.
6:1.6 (74.5) Ofschoon elke Paradijs-Zoon terecht een Zoon van God genoemd kan worden, reserveren wij de aanduiding ‘de Eeuwige Zoon’ gewoonlijk voor deze Oorspronkelijke Zoon, de Tweede Bron en Centrum, mede-schepper met de Universele Vader van het centrale universum van kracht en volmaaktheid, en mede-schepper van alle andere goddelijke Zonen die afstammen van de oneindige Godheden.
6:2.1 (74.6) De Eeuwige Zoon is even onveranderlijk en oneindig betrouwbaar als de Universele Vader. Hij is ook even geestelijk als de Vader, even waarlijk een onbeperkte geest. U, die van nederige afkomst zijt, zou de Zoon persoonlijker lijken, aangezien hij in toegankelijkheid één stap dichter bij u staat dan de Universele Vader.
6:2.2 (74.7) De Eeuwige Zoon is het eeuwige Woord van God. Hij is geheel zoals de Vader: de Eeuwige Zoon is in feite God de Vader persoonlijk manifest aan het universum van universa. En aldus was, en is, en zal het eeuwig waar zijn, met betrekking tot de Eeuwige Zoon en alle Schepper-Zonen die zijn gelijken zijn, dat ‘wie de Zoon gezien heeft, de Vader gezien heeft.’
6:2.3 (74.8) Wat zijn natuur betreft, is de Zoon geheel gelijk aan de geest-Vader. Wanneer wij de Universele Vader aanbidden, aanbidden wij daadwerklijk tegelijkertijd God de Zoon en God de Geest. God de Zoon is even goddelijk werkelijk en eeuwig van natuur als God de Vader.
6:2.4 (75.1) De Zoon bezit niet alleen alle oneindige, transcendente rechtvaardigheid van de Vader, maar de Zoon weerspiegelt ook alle heiligheid van het karakter van de Vader. De Zoon deelt in de volmaaktheid van de Vader en draagt samen met hem de verantwoordelijkheid voor de bijstand aan alle schepselen van onvolmaaktheid bij hun geestelijke inspanning om goddelijke volmaaktheid te bereiken.
6:2.5 (75.2) De Eeuwige Zoon bezit alle goddelijkheid van het karakter van de Vader en al zijn eigenschappen van geestelijkheid. De Zoon is de volheid van Gods absoluutheid in persoonlijkheid en geest, en deze kwaliteiten openbaart de Zoon in zijn persoonlijk leidinggeven aan de geestelijke regering van het universum van universa.
6:2.6 (75.3) God is inderdaad een universele geest; God is geest, en deze geest-natuur van de Vader is gefocaliseerd en gepersonaliseerd in de Godheid van de Eeuwige Zoon. In de Zoon worden alle geestelijke kenmerken klaarblijkelijk zeer versterkt door differentiatie van de universaliteit van de Eerste Bron en Centrum. En zoals de Vader zijn geestelijke natuur deelt met de Zoon, delen zij samen even volledig en onvoorwaardelijk de goddelijke geest met de Vereend Handelende Geest, de Oneindige Geest.
6:2.7 (75.4) In de liefde voor waarheid en in het scheppen van schoonheid zijn de Vader en de Zoon elkaar gelijk, behalve dat de Zoon zich meer lijkt te wijden aan de verwezenlijking van de uitsluitend geestelijke schoonheid van universele waarden.
6:2.8 (75.5) In goddelijke goedheid zie ik geen verschil tussen de Vader en de Zoon. De Vader bemint zijn kinderen in het universum als een vader; de Eeuwige Zoon beschouwt alle schepselen als een vader en als een broeder.
6:3.1 (75.6) De Zoon deelt de gerechtigheid en rechtvaardigheid van de Triniteit, maar deze goddelijkheidstrekken worden bij hem overschaduwd door de liefde en barmhartigheid van de Vader, waarvan hij de oneindige personalisatie is: de Zoon is de openbaring van de goddelijke liefde aan de universa. Zoals God liefde is, zo is de Zoon barmhartigheid. De Zoon kan niet méér liefhebben dan de Vader, maar hij kan op één aanvullende wijze barmhartigheid betonen aan schepselen, want hij is niet alleen een oorspronkelijke schepper zoals de Vader, maar hij is ook de Eeuwige Zoon van diezelfde Vader, en daardoor deelt hij in de ervaring van het zoonschap van alle andere zonen van de Universele Vader.
6:3.2 (75.7) De Eeuwige Zoon is de grote verlener van barmhartigheid aan de gehele schepping. Barmhartigheid is de essentie van het geestelijke karakter van de Zoon. Wanneer de mandaten van de Eeuwige Zoon worden uitgezonden over de geestelijke circuits van de Tweede Bron en Centrum, zijn deze getoonzet in klanken van barmhartigheid.
6:3.3 (75.8) Om de liefde van de Eeuwige Zoon te begrijpen, moet ge eerst haar goddelijke bron, de Vader die liefde is, onderkennen, en vervolgens aanschouwen hoe deze oneindige genegenheid zich ontvouwt in het wijdverbreide dienstbetoon van de Oneindige Geest en diens bijna ontelbare heerscharen van dienende persoonlijkheden.
6:3.4 (75.9) De bijstand van de Eeuwige Zoon staat in dienst van de openbaring van de God van liefde aan het universum van universa. Deze goddelijke Zoon houdt zich niet bezig met de verachte-lijke taak om te trachten zijn genadige Vader te overreden zijn nederige schepselen lief te hebben en barmhartigheid te betonen aan de boosdoeners in de tijd. Het is wel heel verkeerd om u de Eeuwige Zoon voor te stellen als degene die de Universele Vader smeekt barmhartigheid te betonen aan zijn nederige schepselen op de materiële werelden in de ruimte! Godsvoorstellingen als deze zijn primitief en grotesk. Ge zoudt veeleer dienen te beseffen dat alle barmhartige bijstand die door de Zonen van God wordt betoond, de rechtstreekse openbaring is van het hart van de Vader, dat vol universele liefde en oneindig mededogen is. De liefde van de Vader is de werkelijke, eeuwige bron van de barmhartigheid van de Zoon.
6:3.5 (75.10) God is liefde, de Zoon is barmhartigheid. Barmhartigheid is liefde in toepassing, de liefde van de Vader in actie in de persoon van zijn Eeuwige Zoon. De liefde van deze universele Zoon is eveneens universeel. Zoals men op een planeet met geslachtelijke wezens liefde verstaat, kan de liefde van God beter worden vergeleken met de liefde van een vader, terwijl de liefde van de Eeuwige Zoon meer is als de genegenheid van een moeder. Deze illustraties zijn wel zeer onbeholpen, maar ik gebruik ze in de hoop dat ik aan het menselijk verstand de gedachte kan overdragen dat er verschil bestaat, niet in goddelijke inhoud, maar wel in kwaliteit en wijze van uitdrukking, tussen de liefde van de Vader en de liefde van de Zoon.
6:4.1 (76.1) De Eeuwige Zoon drijft het geest-niveau der kosmische werkelijkheid aan: de geestelijke macht van de Zoon is absoluut met betrekking tot alle actualiteiten in het universum. Hij heeft volmaakte beheersing over de onderlinge associatie van alle ongedifferentieerde geest-energie en over alle geactualiseerde geest-werkelijkheid door zijn absolute greep der geest-zwaartekracht. Alle pure ongefragmenteerde geest en alle geestelijke wezens en waarden reageren op de oneindige aantrekkingskracht van de oorspronkelijke Paradijs-Zoon. En indien wij in de eeuwige toekomst getuige mogen zijn van het verschijnen van een onbeperkt universum, ook dan zal de geest-zwaartekracht en de geest-kracht van de Oorspronkelijke Zoon volkomen adequaat blijken te zijn voor de geestelijke beheersing en het effectieve bestuur van zulk een grenzeloze schepping.
6:4.2 (76.2) De Zoon is alleen almachtig in het geestelijke domein. In de eeuwige economie van het universum-bestuur zien wij nooit de verspilling van nodeloze herhaling van functies: de Godheden zijn niet gewoon dienstbetoon in het universum nutteloos te dupliceren.
6:4.3 (76.3) De alomtegenwoordigheid van de Oorspronkelijke Zoon vormt de geestelijke eenheid van het universum van universa. De geestelijke samenhang van de gehele schepping berust op de aanwezigheid van de goddelijke geest van de Eeuwige Zoon, die overal actief is. Wanneer wij ons de geestelijke tegenwoordigheid van de Vader voorstellen, valt het ons moeilijk deze in ons denken te onderscheiden van de geestelijke aanwezigheid van de Eeuwige Zoon. De geest van de Vader zetelt eeuwig in de geest van de Zoon.
6:4.4 (76.4) De Vader moet geestelijk alomtegenwoordig zijn, maar deze alomtegenwoordigheid lijkt onscheidbaar van de geestelijke activiteiten van de Eeuwige Zoon alom. Wij geloven echter stellig dat in alle omstandigheden waar sprake is van een Vader-Zoon tegenwoordigheid van tweevoudige geestelijke natuur, de geest van de Zoon gelijk is aan de geest van de Vader.
6:4.5 (76.5) In zijn contact met persoonlijkheid handelt de Vader in het persoonlijkheidscircuit. In zijn persoonlijke, bespeurbare contact met de geestelijke schepping verschijnt hij in de fragmenten van de totaliteit van zijn Godheid, en deze Vader-fragmenten hebben overal en altijd waar ze in de universa verschijnen, een solitaire, unieke en aparte functie. In al deze omstandigheden is de geest van de Zoon gelijk aan de geestelijke functie van de gefragmenteerde tegenwoordigheid van de Universele Vader.
6:4.6 (76.6) Geestelijk is de Eeuwige Zoon alomtegenwoordig. De geest van de Eeuwige Zoon is zeer stellig bij u en rondom u, maar niet in u en niet een deel van u, zoals de Geheimnisvolle Mentor. Het inwonende Vader-fragment stelt het menselijke bewustzijn af op steeds goddelijker geesteshoudingen, waarna dit opklimmende bewustzijn in toenemende mate ontvankelijk wordt voor de geestelijke aantrekkingskracht van het almachtige geest-zwaartekrachtcircuit van de Tweede Bron en Centrum.
6:4.7 (76.7) De Oorspronkelijke Zoon is zich universeel en geestelijk van zichzelf bewust. In wijsheid is de Zoon volledig de gelijke van de Vader. In de gebieden van kennis, in alwetendheid, kunnen wij geen verschil zien tussen de Eerste en de Tweede Bron: evenals de Vader weet de Zoon alles, hij wordt nooit verrast door enige universum-gebeurtenis, hij doorgrondt het einde vanaf het begin.
6:4.8 (77.1) De Vader en de Zoon kennen werkelijk het aantal en de verblijfplaats van alle geesten en vergeestelijkte wezens in het universum van universa. Niet alleen weet de Zoon alle dingen krachtens zijn eigen alomtegenwoordige geest, maar de Zoon is, in gelijke mate als de Vader en de Vereend Handelende Geest, ook volledig bekend met de enorme reflectiviteit-inlichtingendienst van de Allerhoogste, een inlichtingendienst die te allen tijde weet van alle dingen die zich op alle werelden in de zeven superuniversa afspelen. De Paradijs-Zoon is ook in nog andere opzichten alwetend.
6:4.9 (77.2) Als liefhebbende, barmhartige en dienende geestelijke persoonlijkheid is de Eeuwige Zoon geheel en in het oneindige de gelijke van de Universele Vader, terwijl hij in al zijn goedertieren, liefdevolle persoonlijke contacten met de opklimmende wezens uit de lagere gebieden even vriendelijk en zorgzaam is, even geduldig en lankmoedig, als zijn Paradijs-Zonen in de plaatselijke universa, die zichzelf zo dikwijls schenken aan de evolutionaire werelden in de tijd.
6:4.10 (77.3) Het is overbodig verder uit te weiden over de eigenschappen van de Eeuwige Zoon. Op de aangegeven uitzonderingen na, behoeft men slechts de geestelijke eigenschappen van God de Vader te bestuderen om de eigenschappen van God de Zoon te verstaan en op hun juiste waarde te schatten.
6:5.1 (77.4) De Eeuwige Zoon functioneert niet persoonlijk in de fysische domeinen en evenmin functioneert hij, behalve door de Vereend Handelende Geest, binnen de niveaus waar bijstand wordt verleend aan het bewustzijn van geschapen wezens. Maar deze restricties beperken de Eeuwige Zoon voor het overige geenszins in het volledige, vrije gebruik van alle goddelijke eigenschappen van geestelijke alwetendheid, alomtegenwoordigheid, en almacht.
6:5.2 (77.5) De Eeuwige Zoon doordringt het potentieel van geest dat inherent is aan de oneindigheid van het Godheid-Absolute niet persoonlijk, maar naargelang dit potentieel actueel wordt, komt het in de almachtige greep van het geest-zwaartekrachtcircuit van de Zoon.
6:5.3 (77.6) Persoonlijkheid wordt uitsluitend geschonken door de Universele Vader. De Eeuwige Zoon ontleent persoonlijkheid aan de Vader, maar hij verleent zonder de Vader geen persoonlijkheid. De Zoon roept een enorme schare geesten in het leven, maar deze uit hem voortgesproten wezens zijn geen persoonlijkheden. Wanneer de Zoon persoonlijkheid schept, doet hij dit in vereniging met de Vader of met de Vereend Handelende Schepper die voor de Vader kan optreden in zulke betrekkingen. De Eeuwige Zoon is aldus een mede-schepper van persoonlijkheden, maar hij verleent aan geen enkel wezen persoonlijkheid, en uit zichzelf, alleen, schept hij nooit persoonlijke wezens. Deze beperking in zijn handelen ontneemt de Zoon echter niet het vermogen om alle mogelijke soorten niet-persoonlijke werkelijkheid te scheppen.
6:5.4 (77.7) De Eeuwige Zoon is beperkt in het overdragen van zijn schepper-prerogatieven. Toen de Vader de Oorspronkelijke Zoon vereeuwigde, verleende hij deze de macht en het voorrecht om daarna samen met de Vader de goddelijke daad te verrichten van het voortbrengen van meer Zonen die creatieve eigenschappen bezitten, en dit hebben zij gedaan en doen zij nog. Maar wanneer deze mede-Zonen zijn voortgebracht, zijn de schepper-prerogatieven blijkbaar niet verder overdraagbaar. De Eeuwige Zoon draagt de vermogens die tot het wezen van een schepper behoren alleen over aan de eerste of rechtstreekse personalisatie. Wanneer de Vader en de Zoon zich verenigen om een Schepper-Zoon te personaliseren, bereiken zij derhalve hun doel, maar de Schepper-Zoon die op deze wijze tot aanzijn wordt geroepen, is nooit in staat de prerogatieven van het schepper-zijn over te dragen op, of te delegeren aan, de verschillende orden van Zonen die hij daarna kan scheppen, ondanks het feit dat er in de hoogste Zonen van een plaatselijk universum wel een zeer beperkte weerspiegeling van de creatieve attributen van een Schepper-Zoon aan de dag treedt.
6:5.5 (78.1) Als een oneindig en uitsluitend persoonlijk wezen, kan de Eeuwige Zoon geen fragmenten van zijn natuur afscheiden, hij kan geen geïndividualiseerde delen van zijn zelfheid aan andere entiteiten of personen schenken, zoals de Universele Vader en de Oneindige Geest dit doen. Maar de Zoon kan zichzelf wel schenken als een onbegrensde geest, waarin de ganse schepping wordt gebaad en die voortdurend alle geest-persoonlijkheden en alle geestelijke werkelijkheden tot zich trekt. En dit doet hij inderdaad.
6:5.6 (78.2) Houdt steeds in gedachten dat de Eeuwige Zoon de persoonlijke uitbeelding van de geest-Vader is voor de ganse schepping. De Zoon is persoonlijk en niet anders dan persoonlijk, in de Godheid-zin: zulk een goddelijke, absolute persoonlijkheid kan niet in delen worden ontbonden of gefragmenteerd. God de Vader en God de Geest zijn waarlijk persoonlijk, maar naast het feit dat zij zulke Godheid-persoonlijkheden zijn, zijn zij ook nog al het andere.
6:5.7 (78.3) Ofschoon de Eeuwige Zoon niet persoonlijk kan participeren in het verlenen van de Gedachtenrichters, heeft hij in het eeuwige verleden wel met de Vader beraadslaagd, en toen de Vader bij het ontwerpen van het plan om Gedachtenrichters te verlenen, aan de Zoon voorstelde, ‘Laat ons de sterfelijke mens maken naar ons eigen beeld,’ heeft de Zoon dit plan goedgekeurd en de Vader zijn eindeloze medewerking toegezegd. En zoals het geest-fragment van de Vader in u woont, zo omhult u de geestelijke tegenwoordigheid van de Zoon, terwijl deze twee voor immer als één arbeiden ten behoeve van uw geestelijke vooruitgang.
6:6.1 (78.4) De Eeuwige Zoon is geest en heeft bewustzijn, maar niet een bewustzijn of een geest die het sterfelijke verstand kan begrijpen. De sterfelijke mens neemt bewustzijn waar op de eindige, kosmische, materiële en persoonlijke niveaus. De mens bespeurt ook bewustzijnsverschijnselen in levende organismen die op het subpersoonlijke (dierlijke) niveau functioneren, maar het is moeilijk voor hem om de natuur van bewustzijn te begrijpen wanneer het is verbonden met bovenmateriële wezens en wanneer het deel uitmaakt van persoonlijkheden die uitsluitend geest zijn. Bewustzijn moet echter verschillend worden gedefinieerd wanneer het verwijst naar het bestaansniveau van geest, dan wanneer de term wordt gebruikt om geest-functies van de intelligentie aan te duiden. Het soort bewustzijn dat rechtstreeks verbonden is met geest, is noch vergelijkbaar met het bewustzijn dat geest en materie coördineert, noch met het bewust-zijn dat alleen verbonden is met de materie.
6:6.2 (78.5) Geest is altijd bewust, denkend, en en in het bezit van gevarieerde fasen van identiteit. Zonder bewustzijn in een of andere fase zou er geen geestelijke bewustzijnheid bestaan in de broederschap van geest-wezens. Het equivalent van bewustzijn, het vermogen om te kennen en gekend te worden, is eigen aan Godheid. Godheid kan persoonlijk zijn, voorpersoonlijk, bovenpersoonlijk, of onpersoonlijk, maar Godheid is nimmer zonder bewustzijn, dat wil zeggen, nooit zonder het vermogen om op zijn minst te communiceren met soortgelijke entiteiten, wezens, of persoonlijkheden.
6:6.3 (78.6) Het bewustzijn van de Eeuwige Zoon is als dat van de Vader, maar anders dan ieder ander bewustzijn in het universum, en samen met het bewustzijn van de Vader is het de voorzaat van de zo verschillende en wijdverbreide soorten bewustzijn van de Vereende Schepper. Het bewustzijn van de Vader en de Zoon, het intellect waaruit het absolute bewustzijn van de Derde Bron en Centrum stamt, wordt misschien het best geïllustreerd met het voorbewustzijn van een Gedachtenrichter, want ofschoon deze Vaderfragmenten geheel buiten de bewustzijnscircuits van de Vereend Handelende Geest zijn, bezitten zij wel een zekere vorm van voorbewustzijn: zij kennen evenals zij gekend worden; zij kennen het equivalent van menselijk denken.
6:6.4 (78.7) De Eeuwige Zoon is geheel geestelijk, de mens is bijna geheel materieel; derhalve zal veel van wat betrekking heeft op de geest-persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon, op zijn zeven geestelijke werelden die het Paradijs omringen, en op de natuur van de onpersoonlijke scheppingen van de Paradijs-Zoon, moeten wachten tot ge de status van geest hebt bereikt, die volgt op het volbrengen van de morontia-opklimming in het plaatselijk universum Nebadon. Als ge vervolgens het superuniversum doorloopt en verder gaat naar Havona, zullen veel van deze in de geest verborgen mysteriën duidelijk worden, naargelang ge het ‘bewustzijn van de geest’ — geestelijk inzicht — begint te ontvangen.
6:7.1 (79.1) De Eeuwige Zoon is die oneindige persoonlijkheid uit wiens niet-gekwalificeerde persoonlijkheidsboeien de Universele Vader is ontkomen door de methode van trinitisatie, en krachtens welke hij zich sindsdien in eindeloze overdaad steeds is blijven schenken aan zijn immer uitdijende universum van Scheppers en schepselen. De Zoon is absolute persoonlijkheid; God is vader-persoonlijkheid — de oorsprong van persoonlijkheid, de schenker van persoonlijkheid, de oorzaak van persoonlijkheid. Ieder persoonlijk wezen ontleent zijn persoonlijkheid aan de Universele Vader, zoals ook de Oorspronkelijke Zoon eeuwig zijn persoonlijkheid ontleent aan de Paradijs-Vader.
6:7.2 (79.2) De persoonlijkheid van de Paradijs-Zoon is absoluut en zuiver geestelijk, en deze absolute per- soonlijkheid is ook het goddelijke, eeuwige patroon van de persoonlijkheid die de Vader in de eer- ste plaats aan de Vereend Handelende Geest heeft geschonken, en vervolgens, van de persoonlijk- heid die aan zijn ontelbare schepselen overal in het wijdverbreide universum wordt geschonken.
6:7.3 (79.3) De Eeuwige Zoon is waarlijk een barmhartige dienaar, een goddelijke geest, een geestelijke kracht, en een werkelijke persoonlijkheid. De Zoon is de geestelijke, persoonlijke natuur van God, manifest gemaakt voor de universa — de som en het wezen van de Eerste Bron en Centrum, ontdaan van al hetgeen niet-persoonlijk, buiten-goddelijk, niet-geestelijk en zuiver potentieel is. Maar het is onmogelijk aan het menselijke bewustzijn in woorden een beeld over te brengen van de schoonheid en grootsheid van de hemelse persoonlijkeid van de Eeuwige Zoon. Al hetgeen de Universele Vader gewoonlijk versluiert, werkt bijna even sterk als belemmering voor de conceptuele onderkenning van de Eeuwige Zoon. Ge zult moeten wachten tot ge het Paradijs bereikt, en dan zal het u duidelijk worden waarom ik niet in staat ben geweest het karakter van deze absolute persoonlijkheid zo uit te beelden, dat het eindige verstand het kon bevatten.
6:8.1 (79.4) Wat zijn identiteit, natuur en andere persoonlijkheidskenmerken betreft, is de Eeuwige Zoon geheel de gelijke, het volmaakte complement en de eeuwige tegenhanger van de Universele Vader. In dezelfde zin waarin God de Universele Vader is, is de Zoon de Universele Moeder. En wij allen, hoog en laag, vormen hun universele gezin.
6:8.2 (79.5) Om het karakter van de Zoon naar waarde te schatten, dient ge de openbaring van het g oddelijke karakter van de Vader te bestuderen: zij zijn voor immer en onscheidbaar één. Als goddelijke persoonlijkheden zijn zij voor de denkende wezens van lagere orden praktisch niet van elkaar te onderscheiden. Voor hen die hun oorsprong hebben in de scheppingsdaden van de Godheden zelf, is het niet zo moeilijk hen afzonderlijk te onderkennen. Wezens die geboren zijn in het centrale universum en op het Paradijs, nemen de Vader en de Zoon niet alleen waar als één persoonlijke eenheid die het universum beheerst, maar ook als twee afzonderlijke persoonlijkheden, die in welomschreven bestuurlijke domeinen van het universum werkzaam zijn.
6:8.3 (79.6) Als personen moogt ge u de Universele Vader en de Eeuwige Zoon als afzonderlijke individuen voorstellen, want dit zijn zij inderdaad; maar in het bestuur van de universa zijn zij zo verstrengeld en onderling verbonden, dat het niet altijd mogelijk is tussen hen te onderscheiden. Wanneer men in de aangelegenheden van de universa de Vader en de Zoon in verwarrende onderlinge associaties ontmoet, is het niet altijd nuttig te trachten hun handelingen van elkaar te scheiden. Houdt alleen voor ogen dat God de initiërende gedachte is, en de Zoon het uitdrukkingsvolle woord. In ieder plaatselijk universum is deze onafscheidelijkheid gepersonaliseerd in de goddelijkheid van de Schepper-Zoon, die voor de schepselen van tien miljoen bewoonde werelden zowel de Vader als de Zoon vertegenwoordigt.
6:8.4 (80.1) De Eeuwige Zoon is oneindig, maar men kan hem benaderen door de personen van zijn Paradijs-Zonen, en door het geduldige dienstbetoon van de Oneindige Geest. Zonder de dienst van zelfschenkingen van de Paradijs-Zonen en het liefdevolle dienstbetoon van de schepselen van de Oneindige Geest, zouden wezens van materiële oorsprong nauwelijks kunnen hopen de Eeuwige Zoon te bereiken. Evenzeer is waar dat met de hulp en leiding van deze hemelse instanties, de zich van God bewuste sterveling zeker het Paradijs zal bereiken en eens persoonlijk in de tegenwoordigheid van deze majesteitelijke Zoon der Zonen zal staan.
6:8.5 (80.2) Ook al is de Eeuwige Zoon het patroon van wat de persoonlijkheid van de sterveling kan bereiken, toch zult ge het gemakkelijker vinden om de realiteit van de Vader en van de Geest te vatten, omdat de Vader de daadwerkelijke schenker is van uw menselijke persoonlijkheid, en de Oneindige Geest de absolute bron is van uw sterfelijke bewustzijn. Maar wanneer ge opklimt langs het pad van geestelijke vooruitgang naar het Paradijs, zal de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon steeds werkelijker voor u worden en zal de realiteit van zijn oneindige geestelijke bewustzijn duidelijker waarneembaar worden voor uw bewustzijn, dat dan steeds geestelijker wordt.
6:8.6 (80.3) Het idee van de Eeuwige Zoon kan nooit helder stralen in uw materiële bewustzijn of in het morontiale bewustzijn daarna. Pas wanneer ge tot geest wordt en uw opklimming als geest-wezen begint, zal uw begrip van de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon even levendig beginnen te worden als uw voorstelling van de persoonlijkheid van de Schepper-Zoon die van het Paradijs afkomstig is, en in eigen persoon en als een persoon eens is geïncarneerd en op Urantia heeft geleefd als mens onder de mensen.
6:8.7 (80.4) Gedurende de gehele periode waarin ge ervaring opdoet in het plaatselijk universum, moet de Schepper-Zoon, wiens persoonlijkheid wèl begrijpelijk is voor de mens, de compensatie vormen voor uw onvermogen om de volle betekenis te verstaan van de meer uitsluitend geestelijke, maar niettemin persoonlijke, Eeuwige Zoon van het Paradijs. Wanneer ge verder gaat door Orvonton en Havona, wanneer ge het levendige beeld van de Schepper-Zoon van uw plaatselijk universum en de sterke herinneringen aan hem achter u laat, zal het voorbijgaan van deze materiële en morontiale ervaring worden gecompenseerd door steeds meer omvattende denkbeelden over en een intenser begrip van de Eeuwige Zoon van het Paradijs, wiens realiteit en nabijheid voortdurend zal toenemen naarmate ge het Paradijs dichter nadert.
6:8.8 (80.5) De Eeuwige Zoon is een grootse en glorieuze persoonlijkheid. Ook al gaat het de vermogens van het sterfelijke en materiële bewustzijn te boven om de actualiteit van de persoonlijkheid van zulk een oneindig wezen te begrijpen, twijfelt niet, hij is een persoon. Ik weet waarover ik spreek. Welhaast ontelbare malen heb ik in de tegenwoordigheid van deze goddelijke Eeuwige Zoon gestaan, en ben ik daarna uitgetrokken naar het universum om zijn minzame bevelen uit te voeren.
6:8.9 (80.6) [Op schrift gesteld door een Goddelijke Raadsman die is aangewezen om deze verklaring waarin de Eeuwige Zoon van het Paradijs wordt beschreven, te formuleren.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 7
7:0.1 (81.1) DE oorspronkelijke Zoon houdt zich immer bezig met de uitvoering van de geestelijke aspecten van het eeuwige voornemen van de Vader, zoals dit zich gestaag ontvouwt in de verschijnselen van de evoluerende universa met hun veelsoortige groepen levende wezens. Wij begrijpen dit eeuwige plan niet geheel, maar de Paradijs-Zoon begrijpt het ongetwijfeld wel.
7:0.2 (81.2) De Zoon gelijkt de Vader in de zin dat hij al het mogelijke van zichzelf tracht te schenken aan zijn Zonen die zijn gelijken zijn en aan hun ondergeschikte Zonen. Bovendien deelt de Zoon de zichzelf uitdelende natuur van de Vader, door zich onbeperkt te schenken aan de Oneindige Geest, die voor hen gezamenlijk optreedt.
7:0.3 (81.3) Als de handhaver van geest-werkelijkheden is de Tweede Bron en Centrum het eeuwige tegenwicht van het Paradijs-Eiland, dat zo prachtig alle materiële dingen in stand houdt. Zo wordt de Eerste Bron en Centrum eeuwig geopenbaard in de materiële schoonheid van de uitgelezen patronen van het centrale Eiland en in de geestelijke waarden van de verheven persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon.
7:0.4 (81.4) De Eeuwige Zoon is daadwerkelijk de handhaver van de enorme schepping van geest-realiteiten en geestelijke wezens. De geest-wereld is de habitus, de persoonlijke manier van handelen van de Zoon, en de onpersoonlijke werkelijkheden van geestelijke aard reageren immer op de wil en het voornemen van de volmaakte persoonlijkheid van de Absolute Zoon.
7:0.5 (81.5) De Zoon is echter niet persoonlijk verantwoordelijk voor het gedrag van alle geest-persoonlijkheden. De wil van het persoonlijke schepsel is betrekkelijk vrij en bepaalt derhalve de handelingen van deze volitionele wezens. Daarom is de wereld van geest-wezens met vrije wil niet altijd waarlijk representatief voor het karakter van de Eeuwige Zoon, evenmin als de natuur op Urantia waarlijk de volmaaktheid en onveranderlijkheid van het Paradijs en de Godheid openbaart. Wat de kenmerken van de vrije wilshandeling van mens of engel echter ook mogen zijn, de eeuwige greep van de Zoon op de universele zwaartekrachtbeheersing van alle geest-werkelijkheden blijft absoluut.
7:1.1 (81.6) Alles wat u geleerd is aangaande Gods immanentie, zijn alomtegenwoordigheid, almacht en alwetendheid, geldt evenzeer voor de Zoon in de geestelijke domeinen. De zuivere, universele geest-zwaartekracht in de ganse schepping, dit uitsluitend geestelijke circuit, voort rechtstreeks terug naar de persoon van de Tweede Bron en Centrum op het Paradijs. Hij heeft het oppertoezicht over de beheersing en werking van die immer aanwezige, onfeilbare geestelijke greep op alle echte geest-waarden. Aldus oefent de Eeuwige Zoon absolute geestelijke soevereiniteit uit. Hij houdt alle geest-realiteiten en alle vergeestelijkte waarden letterlijk vast, als het ware in de palm van zijn hand. De beheersing van de universele geestelijke zwaartekracht is universele geestelijke soevereiniteit.
7:1.2 (82.1) Deze zwaartekracht-beheersing van geestelijke zaken functioneert onafhankelijk van tijd en ruimte; daarom neemt geest-energie door transmissie niet af. Geest-zwaartekracht ondergaat nooit vertraging door de tijd, noch vermindering door de ruimte. Deze energie neemt niet af met het kwadraat van de afstand waarover zij wordt overgebracht: de circuits van zuivere geest-kracht worden niet vertraagd door de massa van de materiële schepping. Deze transcendentie van tijd en ruimte door zuivere geest-energieën is inherent in de absoluutheid van de Zoon en kan niet worden toegeschreven aan de tussenkomst van de anti-gravitatiekrachten van de Derde Bron en Centrum.
7:1.3 (82.2) Geest-realiteiten reageren op de aantrekkingskracht van het centrum van geestelijke zwaartekracht overeenkomstig hun kwalitatieve waarde, de daadwerkelijke graad van geest-natuur die zij bezitten. Geest-substantie (kwaliteit) reageert even sterk op geest-zwaartekracht als de georganiseerde energie der fysische materie (kwantiteit) reageert op fysische zwaartekracht. Geestelijke waarden en geest-krachten zijn reëel. Gezien vanuit persoonlijkheid is geest de ziel van de schepping; materie is het schaduwachtige fysieke lichaam.
7:1.4 (82.3) De reacties en schommelingen van de geest-zwaartekracht zijn altijd in overeenstemming met de inhoud aan geestelijke waarden, de kwalitatieve geestelijke status van een individu of een wereld. Deze aantrekkingskracht reageert ogenblikkelijk op de inter- en intra-geest-waarden in iedere universum-situatie of planetaire omstandigheid. Iedere keer wanneer er zich in de universa een geestelijke realiteit actualiseert, maakt deze verandering de rechtstreekse, ogenblikkelijke heraanpassing van de geest-zwaartekracht noodzakelijk. Zulk een nieuwe geest is daadwerkelijk een deel van de Tweede Bron en Centrum, en even zeker als de sterfelijke mens een wezen wordt bij wie een geest is geïmplanteerd, zal hij de geestelijke Zoon bereiken, het centrum en de bron der geest-zwaartekracht.
7:1.5 (82.4) De geestelijke aantrekkingskracht van de Zoon is in mindere mate ook inherent aan vele Paradijs-orden van zoonschap. Immers, binnen het circuit van absolute geest-zwaartekracht bestaan ook de plaatselijke stelsels van geestelijke aantrekkingskracht die in de lagere eenheden der schepping functioneren. Zulke sub-absolute focaliseringen van geest-zwaarte-kracht zijn een component van de goddelijkheid der Schepper-persoonlijkheden van tijd en ruimte en zijn gecorreleerd met de wordende experiëntiële albeheersing door de Allerhoogste.
7:1.6 (82.5) De aantrekking van de geest-zwaartekracht en de respons daarop werken niet alleen in het universum als geheel, maar zelfs tussen individuen, en groepen individuen. Er bestaat een geestelijke neiging tot cohesie tussen de geestelijke persoonlijkheden en door een geest ingewoonde persoonlijkheden van iedere wereld, ieder ras, elke natie en iedere groep gelovige individuen. Er bestaat een directe aantrekkingskracht van geestelijke aard tussen geestelijk gezinde personen met dezelfde voorkeuren en verlangens. De uitdrukking verwante zielen is niet alleen maar beeldspraak.
7:1.7 (82.6) Evenals de materiële zwaartekracht van het Paradijs is ook de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon absoluut. Zonde en rebellie kunnen de werking van de circuits in een plaatselijk universum verstoren, maar de geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon kan door niets buiten werking worden gesteld. De Lucifer-rebellie heeft vele veranderingen in uw stelsel van bewoonde werelden en op Urantia teweeggebracht, maar de geestelijke quarantaine van uw planeet die daarvan het gevolg was, heeft volgens onze waarnemingen geen enkele invloed gehad op de aanwezigheid en werking van de alomtegenwoordige geest van de Eeuwige Zoon, of van het circuit der geest-zwaartekracht dat hiermee is verbonden.
7:1.8 (82.7) Alle reacties van het circuit der geest-zwaartekracht in het groot universum zijn voorspelbaar. Wij onderkennen alle acties en reacties van de alomtegenwoordige geest van de Eeuwige Zoon en constateren dat deze betrouwbaar zijn. In overeenstemming met welbekende wetten kunnen wij de geestelijke zwaartekracht meten en doen wij dit ook, net zoals de mens de effecten van de eindige fysische zwaartekracht tracht te berekenen. De geest van de Zoon reageert steeds op dezelfde wijze op alle geest-zaken, geest-wezens, en geest-personen, en deze reactie is altijd in overeenstemming met de graad van actualiteit (de kwalitatieve graad van werkelijkheid) van al deze geestelijke waarden.
7:1.9 (83.1) Maar naast deze zeer betrouwbare en voorspelbare functie van de geestelijke tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon, zien wij verschijnselen die niet zo voorspelbaar zijn in hun reacties. Dergelijke verschijnselen duiden waarschijnlijk op de coördinatieve werking van het Godheid-Absolute in de domeinen van wordend geestelijk potentieel. Wij weten dat de geest-tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon de invloed is van een majesteitelijke, oneindige persoonlijkheid, maar wij kunnen de reacties die wij associëren met de veronderstelde verrichtingen van het Godheid-Absolute niet als echt persoonlijk zien.
7:1.10 (83.2) Gezien vanuit het standpunt van persoonlijkheid, en door personen, lijken de Eeuwige Zoon en het Godheid-Absolute op de volgende wijze tot elkaar in betrekking te staan: de Eeuwige Zoon beheerst het gebied van de actuele geestelijke waarden, terwijl het Godheid-Absolute het ontzaglijke gebied der potentiële geestelijke waarden schijnt te doordringen. Iedere actuele waarde van geestelijke aard komt in de greep van de zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, doch indien een waarde potentieel is, dan klaarblijkelijk in de tegenwoordigheid van het Godheid-Absolute.
7:1.11 (83.3) Geest lijkt op te komen uit het potentieel van het Godheid-Absolute; evoluerende geest wordt gecorreleerd in de experiëntiële, onvolledige grepen van de Allerhoogste en de Ultieme; uiteindelijk vindt geest haar finale bestemming in de absolute greep van de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon. Dit lijkt de cyclus te zijn van experiëntiële geest, maar existentiële geest is inherent in de oneindigheid van de Tweede Bron en Centrum.
7:2.1 (83.4) Op het Paradijs is de tegenwoordigheid en persoonlijke activiteit van de Oorspronkelijke Zoon onpeilbaar diep, absoluut in de geestelijke zin. Als wij ons vanuit het Paradijs door Havona heen naar buiten begeven en de gebieden van de persoonlijke activiteit van de Eeuwige Zoon bespeuren wij steeds minder van de persoonlijke activiteit van de Eeuwige Zoon. In de universa die na Havona zijn geschapen, is de tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon gepersonaliseerd in de Paradijs-Zonen, is zij afhankelijk van de experiëntiële realiteiten van de Allerhoogste en de Ultieme, en gecoördineerd met het onbegrensde geest-potentieel van het Godheid-Absolute.
7:2.2 (83.5) In het centrale universum is de persoonlijke activiteit van de Oorspronkelijke Zoon waarneembaar in de verfijnde geestelijke harmonie van de eeuwige schepping. Havona is zo wonderbaarlijk volmaakt, dat de geestelijke status en de toestanden van de energie van dit patroon-universum in volmaakt, bestendig evenwicht zijn.
7:2.3 (83.6) In de superuniversa is de Zoon niet persoonlijk aanwezig en houdt hij geen verblijf: in deze scheppingen heeft hij slechts een bovenpersoonlijke vertegenwoordiging. Deze geest-manifestaties van de Zoon zijn niet persoonlijk; zij zijn niet opgenomen in het persoonlijkheidscircuit van de Universele Vader. Wij weten geen betere term waarmee wij hen kunnen aanduiden dan superpersoonlijkheden; het zijn bovendien eindige wezens, zij zijn noch absoniet, noch absoluut.
7:2.4 (83.7) Daar het bestuur van de Eeuwige Zoon in de superuniversa uitsluitend geestelijk en bovenpersoonlijk is, is het niet waarneembaar voor geschapen persoonlijkheden. Niettemin komt men in iedere fase van de activiteiten in alle sectoren van de domeinen der Ouden der Dagen de allesdoordringende geestelijke impuls tegen van de persoonlijke invloed van de Zoon. In de plaatselijke universa zien wij wij echter dat de Eeuwige Zoon persoonlijk tegenwoordig is in de personen van de Paradijs-Zonen. Hier functioneert de oneindige Zoon op geestelijke en creatieve wijze in de personen van het majesteitelijke korps der gecoör- dineerde Schepper-Zonen.
7:3.1 (84.1) Tijdens de opklimming door het plaatselijke universum zien de stervelingen uit de tijd naar de Schepper-Zoon als de persoonlijke vertegenwoordiger van de Eeuwige Zoon. Maar wanneer zij aan de opklimming door het opleidingsregime van het superuniversum beginnen, ontdekken de pelgrims uit de tijd in toenemende mate de verheven aanwezigheid van de inspirerende geest van de Eeuwige Zoon, en kunnen zij ook gebruik maken van dit dienstbetoon van geestelijke energie-toevoer. In Havona worden de opklimmenden zich nog meer bewust van de liefdevolle omarming van de allesdoordringende geest van de Oorspronkelijke Zoon. In geen enkel stadium van de gehele opklimming van de sterveling woont de geest van de Eeuwige Zoon in het bewustzijn of de ziel van de pelgrim uit de tijd in, maar zijn weldadigheid is de voortschrijdende kinderen uit de tijd altijd nabij en heeft immer hun welzijn en geestelijke veiligheid voor ogen.
7:3.2 (84.2) De aantrekking door de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon vormt het inherente geheim van de opklimming van overlevende mensenzielen naar het Paradijs. Alle echte geest-waarden en alle authentieke vergeestelijkte individuen worden vastgehouden in de onfeilbare greep van de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon. Het bewustzijn van de sterveling, bijvoorbeeld, vangt zijn loopbaan aan als een materieel mechanisme en wordt uiteindelijk in het Korps der Volkomenheid opgenomen als een welhaast vervolmaakte geest-bestaansvorm, waarbij het steeds minder onderhevig wordt aan de materiële zwaartekracht en dienovereenkomstig meer gaat reageren op de aantrekkende impuls der geest-zwaartekracht, waardoor dit bewustzijn gedurende deze gehele ervaring naar binnen wordt getrokken. Het circuit der geest-zwaartekracht trekt de ziel van de mens letterlijk naar het Paradijs.
7:3.3 (84.3) Het circuit der geest-zwaartekracht is het voornaamste kanaal waardoor de echte gebeden van het gelovige hart worden overgebracht van het niveau van de menselijke bewustheid naar de actuele bewustheid van de Godheid. Dat wat in uw beden ware geestelijke waarde vertegenwoordigt, zal ogenblikkelijk door het universele circuit van de geestelijke zwaartekracht worden gegrepen en zal onmiddellijk en gelijktijdig worden doorgegeven aan alle betrokken goddelijke persoonlijkheden. Ieder van hen zal zich bezighouden met wat tot zijn persoonlijke terrein behoort. Daarom is het in de praktijk van uw religieuze ervaring niet van wezenlijk belang of ge u bij uw gebeden de Schepper-Zoon van uw plaatselijk universum voor ogen stelt, dan wel de Eeuwige Zoon in het centrum van alle dingen.
7:3.4 (84.4) De differentiële werking van het circuit der geest-zwaartekracht zou wellicht vergeleken kunnen worden met de functies van de neurale circuits in het materiële lichaam van de mens. Gewaarwordingen komen binnen via de zenuwbanen; sommige worden geblokkeerd en roepen reacties op in de lagere automatische centra in het ruggemerg; andere gaan verder naar de minder automatische, maar door gewoonte geoefende centra der lagere hersenen, terwijl de belangrijkste, vitaalste binnenkomende boodschappen aan deze ondergeschikte centra voorbijschieten en rechtstreeks geregistreerd worden op de hoogste niveaus van het menselijke bewustzijn.
7:3.5 (84.5) Maar de magnifieke techniek van de geestelijke wereld is wel zeer veel volmaakter! Indien er iets in uw bewustzijn ontstaat wat van allerhoogste geestelijke waarde is, en ge dit eenmaal tot uitdrukking brengt, dan kan geen kracht in het universum verhinderen dat het rechtstreeks naar de Absolute Geest-Persoonlijkheid der ganse schepping flitst.
7:3.6 (84.6) Omgekeerd bestaat er geen methode om, indien uw smeekbeden zuiver materieel gericht en geheel egocentrisch zijn, zulke onwaardige gebeden toegang te doen vinden tot het geest-circuit van de Eeuwige Zoon. De inhoud van geen enkel gebed dat niet ‘door de geest ingegeven’ is, kan een plaats vinden in het universele geestelijke circuit: zulke zuiver zelfzuchtige en materiële verzoeken vallen krachteloos neer, ze stijgen niet op in de circuits van ware geestelijke waarden. Zulke woorden zijn als ‘schallend koper of een rinkelende cimbaal’.
7:3.7 (85.1) Het is de motiverende gedachte, de geestelijke inhoud, die waarde verleent aan de bede van de sterveling. Woorden zijn zonder waarde.
7:4.1 (85.2) De Eeuwige Zoon werkt in een eeuwigdurend verband samen met de Vader bij de succesvolle uitvoering van het goddelijke plan van vooruitgang; het universele plan voor de schepping, evolutie, opklimming en volmaking van wilsschepselen. En in goddelijke getrouwheid is de Zoon de eeuwige gelijke van de Vader.
7:4.2 (85.3) De Vader en zijn Zoon zijn als één in de formulering en uitvoering van dit gigantische verwervingsplan om de materiële wezens uit de tijd, de volmaaktheid van de eeuwigheid te doen bereiken. Dit project voor de geestelijke verheffing van de opklimmende zielen uit de ruimte is een gezamenlijke schepping van de Vader en de Zoon, en zij zijn met de medewerking van de Oneindige Geest gezamenlijk bezig met de uitvoering van hun goddelijk voornemen.
7:4.3 (85.4) Dit goddelijke plan voor het bereiken van volmaaktheid omvat drie unieke, ofschoon prachtig gecorreleerde ondernemingen van avontuur in het universum:
7:4.4 (85.5) 1. Het plan van het progressieve verwerven van volmaaktheid. Dit is het plan van de Universele Vader voor de evolutionaire opklimming, een programma dat zonder voorbehoud werd aanvaard door de Eeuwige Zoon, toen deze instemde met het voorstel van de Vader, ‘Laat ons sterfelijke schepselen maken naar ons eigen beeld.’ Deze voorziening om de schepselen in de tijd op een hoger plan te brengen, sluit de schenking van Gedachtenrichters door de Vader in, en de begiftiging van materiële schepselen met de prerogatieven van persoonlijkheid.
7:4.5 (85.6) 2. Het zelfschenkingsplan. Het volgende universele plan is de grootse onderneming van de Eeuwige Zoon en diens mede-Zonen om de Vader te openbaren. Dit plan is een voorstel van de Eeuwige Zoon en bestaat uit zijn schenking van de Zonen van God aan de evolutionaire scheppingen, om daar de liefde van de Vader en de barmhartigheid van de Zoon te personaliseren en tot feit te maken, te incarneren en reëel te maken voor de schepselen van alle universa. Het is een onlosmakelijk onderdeel van het zelfschenkingsplan, en een voorlopig kenmerk van deze liefdesbijstand, dat de Paradijs-Zonen optreden om te rehabiliteren wat geestelijk in gevaar is gekomen door de verdwaasde menselijke wil. Wanneer er waar dan ook een vertraging optreedt in het functioneren van het verwervingsplan, indien deze onderneming toevalligerwijs door rebellie in de war gestuurd wordt of complicaties ondervindt, dan worden daar meteen de noodvoorzieningen van het zelfschenkingsplan in werking gesteld. De Paradijs-Zonen hebben zich verbonden om op te treden als redders en staan gereed om zelfs de domeinen waar rebellie heerst binnen te gaan en daar de geestelijke status van de werelden te herstellen. Zulk een heldhaftige dienst heeft een mede-Schepper-Zoon ook op Urantia verricht in samenhang met zijn experiëntiële zelfschenkingsloopbaan ter verkrijging van de soevereiniteit.
7:4.6 (85.7) 3. Het plan van de dienst der barmhartigheid. Toen het verwervingsplan en het zelfschenkingsplan waren geformuleerd en afgekondigd, nam de Oneindige Geest alleen en uit zichzelf het initiatief tot de geweldige, universele activiteit van de dienst der barmhartigheid en stelde hij deze in werking. Dit is de dienst die zo essentieel is voor de praktische, doeltreffende werking van zowel het verwervingsplan als het zelfschenkingsplan, en de geestelijke persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum hebben allen iets van de geest van de dienst der barmhartigheid die zo onlosmakelijk is van de natuur van de Derde Persoon der Godheid. Niet alleen in het scheppen, maar ook in het bestuur, functioneert de Oneindige Geest waarlijk en letterlijk als de uitvoerende instantie van de Vader en de Zoon gezamenlijk.
7:4.7 (86.1) De Eeuwige Zoon is de persoonlijke behoeder, de goddelijke beheerder van het universele plan van de Vader voor de opklimming van schepselen. Toen de Vader de universele opdracht ‘Weest volmaakt, evenals ik volmaakt ben,’ had uitgevaardigd, heeft hij de uitvoering van deze geweldige onderneming toevertrouwd aan de Eeuwige Zoon, en de Eeuwige Zoon deelt de zorg voor deze verheven onderneming met zijn goddelijke gelijke, de Oneindige Geest. Aldus arbeiden de Godheden doeltreffend samen in het werk van schepping, beheersing, evolutie, openbaring en bijstand — en indien nodig, in het werk van herstel en rehabilitatie.
7:5.1 (86.2) De Eeuwige Zoon sloot zich zonder voorbehoud bij de Universele Vader aan, toen aan de ganse schepping de geweldige opdracht werd uitgezonden: ‘Weest volmaakt, evenals uw Vader in Havona volmaakt is.’ Sindsdien is deze uitnodiging-opdracht steeds de drijfveer geweest van alle overlevingsplannen en zelfschenkingsprojecten van de Eeuwige Zoon en zijn enorme familie van Zonen die zijn gelijken zijn en Zonen die met hem zijn geassocieerd. En juist in deze schenkingen van zichzelf zijn de Zonen van God voor alle schepselen in evolutie ‘de weg, de waarheid en het leven’ geworden.
7:5.2 (86.3) De Eeuwige Zoon kan niet rechtstreeks in verbinding treden met mensen, zoals de Vader dit doet door het geschenk van de voorpersoonlijke Gedachtenrichters, maar de Eeuwige Zoon komt geschapen persoonlijkheden wel nabij door een reeks trapsgewijs afdalende goddelijke zonen, totdat het hem mogelijk is om voor de mens te staan, soms zelfs als een mens.
7:5.3 (86.4) De zuiver persoonlijke natuur van de Eeuwige Zoon kan niet gefragmenteerd worden. De Eeuwige Zoon dient als een geestelijke invloed of als een persoon, nooit anders. Voor de Zoon is het onmogelijk deel te nemen in de ervaring van de mens, zoals de Vader-Richter deelneemt in deze ervaring, maar de Eeuwige Zoon compenseert deze beperking door de techniek van de zelfschenking. Wat de ervaring van gefragmenteerde entiteiten betekent voor de Universele Vader, betekenen de incarnatie-ervaringen van de Paradijs-Zonen voor de Eeuwige Zoon.
7:5.4 (86.5) De Eeuwige Zoon komt niet tot de sterfelijke mens als de goddelijke wil, de Gedachtenrichter die in het bewustzijn van de mens woont, maar de Eeuwige Zoon is wel tot de sterfelijke mens op Urantia gekomen toen de goddelijke persoonlijkheid van zijn Zoon, Michael van Nebadon, incarneerde in de menselijke natuur van Jezus van Nazaret. Om te kunnen delen in de ervaring van geschapen persoonlijkheden moeten de Paradijs-Zonen van God werkelijk de natuur van deze schepselen aannemen, en hun goddelijke persoonlijkheden daadwerkelijk incarneren als deze schepselen zelf. Incarnatie, het geheim van Sonarington, is de techniek waardoor de Zoon ontkomt aan de kluisters van persoonlijkheidsabsolutisme, die hem anders geheel zouden omsluiten.
7:5.5 (86.6) Zeer lang geleden heeft de Eeuwige Zoon zichzelf aan elk der circuits van de centrale schepping geschonken, ten behoeve van de verlichting en vooruitgang van alle inwoners en pelgrims van Havona, waaronder ook de opklimmende pelgrims uit de tijd. Bij geen van deze zeven zelfschenkingen functioneerde hij als een opklimmende of als een inwoner van Havona. Hij bestond als zichzelf. Zijn ervaring was uniek — niet met of als een menselijke of andersoortige pelgrim, maar op een bepaalde manier associatief in de bovenpersoonlijke zin des woords.
7:5.6 (86.7) Hij onderging ook niet de rustperiode tussen het binnenste circuit van Havona en de kusten van het Paradijs. Voor hem, een absoluut wezen, is het niet mogelijk zijn persoonlijkheidsbewustzijn buiten werking te stellen, want in hem komen alle lijnen van de geestelijke zwaartekracht samen. Gedurende de perioden van deze zelfschenkingen bleef het centrale Paradijs-kwartier van de geestelijke lichtglans dan ook even helder schijnen, en bleef de greep van de Zoon op de universele geestelijke zwaartekracht onverminderd.
7:5.7 (87.1) De zelfschenkingen van de Eeuwige Zoon in Havona liggen buiten het bereik van de menselijke verbeeldingskracht: zij waren transcendent. Toen en daarna heeft hij de ervaring van geheel Havona verrijkt, maar wij weten niet of hij ook het veronderstelde experiëntiële vermogen van zijn existentiële natuur heeft verrijkt. Dit zou binnen het zelfschenkingsmysterie van de Paradijs-Zonen vallen. Wij geloven echter wel dat de Eeuwige Zoon altijd behouden heeft wat hij in deze zelfschenkingsmissies verworven moge hebben, maar wij weten niet wat het is.
7:5.8 (87.2) Hoe moeilijk wij het ook mogen vinden om de zelfschenkingen van de Tweede Persoon der Godheid te begrijpen, wij begrijpen wel de Havona-zelfschenking van een Zoon van de Eeuwige Zoon, die letterlijk de circuits van het centrale universum heeft doorlopen en daadwerkelijk heeft deelgenomen in die ervaringen die een opklimmende persoonlijkheid moeten voorbereiden op het bereiken der Godheid. Dit was de oorspronkelijke Michael, de eerstgeboren Schepper-Zoon, die de levenservaringen van de opklimmende pelgrims van circuit tot circuit onderging, door persoonlijk een etappe van iedere cirkelgang met hen mee te reizen in de dagen van Grandfanda, de allereerste sterveling die Havona heeft bereikt.
7:5.9 (87.3) Wat deze oorspronkelijke Michael verder ook geopenbaard moge hebben, hij heeft de transcendente zelfschenking van de Oorspronkelijke Moeder-Zoon reëel gemaakt voor de schepselen van Havona. Zo reëel, dat sindsdien iedere pelgrim uit de tijd die zich inspant om het avontuur van het doorlopen van de Havona-circuits tot een goed einde te brengen, zich immer opgebeurd en gesterkt voelt door de zekere wetenschap dat de Eeuwige Zoon van God zevenmaal afstand heeft gedaan van de macht en heerlijkheid van het Paradijs, om deel te nemen in de ervaringen van de pelgrims uit tijd en ruimte in de zeven circuits waardoor Havona progressief wordt bereikt.
7:5.10 (87.4) De Eeuwige Zoon is het voorbeeld dat alle Zonen van God inspireert bij hun zelfschenkingsbijstand in alle universa in tijd en ruimte. De Schepper-Zonen die van gelijke orde zijn als hij, en de met hem geassocieerde Magistraat-Zonen vertonen samen met nog andere niet geopenbaarde orden van zoonschap, allen deze wonderbare bereidheid om zichzelf te schenken aan de schepselen van de verschillende bestaansorden, en wel door zelf een schepsel te worden. Daarom wordt het, in geest en wegens de verwantschap van hun natuur, en wegens het feit van hun afkomst, waar dat in de zelfschenkingen van iedere Zoon van God aan de werelden in de ruimte, de Eeuwige Zoon zichzelf in en door middel van deze zelfschenkingen heeft geschonken aan de intelligente wilsschepselen van de universa.
7:5.11 (87.5) Iedere Paradijs-Zoon is in geest en natuur, zoal niet in al zijn eigenschappen, een goddelijk volmaakte uitbeelding van de Oorspronkelijke Zoon. Het is letterlijk waar dat wie een Paradijs-Zoon heeft gezien, de Eeuwige Zoon van God heeft gezien.
7:6.1 (87.6) Het gebrek aan kennis omtrent de diverse Zonen van God is een bron van grote verwarring op Urantia. Deze onwetendheid bestaat nog steeds, in weerwil van zulke verklaringen als het verslag van een conclaaf van deze goddelijke persoonlijkheden: ‘Toen de Zonen van God vreugde verkondigden en alle Morgensterren tezamen zongen.’ Iedere duizend jaar sector-standaardtijd komen de goddelijke Zonen van de verschillende orden bijeen voor hun periodieke conclaven.
7:6.2 (87.7) De Eeuwige Zoon is de persoonlijke bron van de aanbiddelijke eigenschappen van barmhartigheid en dienstbaarheid die de afdalende Zonen van God van alle orden zo overvloedig kenmerken bij hun arbeid overal in de schepping. De Eeuwige Zoon draagt zijn ganse goddelijke natuur, zoal niet de ganse oneindigheid van zijn eigenschappen, onveranderlijk over aan de Paradijs-Zonen die van het eeuwige Eiland uitgaan om zijn goddelijke karakter te openbaren aan het universum van universa.
7:6.3 (88.1) De Oorspronkelijke, Eeuwige Zoon is de nakomeling-persoon van de ‘eerste’ voltooide, oneindige gedachte van de Universele Vader. Telkens wanneer de Universele Vader en de Eeuwige Zoon gezamenlijk een nieuwe, oorspronkelijke, identieke, unieke en absolute persoonlijke gedachte voortbrengen, wordt deze scheppende idee op hetzelfde moment volmaakt en finaal gepersonaliseerd in het wezen en de persoonlijkheid van een nieuwe, oorspronkelijke Schepper-Zoon. In geestelijke natuur, goddelijke wijsheid en coördinatieve scheppingskracht zijn deze Schepper-Zonen potentieel gelijk aan God de Vader en God de Zoon.
7:6.4 (88.2) De Schepper-Zonen gaan van het Paradijs uit naar de universa in de tijd, en met medewerking van de beheersende en scheppende instanties van de Derde Bron en Centrum, voltooien zij de organisatie van de plaatselijke universa waar voortgaande evolutie plaatsvindt. Deze Zonen zijn niet verbonden met de centrale, universele beheersingsmechanismen van materie, bewustzijn en geest, en houden zich daar ook niet mee bezig. Vandaar dat zij in hun scheppingsdaden beperkt zijn door de preëxistentie, de prioriteit en het primaat van de Eerste Bron en Centrum en zijn Absolute gelijken. Deze Zonen zijn alleen in staat om datgene te besturen waaraan zij bestaan verlenen. Absoluut bestuur is inherent aan prioriteit van bestaan en valt niet te scheiden van eeuwige aanwezigheid. De Vader blijft primair in de universa.
7:6.5 (88.3) Op vrijwel dezelfde wijze waarop de Schepper-Zonen gepersonaliseerd worden door de Vader en de Zoon, worden de Magistraat-Zonen gepersonaliseerd door de Zoon en de Geest. Dit zijn de Zonen die in hun ervaringen van incarnatie als schepselen het recht verwerven om als rechters op te treden inzake de overleving in de scheppingen in tijd en ruimte.
7:6.6 (88.4) De Vader, de Zoon en de Geest verenigen zich ook ten behoeve van het personaliseren van de veelzijdige Leraar-Zonen van de Triniteit, die het groot universum doorkruisen als de verheven leraren van alle persoonlijkheden, menselijke zowel als goddelijke. En er zijn nog talrijke andere orden Paradijs-Zonen die niet onder de aandacht van de stervelingen van Urantia zijn gebracht.
7:6.7 (88.5) Tussen de Oorspronkelijke Moeder-Zoon en deze grote scharen Paradijs-Zonen die door de ganse schepping verspreid zijn, bestaat een rechtstreeks communicatiekanaal dat uitsluitend voor hen is bestemd, een kanaal waarvan de functie inherent is in de eigenschap van geestelijke verwantschap, waardoor zij zijn verenigd in de verbondenheid van een bijna-absolute geestelijke associatie. Dit circuit tussen de zonen is geheel anders dan het universele circuit der geest-zwaartekracht, dat ook zijn centrum heeft in de persoon van de Tweede Bron en Centrum. Alle Zonen van God die hun oorsprong hebben in de personen van de Paradijs-Godheden staan in rechtstreekse, constante communicatie met de Eeuwige Moeder-Zoon. En deze communicatie werkt ogenblikkelijk: zij is onafhankelijk van de tijd, ofschoon soms wel bepaald door de ruimte.
7:6.8 (88.6) De Eeuwige Zoon draagt niet alleen te allen tijde volmaakte kennis van de status, gedachten en veelvuldige activiteiten van alle orden der Paradijs-Zonen, maar hij draagt ook te allen tijde volmaakt kennis van alles van geestelijke waarde wat leeft in het hart van alle schepselen in de primaire centrale schepping in de eeuwigheid, en in de secundaire scheppingen in de tijd van de Schepper-Zonen die zijn gelijken zijn.
7:7.1 (88.7) De Eeuwige Zoon is een volledige, exclusieve, universele en finale openbaring van de geest en de persoonlijkheid van de Universele Vader. Alle kennis van en informatie omtrent de Vader moet van de Eeuwige Zoon en diens Paradijs-Zonen komen. De Eeuwige Zoon is sinds de eeuwigheid, en is geheel en zonder geestelijke beperking één met de Vader. Wat goddelijke persoonlijkheid betreft zijn zij van dezelfde orde; in geestelijke natuur zijn zij gelijk; in goddelijkheid zijn zij identiek.
7:7.2 (89.1) Het karakter van God zou onmogelijk intrinsiek verbeterd kunnen worden in de persoon van de Zoon, want de goddelijke Vader is oneindig volmaakt, maar dit karakter en deze persoonlijkheid worden ten bate van de openbaring aan geschapen wezens in de Zoon versterkt en verduidelijkt, doordat het niet-persoonlijke en niet-geestelijke eraan ontnomen is. De Eerste Bron en Centrum is veel meer dan een persoonlijkheid, maar alle geest-kwaliteiten van de vader-persoonlijkheid van de Eerste Bron en Centrum zijn geestelijk aanwezig in de absolute persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon.
7:7.3 (89.2) De oorspronkelijke Zoon en diens Zonen hebben de taak op zich genomen om aan de ganse schepping een universele openbaring te schenken van de geestelijke en persoonlijke natuur van de Vader. In het centrale universum, de superuniversa, de plaatselijke universa en op de bewoonde planeten, is het steeds een Paradijs-Zoon die de Universele Vader aan mensen en engelen openbaart. De Eeuwige Zoon en zijn Zonen openbaren de weg waarlangs het schepsel de Universele Vader kan benaderen. En zelfs wij die van hoge oorsprong zijn, begrijpen de Vader veel vollediger, wanneer wij de openbaring van zijn karakter en persoonlijkheid bestuderen in de Eeuwige Zoon en in de Zonen van de Eeuwige Zoon.
7:7.4 (89.3) De Vader daalt als persoonlijkheid alleen tot u neer door de goddelijke Zonen van de Eeuwige Zoon. En gij bereikt de Vader langs dezelfde levende weg: ge klimt op tot de Vader onder geleide van deze groep goddelijke Zonen. Dit blijft waar, niettegenstaande het feit dat uw eigen persoonlijkheid een rechtstreekse schenking van de Universele Vader is.
7:7.5 (89.4) Vergeet bij al deze wijdverbreide activiteiten van het omvangrijke geestelijke bestuur van de Eeuwige Zoon niet, dat hij even waarlijk en actueel een persoon is als de Vader. Voor wezens die eens tot de orde der mensen hebben behoord, zal het inderdaad gemakkelijker zijn om de Eeuwige Zoon te benaderen dan de Universele Vader. In de voortgang van de pelgrims uit de tijd door de circuits van Havona zult ge competent zijn om de Zoon te bereiken lang voordat ge klaar zijt om de Vader te ontwaren.
7:7.6 (89.5) Ge zult meer van het karakter en de genadevolle natuur van de Eeuwige Zoon van barmhartigheid kunnen begrijpen wanneer ge de openbaring overdenkt van deze goddelijke eigenschappen, die in liefdevolle dienstbaarheid werd gedaan door uw eigen Schepper-Zoon, eens de Zoon des Mensen op aarde, nu de verheven soeverein van uw plaatselijk universum — de Zoon des Mensen en de Zoon van God.
7:7.7 (89.6) [Op schrift gesteld door een Goddelijk Raadsman die is aangewezen om deze verklaring, waarin de Eeuwige Zoon van het Paradijs wordt beschreven, te formuleren.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 8
8:0.1 (90.1) VER terug in de eeuwigheid, wanneer de ‘eerste’ oneindige, absolute gedachte van de Universele Vader in de Eeuwige Zoon zulk een volmaakt, adequaat woord vindt voor haar goddelijke uitdrukking, volgt hierop het allerhoogst verlangen van de Gedachte-God en de Woord-God beiden naar een universele, oneindige agent die hen voor elkaar tot uitdrukking kan brengen en voor hen gezamenlijk kan handelen.
8:0.2 (90.2) In de dageraad der eeuwigheid komen zowel de Vader als de Zoon tot het oneindige besef dat zij onderling van elkaar afhankelijk zijn, dat zij eeuwig, absoluut één zijn, en daarom gaan zij een oneindig, eeuwigdurend verbond aan van goddelijk deelgenootschap. Deze nimmer eindigende overeenkomst wordt gesloten ter uitvoering van hun verenigde ideeën overal in de cirkelgang der eeuwigheid, en sinds deze gebeurtenis in de eeuwigheid zijn de Vader en de Zoon immer in deze goddelijke verbintenis verenigd.
8:0.3 (90.3) Wij staan nu van aangezicht tot aangezicht met de eeuwigheidsoorsprong van de Oneindige Geest, de Derde Persoon der Godheid. Op hetzelfde ogenblik dat God de Vader en God de Zoon gezamenlijk een identieke, oneindige handeling concipiëren — de uitvoering van een absoluut gedachte-plan — komt de Oneindige Geest volwassen tot aanzijn.
8:0.4 (90.4) Wanneer ik de volgorde in de oorsprong der Godheden zo verhaal, doe ik dit alleen om u in staat te stellen na te denken over hun onderlinge verhouding. In werkelijkheid bestaan zij alle drie sinds de eeuwigheid: zij zijn existentieel. Zij zijn zonder begin of einde der dagen: zij zijn gelijk, allerhoogst, ultiem, absoluut en oneindig. Zij zijn, zijn altijd geweest, en zullen immer zijn. En zij zijn drie afzonderlijk geïndividualiseerde, maar eeuwig geassocieerde personen: God de Vader, God de Zoon, en God de Geest.
8:1.1 (90.5) In de eeuwigheid van het verleden wordt met de personalisering van de Oneindige Geest de goddelijke persoonlijkheidscyclus volmaakt en volledig. De God van Handeling is existent, en het enorme toneel van de ruimte is gereed voor het ontzagwekkende drama der schepping — het avontuur van het universum — het goddelijke panorama van de eeuwige tijdperken.
8:1.2 (90.6) De eerste daad van de Oneindige Geest is het aanzien en herkennen van zijn goddelijke ouders, de Vader-Vader en de Moeder-Zoon. Hij, de Geest, identificeert hen beiden onvoorwaardelijk. Hij is geheel bekend met hun afzonderlijke persoonlijkheden en hun oneindige eigenschappen en ook hun gecombineerde natuur en verenigde functie. Vervolgens belooft de Derde Persoon der Godheid, met transcendente bereidheid en inspirerende spontaneïteit, eeuwige trouw aan God de Vader en erkent hij eeuwige afhankelijkheid van God de Zoon, ondanks zijn gelijkheid met de Eerste en Tweede Persoon.
8:1.3 (90.7) Inherent aan de natuur van deze verrichting, en in onderlinge erkenning van de onafhankelijkheid van ieders persoonlijkheid en de executieve eenheid van hen gedrieën, komt de cyclus der eeuwigheid tot stand. De Paradijs-Triniteit bestaat. Het toneel van de universele ruimte staat gereed voor het gelede, nimmer-eindigende panorama van de creatieve ontvouwing van het voornemen van de Universele Vader, door de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon en door de uitvoering van de God van Handeling, de instantie die de realiteitsverrichtingen van het Vader-Zoon schepper-deelgenootschap ten uitvoer brengt.
8:1.4 (91.1) De God van Handeling functioneert en de dode gewelven der ruimte zijn in beweging. Een miljard volmaakte hemellichamen komt in een flits tot aanzijn. Voorafgaand aan dit hypothetische eeuwigheidsmoment zijn de ruimte-energieën die inherent zijn aan het Paradijs, existent en potentieel werkzaam, maar hebben zij geen actualiteit van zijn; de fysische zwaartekracht kan immers ook niet anders gemeten worden dan door de reactie van materiële werkelijkheden op haar onophoudelijke aantrekkingskracht. Er is geen materieel universum op dit (aangenomen) moment dat eeuwig ver verwijderd is, maar op hetzelfde ogenblik dat er een miljard werelden materialiseert, blijkt er voldoende en adequate zwaartekracht te zijn om hen in de eeuwigdurende greep van het Paradijs te houden.
8:1.5 (91.2) Nu flitst de tweede vorm van energie door de schepping der Goden, en deze uitstromende geest komt ogenblikkelijk in de greep van de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon. Aldus wordt het door een tweevoudige zwaartekracht omvatte universum, aangeraakt door de energie der oneindigheid en ondergedompeld in de geest van goddelijkheid. Op deze wijze wordt de bodem van het leven voorbereid voor de bewustheid van bewustzijn, dat manifest is gemaakt in de gecombineerde intelligentie-circuits van de Oneindige Geest.
8:1.6 (91.3) Op deze zaden van potentieel bestaan, verstrooid door de hele centrale schepping der Goden, werkt de Vader in, en er verschijnt schepsel-persoonlijkheid. Dan vult de tegenwoordigheid van de Paradijs-Godheden de ganse georganiseerde ruimte en vangt zij aan alle dingen en alle wezens doeltreffend naar het Paradijs te trekken.
8:1.7 (91.4) De Oneindige Geest vereeuwigt samenvallend met de geboorte van de Havona-werelden, aangezien dit centrale universum door hem, met hem en in hem is geschapen, in gehoorzaamheid aan de gecombineerde denkbeelden en verenigde wil van de Vader en de Zoon. Juist door deze handeling van mede-schepping wordt de Derde Persoon godheid, en aldus wordt hij voorgoed de Vereende Schepper.
8:1.8 (91.5) Dit zijn de grootse, ontzagwekkende tijden van de creatieve uitbreiding van de Vader en de Zoon door, en in, het handelen van hun gezamenlijke deelgenoot en enige uitvoerder, de Derde Bron en Centrum. Er bestaan geen verslagen van deze bewogen tijden. Wij beschikken alleen over de spaarzame onthullingen van de Oneindige Geest ter staving van deze machtige verrichtingen, en hij bevestigt slechts het feit dat het centrale universum en alles wat daartoe behoort, gelijktijdig met zijn bereiken van persoonlijkheid en bewust bestaan is vereeuwigd.
8:1.9 (91.6) Kortom, de Oneindige Geest getuigt dat, aangezien hij eeuwig is, het centrale universum eveneens eeuwig is. Dit nu is het traditionele het beginpunt van de geschiedschrijving van het universum van universa. Er is absoluut niets bekend van, en er bestaan geen verslagen over, enige gebeurtenis of handeling voorafgaande aan deze geweldige uitbarsting van scheppende energie en bestuurlijke wijsheid, die vaste vorm heeft verleend aan het ontzaglijke universum dat bestaat en op zulk een uitgelezen wijze functioneert, in het centrum van alle dingen. Voorbij deze gebeurtenis liggen de ondoorgrondelijke verrichtingen van de eeuwigheid en de diepten der oneindigheid — absoluut mysterie.
8:1.10 (91.7) Wij beschrijven de opeenvolging der gebeurtenissen bij het ontstaan van de Derde Bron en Centrum dan ook als een interpretatieve daad van zelf-verlaging tot het niveau van het aan tijd gebonden en door de ruimte beperkte denken van sterfelijke schepselen. Het denken van de mens moet een uitgangspunt hebben om de geschiedenis van het universum te kunnen visualiseren, en mij is opgedragen u te voorzien van deze methode van veraanschouwlijking om het historische denkbeeld van de eeuwigheid te benaderen. Het materiële denken vraagt terwille van de logische samenhang om een Eerste Oorzaak; daarom postuleren wij dat de Universele Vader de Eerste Bron en het Absolute Centrum der ganse schepping is, maar wij onderrichten alle schepselen tegelijkertijd dat de Zoon en de Geest samen met de Vader eeuwig zijn in alle fasen van de geschiedenis van het universum en in alle gebieden van scheppende activiteit. En wij doen dit, zonder ook maar in enig opzicht de realiteit en eeuwigheid van het Paradijs-Eiland en van het Ongekwalificeerd Absolute, het Universeel Absolute en het Godheid-Absolute uit het oog te verliezen.
8:1.11 (92.1) Het materiële bewustzijn van de kinderen in de tijd moet al ver genoeg reiken om zich de Vader in de eeuwigheid voor te stellen. Wij weten dat ieder kind het best een verband met de werkelijkheid kan aangaan, door zich eerst goed de verhoudingen in de kind-ouder-situatie eigen te maken, en daarna zijn voorstelling zo te verruimen, dat zij het gezin als geheel omvat. Vervolgens zal het groeiende bewustzijn van het kind in staat zijn zich aan te passen aan het idee van verhoudingen tussen families, verhoudingen in de gemeenschap, het ras en de wereld, en daarna aan de verhoudingen in het universum, het superuniversum, en zelfs in het universum van universa.
8:2.1 (92.2) De Vereende Schepper is sinds de eeuwigheid en is geheel en onvoorwaardelijk één met de Universele Vader en met de Eeuwige Zoon. De Oneindige Geest weerspiegelt niet alleen de natuur van de Paradijs-Vader, maar ook de natuur van de Oorspronkelijke Zoon in volmaaktheid.
8:2.2 (92.3) De Derde Bron en Centrum staat onder talrijke titels bekend: de Universele Geest, de Allerhoogste Leidsman, de Vereende Schepper, de Goddelijke Uitvoerder, het Oneindige Bewustzijn, de Geest der Geesten, de Moeder-Geest van het Paradijs, de Vereend Handelende Geest, de Finale Coördinator, de Alomtegenwoordige Geest, de Absolute Intelligentie, de Goddelijke Handeling; op Urantia wordt hij bovendien soms verward met het kosmische bewustzijn.
8:2.3 (92.4) Het is volkomen juist om de Derde Persoon der Godheid de Oneindige Geest te noemen, want God is geest. Maar materiële schepselen die geneigd zijn tot de dwaling dat zij de materie als de fundamentele werkelijkheid beschouwen, en bewustzijn en geest als in de materie gewortelde postulaten, zouden de Derde Bron en Centrum beter begrijpen als hij de Oneindige Werkelijkheid, de Universele Organisator, of de Persoonlijkheidscoördinator genoemd zou worden.
8:2.4 (92.5) Als een openbaring van goddeljkheid aan het universum, is de Oneindige Geest ondoorgrondelijk en gaat hij alle menselijk bevattingsvermogen volstrekt te boven. Om de absoluutheid van de Geest te voelen, behoeft ge slechts de oneindigheid van de Universele Vader te overdenken en u van ontzag te laten vervullen voor de eeuwigheid van de Oorspronkelijke Zoon.
8:2.5 (92.6) Er schuilt inderdaad een mysterie in de persoon van de Oneindige Geest, doch niet zulk een groot mysterie als in de Vader en de Zoon. Van alle aspecten van de natuur van de Vader onthult de Vereende Schepper het opvallendst diens oneindigheid. En zelfs indien het meester-universum zich uiteindelijk tot in het oneindige zal uitbreiden, zal de geest-tegenwoordigheid, de energieregulering en het bewustzijnspotentieel van de Vereend Handelende Geest toereikend worden bevonden om tegemoet te komen aan de behoeften van zulk een onbegrensde schepping.
8:2.6 (92.7) Ofschoon de Oneindige Geest in alle opzichten de volmaaktheid, de rechtvaardigheid en de liefde van de Universele Vader deelt, neigt hij tot de eigenschappen van barmhartigheid van de Eeuwige Zoon en zo wordt hij de toedeler der barmhartigheid van de Paradijs-Godheden aan het groot universum. Immer en altijd — universeel en eeuwig — is de Geest een toedeler van barmhartigheid, want zoals de goddelijke Zonen de liefde van God openbaren, zo beeldt de goddelijke Geest de barmhartigheid van God uit.
8:2.7 (93.1) De Geest zou onmogelijk meer goedheid kunnen bezitten dan de Vader, aangezien alle goedheid aan de Vader ontspringt, maar in de daden van de Geest kunnen wij die goedheid beter begrijpen. De getrouwheid van de Vader en de standvastigheid van de Zoon worden voor de geest-wezens en de materiële schepselen van de werelden zeer reëel gemaakt door het liefdevolle hulpbetoon en het onophoudelijk dienen van de persoonlijkheden van de Oneindige Geest.
8:2.8 (93.2) De Vereende Schepper erft alle schoonheid van denken en alle waarheidskarakter van de Vader. En deze sublieme trekken van goddelijkheid worden op de bijna-allerhoogste niveaus van het kosmische bewustzijn gecoördineerd in ondergeschiktheid aan de oneindige, eeuwige wijsheid van het aan voorwaarden noch beperkingen gebonden bewustzijn van de Derde Bron en Centrum.
8:3.1 (93.3) Zoals de Eeuwige Zoon de woord-uitdrukking is van de ‘eerste’ absolute, oneindige gedachte van de Universele Vader, zo is de Vereend Handelende Geest de volmaakte uitvoering van het ‘eerste’ voltooide creatieve concept of plan voor gecombineerd handelen van het persoonlijkheidsdeelgenootschap van de Vader-Zoon, de absolute gedachte-woord-verbintenis. De Derde Bron en Centrum vereeuwigt gelijktijdig met de centrale of fiat-schepping, en onder de universa is slechts deze centrale schepping eeuwig van bestaan.
8:3.2 (93.4) Sinds de personalisering van de Derde Bron neemt de Eerste Bron niet meer persoonlijk deel in het scheppen van universa. De Universele Vader delegeert al het mogelijke aan zijn Eeuwige Zoon; evenzo verleent de Eeuwige Zoon alle mogelijke gezag en macht aan de Vereende Schepper.
8:3.3 (93.5) De Eeuwige Zoon en de Vereende Schepper hebben zelf als partners en door de persoonlijkheden die hun gelijken zijn, ieder universum ontworpen en vormgegeven dat na Havona tot stand is gebracht. De Geest onderhoudt in al het latere scheppingswerk dezelfde persoonlijke verhouding met de Zoon als de Zoon onderhoudt met de Vader in de eerste, centrale schepping.
8:3.4 (93.6) Een Schepper-Zoon van de Eeuwige Zoon en een Scheppende Geest van de Oneindige Geest hebben u en uw universum geschapen; en hoewel de Vader getrouwelijk handhaaft hetgeen zij hebben georganiseerd, is het de taak van deze Universum-Zoon en deze Universum-Geest om hun werk liefderijk te verzorgen en te onderhouden en ook om de schepselen die zij zelf gemaakt hebben, bij te staan.
8:3.5 (93.7) De Oneindige Geest handelt effectief voor de alliefhebbende Vader en de albarmhartige Zoon ter uitvoering van hun gezamenlijke project, het tot zich trekken van alle waarheidminnende zielen op alle werelden in tijd en ruimte. Op hetzelfde ogenblik dat de Eeuwige Zoon zijn Vaders plan voor de volmaaktheidsverwerving van de schepselen in de universa aanvaardde, op het moment dat het opklimmingsproject een Vader-Zoon-plan werd, op datzelfde ogenblik werd de Oneindige Geest de bestuurder voor de Vader en de Zoon gezamenlijk ten behoeve van de uitvoering van hun verenigde, eeuwige voornemen. Hiermede verbond de Oneindige Geest zich plechtig om al zijn hulpbronnen van goddelijke tegenwoordigheid en geest-persoonlijkheden ter beschikking te stellen van de Vader en de Zoon; hij heeft alles ingezet voor het ontzagwekkende plan om overlevende wilsschepselen te verheffen tot de goddelijke hoogten van Paradijs-volmaaktheid.
8:3.6 (93.8) De Oneindige Geest is een volledige, exclusieve en universele openbaring van de Universele Vader en zijn Eeuwige Zoon. Alle kennis van het Vader-Zoon-deelgenootschap moet verkregen worden door de Oneindige Geest, de vereende vertegenwoordiger van de goddelijke gedachte-woord-verbintenis.
8:3.7 (93.9) De Eeuwige Zoon is de enige weg waarlangs de Universele Vader benaderd kan worden, en de Oneindige Geest is het enige middel om de Eeuwige Zoon te bereiken. Alleen door de geduldige bijstand van de Geest zijn de opklimmende wezens uit de tijd in staat de Zoon te ontdekken.
8:3.8 (94.1) In het centrum van alle dingen is de Oneindige Geest de eerste van de Paradijs-Godheden, die door de opklimmende pelgrims bereikt wordt. De Derde Persoon omhult de Tweede en de Eerste Persoon en moet daarom altijd eerst worden herkend door allen die kandidaten zijn om voor de Zoon en zijn Vader te komen te staan.
8:3.9 (94.2) En op nog vele andere manieren vertegenwoordigt de Geest de Vader en de Zoon gelijkelijk en dient hij hen op eendere wijze.
8:4.1 (94.3) Parallel aan het fysische universum waar de Paradijs-zwaartekracht alle dingen bijeenhoudt, bestaat het geestelijke universum, waar het woord van de Zoon de gedachte van God vertolkt en waar, wanneer dit woord ‘tot vlees wordt,’ het de liefdevolle barmhartigheid van de gecombineerde natuur van de geassocieerde Scheppers laat zien. Maar in en door deze gehele materiële en geestelijke schepping heen, strekt zich een enorm toneel uit, waarop door de Oneindige Geest en zijn geest-afstammelingen de gecombineerde barmhartigheid, het geduld en de eeuwige liefde worden vertoond van de goddelijke ouders voor de intelligente kinderen die zijzelf in samenwerking hebben ontworpen en gemaakt. Eeuwigdurend dienstbetoon aan bewustzijn is de essentie van het goddelijke karakter van de Geest. En alle geest-afstammelingen van de Vereend Handelende Geest delen in dit verlangen om te helpen, deze goddelijke behoefte tot dienen.
8:4.2 (94.4) God is liefde, de Zoon is barmhartigheid, de Geest is dienstbetoon — het dienstbetoon van goddelijke liefde en eindeloze barmhartigheid aan de ganse intelligente schepping. De Geest is de verpersoonlijking van de liefde van de Vader en de barmhartigheid van de Zoon: in hem zijn deze eeuwig verenigd om in het universum te kunnen dienen. De Geest is liefde in toepassing gebracht op de schepping van geschapen wezens, de gecombineerde liefde van de Vader en de Zoon.
8:4.3 (94.5) Op Urantia wordt de Oneindige Geest gekend als een alomtegenwoordige invloed, een universele aanwezigheid, maar in Havona zult ge hem kennen als een persoonlijke tegenwoordigheid die daadwerkelijk helpt en dient. Daar is het dienstbetoon van de Paradijs-Geest het voorbeeldige, inspirerende patroon voor ieder van zijn Geesten die zijn gelijken zijn en van al zijn ondergeschikte persoonlijkheden die de geschapen wezens op de werelden in tijd en ruimte bijstaan. In dit goddelijke universum had de Oneindige Geest in alle opzichten deel aan de zeven transcendente verschijningen van de Eeuwige Zoon, en eveneens nam hij deel aan de zeven zelfschenkingen van de oorspronkelijke Michael-Zoon aan de circuits van Havona, waardoor hij de meevoelende, begripvolle geest-dienaar is geworden voor iedere pelgrim uit de tijd die deze volmaakte cirkelgangen in den hoge doorloopt.
8:4.4 (94.6) Wanneer een Schepper-Zoon van God de taak van het schepperschap op zich neemt, en hiermede verantwoordelijk wordt voor een geprojecteerd plaatselijk universum, leggen de persoonlijkheden van de Oneindige Geest de gelofte af dat zij deze Michael-Zoon onvermoeid zullen bijstaan wanneer hij uitgaat op zijn zending en aan zijn scheppingsavontuur begint. Vooral in de personen van de Scheppende Dochters, de Moeder-Geesten van de plaatselijke universa, zien wij de Oneindige Geest zich wijden aan de taak om de opklimming van de materiële schepselen naar steeds hogere geestelijke niveaus te bevorderen. Al deze dienende arbeid voor schepselen wordt verricht in volmaakte harmonie met de voornemens van de Schepper-Zonen van deze plaatselijke universa, en in nauwe samenwerking met hun persoonlijkheden.
8:4.5 (94.7) Zoals de Zonen van God de gigantische taak vervullen om de persoonlijkheid van de Vader die liefde is, aan een universum te openbaren, zo wijdt de Oneindige Geest zich aan het nimmer eindigende dienstbetoon van het openbaren van de gecombineerde liefde van de Vader en de Zoon aan het individuele bewustzijn van alle kinderen van elk universum. In deze plaatselijke scheppingen daalt de Geest wel niet tot de materiële volkeren neer in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, zoals bepaalde Zonen van God doen, maar de Oneindige Geest en de Geesten die zijn gelijken zijn, doen wel degelijk stappen omlaag en ondergaan ook blijmoedig een verbazingwekkende reeks verzwakkingen in goddelijkheid, totdat zij verschijnen als engelen, om naast u te staan en uw gids te zijn op de nederige wegen van het aardse bestaan.
8:4.6 (95.1) Juist door deze afnemende reeks komt de Oneindige Geest als persoon ieder wezen op de werelden dat een dierlijke afstamming heeft daadwerkelijk zeer dicht nabij. En dit alles doet de Geest zonder ook maar in het minst zijn bestaan als de Derde Persoon der Godheid in het centrum van alle dingen te ontkrachten.
8:4.7 (95.2) De Vereende Schepper is waarlijk en voor altijd de grote dienende persoonlijkheid, de universele toedeler van barmhartigheid. Indien ge het dienstbetoon van de Geest wilt begrijpen, overdenk dan de waarheid dat hij de uitbeelding is van de nimmer eindigende liefde van de Vader en de eeuwige barmhartigheid van de Zoon tezamen. Het dienen van de Geest is echter niet uitsluitend beperkt tot het vertegenwoordigen van de Eeuwige Zoon en de Universele Vader. De Oneindige Geest heeft ook de macht om de schepselen in een gebied uit naam van zichzelf en krachtens eigen recht te dienen; de Derde Persoon heeft goddelijke waardigheid, en verleent de universele dienst der barmhartigheid ook namens zichzelf.
8:4.8 (95.3) Wanneer de mens meer te weten komt over het liefdevolle, onvermoeibare dienstbetoon van de lagere orden van de familie der schepselen van deze Oneindige Geest, zal hij de transcendente natuur en het onvergelijkelijke karakter van deze gecombineerde Handeling van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon des te meer bewonderen en aanbidden. Deze Geest is inderdaad ‘het oog van de Heer dat immer over de rechtvaardigen is’ en ‘het goddelijke oor dat immer open is voor hun gebeden.’
8:5.1 (95.4) De markantste eigenschap van de Oneindige Geest is alomtegenwoordigheid. In geheel het universum van universa is deze allesdoordringende geest overal tegenwoordig — een geest die zo sterk lijkt op de tegenwoordigheid van een universeel, goddelijk bewustzijn. Zowel de Tweede Persoon als de Derde Persoon der Godheid worden op alle werelden door hun immer-tegenwoordige geesten vertegenwoordigd.
8:5.2 (95.5) De Vader is oneindig en is daarom alleen beperkt door zijn wil. In het verlenen van Richters en het opnemen van persoonlijkheid in zijn circuit, handelt de Vader alleen, maar in het contact van geest-krachten met verstandelijke wezens maakt hij gebruik van de geesten en persoonlijkheden van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. Hij is, naar zijn goeddunken, geestelijk evenzeer tegenwoordig met de Zoon en de Vereend Handelende Geest; hij is tegenwoordig met de Zoon en in de Geest. De Vader is zeer zeker overal tegenwoordig, en wij bespeuren zijn tegenwoordigheid door en door middel van al deze verschillende doch onderling verbonden krachten, invloeden en tegenwoordigheden.
8:5.3 (95.6) In uw heilige geschriften lijkt de uitdrukking Geest van God zowel gebruikt te worden voor de Oneindige Geest op het Paradijs als voor de Scheppende Geest van uw plaatselijk universum. De Heilige Geest is het geestelijke circuit van deze Scheppende Dochter van de Oneindige Geest op het Paradijs. De Heilige Geest is een circuit dat autochthoon is in ieder plaatselijk universum en dat beperkt is tot het geestelijke domein van die schepping, maar de Oneindige Geest is alomtegenwoordig.
8:5.4 (95.7) Er zijn vele geestelijke invloeden en zij zijn alle als één. Zelfs het werk van de Gedachtenrichters, ofschoon onafhankelijk van alle andere invloeden, valt constant samen met het geest-dienstbetoon van de gezamenlijke invloed van de Oneindige Geest en de Moeder-Geest van een plaatselijk universum. Zoals deze geestelijke tegenwoordigheden opereren in het leven van Urantianen, kunnen zij niet gescheiden worden. In uw bewustzijn en in uw ziel functioneren zij als één geest, ondanks hun verschillende oorsprong. En naarmate ge dit gezamenlijke geestelijk dienstbetoon ervaart, wordt het voor u de invloed van de Allerhoogste, ‘die u immer voor struikelen kan behoeden en u onberispelijk kan doen staan voor uw Vader in den hoge.’
8:5.5 (96.1) Houdt te allen tijde in gedachte dat de Oneindige Geest de Vereend Handelende Geest is; zowel de Vader als de Zoon functioneren in en door hem. Hij is niet alleen tegenwoordig als zichzelf, maar ook als de Vader, en als de Zoon, en als de Vader-Zoon. Vanwege dit feit en om vele bijkomende redenen spreekt men dikwijls van de geest-tegenwoordigheid van de Oneindige Geest als ‘de geest van God.’
8:5.6 (96.2) Het zou ook consequent zijn om de verbinding tussen alle geestelijk dienstbetoon de geest van God te noemen, want zulk een verbinding is waarlijk de vereniging van de geesten van God de Vader, God de Zoon, God de Geest en God de Zevenvoudige — de geest zelve van God de Allerhoogste.
8:6.1 (96.3) Laat de wijdverbreide zelfschenking en de brede distributie van de Derde Bron en Centrum het feit van zijn persoonlijkheid niet verduisteren of daaraan anderszins afbreuk doen. De Oneindige Geest is een universum-tegenwoordigheid, een eeuwig handelen, een kosmische kracht, een heilige invloed en een universeel bewustzijn; hij is dit alles en nog oneindig meer, maar hij is ook een ware, goddelijke persoonlijkheid.
8:6.2 (96.4) De Oneindige Geest is een complete, volmaakte persoonlijkheid, de goddelijke gelijke en soortgenoot van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon, en van gelijke orde. De Vereende Schepper is even werkelijk en zichtbaar voor de hogere verstandelijke wezens als de Vader en de Zoon; in feite nog meer, want alle opklimmenden moeten eerst de Geest bereiken, alvorens zij de Vader kunnen benaderen door de Zoon.
8:6.3 (96.5) De Oneindige Geest, de Derde Persoon der Godheid, bezit alle eigenschappen die gij associeert met persoonlijkheid. De Geest is begiftigd met absoluut bewustzijn: ‘De Geest doorvorst alle dingen, zelfs de diepten Gods.’ De Geest is niet alleen begiftigd met bewustzijn, doch ook met wil. Over het verlenen van zijn gaven staat geschreven: ‘Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt gelijk hij wil.’
8:6.4 (96.6) ‘De liefde van de Geest’ is werkelijk, evenals zijn droefheid; daarom, ‘Bedroef niet de Geest Gods.’ Of wij nu de Oneindige Geest waarnemen als een Godheid in het Paradijs, of als een Scheppende Geest van een plaatselijk universum, steeds zien wij dat de Vereende Schepper niet alleen de Derde Bron en Centrum is, maar ook een goddelijke persoon. Deze goddelijke persoonlijkheid reageert op het universum ook als een persoon. De Geest spreekt tot u: ‘Hij die oren heeft hore wat de Geest zegt.’ zegt.’ ‘De Geest zelf pleit voor u.’ De Geest oefent een rechtstreekse, persoonlijke invloed uit op geschapen wezens: ‘Want allen die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods.’
8:6.5 (96.7) Ook al aanschouwen wij het verschijnsel van het dienstbetoon van de Oneindige Geest aan de vergelegen werelden in het universum van universa, ook al bezien wij hoe deze zelfde coördinerende Godheid handelt in en door de ontelbare legioenen der veelsoortige wezens die aan de Derde Bron en Centrum ontspringen, ook al erkennen wij de alomtegenwoordigheid van de Geest, toch bevestigen wij nog steeds dat deze zelfde Derde Bron en Centrum een persoon is, de Vereende Schepper van alle dingen, alle wezens en alle universa.
8:6.6 (96.8) In het bestuur van de universa zijn de Vader, de Zoon en de Geest volmaakt en voor eeuwig onderling verbonden. Ofschoon ieder van hen zich bezighoudt met persoonlijk dienstbetoon aan de ganse schepping, zijn zij alle drie op goddelijke en absolute wijze aaneengesloten in een dienstbetoon van schepping en regulering, dat hen voor altijd een maakt.
8:6.7 (97.1) In de persoon van de Oneindige Geest zijn de Vader en de Zoon voor elkaar tegenwoordig, altijd en in onvoorwaardelijke volmaaktheid, want de Geest is als de Vader en als de Zoon, en eveneens als de Vader en de Zoon, zoals die twee voor eeuwig één zijn.
8:6.8 (97.2) [Aangeboden op Urantia door een Goddelijk Raadsman van Uversa, aan wie door de Ouden der Dagen is opgedragen de natuur en het werk van de Oneindige Geest te beschrijven.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 9
9:0.1 (98.1) ER vond iets vreemds plaats toen, in aanwezigheid van het Paradijs, de Universele Vader en de Eeuwige Zoon zich verenigen om zich te personaliseren. Er is niets in deze eeuwigheidssituatie dat er op zou kunnen duiden dat de Vereend Handelende Geest zich zou personaliseren als een onbeperkte geestelijkheid, gecoördineerd met absoluut bewustzijn en begiftigd met unieke prerogatieven op het terrein van de bewerking van energie. Zijn tot aanzijn komen voltooit de bevrijding van de Vader uit de boeien der gecentraliseerde volmaaktheid en de kluisters van persoonlijkheidsabsolutisme. En deze vrijwording onthult zich in het verbazingwekkende vermogen van de Vereende Schepper om wezens te scheppen die zeer geschikt zijn om als dienende geesten te functioneren, zelfs voor de materiële schepselen van de universa die vervolgens evolueren.
9:0.2 (98.2) De Vader is oneindig in liefde en wilsvermogen, in geestelijke gedachte en geestelijk voornemen: hij is de universele handhaver. De Zoon is oneindig in wijsheid en waarheid, in geestelijke uitdrukking en interpretatie: hij is de universele openbaarder. Het Paradijs is oneindig in het potentieel om kracht te schenken en in de capaciteit om energie te beheersen: het is de universele stabilisator. De Vereend Handelende Geest bezit unieke prerogatieven van synthese, een oneindige capaciteit om alle bestaande universum-energieën, alle actuele universum-geesten en alle werkelijke universum-intellecten te coördineren: de Derde Bron en Centrum is de universele vereniger van de veelvuldige energieën en uiteenlopende scheppingen die verschenen zijn ten gevolge van het goddelijke plan en het eeuwige voornemen van de Universele Vader.
9:0.3 (98.3) De Oneindige Geest, de Vereende Schepper, is een universele, goddelijke dienaar. De Geest dient zonder ophouden de barmhartigheid van de Zoon en de liefde van de Vader toe, zelfs in overeenstemming met de vaste, onveranderlijke en rechtvaardige gerechtigheid van de Paradijs-Triniteit. Zijn invloed en zijn persoonlijkheden zijn u steeds nabij; zij kennen en begrijpen u werkelijk.
9:0.4 (98.4) Overal in de universa bewerken de instanties van de Vereend Handelende Geest ononderbroken de krachten en energieën van de gehele ruimte. Evenals de Eerste Bron en Centrum, reageert de Derde op het geestelijke zowel als het materiële. De Vereend Handelende Geest is de openbaring van de eenheid van God, in wie alle dingen bestaan — dingen, betekenissen en waarden; energieën, denkvermogens en geesten.
9:0.5 (98.5) De Oneindige Geest doordringt alle ruimte; hij houdt zich op in de cirkelgang der eeuwigheid; de Geest is, evenals de Vader en de Zoon, dan ook volmaakt en onveranderlijk — absoluut.
9:1.1 (98.6) De Derde Bron en Centrum wordt gekend onder vele namen die alle een betrekking tot hem aanduiden en zijn functie weergeven: als God de Geest is hij een persoonlijkheid van dezelfde orde als, en de goddelijke gelijke van, God de Zoon en God de Vader. Als de Oneindige Geest is hij een alomtegenwoordige geestelijke invloed. Als de Universele Bewerker is hij degene uit wie de krachtbeheersingsschepselen voortkomen en de activeerder van de kosmische krachten van de ruimte. Als de Vereend Handelende Geest is hij de gemeenschappelijke vertegenwoordiger van de Vader en de Zoon en heeft hij de uitvoerende bevoegdheid voor het Vader-Zoon-partnerschap. Als het Absolute Bewustzijn is hij de bron waaruit overal in de universa verstand wordt verleend. Als de God van Actie is hij klaarblijkelijk de voorzaat van beweging, verandering en betrekking.
9:1.2 (99.1) Sommige eigenschappen van de Derde Bron en Centrum zijn afkomstig van de Vader, sommige van de Zoon, terwijl wij van weer andere eigenschappen niet kunnen zien of zij actief en persoonlijk aanwezig zijn bij de Vader of de Zoon — eigenschappen die eigenlijk niet te verklaren zijn, tenzij men aanneemt dat het Vader-Zoon-partnerschap, dat de Derde Bron en Centrum vereeuwigt, constant functioneert in samenklank met, en rekening houdend met, het eeuwige feit van de absoluutheid van het Paradijs. De Vereende Schepper belichaamt de volheid van de gecombineerde, oneindige denkbeelden van de Eerste en de Tweede Persoon der Godheid.
9:1.3 (99.2) Terwijl ge u de Vader voorstelt als een oorspronkelijke schepper en de Zoon als een geestelijke bestuurder, moet ge u de Derde Bron en Centrum als een universele coördinator denken, een geestelijke helper die hun onbeperkte medewerking verleent. De Vereend Handelende Geest is de correlator van alle actuele werkelijkheid: hij is de Godheid die de gedachte van de Vader en het woord van de Zoon bewaart, terwijl hij in zijn handelen eeuwig de materiële absoluutheid van het centrale Eiland eerbiedigt. De Paradijs-Triniteit heeft de universele orde van vooruitgang verordineerd, en de voorzienigheid van God is het domein van de Vereende Schepper en de evoluerende Allerhoogste. Geen actuele of actueel wordende realiteit kan uiteindelijk aan een betrekking tot de Derde Bron en Centrum ontkomen.
9:1.4 (99.3) De domeinen van preënergie, pregeest, en persoonlijkheid staan onder het gezag van de Universele Vader; de Eeuwige Zoon beheerst de sferen van geestelijke activiteiten; de aanwezigheid van het Paradijs-Eiland verenigt het domein van fysische energie en materialiserende kracht; de Vereend Handelende Geest functioneert niet alleen als een oneindige geest die de Zoon vertegenwoordigt, maar ook als een universele bewerker van de krachten en energieën van het Paradijs, en doet op deze wijze het universele, absolute bewustzijn ontstaan. De Vereend Handelende Geest functioneert overal in het groot universum als een positieve, duidelijke persoonlijkheid, vooral in de hogere sferen van geestelijke waarden, betrekkingen van fysische energie, en ware bewustzijnsbetekenissen. Hij functioneert met name overal waar en wanneer energie en geest zich verbinden en op elkaar inwerken; hij domineert al wat reageert met bewustzijn, oefent een grote macht uit in de geestelijke wereld en heeft een machtige invloed op energie en materie. Te allen tijde brengt de Derde Bron de natuur van de Eerste Bron en Centrum tot uitdrukking.
9:1.5 (99.4) De Derde Bron en Centrum deelt de alomtegenwoordigheid van de Eerste Bron en Centrum volmaakt en onvoorwaardelijk, en hierom wordt hij soms de Alomtegenwoordige Geest genoemd. Op een eigen en zeer persoonlijke manier deelt de God van het bewustzijn in de alwetendheid van de Universele Vader en van zijn Eeuwige Zoon; de kennis van de Geest is diep en volledig. De Vereende Schepper manifesteert bepaalde fasen van de almacht van de Universele Vader, maar is alleen daadwerkelijk almachtig in het domein van bewustzijn. De Derde Persoon der Godheid is het intellectuele centrum en de universele bestuurder van de bewustzijnsgebieden; hier is hij absoluut — zijn soevereiniteit is onbeperkt.
9:1.6 (99.5) De Vereend Handelende Geest lijkt te worden gemotiveerd door het Vader-Zoon-partnerschap, maar uit al zijn handelingen blijkt dat hij de Vader-Paradijs-betrekking erkent. Soms, en in bepaalde functies, lijkt hij de onvolledigheid van de ontwikkeling van de experiëntiële Godheden — God de Allerhoogste en God de Ultieme — te compenseren.
9:1.7 (100.1) En hierin schuilt een oneindig mysterie: dat de Oneindige zijn oneindigheid tegelijk in de Zoon en als het Paradijs openbaarde, en dan ontstaat er plotseling een wezen dat God gelijk is in goddelijkheid, dat de geestelijke natuur van de Zoon weerspiegelt en in staat is het patroon van het Paradijs te activeren, een wezen dat voorlopig ondergeschikt is in soevereiniteit, maar op vele manieren klaarblijkelijk het veelzijdigst in actie. En deze klaarblijkelijke superioriteit in actie wordt onthuld in een eigenschap van de Derde Bron en Centrum die zelfs superieur is aan de fysische zwaartekracht — de universele manifestatie van het Paradijs-Eiland.
9:1.8 (100.2) Behalve met deze supercontrole over energie en fysische zaken, is de Oneindige Geest luisterrijk begiftigd met eigenschappen als geduld, barmhartigheid en liefde, welke zo voortreffelijk geopenbaard worden in zijn geestelijke dienstbetoon. De Geest is in allerhoogste mate bekwaam om liefde te schenken, en gerechtigheid te overschaduwen met barmhartigheid. God de Geest bezit alle verheven mildheid en barmhartige liefde van de Oorspronkelijke, Eeuwige Zoon. Het universum waar gij zijt ontstaan, wordt gesmeed tussen het aambeeld van gerechtigheid en de hamer van lijden; zij die de hamer hanteren zijn echter de kinderen der barmhartigheid, de geestelijke nakomelingen van de Oneindige Geest.
9:2.1 (100.3) God is geest in drievoudige zin: zelf is hij geest; in zijn Zoon verschijnt hij als geest zonder restrictie; in de Vereend Handelende Geest als geest verbonden met bewustzijn. En naast deze geestelijke werkelijkheden menen wij nog niveaus van experiëntiële geest-verschijnselen te kunnen onderscheiden — de geesten van de Allerhoogste, van Ultieme Godheid en van het Godheid-Absolute.
9:2.2 (100.4) De Oneindige Geest is evenzeer een complement van de Eeuwige Zoon als de Zoon een complement is van de Universele Vader. De Eeuwige Zoon is een vergeestelijkte personalisatie van de Vader; de Oneindige Geest is een verpersoonlijkte vergeestelijking van de Eeuwige Zoon en de Universele Vader.
9:2.3 (100.5) Er bestaan vele onbelemmerde geestelijke krachtlijnen en bronnen van bovenmateriële kracht, die de bevolking van Urantia rechtstreeks verbinden met de Godheden op het Paradijs. Zo bestaan er de rechtstreekse verbinding van de Gedachtenrichters met de Universele Vader, de wijdverbreide invloed van de drang van de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, en de geestelijke tegenwoordigheid van de Vereende Schepper. Er is een verschil in functie tussen de geest van de Zoon en de geest van de Geest. De Derde Persoon kan in zijn geestelijk dienstbetoon functioneren als bewustzijn plus geest of als geest alleen.
9:2.4 (100.6) Naast deze Paradijs-tegenwoordigheden ondervinden de Urantianen ook de geestelijke invloeden en activiteiten van het plaatselijk universum en het superuniversum, met hun welhaast eindeloze reeks liefdevolle persoonlijkheden die de standvastigen en de oprechten immer opwaarts en binnenwaarts leiden naar de idealen van goddelijkheid en het doel van allerhoogste volmaaktheid.
9:2.5 (100.7) De aanwezigheid van de universele geest van de Eeuwige Zoon kennen wij — wij kunnen haar onmiskenbaar onderkennen. De aanwezigheid van de Oneindige Geest, de Derde Persoon der Godheid, kan zelfs de sterfelijke mens kennen, want materiële schepselen kunnen daadwerkelijk de weldadigheid ervaren van deze goddelijke invloed, die functioneert als de Heilige Geest die in een plaatselijk universum aan de geslachten der mensheid wordt verleend. Mensen kunnen zich ook tot op zekere hoogte bewust worden van de Richter, de onpersoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader. Deze goddelijke geesten die werkzaam zijn ter verheffing en vergeestelijking van de mens, handelen allen eendrachtig in volmaakte samenwerking. Zij zijn als één in het geestelijke uitwerken van de plannen voor de opklimming en het bereiken van de volmaaktheid van de stervelingen.
9:3.1 (101.1) Het Paradijs-Eiland is de bron en de substantie van de fysische zwaartekracht; dit zou dan ook voldoende moeten zijn om u te doen weten dat zwaartekracht een van de meest werkelijke en eeuwig betrouwbare zaken is in het gehele fysische universum van universa. Zwaartekracht kan niet worden gemodificeerd of opgeheven, behalve door de krachten en energieën die door de Vader en de Zoon gezamenlijk in stand worden gehouden, en die zijn toevertrouwd aan, en functioneel verbonden met, de persoon van de derde Bron en Centrum.
9:3.2 (101.2) De Oneindige Geest bezit een uniek, verbazingwekkend vermogen — antizwaartekracht. Deze kracht is noch in de Vader, noch in de Zoon functioneel (waarneembaar) aanwezig. Dit vermogen om de aantrekking van de materiële zwaartekracht te weerstaan dat inherent is in de Derde Bron, treedt aan de dag in de persoonlijke reacties van de Vereend Handelende Geest op bepaalde fasen van universum-betrekkingen. Deze unieke eigenschap is voorts overdraagbaar aan bepaalde hogere persoonlijkheden van de Oneindige Geest.
9:3.3 (101.3) Antizwaartekracht kan de zwaartekracht binnen een plaatselijk kader opheffen en doet dit door het uitoefenen van een even grote kracht-aanwezigheid. Zij werkt slechts met betrekking tot de materiële zwaartekracht, en is niet de werking van bewustzijn. Het verschijnsel dat een gyroscoop de zwaartekracht weerstaat, is een aardige illustratie van het effect van de antizwaartekracht, maar is van generlei waarde om de oorzaak ervan te verduidelijken.
9:3.4 (101.4) Ook verder vertoont de Vereend Handelende Geest vermogens die kracht te boven kunnen gaan en energie kunnen neutraliseren. Deze vermogens werken door energie te vertragen tot het punt van materialisatie, en ook door middel van andere technieken die u onbekend zijn.
9:3.5 (101.5) De Vereende Schepper is geen energie, noch de bron van energie of de bestemming van energie; hij is de bewerker van energie. De Vereende Schepper is actie — beweging, verandering, modificatie, coördinatie, stabilisatie en evenwicht. De energieën die direct of indirect door het Paradijs worden beheerst, reageren van nature op de handelingen van de Derde Bron en Centrum en diens veelsoortige vertegenwoordigers.
9:3.6 (101.6) Overal in het universum van universa treft men de schepselen van de Derde Bron en Centrum aan die kracht beheersen: fysische controleurs, krachtdirigenten, krachtcentra en andere vertegenwoordigers van de God van Handeling, die te maken hebben met de regulering en stabilisatie van fysische energieën. Deze unieke wezens die fysisch functioneren, bezitten allen verschillende attributen voor het beheersen van kracht, zoals antizwaartekracht, die zij aanwenden bij hun inspanningen om het fysische evenwicht van de materie en de energieën van het groot universum tot stand te brengen.
9:3.7 (101.7) Al deze materiële activiteiten van de God van Handeling lijken zijn functie in verband te brengen met het Paradijs-Eiland, en inderdaad nemen alle krachtinstanties de absoluutheid van het eeuwige Eiland in acht, en zijn er zelfs afhankelijk van. Maar de Vereend Handelende Geest handelt niet voor, of in reactie op, het Paradijs. Hij handelt, persoonlijk, voor de Vader en de Zoon. Het Paradijs is geen persoon. De niet-persoonlijke, onpersoonlijke handelingen van de Derde Bron en Centrum, en zijn handelingen die anderszins niet persoonlijk zijn, zijn alle wilsdaden van de Vereend Handelende Geest zelf; het zijn niet weerspiegelingen, aflei-dingen, of repercussies van iets of iemand anders.
9:3.8 (101.8) Het Paradijs is het patroon der oneindigheid; de God van Handeling is de activeerder van dit patroon. Het Paradijs is het materiële draaipunt der oneindigheid; de instanties van de Derde Bron en Centrum zijn de hefbomen van de intelligentie die het materiële niveau motiveren en spontaneïteit injecteren in het mechanisme van de fysische schepping.
9:4.1 (102.1) De Derde Bron en Centrum heeft een intellectuele natuur die onderscheiden is van zijn fysische en geestelijke eigenschappen. Met zulk een natuur kan men vrijwel niet in contact treden, maar intellectueel, ofschoon niet persoonlijk, kan men er zich wel mee verenigen. Zij kan worden onderscheiden van de fysische eigenschappen en het geestelijke karakter van de Derde Persoon op bewustzijnsniveaus van functioneren, maar in de waarneming van persoonlijkheden functioneert deze natuur nooit onafhankelijk van fysische of geestelijke manifestaties.
9:4.2 (102.2) Het absolute bewustzijn is het bewustzijn van de Derde Persoon: het is niet te scheiden van de persoonlijkheid van God de Geest. Bewustzijn, bij functionerende wezens, is niet gescheiden van energie of geest, of van beide. Bewustzijn is niet inherent in energie, energie is ontvankelijk voor, en reageert op, bewustzijn; bewustzijn kan aan energie worden toegevoegd, maar bewustheid is niet inherent in het zuiver materiële niveau. Bewustzijn behoeft niet te worden toegevoegd aan zuivere geest, want geest is van nature bewust en identificerend. Geest is altijd intelligent, heeft altijd de een of andere vorm van bewustzijn. Het kan dit bewustzijn of dat bewustzijn zijn, het kan voorbewustzijn of bovenbewustzijn zijn, of zelfs geest-bewustzijn, maar het is altijd bezig met het equivalent van denken en kennen. Het inzicht van geest transcendeert, volgt op, en gaat theoretisch vooraf aan, de bewustheid van bewustzijn.
9:4.3 (102.3) De Vereende Schepper is alleen absoluut in het domein van het bewustzijn, in de gebieden van de universele intelligentie. Het bewustzijn van de Derde Bron en Centrum is oneindig; het gaat de actieve, functionerende bewustzijnscircuits van het universum van universa volstrekt te boven. Het bewustzijn waarmee de zeven superuniversa zijn begiftigd, komt voort uit de Zeven Meester-Geesten, de primaire persoonlijkheden van de Vereende Schepper. Deze Meester-Geesten distribueren bewustzijn over het groot universum in de vorm van het kosmische bewustzijn, en uw plaatselijk universum is doordrongen van de Nebadon-variant van het Orvonton-type van kosmisch bewustzijn.
9:4.4 (102.4) Het oneindige bewustzijn negeert de tijd, het ultieme bewustzijn transcendeert de tijd, het kosmische bewustzijn is door de tijd bepaald. Zo is het ook met de ruimte: het Oneindig Bewustzijn is onafhankelijk van de ruimte, doch naarmate er wordt afgedaald van het oneindige niveau naar de niveaus van de assistent-geesten van het bewustzijn, dient verstand steeds meer rekening te houden met het feit en de beperkingen van de ruimte.
9:4.5 (102.5) Kosmische kracht reageert op bewustzijn net zoals het kosmische bewustzijn reageert op geest. Geest is goddelijk voornemen en geest-bewustzijn is goddelijk voornemen in actie. Energie is ding, bewustzijn is betekenis, geest is waarde. Zelfs in tijd en ruimte brengt bewustzijn die relatieve betrekkingen tussen energie en geest tot stand, die wijzen op onderlinge verwantschap in de eeuwigheid.
9:4.6 (102.6) Bewustzijn transmuteert de waarden van geest tot betekenissen van het intellect; het wilsvermogen heeft de kracht om de betekenissen van het bewustzijn zowel op materieel als op geestelijk gebied vrucht te doen dragen. De opklimming naar het Paradijs brengt een relatieve, kenmerkende groei in geest, bewustzijn, en energie met zich mee. De persoonlijkheid is de vereniger van deze componenten van de experiëntiële individualiteit.
9:5.1 (102.7) De Derde Bron en Centrum is oneindig in bewustzijn. Indien het universum tot in het oneindige zou groeien, zou het potentieel van zijn bewustzijn nog steeds toereikend zijn om onbeperkte aantallen schepselen het passende bewustzijn en andere noodzakelijke voorwaarden voor intellect te verlenen.
9:5.2 (102.8) In het domein van geschapen bewustzijn heeft de Derde Persoon, samen met zijn mede-werkenden en ondergeschikten, de allerhoogste macht. De domeinen van het schepsel-bewustzijn ontspringen uitsluitend aan de Derde Bron en Centrum: hij is de schenker van bewustzijn. Zelfs de Vader-fragmenten zijn van mening dat het onmogelijk is in het bewustzijn van mensen te wonen totdat hun op de juiste wijze daartoe de weg is gebaand door de bewustzijnsactie en het geestelijk functioneren van de Oneindige Geest.
9:5.3 (103.1) Het unieke kenmerk van bewustzijn is dat het aan zo’n omvangrijke reeks levensvormen verleend kan worden. Door middel van zijn scheppende en geschapen medewerkers, verleent de Derde Bron en Centrum bijstand aan alle bewustzijn op alle werelden. Hij verzorgt het menselijke en sub-menselijke verstand door middel van de assistenten van de plaatselijke universa, en door middel van de fysische controleurs staat hij zelfs de laagste niet-ervarende entiteiten van de primitiefste levensvormen bij. Het leiding geven aan bewustzijn is dan ook altijd een dienstbetoon van bewustzijn-geest- of van bewustzijn-energie-persoonlijkheden.
9:5.4 (103.2) Daar de Derde Persoon der Godheid de bron is van het bewustzijn, is het heel natuurlijk dat de evolutionaire wilsschepselen het gemakkelijker vinden om zich begrijpelijke voorstellingen te vormen van de Oneindige Geest, dan van de Eeuwige Zoon of de Universele Vader. De werkelijkheid van de Vereende Schepper wordt juist door het bestaan van het menselijke bewustzijn op onvolmaakte wijze onthuld. Uit de Vereende Schepper komt het kosmische bewustzijn voort en het bewustzijn van de mens is een geïndividualiseerd circuit, een onpersoonlijk gedeelte, van dit kosmische bewustzijn in de vorm waarin het in een plaatselijk universum wordt verleend door een Scheppende Dochter van de Derde Bron en Centrum.
9:5.5 (103.3) Hoewel de Derde Persoon de bron is van bewustzijn, dient ge niet van de gedachte uit te gaan dat daarom alle bewustzijnsverschijnselen goddelijk zijn. Het menselijke intellect heeft zijn wortels in de materiële oorsprong van de rassen der dieren. Universum-intelligentie is evenmin een ware openbaring van God die bewustzijn is, als de fysische natuur een ware openbaring is van de schoonheid en harmonie van het Paradijs. Er is volmaaktheid in de natuur, maar de natuur is niet volmaakt. De Vereende Schepper is de bron van bewustzijn, maar bewustzijn is niet de Vereende Schepper.
9:5.6 (103.4) Op Urantia is bewustzijn een compromis tussen de essentie van het volmaakte denken en de evoluerende intelligentie van uw onrijpe menselijke natuur. Het plan voor uw verstandelijke evolutie is inderdaad van een sublieme volmaaktheid, maar zoals ge functioneert in de tabernakelen van het vlees, zijt ge nog ver van dat goddelijke doel verwijderd. Bewustzijn is waarlijk van goddelijke oorsprong en heeft inderdaad een goddelijke bestemming, maar uw sterfelijke bewustzijn bezit nog geen goddelijke waardigheid.
9:5.7 (103.5) Te vaak, al te vaak, ontsiert ge uw bewustzijn door onoprechtheid en laat ge het verdorren door onrechtvaardigheid: ge laat uw bewustzijn door dierlijke vrees overheersen en misvormt het door nutteloze bezorgdheid. Ofschoon de bron van het bewustzijn goddelijk is, kan bewustzijn zoals gij het op uw wereld van opgang kent, daarom nauwelijks het voorwerp van grote bewondering worden, en nog veel minder van adoratie of verering. De beschouwing van het onrijpe, inactieve menselijke intellect zou slechts tot reacties van nederigheid moeten leiden.
9:6.1 (103.6) De Derde Bron en Centrum, de universele intelligentie, is zich persoonlijk bewust van ieder bewustzijn, ieder verstand, in de ganse schepping, en hij onderhoudt een persoonlijk, volmaakt contact met al deze met bewustzijn begiftigde, fysische, morontiale en geestelijke schepselen in de wijdverbreide universa. Al deze activiteiten van bewustzijn worden opgenomen in het absolute circuit van bewustzijnszwaartekracht, dat convergeert in de Derde Bron en Centrum en deel uitmaakt van het persoonlijke bewustzijn van de Oneindige Geest.
9:6.2 (103.7) Ongeveer op dezelfde wijze als de Vader alle persoonlijkheid tot zich trekt en de Zoon alle geestelijke werkelijkheid aantrekt, zo oefent de Vereend Handelende Geest een aantrekkingskracht uit op alle bewustzijn; zonder enige restrictie domineert en reguleert hij het universele bewustzijnscircuit. Alle ware en echte verstandelijke waarden, alle goddelijke gedachten en volmaakte ideeën worden feilloos dit absolute bewustzijnscircuit ingetrokken.
9:6.3 (104.1) Bewustzijnszwaartekracht kan onafhankelijk van materiële en geestelijke zwaartekracht opereren, maar waar en wanneer de beide laatste ook maar van invloed zijn, functioneert ook de bewustzijnszwaartekracht. Wanneer alle drie met elkaar zijn verbonden, kan het materiële schepsel — fysisch of morontiaal, eindig of absoniet — worden omhelsd door de persoonlijkheidszwaartekracht. Maar onafhankelijk hiervan stelt de begiftiging met bewustzijn zelfs onpersoonlijke wezens in staat tot denken en maakt zij hen bewust, ondanks de totale afwezigheid van persoonlijkheid.
9:6.4 (104.2) Zelfheid met de waardigheid van persoonlijkheid, menselijk of goddelijk, onsterfelijk of potentieel onsterfelijk, ontstaat echter niet in geest, bewustzijn, of materie; zij is de schenking van de Universele Vader. Evenmin is de wisselwerking tussen de zwaartekrachten van geest, bewustzijn en materie een eerste vereiste voor het verschijnen van persoonlijkheidszwaartekracht. Het circuit van de Vader kan een materieel wezen met bewustzijn omhelzen dat niet reageert op geest-zwaartekracht, en ook een geest-wezen met bewustzijn dat niet reageert op materiële zwaartekracht. De werking van de persoonlijkheidszwaartekracht is altijd een wilsdaad van de Universele Vader.
9:6.5 (104.3) Terwijl het bewustzijn met energie is verbonden in zuiver materiële wezens, en met geest in zuiver geestelijke persoonlijkheden, bezitten talloze orden van persoonlijkheid, waaronder de menselijke, een bewustzijn dat zowel met energie als met geest is verbonden. De geestelijke aspecten van het schepsel-bewustzijn reageren immer en altijd op de aantrekking van de geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon; de materiële aspecten reageren op de zwaarte-kracht-impuls van het materiële universum.
9:6.6 (104.4) Wanneer het kosmische bewustzijn met energie noch met geest is geassocieerd, is het niet onderworpen aan de eisen van de zwaartekracht van het materiële of het geestelijke circuit. Puur bewustzijn is alleen onderhevig aan de universele greep van de zwaartekracht van de Vereend Handelende Geest. Puur bewustzijn is nauw verwant aan oneindig bewustzijn, en oneindig bewustzijn (de theoretische soortgenoot van de absoluten van geest en energie) is blijkbaar een wet op zichzelf.
9:6.7 (104.5) Hoe groter de divergentie van geest en energie, des te groter is de waarneembare functie van bewustzijn; hoe minder energie en geest van elkaar verschillen, des te kleiner is de waarneembare functie van bewustzijn. Klaarblijkelijk functioneert het kosmische bewustzijn maximaal in de tijdsuniversa in de ruimte. Hier lijkt het bewustzijn te functioneren in een midden-zone tussen energie en geest, maar dit geldt niet voor de hogere niveaus van bewustzijn: op het Paradijs zijn energie en geest in wezen één.
9:6.8 (104.6) Het circuit der bewustzijnszwaartekracht is betrouwbaar; het emaneert uit de Derde Persoon der Godheid op het Paradijs, maar niet al het waarneembaar functioneren van bewustzijn is voorspelbaar. Overal in de bekende schepping, bestaat een aanwezigheid parallel aan dit bewustzijnscircuit, die grotendeels onbegrepen is en waarvan de functie niet voorspelbaar is. Wij geloven dat deze onvoorspelbaarheid ten dele moet worden toegeschreven aan de functie van het Universeel Absolute. Wat deze functie is, weten wij niet; wij kunnen slechts gissen naar wat haar aandrijft, en wij kunnen alleen speculeren over de relatie waarin deze functie staat ten opzichte van schepselen.
9:6.9 (104.7) Bepaalde fasen van de onvoorspelbaarheid van het eindige bewustzijn zijn wellicht te wijten aan de onvolledigheid van de Allerhoogste, en bovendien bestaat er een immense zone van activiteiten waarin de Vereend Handelende Geest en het Universeel Absolute elkaar mogelijk raken. Veel van wat met bewustzijn verband houdt is onbekend, maar wij zijn zeker van het volgende: de Oneindige Geest is voor alle schepselen de volmaakte uitdrukking van het bewustijn van de Schepper; de Allerhoogste is de evoluerende uitdrukking van het bewustzijn van alle schepselen aan hun Schepper.
9:7.1 (105.1) De Vereend Handelende Geest is in staat om alle niveaus van actualiteit in het universum zo te coördineren, dat het mentale, het materiële en het geestelijke gelijktijdig kunnen worden onderkend. Dit is het verschijnsel van de universum-reflectiviteit, het unieke, onverklaarbare vermogen om alle dingen die zich in een heel superuniversum voordoen, te zien, te horen, te voelen en te kennen, en al deze informatie en kennis door reflectiviteit in ieder gewenst punt te concentreren. De werking van de reflectiviteit wordt in volmaaktheid getoond op iedere hoofdkwartierwereld van de zeven superuniversa. Deze reflectiviteit werkt ook in alle sectoren van de superuniversa en binnen de grenzen van de plaatselijke universa. Uiteindelijk convergeert de reflectiviteit op het Paradijs.
9:7.2 (105.2) Het verschijnsel der reflectiviteit, zoals dit op de hoofdkwartierwerelden van de superuniversa wordt onthuld in de verbazingwekkende prestaties van de reflectieve persoonlijkheden die daar zijn gestationeerd, vormt de meest complexe onderlinge verbinding van alle bestaansfasen die in de ganse schepping wordt aangetroffen. Lijnen van geest leiden terug naar de Zoon, materiële energie naar het Paradijs, en bewustzijn naar de Derde Bron; maar in het buitengewone verschijnsel van de universum-reflectiviteit zien wij een unieke en uitzonderlijke unificatie van alledrie, zo onderling verbonden dat de bestuurders van het universum hierdoor in staat zijn om ogenblikkelijk, op hetzelfde moment dat deze zich voordoen, kennis te nemen van toestanden op verre afstand.
9:7.3 (105.3) Veel van de techniek van de reflectiviteit begrijpen wij, maar zij heeft ook vele verschijningsvormen die ons werkelijk verbijsteren. Wij weten dat de Vereend Handelende Geest het universum-centrum is van het bewustzijnscircuit, dat hij de voorzaat is van het kosmische bewustzijn en dat het kosmische bewustzijn opereert onder de dominantie van de absolute bewustzijnszwaartekracht van de Derde Bron en Centrum. Wij weten voorts dat de circuits van het kosmische bewustzijn de verstandelijke niveaus van alle bekende bestaansvormen beïnvloeden: zij bevatten de berichten uit de universele ruimte, en even zeker komen zij samen in de Zeven Meester-Geesten en convergeren zij in de Derde Bron en Centrum.
9:7.4 (105.4) De betrekking tussen het eindige kosmische bewustzijn en het goddelijke absolute bewustzijn lijkt te evolueren in het experiëntiële bewustzijn van de Allerhoogste. Ons wordt geleerd dat dit ervaringsbewustzijn in de dageraad van de tijd door de Oneindige Geest aan de Allerhoogste is geschonken, en wij vermoeden dat bepaalde elementen van het verschijnsel der reflectiviteit slechts verklaard kunnen worden wanneer wij de activiteit van het Allerhoogste Bewustzijn vooronderstellen. Indien de Allerhoogste niet betrokken zou zijn in de reflectiviteit, zouden wij niet weten hoe wij de ingewikkelde verrichtingen en feilloze werking van dit bewustzijn van de kosmos zouden moeten verklaren.
9:7.5 (105.5) De reflectiviteit lijkt alwetendheid te zijn binnen de grenzen van het experiëntieel eindige en vertegenwoordigt misschien de wording van de tegenwoordigheid-bewustheid van de Allerhoogste. Indien deze veronderstelling juist is, dan staat het nuttig gebruik van de reflectiviteit in welke fase dan ook gelijk aan een gedeeltelijk contact met de bewustheid van de Allerhoogste.
9:8.1 (105.6) ss De Oneindige Geest heeft alle macht om veel van zijn vermogens en prerogatieven over te dragen aan zijn medewerkers en ondergeschikte persoonlijkheden en instanties.
9:8.2 (105.7) De eerste Godheid-scheppende handeling van de Oneindige Geest, waarbij hij afzonderlijk van de Triniteit functioneerde, doch op een niet geopenbaarde wijze in verbinding met de Vader en de Zoon, personaliseerde in het bestaan van de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs, de distributeurs van de Oneindige Geest aan de universa.
9:8.3 (106.1) Er is geen rechtstreekse vertegenwoordiger van de Derde Bron en Centrum op het hoofdkwartier van een superuniversum. Elk van deze zeven scheppingen is afhankelijk van één der Meester-Geesten van het Paradijs, die handelt door middel van de zeven Reflectieve Geesten, welke gesitueerd zijn op de hoofdwereld van het superuniversum.
9:8.4 (106.2) De volgende, voortdurende scheppingsdaad van de Oneindige Geest wordt van tijd tot tijd onthuld in het voortbrengen van de Scheppende Geesten. Telkens wanneer de Universele Vader en de Eeuwige Zoon ouders worden van een Schepper-Zoon, brengt de Oneindige Geest een Scheppende Geest van een plaatselijk universum voort, die de naaste partner van die Schepper-Zoon wordt in alle daaropvolgende ervaring in dit universum.
9:8.5 (106.3) Zoals het noodzakelijk is om onderscheid te maken tussen de Eeuwige Zoon en de Schepper-Zonen, is het ook noodzakelijk de Oneindige Geest te onderscheiden van de Scheppende Geesten, de soortgenoten van de Schepper-Zonen in de plaatselijke universa. Wat de Oneindige Geest is voor de totale schepping, is een Scheppende Geest voor een plaatselijk universum.
9:8.6 (106.4) De Derde Bron en Centrum wordt in het groot universum vertegenwoordigd door een immense reeks dienende geesten, boodschappers, leraren, arbiters, helpers en adviseurs, tezamen met supervisoren van bepaalde circuits van materiële, morontiale en geestelijke aard. Niet al deze wezens zijn persoonlijkheden in de strikte betekenis des woords. Persoonlijkheid van de soort die eindige geschapen wezens bezitten, wordt gekenmerkt door:
9:8.7 (106.5) 1. subjectief zelf-bewustzijn;
9:8.8 (106.6) 2. objectieve reactie op het persoonlijkheidscircuit van de Vader.
9:8.9 (106.7) Er zijn schepper-persoonlijkheden en schepsel-persoonlijkheden, en naast deze twee fundamentele soorten zijn er persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum, wezens die voor de Oneindige Geest persoonlijk zijn, maar niet onvoorwaardelijk persoonlijk voor geschapen wezens. Deze persoonlijkheden van de Derde Bron maken geen deel uit van het persoonlijkheidscircuit van de Vader. Persoonlijkheden van de Eerste Bron en persoonlijkheden van de Derde Bron kunnen wederzijds wel contact met elkaar maken; met alle persoonlijkheid kan contact worden gemaakt.
9:8.10 (106.8) De Vader verleent persoonlijkheid uit persoonlijke vrije wil. Naar de reden waarom hij dit doet, kunnen wij slechts gissen; hoe hij dit doet, weten wij niet. Evenmin weten wij waarom de Derde Bron niet-Vader-persoonlijkheid schenkt, maar de Oneindige Geest doet dit ten eigen behoeve, in scheppende samenwerking met de Eeuwige Zoon en op vele manieren die u onbekend zijn. De Oneindige Geest kan ook voor de Vader handelen bij het verlenen van Eerste Bron-persoonlijkheid.
9:8.11 (106.9) Er zijn talrijke typen persoonlijkheden van de Derde Bron. De Oneindige Geest verleent Derde Bron-persoonlijkheid aan talrijke groepen die niet in het persoonlijkheidscircuit van de Vader zijn opgenomen, zoals bepaalde krachtdirigenten. Ook behandelt de Oneindige Geest als persoonlijkheden talrijke groepen van wezens, zoals de Scheppende Geesten, die een klasse op zich vormen in hun betrekkingen tot de schepselen van de Vader, die in zijn circuit zijn opgenomen.
9:8.12 (106.10) Zowel Eerste als Derde Bron-persoonlijkheden zijn begiftigd met alles wat de mens associeert met het begrip persoonlijkheid, en met zelfs nog meer; zij hebben bewustzijn met capaciteiten als herinnering, rede, oordeel, scheppende verbeelding, gedachtenassociatie, beslissingsvermogen, keuze en talrijke andere intellectuele vermogens die aan stervelingen geheel onbekend zijn. Enkele uitzonderingen daargelaten, bezitten de aan u geopenbaarde orden een gestalte en een duidelijk kenbare individualiteit: het zijn reële wezens. In meerderheid zijn zij zichtbaar voor alle orden van geest-bestaan.
9:8.13 (107.1) Zelfs gij zult in staat zijn uw geestelijke metgezellen van de lagere orden te zien zodra ge bevrijd zijt van het beperkte gezichtsvermogen van uw huidige materiële ogen en begiftigd zijt met een morontia-gestalte, met haar verhoogde gevoeligheid voor de realiteit van geestelijke dingen.
9:8.14 (107.2) De functionele familie van de Derde Bron en Centrum, zoals in deze verhandelingen geopenbaard, kan in drie grote groepen worden ingedeeld:
9:8.15 (107.3) I. De Allerhoogste Geesten: dit is een groep van samengestelde oorsprong en omvat onder andere de volgende orden:
9:8.16 (107.4) 1. de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs;
9:8.17 (107.5) 2. de Reflectieve Geesten van de Superuniversa;
9:8.18 (107.6) 3. de Scheppende Geesten van de Plaatselijke Universa.
9:8.19 (107.7) II. De Krachtgeleiders: een groep regulerende schepselen en instanties die in de gehele georganiseerde ruimte werkzaam is.
9:8.20 (107.8) III. De Persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Deze aanduiding betekent niet noodzakelijkerwijs dat deze wezens Derde Bron-persoonlijkheden zijn, ofschoon sommigen van hen als wilsschepselen uniek zijn. Zij worden gewoonlijk gegroepeerd in drie hoofdklassen:
9:8.21 (107.9) 1. de Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest;
9:8.22 (107.10) 2. de Heerscharen van Boodschappers in de Ruimte;
9:8.23 (107.11) 3. de Dienende Geesten in de Tijd.
9:8.24 (107.12) Deze groepen dienen op het Paradijs, in het centrale of residentiële universum en de superuniversa, en omvatten ook orden die functioneren in de plaatselijke universa, tot zelfs in de constellaties en stelsels en op de planeten toe.
9:8.25 (107.13) De geest-persoonlijkheden van de enorme familie van de Goddelijke, Oneindige Geest hebben zich voor altijd gewijd aan de dienst van het uitdragen van de liefde van God en de barmhartigheid van de Zoon aan alle intelligente schepselen van de evolutionaire werelden in tijd en ruimte. Deze geest-wezens vormen de levende ladder waarlangs de sterfelijke mens opklimt van chaos tot glorie.
9:8.26 (107.14) [Op Urantia geopenbaard door een Goddelijk Raadsman van Uversa aan wie door de Ouden der Dagen is opgedragen de natuur en het werk van de Oneindige Geest te beschrijven.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 10
10:0.1 (108.1) DE Paradijs-Triniteit van eeuwige Godheden helpt de Vader te ontkomen aan persoonlijkheidsabsolutisme. De Triniteit verbindt op volmaakte wijze de onbegrensde uitdrukking van Gods oneindige persoonlijke wil met de absoluutheid van de Godheid. De Eeuwige Zoon en de verschillende Zonen van goddelijke oorsprong, tezamen met de Vereend Handelende Geest en diens kinderen in het universum, verschaffen de Vader op doeltreffende wijze bevrijding uit de beperkingen die anders inherent zijn aan zijn primaat, volmaaktheid, onveranderlijkheid, eeuwigheid, universaliteit, absoluutheid en oneindigheid.
10:0.2 (108.2) De Paradijs-Triniteit voorziet op doeltreffende wijze in de volle uitdrukking en volmaakte openbaring van de eeuwige natuur van de Godheid. De Stationaire Zonen van de Triniteit verschaffen evenzo een volledige, volmaakte openbaring van goddelijke gerechtigheid. De Triniteit is Godheidseenheid, en deze eenheid berust eeuwig op de absolute grondslagen van het goddelijke eenzijn van de drie oorspronkelijke en gelijke en coëxistente persoonlijkheden, God de Vader, God de Zoon, en God de Geest.
10:0.3 (108.3) Vanuit onze huidige situatie op de cirkel der eeuwigheid terugziend in het eindeloze verleden, kunnen wij slechts één onontkoombare onvermijdelijkheid in de aangelegenheden van het universum ontdekken, en dat is de Paradijs-Triniteit. Ik ben van oordeel dat de Triniteit onvermijdelijk is geweest. Wanneer ik het verleden, het heden en de toekomst van de tijd beschouw, zie ik in het ganse universum van universa verder niets dat naar mijn mening onvermijdelijk is geweest. Het huidige meester-universum is, wanneer men terugblikt of vooruitblikt, ondenkbaar zonder de Triniteit. Gegeven de Paradijs-Triniteit, kunnen wij andere of zelfs veelvoudige mogelijkheden postuleren om alles te doen, doch zonder de Triniteit van de Vader, de Zoon en de Geest kunnen wij ons niet voorstellen hoe de Oneindige drievoudige, gelijkwaardige personalisatie zou kunnen bereiken, gezien het absolute éénzijn van de Godheid. Geen enkele andere voorstelling van de schepping beantwoordt aan de Triniteitsstandaarden van de volledigheid van absoluutheid die inherent is aan Godheidseenheid, samen met de volkomenheid van wilsbevrijding die inherent is aan de drievoudige personalisatie van Godheid.
10:1.1 (108.4) Het komt ons voor dat de Vader, lang geleden in de eeuwigheid, een beleid heeft ingeluid van vèrgaande zelfdistribuering. Aan de onzelfzuchtige, liefdevolle en beminnelijke natuur van de Universele Vader is iets inherent dat hem voor zichzelf alleen de uitoefening van die bevoegdheden en dat gezag doet voorbehouden, die hij blijkbaar onmogelijk kan delegeren of aan anderen kan verlenen.
10:1.2 (108.5) De Universele Vader heeft zichzelf steeds ontdaan van ieder deel van zichzelf dat aan een andere Schepper of aan een schepsel verleend kon worden. Hij heeft aan zijn goddelijke Zonen en de met hen verbonden intelligenties alle macht en alle gezag gedelegeerd die gedelegeerd konden worden. Hij heeft aan zijn Soevereine Zonen in hun respectieve universa daadwerke lijk ieder prerogatief van bestuurlijk gezag overgedragen dat overdraagbaar was. In de aangelegenheden van een plaatselijk universum heeft hij iedere Soevereine Schepper-Zoon even volmaakt, competent en gezaghebbend gemaakt als de Eeuwige Zoon in het oorspronkelijke, centrale universum. Hij heeft alles van zichzelf en al zijn eigenschappen, alles waarvan hij zich ook maar enigszins kon ontdoen, weggegeven, daadwerkelijk geschonken, met de waardigheid en heiligheid die bezit door persoonlijkheid inhoudt, op iedere manier, in alle tijdperken, op alle plaatsen, aan iedere persoon en in ieder universum, behalve het centrale universum waar hij verblijft.
10:1.3 (109.1) Goddelijke persoonlijkheid is niet egocentrisch; zelfdistribuering en het meedelen van persoonlijkheid kenmerken de goddelijke zelfheid met haar vrije wil. Schepselen hunkeren naar omgang met andere persoonlijke schepselen; scheppers worden bewogen hun goddelijkheid te delen met hun kinderen in het universum; de persoonlijkheid van de Oneindige onthult zich als de Universele Vader, die werkelijkheid van zijn en gelijkwaardigheid van het zelf deelt met twee persoonlijkheden, de Eeuwige Zoon en de Vereend Handelende Geest, die van gelijke orde zijn als hijzelf.
10:1.4 (109.2) Voor kennis aangaande de persoonlijkheid van de Vader en zijn goddelijke eigenschappen zullen wij altijd afhankelijk zijn van de openbaringen van de Eeuwige Zoon, want toen de vereende scheppingsdaad werd verricht, toen de Derde Persoon der Godheid plotseling tot persoonlijkheidsbestaan kwam en de gecombineerde ideeën van zijn goddelijke ouders ten uitvoer bracht, hield de Vader op te bestaan als de onvoorwaardelijke persoonlijkheid. Door het tot aanzijn komen van de Vereend Handelende Geest en de materialisatie van de centrale kern der schepping, vonden er bepaalde eeuwige veranderingen plaats. God gaf zichzelf als een absolute persoonlijkheid aan zijn Eeuwige Zoon. Aldus verleent de Vader inderdaad de ‘persoonlijkheid van oneindigheid’ aan zijn eniggeboren Zoon, terwijl zij beiden de ‘vereende persoonlijkheid’ van hun eeuwige vereniging aan de Oneindige Geest verlenen.
10:1.5 (109.3) Om deze en nog andere redenen die het voorstellingsvermogen van het eindige denken te boven gaan, is het voor het menselijk schepsel uiterst moeilijk om Gods oneindige vader-persoonlijkheid te begrijpen, behalve zoals deze universeel wordt geopenbaard in de Eeuwige Zoon en, met de Zoon, universeel actief is in de Oneindige Geest.
10:1.6 (109.4) Aangezien de Paradijs-Zonen van God de evolutionaire werelden bezoeken en daar soms zelfs verkeren in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, en aangezien deze zelfschenkingen het de sterfelijke mens mogelijk maken werkelijk iets van de natuur en het karakter van goddelijke persoonlijkheid te kennen, moeten de schepselen van de planetaire werelden de zelfschenkingen van deze Paradijs-Zonen beschouwen teneinde geloofwaardige en betrouwbare informatie te verkrijgen aangaande de Vader, de Zoon en de Geest.
10:2.1 (109.5) Door de techniek van trinitisatie ontdoet de Vader zich van de onvoorwaardelijke geest-persoonlijkheid die de Zoon is, maar door dit te doen maakt hij zichzelf tot Vader van deze Zoon, en stelt hij zich aldus in het bezit van de onbeperkte capaciteit om de goddelijke Vader te worden van alle daarna geschapen, geresulteerde, of andere gepersonaliseerde soorten intelligente wilsschepselen. Als de absolute en onvoorwaardelijke persoonlijkheid kan de Vader slechts functioneren als en met de Zoon, doch als een persoonlijke Vader blijft hij persoonlijkheid verlenen aan de uiteenlopende heerscharen van intelligente wilsschepselen van de verschillende niveaus, en hij onderhoudt eeuwig persoonlijke betrekkingen van liefdevolle omgang met deze enorme familie van zijn universum-kinderen.
10:2.2 (109.6) Wanneer de Vader aan de persoonlijkheid van zijn Zoon de volheid van zichzelf heeft geschonken en wanneer deze daad van zelfschenking volledig en volmaakt is, schenken de eeuwige partners, van de oneindige macht en natuur die aldus existent zijn in hun Vader-Zoon-vereniging, gezamenlijk die kwaliteiten en eigenschappen die nog een ander wezen vormen zoals zijzelf; en deze vereende persoonlijkheid, de Oneindige Geest, voltooit de existentiële personalisatie van de Godheid.
10:2.3 (110.1) De Zoon is onmisbaar voor het vaderschap van God. De Geest is onmisbaar voor de broederschap van de Tweede en de Derde Persoon. Drie personen vormen een minimale sociale groep, maar dit is de minst belangrijke van de vele redenen om in de onvermijdelijkheid van de Vereend Handelende Geest te geloven.
10:2.4 (110.2) De Eerste Bron en Centrum is de oneindige vader-persoonlijkheid, de onbegrensde bron-persoonlijkheid. De Eeuwige Zoon is de ongekwalificeerde absolute persoonlijkheid, het goddelijke wezen dat in alle tijd en eeuwigheid standhoudt als de volmaakte openbaring van de persoonlijke natuur van God. De Oneindige Geest is de vereende persoonlijkheid, de unieke persoonlijke consequentie van de eeuwigdurende Vader-Zoon-vereniging.
10:2.5 (110.3) De persoonlijkheid van de Eerste Bron en Centrum is de persoonlijkheid van oneindigheid minus de absolute persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon. De persoonlijkheid van de Derde Bron en Centrum is de bijkomende consequentie van de vereniging van de bevrijde Vader-persoonlijkheid en de absolute Zoon-persoonlijkheid.
10:2.6 (110.4) De Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest zijn unieke personen: geen van hen is een duplicaat, ieder is oorspronkelijk; zij zijn gedrieën verenigd.
10:2.7 (110.5) Alleen de Eeuwige Zoon ervaart de volheid van de goddelijke persoonlijkheidsrelatie, de be- wustheid van zowel zijn zoonschap van de Vader als van zijn vaderschap van de Geest, en van zijn goddelijke gelijkheid zowel met de Vader-voorvader als met de Geest-deelgenoot. De Vader kent de ervaring een Zoon te hebben die zijn gelijke is, doch de Vader kent geen voorouderlijke antecedenten. De Eeuwige Zoon heeft de ervaring van het zoonschap, hij erkent een voorouder van zijn persoonlijkheid, en tegelijkertijd is de Zoon zich bewust mede-ouder te zijn van de Oneindige Geest. De Oneindige Geest is zich bewust van twee persoonlijkheden die zijn ouders zijn, doch hij is zelf geen ouder van een Godheidspersoonlijkheid die van dezelfde orde is als hijzelf. Met de Geest bereikt de existentiële cyclus van Godheidspersonalisatie zijn voltooiing: de primaire persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum, zeven in getal, zijn experiëntieel.
10:2.8 (110.6) Mijn oorsprong ligt in de Paradijs-Triniteit. Ik ken de Triniteit als verenigde Godheid; ik weet ook dat de Vader, de Zoon en de Geest bestaan en handelen in hun welomlijnde persoonlijke competentie. Ik weet zeker dat zij niet alleen persoonlijk en collectief handelen, maar dat zij hun verrichtingen ook in verschillende groeperingen coördineren, zodat zij ten slotte in zeven verschillende enkelvoudige en meervoudige competenties functioneren. En aangezien de mogelijkheden voor dit combineren van goddelijkheid door deze zeven associaties zijn uitgeput, is het onvermijdelijk dat de realiteiten van het universum in zeven variaties van waarden, betekenissen en persoonlijkheid zullen verschijnen.
10:3.1 (110.7) Niettegenstaande het feit dat er slechts één Godheid is, zijn er drie positieve, goddelijke personalisaties van de Godheid. Met betrekking tot de schenking aan de mens van de goddelijke Richters sprak de Vader: ‘Laat ons de sterfelijke mens maken naar ons eigen beeld.’ In de geschriften van Urantia komt deze verwijzing naar de daden en de werken van de meervoudige Godheid herhaaldelijk voor, waaruit duidelijk de erkenning blijkt van het bestaan en de werkzaamheid van de drie Bronnen en Centra.
10:3.2 (110.8) Ons wordt geleerd dat de Zoon en de Geest dezelfde en gelijke betrekkingen onderhouden met de Vader in de associatie van de Triniteit. In de eeuwigheid en als Godheden is dit ongetwijfeld het geval, maar in de tijd en als persoonlijkheden onthullen zij zeker betrekkingen van zeer uiteenlopende natuur. Wanneer men vanuit het Paradijs naar de universa kijkt, schijnen deze betrekkingen inderdaad sterk op elkaar te lijken, maar gezien vanuit de gebieden der ruimte blijken zij geheel verschillend te zijn.
10:3.3 (111.1) De goddelijke Zonen zijn inderdaad het ‘Woord van God,’ maar de kinderen van de Geest zijn waarlijk de ‘Daad van God.’ God spreekt door de Zoon en handelt met de Zoon door de Oneindige Geest, terwijl de Zoon en de Geest in alle activiteiten in het universum op voortreffelijke wijze broederlijk zijn, en als twee gelijkwaardige broeders arbeiden, met bewondering en liefde voor een geëerde en goddelijk geëerbiedigde gemeenschappelijke Vader.
10:3.4 (111.2) De Vader, de Zoon en de Geest zijn zeker gelijk in natuur, van dezelfde orde in wezen, maar er bestaan onmiskenbare verschillen in hun universum-verrichtingen, en wanneer zij alléén handelen, is iedere persoon van de Godheid blijkbaar beperkt in absoluutheid.
10:3.5 (111.3) Voordat de Universele Vader zichzelf uit eigen wil ontdeed van de persoonlijkheid, vermogens en eigenschappen die de Zoon en de Geest vormen, schijnt hij (filosofisch beschouwd) een ongekwalificeerde, absolute en oneindige Godheid geweest te zijn. Doch zulk een theoretische Eerste Bron en Centrum zonder Zoon zou in geen enkele betekenis van het woord beschouwd kunnen worden als de Universele Vader; vaderschap is niet reëel zonder zoonschap. Voorts moet de Vader, om absoluut geweest te zijn in een totale zin, op een bepaald eeuwig ver tijdstip, alleen hebben bestaan. Hij heeft echter nooit zulk een solitair bestaan gekend: de Zoon en de Geest zijn beiden voor eeuwig coëxistent met de Vader. De Eerste Bron en Centrum is altijd geweest, en zal immer zijn, de eeuwige Vader van de Oorspronkelijke Zoon, en, tezamen met de Zoon, de eeuwige voorzaat van de Oneindige Geest.
10:3.6 (111.4) Wij bemerken dat de Vader zich van alle rechtstreekse manifestaties van absoluutheid heeft ontdaan, behalve van absoluut vaderschap en absoluut wilsvermogen. Wij weten niet of wilsvermogen een onvervreemdbare eigenschap is van de Vader; wij kunnen slechts waarnemen dat hij zich niet heeft ontdaan van wilsvermogen. Zulk een oneindigheid van wil moet eeuwig inherent zijn geweest in de Eerste Bron en Centrum.
10:3.7 (111.5) Met het verlenen van absoluutheid van persoonlijkheid aan de Eeuwige Zoon ontkomt de Universele Vader aan de kluisters van persoonlijkheidsabsolutisme, maar door dit te doen, neemt hij een stap die het hem voor altijd onmogelijk maakt om alléén te handelen, als de absolute persoonlijkheid. En met de uiteindelijke personalisatie van de coëxistente Godheid — de Vereend Handelende Geest — ontstaat vervolgens de doorslaggevende trinitaire onderlinge afhankelijkheid van de drie goddelijke persoonlijkheden ten aanzien van de totaliteit van het functioneren van de Godheid in absolute zin.
10:3.8 (111.6) God is de Absolute Vader van alle persoonlijkheden in het universum van universa. De Vader is persoonlijk absoluut in vrijheid van handelen, maar in de universa in tijd en ruimte, die gemaakt zijn, nu gemaakt worden en nog gemaakt zullen worden, is de Vader niet waarneembaar absoluut als totale Godheid, behalve in de Paradijs-Triniteit.
10:3.9 (111.7) De Eerste Bron en Centrum functioneert buiten Havona in de waarneembare universa als volgt:
10:3.10 (111.8) 1. als schepper, door de Schepper-Zonen, zijn kleinzoons;
10:3.11 (111.9) 2. als beheerser, door het zwaartekrachtcentrum van het Paradijs;
10:3.12 (111.10) 3. als geest, door de Eeuwige Zoon;
10:3.13 (111.11) 4. als bewustzijn, door de Vereende Schepper;
10:3.14 (111.12) 5. als Vader onderhoudt hij vaderlijk contact met alle schepselen door zijn persoonlijkheidscircuit;
10:3.15 (111.13) 6. als persoon handelt hij in de hele schepping rechtstreeks door zijn exclusieve fragmenten — in de sterfelijke mens door de Gedachtenrichters;
10:3.16 (111.14) 7. als totale Godheid functioneert hij alleen in de Paradijs-Triniteit.
10:3.17 (112.1) Al dit prijsgeven en delegeren van zijn jurisdictie heeft de Universele Vader geheel vrijwillig gedaan, en zich zelf opgelegd. De alvermogende Vader neemt doelbewust deze beperkingen van zijn gezag in het universum op zich.
10:3.18 (112.2) De Eeuwige Zoon lijkt in alle geestelijke opzichten te functioneren als één met de Vader, behalve in de schenkingen van de Godsfragmenten en in andere voorpersoonlijke activiteiten. De Zoon is evenmin nauw geïdentificeerd met de verstandelijke activiteiten van materiële schepselen, noch met de energie-activiteiten in de materiële universa. Als absolute functioneert de Zoon als persoon, en alleen in het domein van het geestelijke universum.
10:3.19 (112.3) De Oneindige Geest is verbazingwekkend universeel en ongelooflijk veelzijdig in al zijn verrichtingen. Hij werkt in de sferen van het bewustzijn, van de materie en van de geest. De Vereend Handelende Geest vertegenwoordigt de Vader-Zoon-associatie, maar hij functioneert ook als zichzelf. Hij is niet rechtstreeks betrokken bij de fysische zwaartekracht, bij de geestelijke zwaarte-kracht, of bij het persoonlijkheidscircuit, maar hij neemt min of meer deel aan alle andere activiteiten in het universum. Hoewel hij blijkbaar afhankelijk is van drie existentiële, absolute vormen van beheersing door zwaartekracht, lijkt de Oneindige Geest zelf drie vormen van superbeheersing uit te oefenen. Deze drievoudige gave wordt op velerlei wijze gebruikt om zelfs de manifestaties van primaire krachten en energieën te transcenderen en schijnbaar te neutraliseren, helemaal tot aan de superultieme grenzen van absoluutheid toe. In bepaalde situaties gaan deze superbeheersingen op absolute wijze zelfs de primaire manifestaties van de kosmische realiteit te boven.
10:4.1 (112.4) Onder alle absolute associaties is de Paradijs-Triniteit (de eerste drieënigheid) uniek als een exclusieve associatie van de persoonlijke Godheid. God functioneert als God slechts in verhouding tot God en tot hen die God kunnen kennen, maar als absolute Godheid slechts in de Paradijs-Triniteit en in betrekking tot de totaliteit van het universum.
10:4.2 (112.5) De eeuwige Godheid is volmaakt verenigd; niettemin zijn er drie volkomen geïndividuali-seerde personen der Godheid. De Paradijs-Triniteit maakt het mogelijk dat alle verscheidenheid der karaktertrekken en oneindige vermogens van de Eerste Bron en Centrum en zijn eeuwige gelijken, en alle goddelijke eenheid van de universum-functies van de ongedeelde Godheid, gelijktijdig tot uitdrukking komt.
10:4.3 (112.6) De Triniteit is een associatie van oneindige personen die functioneren in een niet-persoonlijke capaciteit, maar niet in strijd met persoonlijkheid. De illustratie is enigszins primitief, maar een vader, zoon en kleinzoon zouden een corporatieve entiteit kunnen vormen die niet- persoonlijk zou zijn, doch niettemin onderworpen aan de wil van ieder van hen persoonlijk.
10:4.4 (112.7) De Paradijs-Triniteit is werkelijk. Zij bestaat als de vereniging van de Godheid van Vader, Zoon en Geest; toch kunnen de Vader, de Zoon of de Geest, of elke twee van hen, functioneren in betrekking tot deze zelfde Paradijs-Triniteit. De Vader, de Zoon en de Geest kunnen op een niet-Trinitaire wijze samenwerken, maar niet als drie Godheden. Als personen kunnen zij naar verkiezing samenwerken, maar dat is niet de Triniteit.
10:4.5 (112.8) Houdt steeds in gedachten dat hetgeen door de Oneindige Geest gedaan wordt, de functie is van de Vereend Handelende Geest. Zowel de Vader als de Zoon functioneren in en door en als hem. Doch het zou nutteloos zijn te trachten het mysterie van de Triniteit op te helderen: drie als één en in één, en één als twee en handelend voor twee.
10:4.6 (112.9) De Triniteit is zodanig betrokken in de totaliteit der aangelegenheden van het universum, dat wij met haar rekening dienen te houden in onze pogingen om de totaliteit van iedere afzonderlijke kosmische gebeurtenis of persoonlijkheidsrelatie uit te leggen. De Triniteit functioneert op alle niveaus van de kosmos, en de sterfelijke mens is beperkt tot het eindige niveau; daarom moet de mens zich tevredenstellen met een eindig begrip van de Triniteit als de Triniteit.
10:4.7 (113.1) Als sterveling in het vlees dient ge de Triniteit te beschouwen in overeenstemming met uw individuele verlichting en in harmonie met de reacties van uw bewustzijn en ziel. Ge kunt maar zeer weinig van de absoluutheid van de Triniteit weten, maar bij uw opklimming naar het Paradijs zult ge vele malen verbaasd staan over achtereenvolgende openbaringen en onverwachte ontdekkingen van het allerhoogste en ultieme bewind van de Triniteit, zo niet van haar absoluutheid.
10:5.1 (113.2) De persoonlijke Godheden hebben eigenschappen, doch het is niet zeer consequent om van de Triniteit te zeggen dat zij eigenschappen heeft. Het is juister om deze associatie van goddelijke wezens te beschouwen als in het bezit van functies, zoals de toepassing van gerechtigheid, verschillende instellingen ten opzichte van totaliteiten, coördinatieve activiteit, en kosmische albeheersing. Deze functies zijn actief allerhoogst, ultiem en (binnen de begrenzingen van de Godheid) absoluut, waar het alle levende werkelijkheden van persoonlijkheidswaarde betreft.
10:5.2 (113.3) De functies van de Paradijs-Triniteit zijn niet enkel de som van de blijkbare goddelijkheid die de Vader bezit, plus die gespecialiseerde eigenschappen die uniek zijn in het persoonlijk bestaan van de Zoon en de Geest. De Triniteitsassociatie van de drie Paradijs-Godheden heeft tot gevolg de evolutie, de resultering en het als godheid verschijnen van nieuwe begrippen, waarden, krachten, en capaciteiten voor universele openbaring, handeling, en bestuur. Levende associaties, menselijke families, sociale groepen, of de Paradijs-Triniteit, vermeerderen zich niet volgens een eenvoudige rekenkundige optelling. Het potentieel van een groep is altijd veel meer dan de enkele optelsom van de eigenschappen van de individuen die de groep vormen.
10:5.3 (113.4) De Triniteit handhaaft een unieke instelling als de Triniteit ten opzichte van het ganse universum van verleden, heden en toekomst. De functies van de Triniteit kunnen dan ook het best beschouwd worden in verband met de universum-instellingen van de Triniteit. Deze instellingen zijn simultaan en kunnen meervoudig zijn ten aanzien van iedere afzonderlijke situatie of gebeurtenis:
10:5.4 (113.5) 1. De instelling ten opzichte van het Eindige. De maximale zelfbeperking van de Triniteit is haar instelling ten opzichte van het eindige. De Triniteit is niet een persoon, en evenmin is de Allerhoogste uitsluitend een personalisatie van de Triniteit, maar de Allerhoogste komt het dichtst bij een kracht-persoonlijkheid-focalisering van de Triniteit, die door eindige schepselen kan worden begrepen. Vandaar dat de Triniteit in verband met het eindige soms wordt aangeduid als de Triniteit van Allerhoogste Macht.
10:5.5 (113.6) 2. De instelling ten aanzien van het Absoniete. De Paradijs-Triniteit heeft zorg voor die niveaus van bestaan die meer dan eindig, doch minder dan absoluut zijn, en deze verhouding wordt somtijds aangeduid als de Triniteit van de Ultimiteit. Noch de Ultieme, noch de Allerhoogste zijn geheel representatief voor de Paradijs-Triniteit, maar in beperkte zin en op hun respectieve niveau, schijnt elk van hen de Triniteit te vertegenwoordigen gedurende de voorpersoonlijke era’s van de ontwikkeling van experiëntiële macht.
10:5.6 (113.7) 3. De Absolute instelling van de Paradijs-Triniteit is in verband met absolute bestaansvormen en culmineert in de activiteit van de totale Godheid.
10:5.7 (113.8) De Oneindige Triniteit houdt de coördinatieve werking in van alle drieënigheidsrelaties van de Eerste Bron en Centrum — niet-vergoddelijkte zowel als vergoddelijkte — en is derhalve voor persoonlijkheden zeer moeilijk te bevatten. Wanneer ge nadenkt over de Triniteit als oneindig, moet ge niet aan de zeven drieënigheden voorbijgaan: door deze kunnen bepaalde moeilijkheden voor het begrip worden vermeden, en zekere paradoxen ten dele worden opgelost.
10:5.8 (114.1) Doch ik beschik niet over de taal die mij in staat zou stellen de volle waarheid en de eeuwige betekenis van de Paradijs-Triniteit, en de aard van de nimmer eindigende onderlinge associatie van de drie wezens van oneindige volmaaktheid, duidelijk te maken aan het beperkte menselijke bewustzijn.
10:6.1 (114.2) Alle wet heeft zijn oorsprong in de Eerste Bron en Centrum; hij is wet. De tenuitvoerlegging van de geestelijke wet berust bij de Tweede Bron en Centrum. De openbaring van de wet, de afkondiging en interpretatie van de goddelijke verordeningen, is de functie van de Derde Bron en Centrum. De toepassing van de wet, de rechtspraak, behoort tot het domein van de Paradijs-Triniteit en wordt uitgevoerd door bepaalde Zonen van de Triniteit.
10:6.2 (114.3) Gerechtigheid is inherent aan de universele soevereiniteit van de Paradijs-Triniteit, maar goedheid, barmhartigheid en waarheid zijn het universele dienstbetoon van de goddelijke persoonlijkheden wier Godheidsvereniging de Triniteit vormt. Gerechtigheid is niet de instelling van de Vader, de Zoon, of van de Geest. Gerechtigheid is de Triniteitsinstelling van deze persoonlijkheden van liefde, barmhartigheid en dienstbetoon. Niet één der Paradijs-Godheden behartigt de rechtspleging. Gerechtigheid is nooit een persoonlijke instelling; rechtspraak is altijd een meervoudige functie.
10:6.3 (114.4) Bewijsvoering, de grondslag van billijkheid (gerechtigheid in harmonie met barmhartigheid), is de taak van de persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum, de met de Vader en de Zoon verbonden vertegenwoordiger van hen gezamenlijk voor alle gebieden en voor het denken van de verstandelijke wezens der ganse schepping.
10:6.4 (114.5) Vonnis wijzen, de uiteindelijke toepassing van het recht in overeenstemming met het bewijs dat door de persoonlijkheden van de Oneindige Geest is voorgelegd, is het werk van de Stationaire Zonen van de Triniteit, wezens die deelhebben aan de Triniteitsnatuur van de verenigde Vader, Zoon en Geest.
10:6.5 (114.6) Deze groep Triniteitszonen omvat de volgende persoonlijkheden:
10:6.6 (114.7) 1. Getrinitiseerde Geheimen der Allerhoogste Macht;
10:6.7 (114.8) 2. Eeuwigen der Dagen;
10:6.8 (114.9) 3. Ouden der Dagen;
10:6.9 (114.10) 4. Perfecties der Dagen;
10:6.10 (114.11) 5. Recenten der Dagen;
10:6.11 (114.12) 6. Unies der Dagen;
10:6.12 (114.13) 7. Getrouwen der Dagen;
10:6.13 (114.14) 8. Vervolmakers der Wijsheid;
10:6.14 (114.15) 9. Goddelijke Raadslieden;
10:6.15 (114.16) 10. Universele Censors.
10:6.16 (114.17) Wij zijn de kinderen van de drie Paradijs-Godheden functionerend als de Triniteit, want ik behoor toevallig tot de tiende orde van deze groep, de Universele Censors. Deze orden zijn niet representatief voor de instelling van de Triniteit in een universele zin; zij vertegenwoordigen deze collectieve instelling van de Godheid alleen in de domeinen van de uitvoering van vonnissen — gerechtigheid. Zij zijn door de Triniteit specifiek ontworpen voor het nauwkeurige werk waarvoor zij worden aangesteld, en zij vertegenwoordigen de Triniteit slechts in de functies waarvoor zij zijn gepersonaliseerd.
10:6.17 (115.1) De Ouden der Dagen en hun van de Triniteit afstammende metgezellen wijzen gerechte vonnissen van allerhoogste billijkheid in de zeven superuniversa. In het centrale universum bestaan deze functies slechts in theorie: daar, in de volmaaktheid, is billijkheid vanzelfsprekend, en de volmaaktheid van Havona sluit alle mogelijkheid van disharmonie uit.
10:6.18 (115.2) Het recht is de collectieve gedachte van rechtvaardigheid: barmhartigheid is de persoonlijke uitdrukking ervan. Barmhartigheid is de instelling van liefde; nauwkeurigheid kenmerkt de werking der wet. Het goddelijke oordeel is de billijkheid zelve, want het voegt zich steeds naar de gerechtigheid van de Triniteit en vervult immer de goddelijke liefde van God. Wanneer dit geheel wordt ingezien en volledig begrepen, vallen de rechtvaardige gerechtigheid van de Triniteit en de barmhartige liefde van de Universele Vader samen. De mens heeft echter niet zulk een volledig begrip van de goddelijke gerechtigheid. Vanuit het menselijke standpunt gezien, worden in de Triniteit de persoonlijkheden van de Vader, de Zoon en de Geest aangepast teneinde de dienst van de liefde en het recht te coördineren in de experiëntiële universa in de tijd.
10:7.1 (115.3) De Eerste, de Tweede en de Derde Persoon der Godheid zijn elkaars gelijken, en zij zijn één. ‘De Heer onze God is één God.’ Er bestaat volmaaktheid van voornemen en eenheid van uitvoering in de goddelijke Triniteit der eeuwige Godheden. De Vader, de Zoon, en de Vereend Handelende Geest zijn waarlijk en goddelijk één. Naar waarheid staat geschreven: ‘Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God.’
10:7.2 (115.4) Zoals de dingen voor de sterveling op het niveau van het eindige lijken te zijn, houdt de Paradijs-Triniteit, evenals de Allerhoogste, zich alleen bezig met de totaliteit — de totale planeet, het totale universum, het totale superuniversum, het totale groot universum. Deze totaliteitsinstelling bestaat omdat de Triniteit het totaal der Godheid is, en om nog vele andere redenen.
10:7.3 (115.5) De Allerhoogste is iets minder en iets anders dan de Triniteit zoals deze functioneert in de eindige universa; binnen zekere grenzen echter, en gedurende het huidige tijdperk van onvolledige krachtpersonalisatie, lijkt deze evolutionaire Godheid inderdaad de instelling van de Triniteit der Allerhoogste macht te weerspiegelen. De Vader, de Zoon en de Geest functioneren niet persoonlijk samen met de Allerhoogste, maar gedurende het huidige universum-tijdperk werken zij met hem samen als de Triniteit. Wij begrijpen dat zij eenzelfde betrekking onderhouden met de Ultieme. Wij speculeren er dikwijls over wat de persoonlijke verhouding zal zijn tussen de Paradijs-Godheden en God de Allerhoogste wanneer deze eindelijk geëvo-lueerd zal zijn, maar wij weten het niet werkelijk.
10:7.4 (115.6) Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de albeheersing van het Allerhoogst Bewind niet geheel voorspelbaar is. Deze onvoorspelbaarheid lijkt bovendien gekenmerkt te worden door een zekere mate van onvolledigheid in ontwikkeling, ongetwijfeld een kenteken van de onvolledigheid van de Allerhoogste en de onvolledigheid der eindige reactie op de Paradijs-Triniteit.
10:7.5 (115.7) Het sterfelijk bewustzijn kan ogenblikkelijk duizend en één dingen bedenken — catastrofale fysische gebeurtenissen, ontstellende ongelukken, verschrikkelijke rampen, pijnlijke ziekten en wereldwijde plagen — en zich afvragen of zulke bezoekingen gecorreleerd worden in het onbekende manoeuvreren van dit waarschijnlijke functioneren van de Allerhoogste. Eerlijk gezegd weten wij dit niet: wij zijn er niet werkelijk zeker van. Doch wij merken wel dat met het voortschrijden van de tijd al deze moeilijke en min of meer mysterieuze omstandigheden altijd zo uitwerken dat zij het welzijn en de vooruitgang van de universa ten goede komen. Het kan zijn dat de omstandigheden van het bestaan en de onverklaarbare wisselvalligheden van het leven alle met elkaar verweven worden tot een zinvol patroon van hoge waarde, door het functioneren van de Allerhoogste en de albeheersing door de Triniteit.
10:7.6 (116.1) Als een zoon van God kunt ge de persoonlijke instelling van liefde in alle daden van God de Vader ontwaren. Maar ge zult niet altijd kunnen begrijpen hoe vele van de universum-daden van de Paradijs-Triniteit de individuele sterveling op de evolutionaire werelden in de ruimte tot heil zijn. In de vooruitgang der eeuwigheid zullen de daden van de Triniteit geopenbaard worden als in alle opzichten zinvol en behoedzaam, maar zo schijnen zij de schepselen in de tijd niet altijd toe.
10:8.1 (116.2) Vele waarheden en feiten die betrekking hebben op de Paradijs-Triniteit kunnen alleen, en dan nog slechts ten dele, worden begrepen, wanneer men een functie erkent die boven het eindige uitgaat.
10:8.2 (116.3) Het zou niet raadzaam zijn de functies te bespreken van de Triniteit der Ultimiteit, doch wij mogen u hier onthullen dat God de Ultieme de Triniteitsmanifestatie is die door de Transcendenten wordt begrepen. Wij zijn geneigd te geloven dat de eenwording van het meester-universum de resulterende daad is van de Ultieme, en dat deze waarschijnlijk bepaalde, doch niet alle, aspecten van de absoniete albeheersing van de Paradijs-Triniteit weerspiegelt. De Ultieme is een gekwalificeerde manifestatie van de Triniteit in verband met het absoniete alleen in die zin, dat de Allerhoogste aldus gedeeltelijk de Triniteit vertegenwoordigt in verband met het eindige.
10:8.3 (116.4) De Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest zijn, in zekere zin, de constituerende persoonlijkheden van de totale Godheid. Hun vereniging in de Paradijs-Triniteit en de absolute functie van de Triniteit vormen het equivalent van de functie van de totale Godheid. En een dergelijke voltooiing van de Godheid gaat zowel het eindige als het absoniete te boven.
10:8.4 (116.5) Hoewel geen enkele persoon van de Paradijs-Godheden op zichzelf daadwerkelijk alle potentieel van de Godheid vervult, doen zij dit gedrieën collectief wel. Drie oneindige personen lijken het minimum aantal wezens dat nodig is om het voorpersoonlijke en existentiële potentieel van de totale Godheid te activeren — het Godheid-Absolute.
10:8.5 (116.6) Wij kennen de Universele Vader, de Eeuwige Zoon, en de Oneindige Geest als personen, maar het Godheid-Absolute ken ik niet persoonlijk. Ik heb God de Vader lief en aanbid hem; ik respecteer en eer het Godheid-Absolute.
10:8.6 (116.7) Ik verbleef eens in een universum waar een zekere groep wezens onderrichtte dat de volkomenen, in de eeuwigheid, uiteindelijk de kinderen van het Godheid-Absolute zouden worden. Ik ben evenwel niet bereid deze oplossing van het mysterie dat de toekomst van de volkomenen omhult, te aanvaarden.
10:8.7 (116.8) Het Korps der Volkomenheid omvat onder anderen die stervelingen uit de tijd en ruimte, die volmaaktheid hebben bereikt in alles wat betrekking heeft op de wil van God. Als schepselen, en binnen de grenzen van het vermogen van schepselen, kennen zij God ten volle en waarlijk. Nu zij op deze wijze God gevonden hebben als de Vader van alle schepselen, moeten deze volkomenen te eniger tijd beginnen aan de queeste naar de boveneindige Vader. Deze zoektocht houdt echter een verstaan in van de absoniete natuur van de ultieme eigenschappen en het ultieme karakter van de Paradijs-Vader. De eeuwigheid zal onthullen of het mogelijk is dit te bereiken, maar wij zijn ervan overtuigd dat zelfs indien de volkomenen dit ultieme van goddelijkheid zullen gaan vatten, zij waarschijnlijk niet in staat zullen zijn de superultieme niveaus van de absolute Godheid te bereiken.
10:8.8 (116.9) Misschien zullen de volkomenen het Godheid-Absolute gedeeltelijk kunnen bereiken, maar zelfs indien zij dit doen, dan nog zal in de eeuwigheid der eeuwigheden het probleem van het Universeel Absolute de opklimmende en voortschrijdende volkomenen blijven intrigeren, voor raadselen blijven stellen, verbijsteren en uitdagen, want wij merken hier op dat de ondoorgrondelijkheid van de kosmische betrekkingen van het Universeel Absolute de neiging zal hebben in omvang toe te nemen naarmate de materiële universa en hun geestelijk bestuur zich blijven uitbreiden.
10:8.9 (117.1) Alleen de oneindigheid kan de Vader-Oneindige onthullen.
10:8.10 (117.2) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Universele Censor, handelend op gezag van de Ouden der Dagen die op Uversa resideren.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 11
11:0.1 (118.1) HET Paradijs is het eeuwige centrum van het universum van universa en de plaats waar de Universele Vader, de Eeuwige Zoon, de Oneindige Geest en hun goddelijke soortgenoten en medewerkers verblijven. Dit centrale Eiland is het meest gigantische, georganiseerde lichaam van kosmische realiteit in het ganse meester-universum. Het Paradijs is evenzeer een materieel hemellichaam als een geestelijke woonplaats. Alle intelligente schepselen van de Universele Vader wonen in materiële verblijfplaatsen, vandaar dat het absolute centrum dat alles beheerst, ook materieel, concreet moet zijn. En nogmaals moeten wij hier herhalen dat geestelijke dingen en geestelijke wezens werkelijk zijn.
11:0.2 (118.2) De materiële schoonheid van het Paradijs bestaat in de pracht van zijn fysische volmaaktheid; de grootsheid van het Eiland van God blijkt uit de luisterrijke verstandelijke verworvenheden en bewustzijnsontwikkeling van zijn inwoners; de heerlijkheid van het centrale Eiland toont zich in de oneindige kwaliteit van goddelijke geest-persoonlijkheid — het licht des levens. Doch de diepten van de geestelijke schoonheid en de wonderen van dit schitterende ensemble gaan het begrip van het eindige bewustzijn van materiële schepselen verre te boven. De glorie en geestelijke luister van de goddelijke verblijfplaats kunnen door het eindige bewustzijn van materiële schepselen onmogelijk worden begrepen. En het Paradijs bestaat sinds de eeuwigheid; er bestaan verslagen noch overleveringen betreffende de oorsprong van dit kern-Eiland van Licht en Leven.
11:1.1 (118.3) Het Paradijs dient vele doeleinden in het bestuur van de universele gebieden, maar voor geschapen wezens bestaat het in de eerste plaats als de woonplaats van de Godheid. De persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader zetelt precies in het midden van de bovenzijde van dit bijna cirkelvormige, maar niet bolvormige, verblijf van de Godheden. Deze Paradijs-tegenwoordigheid van de Universele Vader wordt direct omgeven door de persoonlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon, terwijl zij beiden omkleed zijn met de onuitsprekelijke glorie van de Oneindige Geest.
11:1.2 (118.4) In ditzelfde centrale, eeuwige verblijf woont God, heeft hij gewoond en zal hij eeuwig wonen. Wij hebben hem daar altijd gevonden en zullen hem daar ook altijd vinden. In dit centrum van het universum van universa is de Universele Vader kosmisch gefocaliseerd, geestelijk gepersonaliseerd en zetelt hij geografisch.
11:1.3 (118.5) Wij weten allen welke rechtstreekse koers wij moeten volgen om de Universele Vader te vinden. Gij kunt niet veel aangaande de goddelijke residentie begrijpen omdat zij zo ver van u afligt en omdat de ruimte tussen u en de goddelijke residentie zo immens is, maar degenen die de betekenis van deze enorme afstanden wel kunnen begrijpen, kennen Gods plaats en residentie even zeker en concreet als gij weet waar New York, Londen, Rome, of Singapore liggen, steden die een duidelijke, geografische locatie op Urantia hebben. Als ge een intelligente navigator zoudt zijn, toegerust met een schip, kaarten en een kompas, zoudt ge deze steden gemakkelijk kunnen vinden. Zo zoudt ge ook, indien ge over de tijd en de middelen van vervoer zoudt beschikken, indien ge daartoe geestelijk bevoegd zoudt zijn en de noodzakelijke leiding zoudt krijgen, door universum na universum en van circuit tot circuit geloodst kunnen worden, steeds verder naar binnen reizend door de sterrengebieden, totdat ge ten laatste voor de centrale schittering van de geestelijke heerlijkheid van de Universele Vader zoudt staan. Indien ge voorzien zijt van alle noodzakelijke middelen voor de reis, is het niet moeilijker om de persoonlijke tegenwoordigheid van God te vinden in het centrum van alle dingen, dan verre steden op uw eigen planeet. Dat ge deze plaatsen niet bezocht hebt, bewijst geenszins dat zij niet werkelijk zijn of niet daadwerkelijk bestaan. Dat maar zo weinigen van de universum-schepselen God op het Paradijs hebben gevonden, weerlegt geenszins de realiteit van zijn bestaan, noch de actualiteit van zijn geestelijke persoon in het centrum van alle dingen.
11:1.4 (119.1) De Vader kan altijd op deze centrale plaats worden aangetroffen. Indien hij zich zou verplaatsen, zou er een universeel pandemonium losbarsten, want in hem convergeren daar, in het centrum van zijn residentie, de universele zwaartekrachtlijnen vanuit de einden der schepping. Of wij nu het persoonlijkheidscircuit traceren door de universa, of de opklimmende persoonlijkheden volgen op hun binnenwaartse reis naar de Vader, of wij de materiële zwaartekrachtlijnen traceren naar de onderzijde van het Paradijs of de binnenwaarts wellende kringlopen van kosmische kracht volgen, of wij de geestelijke zwaartekrachtlijnen traceren naar de Eeuwige Zoon of de inkomende processie van de Paradijs-Zonen van God volgen; of wij de bewustzijnscircuits traceren of de vele triljoenen hemelse wezens volgen die afstammen van de Oneindige Geest — elk van deze waarnemingen en deze alle tezamen, voeren ons rechtstreeks terug naar de tegenwoordigheid van de Vader, naar zijn centrale verblijf-plaats. Hier is God persoonlijk, letterlijk en daadwerkelijk tegenwoordig. En uit zijn oneindig wezen gaan de vloedstromen van leven, energie, en persoonlijkheid uit naar alle universa.
11:2.1 (119.2) Nu ge een vage indruk begint te krijgen van de immense grootte van het materiële universum dat waarneembaar is zelfs vanuit uw astronomische locatie, uw ruimtepositie in de sterrenstelsels, moet het u wel duidelijk worden dat zo’n geweldig materieel universum een geschikte, waardige hoofdwereld moet hebben, een hoofdkwartier dat in overeenstemming is met de waardigheid en oneindigheid van de universele Regeerder over deze ontzaglijke, wijdverbreide schepping van materiële gebieden en levende wezens.
11:2.2 (119.3) In vorm verschilt het Paradijs van de bewoonde hemellichamen in de ruimte: het is niet bolvormig. Het is duidelijk ellipsoïde, want de noord-zuid-diameter is een zesde langer dan de oost-west-diameter. Het centrale Eiland is in wezen plat, en de afstand van de bovenzijde tot het ondervlak is een tiende van de oost-west-diameter.
11:2.3 (119.4) Deze verschillen in de dimensies van het Eiland, alsmede de stationaire status en de grotere buitenwaartse druk van de kracht-energie aan het noordzijde, maken het mogelijk om absolute richting vast te stellen in het meester-universum.
11:2.4 (119.5) Het centrale Eiland is geografisch verdeeld in drie gebieden van activiteit:
11:2.5 (119.6) 1. de bovenzijde van het Paradijs;
11:2.6 (119.7) 2. de buitenzijde van het Paradijs;
11:2.7 (119.8) 3. de onderzijde van het Paradijs.
11:2.8 (119.9) Wij noemen het oppervlak van het Paradijs dat in beslag wordt genomen door persoonlijkheidsactiviteiten de bovenzijde, en het tegenoverliggende oppervlak de onderzijde. De buitenzijde van het Paradijs biedt gelegenheid tot activiteiten die niet strikt persoonlijk of niet-persoonlijk zijn. De Triniteit schijnt het persoonlijke of bovenvlak te beheersen en het Ongekwalificeerd Absolute het onpersoonlijke of ondervlak. Wij stellen ons het Ongekwalificeerd Absolute eigenlijk niet als een persoon voor, maar wij denken wel dat de functionele ruimtepresentie van dit Absolute gefocaliseerd is op de onderzijde van het Paradijs.
11:2.9 (120.1) Het eeuwige Eiland bestaat uit een enkelvoudige vorm van materialisatie — stationaire systemen van realiteit. Deze concrete substantie van het Paradijs is een homogene organisatie van ruimtepotentie, die nergens anders in het ganse uitgestrekte universum van universa wordt aangetroffen. In de verschillende universa wordt deze substantie met vele namen aangeduid, en de Melchizedeks van Nebadon hebben haar al lang geleden absolutum genoemd. Deze oorspronkelijke materie van het Paradijs is dood noch levend: het is de oorspronkelijke niet-geestelijke uitdrukking van de Eerste Bron en Centrum. Het is Paradijs en het Paradijs is zonder duplicaat.
11:2.10 (120.2) Het lijkt ons toe dat de Eerste Bron en Centrum al het absolute potentieel voor de kosmische realiteit heeft geconcentreerd in het Paradijs, als onderdeel van zijn techniek van zelfbevrijding uit de beperkingen van oneindigheid, als een middel om suboneindige en zelfs tijd-ruimtelijke schepping mogelijk te maken. Maar hieruit volgt niet dat het Paradijs tijd-ruimtelijk beperkt zou zijn, alleen maar omdat het universum van universa deze eigenschappen vertoont. Het Paradijs bestaat zonder tijd en heeft geen locatie in de ruimte.
11:2.11 (120.3) Het is ongeveer zo: de ruimte schijnt juist beneden de onderzijde van het Paradijs te ontstaan, en de tijd juist boven de bovenzijde van het Paradijs. De tijd, zoals gij deze verstaat, is geen kenmerk van het bestaan op het Paradijs, ofschoon de burgers van het centrale Eiland zich volledig bewust zijn van een niet in de tijd vallende opeenvolging van gebeurtenissen. Beweging is niet inherent op het Paradijs: beweging is volitioneel. Doch het begrip afstand, zelfs absolute afstand, heeft zeer veel betekenis, aangezien het van toepassing is op relatieve locaties op het Paradijs. Het Paradijs is niet-ruimtelijk; hieruit volgt dat de verschillende oppervlakten van het Paradijs absoluut zijn en daarom benut kunnen worden op vele manieren die het vermogen van het sterfelijk denken te boven gaan.
11:3.1 (120.4) Op de bovenzijde van het Paradijs zijn er drie hoge sferen van activiteit, de tegenwoordigheid van de Godheid, de Allerheiligste Sfeer en het Heilige Gebied. Het ontzaglijke domein dat de tegenwoordigheid van de Godheden direct omringt, is afgezonderd als de Allerheiligste Sfeer en gereserveerd voor de functies van aanbidding, trinitisatie, en hoge geestelijke prestaties. Er zijn geen materiële structuren of zuiver verstandelijke scheppingen in deze zone; deze zouden daar niet kunnen bestaan. Het heeft geen zin dat ik probeer voor het menselijke bewustzijn de goddelijke natuur en de schoonheid van de Allerheiligste sfeer af te schilderen. Dit gebied is geheel geestelijk, en gij zijt bijna geheel materieel. Een zuiver geestelijke werkelijkheid is voor een zuiver materieel wezen blijkbaar niet-bestaand.
11:3.2 (120.5) Hoewel er geen fysische materialisaties zijn in de ruimte van het Allerheiligste, bestaat er in de Heilige Land-sectoren wel een overvloed aan souvenirs aan uw materiële dagen, en nog meer in de herinneringen oproepende historische terreinen aan de buitenzijde van het Paradijs.
11:3.3 (120.6) Het Heilige Gebied, het meer naar buiten gelegen terrein, ofwel het woongebied, is verdeeld in zeven concentrische zones. Het Paradijs wordt soms ‘het Huis van de Vader’ genoemd aangezien het zijn eeuwige residentie is, en deze zeven zones worden dikwijls aangeduid als ‘de Paradijs-woningen van de Vader.’ De binnenste of eerste zone wordt bewoond door de Burgers van het Paradijs en door ingeborenen van Havona die toevallig op het Paradijs verblijven. De volgende of tweede zone is het woongebied van de ingeborenen van de zeven superuniversa in tijd en ruimte. Deze tweede zone is gedeeltelijk onderverdeeld in zeven immense afdelingen, het Paradijs-thuis van de geest-wezens en van de opklimmende schepselen die uit de universa van evolutionaire voortgang afkomstig zijn. Elk van deze sectoren is uitsluitend gewijd aan het welzijn en de vooruitgang van de persoonlijkheden van een enkel superuniversum, maar deze voorzieningen overtreffen in bijna oneindige mate de behoeften van de huidige zeven superuniversa.
11:3.4 (121.1) Elk van de zeven sectoren van het Paradijs is onderverdeeld in residentiële eenheden die accommodatie bieden aan de hoofdkwartieren van een miljard verheerlijkte individuele werkgroepen. Duizend van deze eenheden vormen een divisie. Honderdduizend divisies staan gelijk aan een congregatie. Tien miljoen congregaties vormen een assemblee. Een miljard assemblees zijn samen een grooteenheid. En deze opklimmende reeks zet zich voort als de tweede grooteenheid, de derde, enzovoorts, tot de zevende grooteenheid. Zeven grooteenheden vormen een meester-eenheid, en zeven meester-eenheden vormen een superieure eenheid; en zo breidt de opklimmende reeks zich in zevenvouden uit via de superieure, super-superieure, hemelse, super-hemelse, tot en met de allerhoogste eenheden. Maar alle beschikbare ruimte wordt zelfs hierdoor nog niet benut. Dit duizelingwekkende aantal woongebieden op het Paradijs, een aantal dat gij u niet kunt voorstellen, neemt aanzienlijk minder dan één procent van het hiertoe aangewezen gebied van het Heilige Land in beslag. Er is nog een overvloed van ruimte voor hen die op weg zijn naar binnen, zelfs voor degenen die hun opklimming naar het Paradijs pas zullen aanvangen in de dagen van de eeuwige toekomst.
11:4.1 (121.2) Het centrale Eiland eindigt abrupt aan de buitenzijde, maar de afmetingen van het Eiland zijn zo enorm, dat deze eind-hoek binnen ieder gedefinieerd terrein betrekkelijk onzichtbaar is. De buitenzijde van het Paradijs wordt ten dele in beslag genomen door de velden voor landing en vertrek van verschillende groepen geest-persoonlijkheden. Aangezien de niet-doordrongen ruimtezones bijna de buitenzijde raken, landen alle transporten van persoonlijkheden die het Paradijs als bestemming hebben, in deze streken. Noch de bovenzijde, noch de onderzijde van het Paradijs kan worden benaderd door transport-supernafijnen of wezens van andere typen die de ruimte doorkruisen.
11:4.2 (121.3) De Zeven Meester-Geesten hebben hun persoonlijke zetels van kracht en gezag op de zeven werelden van de Geest, die rond het Paradijs cirkelen in de ruimte tussen de stralende hemellichamen van de Zoon en het binnenste circuit van de Havona-werelden, maar op de buitenzijde van het Paradijs hebben zij hoofdkwartieren waar kracht wordt gefocaliseerd. Hier geven de langzaam circulerende tegenwoordigheden van de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten de plaats aan van de zeven stations van waaruit bepaalde Paradijs-energieën naar de zeven superuniversa worden geflitst.
11:4.3 (121.4) Hier op de buitenzijde van het Paradijs bevinden zich de enorme historische en profetische tentoonstellingsgebieden die aan de Schepper-Zonen zijn toegewezen en aan de plaatselijke universa in tijd en ruimte zijn gewijd. Er zijn thans precies zevenduizend miljard van deze historische reservaten ingericht of in reserve, maar al deze voorzieningen beslaan tezamen slechts ongeveer vier procent van het gedeelte van de buitenzijde dat hiervoor is bestemd. Wij leiden hieruit af, dat deze enorme reserves bestemd zijn voor scheppingen die te eniger tijd buiten de grenzen zullen liggen van de zeven superuniversa die thans bekend en bewoond zijn.
11:4.4 (121.5) Het gedeelte van het Paradijs dat is aangewezen voor gebruik door de thans bestaande universa, wordt slechts voor één tot vier procent benut, terwijl het gebied dat voor deze activiteiten is bestemd minstens een miljoen maal groter is dan werkelijk vereist is voor deze doeleinden. Het Paradijs is groot genoeg om plaats te bieden aan de activiteiten van een bijna oneindige schepping.
11:4.5 (121.6) Doch verdere pogingen om u een beeld te geven van de heerlijkheden van het Paradijs zouden tevergeefs zijn. Ge moet wachten, en opklimmen terwijl ge wacht, want waarlijk: ‘Geen oog heeft gezien, geen oor gehoord, noch is in het denken van de sterfelijke mens opgekomen wat de Universele Vader heeft bereid voor hen die het leven in het vlees op de werelden in tijd en ruimte overleven.’
11:5.1 (122.1) Met betrekking tot de onderzijde van het Paradijs weten wij slechts hetgeen geopenbaard is: persoonlijkheden verblijven daar niet. Deze zijde heeft hoegenaamd niets te maken met de aangelegenheden van geest-intelligenties en evenmin functioneert daar het Godheid-Absolute. Ons is medegedeeld dat alle circuits van fysische energie en kosmische Paradijskracht hun oorsprong hebben op de onderzijde van het Paradijs, en dat deze als volgt is samengesteld:
11:5.2 (122.2) 1. Recht onder de plaats van de Triniteit, in het centrale gedeelte van de onderzijde van het Paradijs, ligt de onbekende, niet-geopenbaarde Zone der Oneindigheid.
11:5.3 (122.3) 2. Deze Zone wordt direct omringd door een naamloos gebied.
11:5.4 (122.4) 3. Op de buitenranden van de onderzijde ligt een gebied dat voornamelijk te maken heeft met ruimtepotentie en Paradijskracht-energie. De activiteiten van dit enorme elliptische krachtcentrum kunnen niet in verband worden gebracht met de bekende functies van enige drieënigheid, maar wel lijkt de primordiale krachtlading van de ruimte in dit gebied gefoca-liseerd te zijn. Dit centrum bestaat uit drie concentrische, elliptische zones: de binnenste is het middelpunt van de kracht-energie-activiteiten van het Paradijs zelf; de buitenste houdt mogelijk verband met de functies van het Ongekwalificeerd Absolute, maar wij weten niet zeker wat de ruimtefuncties van de middenzone zijn.
11:5.5 (122.5) De binnenste zone van dit krachtcentrum schijnt te fungeren als een gigantisch hart, door welks pulsaties er stromen tot aan de verstgelegen grenzen der fysische ruimte worden gestuurd. Deze zone geleidt en modificeert wel Paradijskracht-energieën, maar drijft deze eigenlijk niet aan. De druk-aanwezigheid van de realiteit van deze oerkracht is aan de noordzijde van het Paradijs-centrum beslist groter dan in de zuidelijke regionen; dit verschil wordt overal vastgesteld. De moeder-kracht van de ruimte schijnt in het zuiden naar binnen en in het noorden naar buiten te stromen door de werking van een onbekend circulatiesysteem, dat zorgt voor verbreiding van deze grondvorm van kracht-energie. Van tijd tot tijd zijn er ook aanmerkelijke verschillen in de oost-west-druk. De krachten die van deze zone uitgaan, reageren niet op waarneembare fysische zwaartekracht, maar gehoorzamen altijd aan de zwaartekracht van het Paradijs.
11:5.6 (122.6) De middenzone van het krachtcentrum ligt direct om dit gebied heen. Deze middenzone lijkt statisch te zijn, behalve dat zij zich uitzet en samentrekt in drie cycli van activiteit. De geringste van deze pulsaties is die in oost-westelijke richting, de volgende in noord-zuidelijke richting, terwijl de grootste fluctuatie in alle richtingen tegelijk plaatsvindt, een uitzetting en samentrekking over de gehele linie. De functie van dit middengebied is nooit werkelijk vastgesteld, maar zij moet iets te maken hebben met de compenserende harmonisering van de binnenste en buitenste zones van het krachtcentrum. Velen geloven dat de middenzone het beheersingsmechanisme is van de middenruimte-of stille zones, die een scheiding vormen tussen de opeenvolgende ruimteniveaus van het meester-universum, doch dit wordt door geen bewijs of openbaring gestaafd. Deze gevolgtrekking wordt ontleend aan de wetenschap dat dit middengebied op de een of andere wijze verband houdt met het functioneren van het mechanisme van de niet-doordrongen ruimte van het meester-universum.
11:5.7 (122.7) De buitenste zone is de grootste en actiefste van de drie concentrische, elliptische gordels van niet geïdentificeerd ruimtepotentieel. In dit gebied vinden onvoorstelbare activiteiten plaats: het is het centrale punt in het circuit van emanaties die in alle richtingen de ruimte ingaan, tot de uiterste grenzen van de zeven superuniversa en nog verder, waar zij zich verbreiden door de enorme, ondoorgrondelijke gebieden van de gehele buiten-ruimte. Deze aanwezigheid in de ruimte is geheel onpersoonlijk, ondanks het feit dat zij op een niet onthulde wijze indirect schijnt te reageren op de wil en bevelen van de oneindige Godheden, wanneer dezen optreden als de Triniteit. Men neemt aan dat dit de centrale focalisering, het Paradijs-centrum, is van de ruimtepresentie van het Ongekwalificeerd Absolute.
11:5.8 (123.1) Alle vormen van kracht en alle fasen van energie lijken circuits te vormen; zij circuleren door alle universa en keren langs bepaalde routes terug. Maar in het geval van de emanaties van de geactiveerde zone van het Ongekwalificeerd Absolute schijnt er óf een uitgaan óf een ingaan plaats te vinden — nooit beide tegelijk. Deze buitenste zone pulseert in eeuwenlange cycli van gigantische proporties. Gedurende iets meer dan een miljard Urantia-jaren stroomt de ruimtekracht van dit centrum naar buiten, vervolgens stroomt zij gedurende een zelfde tijdsduur weer naar binnen. En de manifestaties van ruimtekracht van dit centrum zijn universeel: zij reiken door alle doordringbare ruimte heen.
11:5.9 (123.2) Alle fysische kracht, energie, en materie zijn één. Alle kracht-energie is oorspronkelijk uit de onderzijde van het Paradijs uitgegaan en zal daar uiteindelijk weer terugkeren wanneer zij haar ruimtecircuit heeft doorlopen. Maar de energieën en materiële organisatievormen van het universum van universa zijn niet alle in hun huidige verschijningsvorm uit de onderzijde van het Paradijs voortgekomen: de ruimte is ook de schoot van verscheidene vormen van materie en prematerie. Ofschoon de buitenste zone van het Paradijs-krachtcentrum de bron is van ruimte-energieën, ontstaat de ruimte daar niet. De ruimte is niet Paradijskracht, energie, of universumkracht. De pulsaties van deze zone zijn ook niet de verklaring voor de ademhaling van de ruimte, maar de inkomende en uitgaande fasen van deze zone zijn gesynchroniseerd met de cycli van uitzetting en samentrekking der ruimte, die twee miljard jaar beslaan.
11:6.1 (123.3) Wij kennen het feitelijke mechanisme van de ademhaling der ruimte niet; wij zien alleen dat alle ruimte afwisselend samentrekt en uitdijt. Deze ademhaling heeft zowel betrekking op de horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte, als op de verticale uitbreidingen van de ondoordrongen ruimte, die in de geweldige ruimtereservoirs boven en onder het Paradijs bestaan. Wanneer ge u een beeld wilt vormen van de omtrekken van de volumes van deze ruimtereservoirs, kunt ge u het best een zandloper voorstellen.
11:6.2 (123.4) Wanneer de universa in de horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte uitdijen, trekken de reservoirs van de verticale uitgebreidheid van de ondoordrongen ruimte samen, en omgekeerd. De doordrongen en ondoordrongen ruimte vloeien precies onder de onderzijde van het Paradijs samen. Beide soorten ruimte stromen daar door de transmuterende reguleringskanalen, waar veranderingen bewerkstelligd worden die in de cycli van samentrekking en uitdijing van de kosmos, de doordringbare ruimte ondoordringbaar maken en vice versa.
11:6.3 (123.5) ‘Ondoordrongen’ ruimte betekent: ondoordrongen door die krachten, energieën, vermogens en presenties waarvan bekend is dat zij in de doordrongen ruimte bestaan. Wij weten niet of de verticale (reservoir)ruimte bestemd is om altijd als tegenwicht te functioneren voor de horizontale (universum)ruimte; wij weten niet of er een creatieve bedoeling bestaat met betrekking tot de ondoordrongen ruimte; wij weten werkelijk maar zeer weinig aangaande de ruimtereservoirs, alleen dat zij bestaan en dat zij het tegenwicht schijnen te vormen voor de cycli van uitdijing en samentrekking van de ruimte van het universum van universa.
11:6.4 (123.6) De cycli van de ruimteademhaling duren in beide fasen iets meer dan een miljard Urantia-jaren. Gedurende de ene fase dijen de universa uit en tijdens de volgende trekken zij samen. De doordrongen ruimte nadert thans het midden van de uitdijingsfase, terwijl de ondoordrongen ruimte het midden nadert van de samentrekkingsfase, en ons is meegedeeld dat de uiterste grenzen van de beide uitgestrektheden der ruimte nu, theoretisch, bij benadering evenver van het Paradijs verwijderd zijn. De reservoirs der ondoordrongen ruimte strekken zich nu verticaal precies even ver uit boven de bovenzijde van het Paradijs en beneden de onderzijde van het Paradijs, als de doordrongen ruimte van het universum zich horizontaal vanaf de buitenzijde van het Paradijs uitstrekt tot aan, en zelfs voorbij het vierde niveau van de buiten-ruimte.
11:6.5 (124.1) Gedurende een miljard jaar Urantia-tijd trekken de ruimtereservoirs samen, terwijl het meester-universum en de krachtactiviteiten van de gehele horizontale ruimte uitdijen. Er zijn dus iets meer dan twee miljard Urantia-jaren nodig om de gehele cyclus van uitdijing en samentrekking te voltooien.
11:7.1 (124.2) Op geen der oppervlakken van het Paradijs bestaat de ruimte. Indien men vanaf het bovenvlak van het Paradijs recht omhoog zou ‘kijken’ zou men niets anders ‘zien’ dan de uitgaande of inkomende ondoordrongen ruimte — op dit moment inkomend. De ruimte raakt het Paradijs niet; alleen de stille middenruimtezones komen in contact met het centrale Eiland.
11:7.2 (124.3) Het Paradijs is de daadwerkelijk bewegingloze kern van de betrekkelijk stille zones die bestaan tussen de doordrongen en de ondoordrongen ruimte. Geografisch lijken deze zones een relatieve uitbreiding van het Paradijs te zijn, maar er vindt waarschijnlijk wel enige beweging in deze zones plaats. Wij weten er heel weinig van af, doch wij zien dat deze zones van verminderde ruimtebeweging de doordrongen en ondoordrongen ruimte scheiden. Overeenkomstige zones hebben eens bestaan tussen de niveaus van de doordrongen ruimte, doch deze zijn nu minder stil.
11:7.3 (124.4) Een verticale doorsnede van de totale ruimte zou enigszins op een Maltezer kruis lijken, waarbij de horizontale armen de doordrongen (universum)ruimte zouden voorstellen en de verticale armen de ondoordrongen (reservoir)ruimte. De gebieden tussen de vier armen zouden deze enigszins van elkaar scheiden, zoals de middenruimtezones de doordrongen en de ondoordrongen ruimte scheiden. Deze stille middenruimtezones worden groter en groter naarmate ze verder van het Paradijs verwijderd zijn, omvatten uiteindelijk de grenzen van alle ruimte en kapselen zowel de ruimtereservoirs als de gehele horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte in.
11:7.4 (124.5) De ruimte is noch een subabsolute toestand binnen, noch de presentie van het Ongekwalificeerd Absolute en evenmin is zij een functie van de Ultieme. De ruimte is een schenking van het Paradijs, en wij nemen aan dat de ruimte van het groot universum en die van alle buitengebieden daadwerkelijk wordt doordrongen door de ruimtepotentie van het Ongekwalificeerd Absolute, waaruit de ruimte is ontstaan. Deze doordrongen ruimte strekt zich horizontaal van nabij de buitenzijde van het Paradijs naar buiten uit door het vierde ruimteniveau heen en nog voorbij de buitenzijde van het meester-universum, maar hoe ver daar voorbij weten wij niet.
11:7.5 (124.6) Wanneer ge u een eindig doch onvoorstelbaar groot V-vormig vlak voorstelt, dat loodrecht staat op de boven- en onderzijde van het Paradijs, en met zijn punt bijna de buitenzijde van het Paradijs raakt, en ge u vervolgens dit vlak voorstelt als in elliptische omwenteling rond het Paradijs, dan zou deze omwenteling in grove trekken het volume van de doordrongen ruimte aangeven.
11:7.6 (124.7) Er is een boven- en een ondergrens aan de horizontale ruimte met betrekking tot iedere gegeven locatie in de universa. Indien men zich ver genoeg loodrecht op het vlak van Orvonton omhoog of omlaag zou kunnen verplaatsen, zou men uiteindelijk de boven- of de ondergrens van de doordrongen ruimte bereiken. Binnen de bekende dimensies van het meester-universum wijken deze grenzen verder en verder uiteen op steeds grotere afstanden van het Paradijs; de ruimte verdicht zich en zij verdicht zich iets sneller dan het vlak van de schepping, de universa.
11:7.7 (125.1) De betrekkelijk rustige zones tussen de ruimteniveaus, zoals de zone die de zeven superuniversa scheidt van het eerste niveau van de buiten-ruimte, zijn enorme elliptische gebieden van ruimteactiviteiten in rusttoestand. Door deze zones worden de enorme sterrenstelsels die in ordelijke processie rond het Paradijs snellen, van elkaar gescheiden. Het eerste niveau van de buiten-ruimte, waar een onnoemelijk aantal universa nu bezig is zich te formeren, kunt ge u voorstellen als een enorme processie van sterrenstelsels die rond het Paradijs wentelen, boven en onder begrensd door de stille middenruimtezones en aan de binnen- en buitenranden door betrekkelijk rustige ruimtezones.
11:7.8 (125.2) Een ruimteniveau functioneert aldus als een ellipsvormig gebied van beweging, dat aan alle zijden omringd wordt door betrekkelijke bewegingloosheid. Dergelijke betrekkingen tussen beweging en rust vormen een gebogen ruimtepad van verminderde weerstand tegen beweging, en dit pad wordt universeel door de kosmische kracht en wordende energie gevolgd in hun eeuwige rondgang om het Paradijs-Eiland.
11:7.9 (125.3) Deze indeling van het meester-universum in afwisselende zones, met de afwisselende stromen der sterrenstelsels die met de klok mee of tegen de klok in gaan, is een factor in de stabilisatie van de fysische zwaartekracht; zij is ontworpen met de bedoeling om te voorkomen dat de druk der zwaartekracht dusdanig geaccentueerd wordt, dat zich uiteenscheurende en uiteendrijvende werkingen zouden voordoen. Deze indeling oefent een anti-zwaartekrachtinvloed uit, en werkt als een rem op snelheden die anders gevaarlijk zouden worden.
11:8.1 (125.4) De onontkoombare aantrekking van de zwaartekracht grijpt alle werelden van alle universa in alle ruimte doeltreffend aan. Zwaartekracht is de almachtige greep van de fysische aanwe-zigheid van het Paradijs. Zwaartekracht is het alvermogende snoer waaraan de schitterende sterren, de vlammende zonnen en de wervelende werelden zijn geregen die het universele fysische sieraad vormen van de eeuwige God die alles is, alles vervult en in wie alles bestaat.
11:8.2 (125.5) Het centrum en brandpunt van de absolute materiële zwaartekracht is het Paradijs-Eiland, gecomplementeerd door de donkere zwaartekrachtlichamen die Havona omringen, en in evenwicht gehouden door de bovenste en onderste ruimtereservoirs. Alle bekende emanaties van de onderzijde van het Paradijs reageren onveranderlijk en feilloos op de centrale aantrekkingskracht die inwerkt op de eindeloze circuits van de elliptische ruimteniveaus van het meester-universum. Iedere bekende vorm van kosmische realiteit vertoont de kromming der tijdperken, de loop van de cirkel, de rondwenteling van de grote ellips.
11:8.3 (125.6) De ruimte reageert niet op de zwaartekracht, maar werkt als een equilibrerende kracht tegen de zwaartekracht in. Zonder het ruimtekussen zouden explosies de omringende lichamen in de ruimte wegslingeren. De doordrongen ruimte oefent ook een anti-zwaartekrachtinvloed uit op fysische of lineaire zwaartekracht; de ruimte kan deze werking van de zwaartekracht daadwerkelijk neutraliseren, ook al kan zij haar niet vertragen. Absolute zwaartekracht is de zwaartekracht van het Paradijs. Plaatselijke of lineaire zwaartekracht heeft betrekking op het elektrische stadium van energie of materie; deze werkt binnen het centrale universum, de superuniversa en de universa in de buitenruimte, overal waar geschikte materialisatie heeft plaatsgevonden.
11:8.4 (125.7) De talrijke vormen van kosmische kracht, fysische energie, universumkracht, en uiteenlopende materialisaties onthullen drie algemene, ofschoon niet volmaakt scherp omlijnde stadia van reactie op de Paradijs-zwaartekracht:
11:8.5 (126.1) 1. Prezwaartekrachtstadia (Paradijskracht). Dit is de eerste stap in de individuatie van ruimtepotentie tot preënergievormen van kosmische kracht. Deze toestand is analoog aan het begrip der primordiale krachtlading der ruimte, die soms pure energie of segregata wordt genoemd.
11:8.6 (126.2) 2. Zwaartekrachtstadia (Energie). Deze modificatie van de krachtlading der ruimte wordt teweeggebracht door de activiteit van de Paradijskrachtorganisatoren. Deze modificatie markeert het verschijnen van energiesystemen die reageren op de aantrekking van de zwaarte-kracht van het Paradijs. Deze wordende energie is oorspronkelijk neutraal, doch zal tengevolge van verdere metamorfose de zogenaamde negatieve en positieve eigenschappen gaan vertonen. Wij duiden deze stadia aan als ultimata.
11:8.7 (126.3) 3. Postzwaartekrachtstadia (Universumkracht). In dit stadium vertoont energie-materie reactie op de beheersing door de lineaire zwaartekracht. In het centrale universum zijn deze fysische systemen drievoudige organisatievormen die bekend staan als triata. Dit zijn de superkracht-moedersystemen van de scheppingen in tijd en ruimte. De fysische systemen van de superuniversa worden gemobiliseerd door de Universum-Krachtdirigenten en hun mede-werkers. Deze materiële organisatievormen zijn tweevoudig in samenstelling en staan bekend als gravita. De donkere zwaartekrachtlichamen die Havona omringen, zijn triata noch gravita, en hun aantrekkingskracht vertoont beide vormen van fysische zwaartekracht, de lineaire en de absolute.
11:8.8 (126.4) Ruimtepotentie is niet onderhevig aan de interacties van enige vorm van gravitatie. Deze oergift van het Paradijs is geen actueel niveau van de realiteit, maar gaat vooraf aan alle relatieve functionele werkelijkheden die niet-geest zijn — alle manifestaties van kracht-energie en de organisatie van universumkracht en materie. Ruimtepotentie is een term die moeilijk valt te definiëren. Ruimtepotentie betekent niet dat waaruit de ruimte ontstaat; wat ge er onder moet verstaan is het idee van de potenties en het potentieel die binnen de ruimte existent zijn. Ge kunt u ruimtepotentie ongeveer voorstellen als al die absolute invloeden en capaciteiten omvattend, die van het Paradijs uitgaan en de ruimtepresentie van het Ongekwalificeerd Absolute vormen.
11:8.9 (126.5) Het Paradijs is de absolute oorsprong en het eeuwige middelpunt van alle energie-materie in het universum van universa. Het Ongekwalificeerd Absolute is de onthuller, regulator en het repositorium van al wat het Paradijs als bron en oorsprong heeft. De universele presentie van het Ongekwalificeerd Absolute lijkt equivalent aan het begrip van een potentiële oneindigheid van uitbreiding der zwaartekracht, een elastische spanning van Paradijs-presentie. Dit begrip helpt ons het feit te vatten dat alles binnenwaarts, naar het Paradijs, getrokken wordt. Deze illustratie is weliswaar primitief, maar toch nuttig. Zij verklaart ook waarom de zwaartekracht steeds bij voorkeur werkt in het vlak dat loodrecht op de massa staat, een verschijnsel dat wijst op de differentiële dimensies van het Paradijs en de scheppingen daaromheen.
11:9.1 (126.6) Het Paradijs is uniek in de zin dat het het gebied is van de eerste oorsprong van alle geest-persoonlijkheden en tevens hun finale bestemming. Ofschoon niet alle lagere geestelijke wezens van de plaatselijke universa het Paradijs als rechtstreekse bestemming hebben, blijft het Paradijs toch het doel waarnaar het verlangen van alle bovenmateriële persoonlijkheden uitgaat.
11:9.2 (126.7) Het Paradijs is het geografische centrum der oneindigheid; het is geen deel van de universele schepping, zelfs geen werkelijk deel van het eeuwige Havona-universum. Wij spreken gewoonlijk over het centrale Eiland als behorend tot het goddelijke universum, doch in werkelijkheid is dit niet het geval. Het Paradijs bestaat eeuwig en uitsluitend op zichzelf.
11:9.3 (127.1) In de eeuwigheid van het verleden, toen de Universele Vader oneindige persoonlijkheidsuitdrukking gaf aan zijn geestelijk zelf in het wezen van de Eeuwige Zoon, openbaarde hij tegelijkertijd het oneindigheidspotentieel van zijn niet-persoonlijke zelf als het Paradijs. Het niet-persoonlijke en niet-geestelijke Paradijs lijkt de onvermijdelijke repercussie te zijn geweest van het willen en handelen van de Vader, waardoor de Oorspronkelijke Zoon werd vereeuwigd. Aldus projecteerde de Vader de werkelijkheid in twee actuele fasen — het persoonlijke en het niet-persoonlijke, het geestelijke en het niet-geestelijke. De spanning daartussen, gezien de wil tot handelen van de Vader en de Zoon, deed de Vereend Handelende Geest ontstaan, alsmede het centrale universum van materiële werelden en geestelijke wezens.
11:9.4 (127.2) Wanneer de werkelijkheid gedifferentieerd wordt als het persoonlijke en het niet-persoonlijke (de Eeuwige Zoon en het Paradijs), is het minder juist om datgene wat niet-persoonlijk is ‘Godheid’ te noemen, tenzij dit op de een of andere wijze nader wordt bepaald. De energie en de materiële repercussies van de daden van de Godheid kan men moeilijk Godheid noemen. De Godheid kan veel veroorzaken dat geen Godheid is, en het Paradijs is geen Godheid; evenmin is het bewust, in enige zin die de sterfelijke mens ooit aan deze term zou kunnen geven.
11:9.5 (127.3) Het Paradijs is niet de voorzaat van enig wezen of levende entiteit; het is geen schepper. Persoonlijkheid en bewustzijn-geest-verhoudingen zijn overdraagbaar, maar met een patroon is dit niet het geval. Patronen zijn nooit weerspiegelingen; het zijn duplicaten — reproducties. Het Paradijs is het absolutum van patronen; Havona is een expositie van dit potentieel in actualiteit.
11:9.6 (127.4) Gods residentie is centraal en eeuwig, heerlijk en ideaal. Zijn huis is het prachtige patroon voor de hoofdkwartierwerelden van alle universa; het centrale universum dat hij onmiddellijk bewoont, is het patroon voor alle universa wat betreft hun idealen, organisatie en uiteindelijke bestemming.
11:9.7 (127.5) Het Paradijs is het universele hoofdkwartier van alle persoonlijkheidsactiviteiten en de bron en het centrum van alle kracht-ruimte- en energiemanifestaties. Alles wat geweest is, nu is, en nog zal zijn, is uit deze centrale residentie van de eeuwige Goden voortgekomen, komt daar nu uit voort, of zal daaruit voortkomen. Het Paradijs is het centrum der ganse schepping, de bron van alle energieën en de plaats waar alle persoonlijkheden hun eerste oorsprong hebben.
11:9.8 (127.6) Per slot van rekening is het belangrijkste aangaande het eeuwige Paradijs voor stervelingen het feit dat dit volmaakte verblijf van de Universele Vader de werkelijke, verre bestemming is van de onsterfelijke ziel van de sterfelijke, materiële zonen van God, de opklimmende schepselen van de evolutionaire werelden in tijd en ruimte. Iedere Godkennende sterveling die het doen van de wil van de Vader als zijn levensweg heeft gekozen, heeft reeds de eerste stap gezet op het zeer, zeer lange spoor naar het Paradijs, het najagen van goddelijkheid en het bereiken van volmaaktheid. En wanneer zulk een van de dieren afstammend wezen voor de Goden op het Paradijs komt te staan, zoals tallozen thans doen na te zijn opgeklommen van de nederige werelden in de ruimte, vertegenwoordigt deze prestatie de realiteit van een geestelijke transformatie die de limieten van het allerhoogst bewind nabijkomt.
11:9.9 (127.7) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid, aan wie zulks is opgedragen door de Ouden der Dagen op Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 12
12:0.1 (128.1) DE onmetelijkheid van de wijdverbreide schepping van de Universele Vader gaat het eindige voorstellingsvermogen volslagen te boven; de enorme omvang van het meester-universum is duizelingwekkend zelfs voor het begrip van wezens van de orde waartoe ik behoor. Maar het sterfelijke bewustzijn kan wel veel leren aangaande het plan en de ordening van de universa; ge kunt iets te weten komen over hun fysische organisatie en hun wonderbaar bestuur; ge kunt veel te weten komen over de verschillende groepen intelligente wezens die in de zeven superuniversa in de tijd en het centrale universum in de eeuwigheid wonen.
12:0.2 (128.2) In beginsel, dat wil zeggen, in eeuwig potentieel, stellen wij ons de materiële schepping als oneindig voor omdat de Universele Vader daadwerkelijk oneindig is, maar wanneer wij de totale materiële schepping bestuderen en observeren, weten wij dat deze op ieder gegeven ogenblik in de tijd begrensd is, ofschoon ze voor uw eindige denken betrekkelijk grenzeloos, en praktisch eindeloos is.
12:0.3 (128.3) Op grond van onze bestudering van de fysische wetten en onze waarnemingen van de sterrengebieden, zijn wij ervan overtuigd dat de oneindige Schepper, wat kosmische uitdrukking betreft, nog niet in finaliteit manifest is, dat veel van het kosmische potentieel van de Oneindige nog in hemzelf besloten en ongeopenbaard is. Voor geschapen wezens moge het meester-universum bijna oneindig lijken, maar het is verre van voltooid; er bestaan nog steeds fysische grenzen aan de materiële schepping en de experiëntiële openbaring van het eeuwige voornemen gaat nog steeds voort.
12:1.1 (128.4) Het universum van universa is geen oneindig vlak, noch een grenzeloze kubus of een grenzeloze cirkel; het heeft stellig afmetingen. De wetten van fysische organisatie en bestuur bewijzen afdoend dat het gehele enorme aggregaat van Paradijskracht-energie en materie-kracht uiteindelijk functioneert als een ruimte-eenheid, als een georganiseerd en gecoördi-neerd geheel. Het waarneembare gedrag van de materiële schepping vormt het bewijs voor een fysisch universum van welbepaalde afmetingen. Het definitieve bewijs voor het bestaan van een universum dat zowel rond als begrensd is, wordt geleverd door het ons welbekende feit dat alle vormen van fundamentele energie immer rondgaan langs het gekromde pad der ruimteniveaus van het meester-universum, gehoor gevend aan de niet aflatende, absolute aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs.
12:1.2 (128.5) De opeenvolgende ruimteniveaus van het meester-universum vormen de hoofdafdelingen van de doordrongen ruimte — de totale schepping, georganiseerd en gedeeltelijk bewoond, en nog te organiseren en te bewonen. Ware het meester-universum niet een reeks van ellipsvormige ruimteniveaus met verminderde weerstand tegen beweging, afgewisseld door zones in betrekkelijke rusttoestand, dan denken wij dat sommige kosmische energieën weg zouden schieten naar een oneindige verte, langs een rechte weg de ongebaande ruimte in; wij hebben echter nooit bevonden dat kracht, energie, of materie zich zo gedragen; zij draaien altijd rond en zeilen immer voort langs de banen van de grote ruimtecircuits.
12:1.3 (129.1) Het meester-universum dat zich vanaf het Paradijs door de horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte heen naar buiten uitstrekt, bestaat uit zes concentrische ellipsen, de ruimteniveaus die het centrale Eiland omringen:
12:1.4 (129.2) 1. het Centrale Universum — Havona;
12:1.5 (129.3) 2. de zeven Superuniversa;
12:1.6 (129.4) 3. het eerste niveau van de Buiten-Ruimte;
12:1.7 (129.5) 4. het tweede niveau van de Buiten-Ruimte;
12:1.8 (129.6) 5. het derde niveau van de Buiten-Ruimte;
12:1.9 (129.7) 6. het vierde, buitenste Ruimteniveau.
12:1.10 (129.8) Havona, het centrale universum, is niet een schepping in de tijd; het is een eeuwige bestaansvorm. Dit universum dat nooit is begonnen en nooit zal eindigen, bestaat uit een miljard werelden van sublieme volmaaktheid, en wordt omringd door de enorme donkere zwaartekrachtlichamen. In het centrum van Havona bevindt zich het stationaire, absoluut gestabiliseerde Paradijs-Eiland, omringd door zijn eenentwintig satellieten. Tengevolge van de enorme omringende massa’s van de donkere zwaartekrachtlichamen in het randgebied van het centrale universum, overtreft de massa-inhoud van deze centrale schepping verre de totale bekende massa van alle zeven sectoren van het groot universum.
12:1.11 (129.9) Het Paradijs-Havona-Stelsel, het eeuwige universum dat het eeuwige Eiland omringt, vormt de volmaakte, eeuwige kern van het meester-universum; alle zeven superuniversa en alle gebieden van de buiten-ruimte wentelen in vaste kringlopen rond het gigantische centrale aggregaat van de Paradijs-satellieten en de Havona-werelden.
12:1.12 (129.10) De zeven Superuniversa zijn geen primaire fysische organisaties: nergens doorsnijden hun grenzen nevelfamilies of plaatselijke universa, de primaire scheppingseenheden. Ieder superuniversum is eenvoudig een geografisch complex in de ruimte, ongeveer een zevende deel van de georganiseerde en gedeeltelijk bewoonde schepping na Havona, en elk omvat ongeveer een zelfde aantal plaatselijke universa en een zelfde deel van de ruimte. Nebadon, uw plaatselijk universum, is een van de nieuwere scheppingen in Orvonton, het zevende superuniversum.
12:1.13 (129.11) Het Groot Universum de huidige georganiseerde en bewoonde schepping. Het bestaat uit de zeven superuniversa, met een verzameld evolutionair potentieel van ongeveer zevenduizend miljard bewoonde planeten, de eeuwige werelden van de centrale schepping buiten beschouwing gelaten. In deze voorzichtige raming houden wij evenwel geen rekening met de architectonische bestuurswerelden, en evenmin zijn de groepen der ongeorganiseerde universa in de buiten-ruimte erbij inbegrepen. De huidige gerafelde rand van het groot universum, zijn ongelijkmatige, onvoltooide buitenzijde, alsmede de enorm onbestendige toestand van het gehele astronomische samenstel, geven onze sterrenkundigen de indruk dat zelfs de zeven superuniversa momenteel nog niet voltooid zijn. Als wij ons van binnenuit, vanuit het goddelijke centrum, buitenwaarts begeven, het doet er niet toe in welke richting, bereiken wij uiteindelijk de buitenste grenzen van de georganiseerde, bewoonde schepping; wij bereiken de buitengrenzen van het groot universum. En dicht bij de buitenste grens, in een verafgelegen uithoek van deze prachtige schepping, leidt uw plaatselijk universum zijn veelbewogen bestaan.
12:1.14 (129.12) De Buiten-Ruimteniveaus. Ver in de ruimte, op een enorme afstand van de zeven bewoonde superuniversa, verzamelen zich uitgestrekte, ongelooflijk ontzagwekkende circuits van Para dijskracht en materialiserende energieën. Tussen de energiecircuits van de zeven superuniversa en deze gigantische buitengordel van kracht-activiteit, ligt een ruimtezone van betrekkelijke rust die in breedte varieert, maar gemiddeld circa vierhonderdduizend lichtjaren breed is. Deze ruimtezones bevatten geen kosmisch stof — kosmische mist. Degenen die bij ons deze verschijnselen bestuderen, verkeren in onzekerheid over de precieze toestand van de ruimte-krachten die voorkomen in deze zone van betrekkelijke rust waardoor de zeven superuniversa worden omgeven. Doch omstreeks een half miljoen lichtjaren voorbij de buitenomtrek van het huidige groot universum nemen wij het prille begin waar van een zone waar een ongelooflijke energie-activiteit aan de gang is en in omvang en intensiteit toeneemt over een afstand van meer dan vijfentwintig miljoen lichtjaren. Deze geweldige wielen van tot energie wordende krachten bevinden zich in het eerste niveau van de buiten-ruimte, een ononderbroken gordel van kosmische activiteit die de gehele bekende, georganiseerde en bewoonde schepping omringt.
12:1.15 (130.1) Voorbij deze gebieden vinden er nog grotere activiteiten plaats, want de fysici van Uversa hebben de eerste tekenen ontdekt van Paradijskrachtmanifestaties die zich afspelen op een afstand van meer dan vijftig miljoen lichtjaren voorbij de buitenste ringen van de verschijnselen in het eerste niveau der buiten-ruimte. Deze activiteiten zijn ongetwijfeld de voorboden van de organisatie van materiële scheppingen in het tweede niveau der buiten-ruimte van het meester-universum.
12:1.16 (130.2) Het centrale universum is de schepping der eeuwigheid; de zeven superuniversa zijn de scheppingen in de tijd; de vier niveaus der buiten-ruimte zijn ongetwijfeld bestemd om te resulteren-evolueren in de ultimiteit der schepping. Sommigen stellen bovendien dat de Oneindige zich nimmer volledig tot uitdrukking kan brengen dan als oneindig; daarom postuleren zij dan ook een bijkomende, niet-geopenbaarde schepping voorbij het vierde, buitenste ruimteniveau, een mogelijk universum dat zich steeds zal uitbreiden en geen einde zal kennen, een universum der oneindigheid. In theorie weten wij niet hoe wij de oneindigheid van de Schepper of de potentiële oneindigheid van de schepping zouden moeten begrenzen, doch zoals het bestaat en bestuurd wordt, beschouwen wij het meester-universum als gelimiteerd, als duidelijk afgebakend en begrensd door open ruimte.
12:2.1 (130.3) Wanneer de astronomen van Urantia door hun steeds sterkere telescopen naar de geheim-zinnige uitgestrektheden van de buiten-ruimte kijken en daar de verbazingwekkende evolutie van welhaast talloze fysische universa aanschouwen, dienen zij te beseffen dat zij turen naar de machtige uitwerking van de ondoorgrondelijke plannen van de Architecten van het Meester-Universum. Weliswaar hebben wij aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van bepaalde invloeden van Paradijs-persoonlijkheden, hier en daar in de gehele uitgestrektheid van de ontzaglijke energiemanifestaties die deze buitengebieden thans kenmerken, doch vanuit een wijder perspectief gezien, worden de ruimtegebieden voorbij de buitenste grenzen van de zeven superuniversa algemeen aangemerkt als de domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute.
12:2.2 (130.4) Ofschoon de mens met het blote oog slechts twee of drie galactische nevels buiten de grenzen van het superuniversum Orvonton kan zien, onthullen uw telescopen letterlijk vele miljoenen van deze fysische universa die bezig zijn zich te formeren. De meeste sterrengebieden die visueel opgespeurd kunnen worden door uw moderne telescopen bevinden zich in Orvonton, maar met behulp van de fotografische techniek dringen de grotere telescopen tot ver voorbij de grenzen van het groot universum door in de gebieden van de buiten-ruimte, waar de organisatie van talloos vele universa nu plaatsvindt. En er zijn nog vele miljoenen andere universa die buiten het bereik liggen van uw huidige instrumenten.
12:2.3 (130.5) In de niet zo verre toekomst zullen nieuwe telescopen aan de verwonderde astronomen van Urantia wel 375 miljoen nieuwe melkwegstelsels onthullen, die zich in de verre uitgestrekt- heden van de buiten-ruimte bevinden. Deze sterkere telescopen zullen terzelfdertijd laten zien dat vele eiland-universa waarvan men vroeger dacht dat ze in de buiten-ruimte gelegen waren, in werkelijkheid deel uitmaken van het melkwegstelsel Orvonton. De zeven superuniversa groeien nog steeds; de buitenomtrek van elk van hen zet geleidelijk uit, er worden voortdurend nieuwe nevels gestabiliseerd en georganiseerd, en sommige nevels die door de astronomen van Urantia als buiten-galactisch worden beschouwd, bevinden zich in werkelijkheid in het randgebied van Orvonton en reizen met ons mee.
12:2.4 (131.1) De sterrenkundigen van Uversa nemen waar dat het groot universum wordt omringd door de voorlopers van een serie clusters van sterren en planeten, die de huidige bewoonde schepping volledig omringen als concentrische gordels van ontelbare universa in de buitenruimte. De fysici van Uversa berekenen dat de energie en materie van deze buitengelegen, niet in kaart gebrachte gebieden reeds vele malen de totale materiële massa en energielading van alle zeven superuniversa overtreffen. Ons is medegedeeld dat de metamorfose van kosmische kracht in deze niveaus van de buiten-ruimte de taak is van de krachtorganisatoren van het Paradijs. Wij weten ook dat deze krachten de voorlopers zijn van de fysische energieën die nu het groot universum activeren. De krachtdirigenten van Orvonton hebben echter niets te maken met deze verafgelegen gebieden, en evenmin bestaat er een waarneembaar verband tussen de bewegingen van de energie daar en de krachtcircuits van de georganiseerde en bewoonde scheppingen.
12:2.5 (131.2) Wij weten heel weinig over de betekenis van deze ontzaglijke verschijnselen in de buiten-ruimte. Een grotere schepping van de toekomst is bezig zich te formeren. Wij kunnen de onmetelijkheid ervan waarnemen, wij kunnen haar uitgebreidheid bespeuren en een indruk krijgen van haar majesteitelijke afmetingen, doch voor het overige weten wij weinig meer van deze gebieden af dan de astronomen van Urantia. Voorzover wij weten, bestaan er geen materiële wezens van de orde der mensen, geen engelen of andere geest-schepselen, in deze buitenste gordel van galactische nevels, zonnen en planeten. Dit verafgelegen gebied valt buiten de jurisdictie en het bestuur van de regeringen der superuniversa.
12:2.6 (131.3) In heel Orvonton wordt aangenomen dat er een nieuw soort schepping aan de gang is, universa van een orde die bestemd is het toneel te worden van de toekomstige activiteiten van het zich verzamelende Korps der Volkomenheid, en indien onze gissingen juist zijn, dan zal de eindeloze toekomst u allen hetzelfde boeiende schouwspel kunnen bieden dat het eindeloze verleden aan uw vaderen en voorgangers heeft geboden.
12:3.1 (131.4) Alle vormen van kracht-energie — materiële, mentale, of geestelijke — zijn gelijkelijk onderworpen aan die grepen, die universele aanwezigheden, die wij zwaartekracht noemen. Persoonlijkheid reageert ook op zwaartekracht — op het circuit van de Vader dat uitsluitend het zijne is; maar ook al is dit circuit uitsluitend van de Vader, hij is niet uitgesloten van de andere circuits: de Universele Vader is oneindig en handelt via alle vier de absolute-zwaartekrachtcircuits in het meester-universum:
12:3.2 (131.5) 1. de Persoonlijkheidszwaartekracht van de Universele Vader;
12:3.3 (131.6) 2. de Geest-Zwaartekracht van de Eeuwige Zoon;
12:3.4 (131.7) 3. de Bewustzijnszwaartekracht van de Vereend Handelende Geest;
12:3.5 (131.8) 4. de Kosmische Zwaartekracht van het Paradijs-Eiland.
12:3.6 (131.9) Deze vier circuits staan niet in verband met het krachtcentrum aan de onderzijde van het Paradijs; het zijn geen Paradijskracht-, energie-, of universumkrachtcircuits. Het zijn absolute aanwezigheids circuits en, zoals God, onafhankelijk van tijd en ruimte.
12:3.7 (132.1) In verband hiermee is het interessant enkele waarnemingen te vermelden die gedurende recente millennia op Uversa zijn gedaan door het korps der zwaartekrachtonderzoekers. Deze groep deskundigen heeft met betrekking tot de verschillende zwaartekrachtsystemen van het meester-universum de volgende conclusies bereikt:
12:3.8 (132.2) 1. Fysische Zwaartekracht. N a een schatting van de gehele fysische zwaartekrachtscapaciteit van het groot universum, hebben deze deskundigen een uitvoerige vergelijking gemaakt tussen deze uitkomst en het geschatte totaal der absolute zwaartekrachtaanwezigheid die thans werkzaam is. Deze berekeningen geven aan dat de totale zwaartekrachtwerking op het groot universum maar een zeer klein deel is van de geschatte zwaartekrachtaantrekking van het Paradijs, berekend op basis van de zwaartekrachtrespons van de fundamentele fysische eenheden der universum-materie. Deze onderzoekers komen tot de verbazingwekkende conclusie dat het centrale universum en de zeven superuniversa die het omringen, thans slechts gebruik maken van ongeveer vijf procent van de actieve werking van de absolute-zwaartekrachtgreep van het Paradijs. Met andere woorden: momenteel wordt omstreeks vijfennegentig procent van de actieve kosmische-zwaartekrachtwerking van het Paradijs-Eiland, berekend op basis van deze totaliteitstheorie, ingezet voor het beheersen van materiële stelsels voorbij de grenzen van de huidige georganiseerde universa. Deze berekeningen hebben alle betrekking op absolute zwaartekracht; lineaire zwaartekracht is een interactief verschijnsel dat slechts berekend kan worden wanneer men de actuele Paradijs-zwaartekracht kent.
12:3.9 (132.3) 2. Geestelijke Zwaartekracht. Volgens dezelfde methode van vergelijkende schatting en berekening hebben deze onderzoekers de huidige reactiecapaciteit der geest-zwaartekracht onderzocht en met de medewerking van Solitaire Boodschappers en andere geestelijke persoonlijkheden zijn zij tot een optelling gekomen van de actieve geest-zwaartekracht van de Tweede Bron en Centrum. Het is hoogst leerzaam om te zien dat zij tot ongeveer dezelfde waarde komen voor de actuele functionele aanwezigheid van geest-zwaartekracht in het groot universum, die zij postuleren voor het huidige totaal van actieve geest-zwaartekracht. Met andere woorden: er kan worden waargenomen dat praktisch de gehele geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, berekend op basis van deze theorie der totaliteit, thans in het groot universum functioneert. Indien deze uitkomsten betrouwbaar zijn, mogen wij concluderen dat de universa die nu in de buiten-ruimte tot ontwikkeling komen, thans geheel niet-geestelijk zijn. Indien dit waar is, zou het een bevredigende verklaring vormen voor het feit dat met geest begiftigde wezens over weinig of geen informatie beschikken omtrent deze enorme energiemanifestaties, behalve dat zij bekend zijn met het feit van hun fysische bestaan.
12:3.10 (132.4) 3. Bewustzijnszwaartekracht. Volgens dezelfde principes van vergelijkende berekening hebben deze experts het probleem aangevat van de aanwezigheid van bewustzijnszwaarte-kracht en de respons daarop. Zij zijn tot een schattingseenheid van bewustzijn gekomen door het gemiddelde te nemen van drie materiële en drie geestelijke soorten van mentaliteit, al was het type bewustzijn dat in de krachtdirigenten en hun medewerkers werd aangetroffen een storende factor bij de poging om een basiseenheid te vinden voor het schatten van bewust-zijnszwaartekracht. Er waren weinig problemen met de raming van de huidige capaciteit van de bewustzijnszwaartekrachtfunctie van de Derde Bron en Centrum volgens deze totaliteitstheorie. Ofschoon de uitkomsten in dit geval niet zo overtuigend zijn als bij de schatting van de fysische en geest-zwaartekracht, zijn ze bij vergelijking wel zeer leerzaam en zelfs intrigerend. Deze onderzoekers komen tot de conclusie dat ongeveer vijfentachtig procent van de bewustzijnszwaartekrachtrespons op de verstandelijke aantrekking van de Vereend Handelende Geest afkomstig is uit het bestaande groot universum. Dit wijst op de mogelijkheid dat er bewustzijnsactiviteiten betrokken zijn bij de waarneembare fysische activiteiten die nu overal in de gebieden der buiten-ruimte gaande zijn. Hoewel deze raming waarschijnlijk verre van nauwkeurig is, komt zij in principe overeen met onze overtuiging dat intelligente krachtorganisatoren thans leiding geven aan de evolutie van universa in de ruimteniveaus voorbij de huidige buitenste grenzen van het groot universum. Wat de natuur van deze gepostuleerde intelligentie ook moge zijn, blijkbaar is zij niet responsief op de geest-zwaartekracht.
12:3.11 (133.1) Doch al deze berekeningen zijn op hun best ramingen, gebaseerd op aangenomen wetten. Wij denken dat ze redelijk betrouwbaar zijn. Zelfs indien er enkele geestelijke wezens in de buiten-ruimte gestationeerd zouden zijn, zou hun gezamenlijke aanwezigheid niet van merkbare invloed zijn op berekeningen waarin zulke enorme metingen zijn betrokken.
12:3.12 (133.2) Persoonlijkheidszwaartekracht kan niet berekend worden. Wij herkennen het circuit, maar kunnen noch kwalitatieve, noch kwantitatieve werkelijkheden meten, die er responsief op zijn.
12:4.1 (133.3) Alle eenheden van kosmische energie bevinden zich in primaire omwenteling, zijn bezig met de uitvoering van hun missie terwijl zij langs de universele baan voortwentelen. De universa in de ruimte en hun samenstellende stelsels en werelden zijn alle roterende sferen die zich voortbewegen over de eindeloze circuits van de ruimteniveaus van het meester-universum. Er is absoluut niets stationair in het gehele meester-universum, behalve het eigenlijke centrum van Havona, het eeuwige Paradijs-Eiland, het centrum der zwaartekracht.
12:4.2 (133.4) Het Ongekwalificeerd Absolute is functioneel beperkt tot de ruimte, doch wij weten niet zeker hoe dit Absolute zich verhoudt tot beweging. Is beweging daaraan inherent? Wij weten het niet. Wij weten wel dat beweging niet inherent is aan de ruimte; zelfs de bewegingen van de ruimte zijn niet eigen aan haar. Wij zijn echter niet zo zeker aangaande de betrekking van het Ongekwalificeerde tot beweging. Wie, of wat, is werkelijk verantwoordelijk voor de gigantische activiteiten van de kracht-energietransmutaties die thans gaande zijn voorbij de grenzen van de huidige zeven superuniversa? Met betrekking tot de oorsprong van beweging zijn wij de volgende meningen toegedaan:
12:4.3 (133.5) 1. wij denken dat de Vereend Handelende Geest de aanzet geeft tot beweging in de ruimte;
12:4.4 (133.6) 2. indien de Vereend Handelende Geest de bewegingen van de ruimte teweegbrengt, kunnen wij dit niet bewijzen;
12:4.5 (133.7) 3. het Universeel Absolute geeft niet de allereerste aanzet tot beweging, maar vereffent en beheerst alle spanningen die door beweging ontstaan.
12:4.6 (133.8) In de buiten-ruimte zijn de krachtorganisatoren blijkbaar verantwoordelijk voor het voortbrengen van de gigantische universumwielen die nu in stellaire evolutie zijn, doch dat zij zo kunnen functioneren moet mogelijk zijn gemaakt door een modificatie in de ruimteaanwezigheid van het Ongekwalificeerd Absolute.
12:4.7 (133.9) Vanuit het menselijke standpunt gezien is de ruimte niets — negatief; zij bestaat slechts in betrekking tot iets positiefs en niet-ruimtelijks. De ruimte is echter werkelijk. Zij bevat en bepaalt beweging. Zij beweegt zelfs. Ruimtebewegingen kunnen in grote trekken als volgt worden geclassificeerd:
12:4.8 (133.10) 1. primaire beweging — de ademhaling der ruimte, de beweging van de ruimte zelf;
12:4.9 (133.11) 2. secundaire beweging — de draaiingen in afwisselende richting van de opeenvolgende ruimteniveaus;
12:4.10 (133.12) 3. relatieve bewegingen — relatief in de zin dat zij niet geëvalueerd worden met het Paradijs als grondpunt. Primaire en secundaire bewegingen zijn absoluut, zij zijn beweging met betrekking tot het Paradijs dat onbeweeglijk is;
12:4.11 (133.13) 4. compenserende of correlerende beweging die bedoeld is om alle andere bewegingen te coördineren.
12:4.12 (134.1) Hoewel de huidige betrekking van uw zon tot de planeten die met haar zijn verbonden, veel relatieve en absolute bewegingen in de ruimte te zien geeft, wekt zij bij vele astronomische waarnemers de indruk dat ge u betrekkelijk stationair in de ruimte bevindt, en dat de omringende sterrenclusters en -stromen naar buiten vliegen met snelheden die volgens uw berekeningen steeds toenemen naarmate zij verder de ruimte in komen. Doch dit is niet het geval. Ge kunt niet zien dat de fysische scheppingen in de gehele doordrongen ruimte thans uniform naar buiten uitzetten. Uw eigen plaatselijke schepping (Nebadon) neemt deel in deze beweging van universele expansie naar buiten. Alle zeven superuniversa nemen deel in de twee miljard jaar durende cycli van de ademhaling der ruimte, tezamen met de gebieden der buiten-ruimte van het meester-universum.
12:4.13 (134.2) Wanneer de universa uitzetten en samentrekken, bewegen de materiële massa’s in de doordrongen ruimte zich afwisselend tegen de aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs in, of gaan daarin mee. De arbeid die verricht wordt om de materiële energie-massa van de schepping te bewegen is ruimte arbeid, maar geen arbeid van kracht-energie.
12:4.14 (134.3) Ofschoon uw spectroscopische schattingen van astronomische snelheden tamelijk betrouwbaar zijn wanneer toegepast op de sterrengebieden die behoren tot uw superuniversum en de superuniversa die daarmee zijn verbonden, zijn dergelijke berekeningen geheel onbetrouwbaar met betrekking tot de gebieden der buiten-ruimte. Spectraallijnen verschuiven door een naderende ster van normaal naar violet; evenzo verschuiven deze lijnen door een zich verwijderende ster naar rood. Door de tussenkomst van vele invloeden lijkt het dat de snelheid waarmee de buitengelegen universa zich verwijderen, toeneemt met meer dan honderdzestig kilometer per seconde voor elk miljoen lichtjaren waarmee de afstand groter wordt. Wanneer ge krachtiger telescopen geperfectioneerd zult hebben, zal het volgens deze berekeningswijze lijken alsof deze verre stelsels zich van dit deel van het universum verwijderen met de ongelooflijke snelheid van meer dan achtenveertigduizend kilometer per seconde. Maar zulk een schijnbare verwijderingssnelheid is niet reëel; deze is het resultaat van talrijke factoren die onjuist zijn, waaronder hoeken van waarneming en andere tijd-ruimtelijke vervormingen.
12:4.15 (134.4) De grootste van al deze vervormingen treedt echter op doordat de enorme universa van de buiten-ruimte, in de aangrenzende gebieden naast de domeinen van de zeven superuniversa, schijnen rond te wentelen in een richting die tegengesteld is aan die van het groot universum. Dat wil zeggen dat deze tienduizenden nevels, alsmede de zonnen en werelden die hen vergezellen, thans met de klok mee om de centrale schepping wentelen. De zeven superuniversa wentelen om het Paradijs tegen de klok in. Het tweede buitengelegen universum van melkwegstelsels lijkt, net als de zeven superuniversa, tegen de klok in rond het Paradijs te wentelen. En de sterrenkundige waarnemers van Uversa menen aanwijzingen te bespeuren van rondwentelende bewegingen in een derde gordel van de verre buitenruimte, die tekenen beginnen te vertonen dat zij met de wijzers van de klok meegaan.
12:4.16 (134.5) Het is waarschijnlijk dat deze afwisselende richtingen van de elkaar opvolgende ruimteprocessies van de universa iets te maken hebben met de zwaartekrachttechniek van het Universeel Absolute binnen het meester-universum, een techniek die bestaat uit een coördinatie van krachten en een vereffening van ruimtespanningen. Zowel beweging als ruimte is een complement van, of een tegenwicht tegen, zwaartekracht.
12:5.1 (134.6) Evenals de ruimte is de tijd een schenking van het Paradijs, echter niet in dezelfde zin, maar indirect. Tijd ontstaat krachtens beweging en doordat bewustzijn inherent bewust is van opeenvolging. Vanuit een praktisch oogpunt is beweging een essentiële voorwaarde voor tijd, maar er bestaat geen universele tijdseenheid die gebaseerd is op beweging, behalve voorzover de standaarddag van het Paradijs en Havona willekeurig als zodanig wordt aangenomen. De totaliteit van de ademhaling der ruimte doet haar plaatselijke waarde als tijdsbron teniet.
12:5.2 (135.1) De ruimte is niet oneindig, ook al is haar oorsprong het Paradijs: de ruimte is niet absoluut, want zij wordt doordrongen door het Ongekwalificeerd Absolute. Wij kennen de absolute grenzen van de ruimte niet, maar wel weten wij dat het absolute van de tijd de eeuwigheid is.
12:5.3 (135.2) Tijd en ruimte zijn alleen onscheidbaar in de tijd-ruimte-scheppingen, de zeven superuniversa. Niet-tijdelijke ruimte (ruimte zonder tijd) bestaat theoretisch wel, doch de enige plaats die waarlijk niet-tijdelijk is, is het Paradijs- gebied. Niet-ruimtelijke tijd (tijd zonder ruimte) bestaat in het bewustzijn dat functioneert op het Paradijs-niveau.
12:5.4 (135.3) De betrekkelijk bewegingloze zones der middenruimte die het Paradijs raken en de doordrongen ruimte afscheiden van de ondoordrongen ruimte, zijn de overgangszones van de tijd naar de eeuwigheid, vandaar dat het voor de pelgrims naar het Paradijs noodzakelijk is om gedurende deze overgang het bewustzijn te verliezen, wil de overgang culmineren in het burgerschap van het Paradijs. Tijdbewuste bezoekers kunnen wel naar het Paradijs gaan zonder deze slaap, maar zij blijven schepselen van de tijd.
12:5.5 (135.4) Betrekkingen tot de tijd bestaan niet zonder beweging in de ruimte, maar bewustheid van tijd wel. Opeenvolgendheid kan tijdbewust maken, zelfs wanneer er geen beweging is. Het bewustzijn van de mens is minder aan de tijd dan aan de ruimte gebonden, vanwege de inherente natuur van bewustzijn. Zelfs tijdens de dagen van het aardse leven in het vlees is de creatieve menselijke verbeelding betrekkelijk vrij van de tijd, ook al is het bewustzijn van de mens strikt aan de ruimte gebonden. Maar tijd zelf is geen genetische eigenschap van het bewustzijn.
12:5.6 (135.5) Er zijn drie verschillende niveaus van tijdkennis:
12:5.7 (135.6) 1. door bewustzijn waargenomen tijd — bewustheid van opeenvolging, beweging en een gevoel van duur;
12:5.8 (135.7) 2. door geest waargenomen tijd — inzicht in beweging naar God toe en gewaarwording van opgaande beweging naar niveaus van toenemende goddelijkheid;
12:5.9 (135.8) 3. persoonlijkheid schept een uniek tijdsgevoel uit inzicht in de Realiteit plus een bewustheid van tegenwoordigheid en gewaarwording van duur.
12:5.10 (135.9) Dieren, die niet geestelijk zijn, kennen slechts het verleden en leven in het heden. De mens, in wie een geest woont, bezit vooruitziende vermogens (inzicht): hij kan zich een beeld vormen van de toekomst. Alleen vooruitziende en progressieve zienswijzen zijn persoonlijk werkelijk. Statische ethiek en traditionele moraliteit komen maar net boven het dierlijke uit. Een stoïcijnse instelling is evenmin een hoge vorm van zelfverwerkelijking. Ethiek en moraliteit worden waarlijk menselijk wanneer ze dynamisch en progressief zijn, springlevend van universum-realiteit.
12:5.11 (135.10) De menselijke persoonlijkheid is niet slechts een bijverschijnsel van gebeurtenissen in tijd en ruimte: de menselijke persoonlijkheid kan ook optreden als de kosmische oorzaak van deze gebeurtenissen.
12:6.1 (135.11) Het universum is niet-statisch. Stabiliteit is niet het gevolg van traagheid, maar veeleer het product van uitgebalanceerde energieën, van samenwerking van denkende wezens, van gecoördineerde morontia’s, van albeheersing door geest en van persoonlijkheidsunificatie. Stabiliteit is geheel en altijd evenredig aan goddelijkheid.
12:6.2 (135.12) In de fysische beheersing van het meester-universum laat de Universele Vader zijn prioriteit en primaat gelden door middel van het Paradijs-Eiland; in het geestelijke bestuur van de kosmos is God absoluut in de persoon van de Eeuwige Zoon. Wat de domeinen van bewustzijn aangaat, functioneren de Vader en de Zoon gecoördineerd in de Vereend Handelende Geest.
12:6.3 (136.1) De Derde Bron en Centrum helpt het evenwicht en de coördinatie van de gecombineerde fysische en geestelijke energieën en organisaties te bewaren door de absoluutheid van zijn greep op het kosmische bewustzijn en door de werking van zijn inherente, universele complementen der fysische en de geestelijke zwaartekracht. Telkens wanneer zich ook maar ergens een verbinding voordoet tussen het materiële en het geestelijke, is dit bewustzijnsverschijnsel een handeling van de Oneindige Geest. Alleen bewustzijn kan de fysische krachten en energieën van het materiële niveau en de geestelijke krachten en wezens van het geest-niveau onderling verbinden.
12:6.4 (136.2) Bij al uw overdenkingen van universele verschijnselen dient ge u ervan te vergewissen dat ge de onderlinge betrekking tussen fysische, verstandelijke en geestelijke energieën in aanmerking neemt en rekening houdt met de onverwachte verschijnselen die zich voordoen bij hun unificatie door persoonlijkheid, en met de onvoorspelbare verschijnselen die het gevolg zijn van de acties en reacties van de experiëntiële Godheid en de Absoluten.
12:6.5 (136.3) Het universum is alleen in de kwantitatieve zin, ofwel in de zin van de meting van de zwaartekracht, in hoge mate voorspelbaar; zelfs de oorspronkelijke fysische krachten reageren niet op de lineaire zwaartekracht, en evenmin is dit het geval met de hogere bewustzijnsbetekenissen en met de ware geestelijke waarden van ultieme universum-werkelijkheden. Kwalitatief is het universum niet zeer voorspelbaar wat betreft nieuwe verbindingen van fysische, mentale, of geestelijke krachten, ofschoon veel van dergelijke combinaties van energieën of krachten ten dele voorspelbaar worden wanneer zij worden onderworpen aan waarneming. Wanneer materie, bewustzijn, en geest door de persoonlijkheid van een geschapen wezen tot eenheid worden gebracht, kunnen wij de beslissingen van een dergelijk wezen met vrije wil niet geheel voorspellen.
12:6.6 (136.4) Alle fasen van oerkracht, ontluikende geest en andere niet-persoonlijke ultieme fasen blijken te reageren overeenkomstig bepaalde betrekkelijk stabiele doch onbekende wetten, en worden gekenmerkt door een vrijheid van verrichting en een elasticiteit van reactie, die dikwijls verwarrend zijn wanneer men ermee wordt geconfronteerd in de verschijnselen van een bepaalde, op zichzelf staande situatie. Wat is de verklaring voor deze onvoorspelbare vrijheid van reactie die door deze wordende actualiteiten in het universum wordt onthuld? Deze onbekende, ondoorgrondelijke onvoorspelbaarheden — of zij nu betrekking hebben op het gedrag van een oer-eenheid van kracht, of op de reactie van een niet geïdentificeerd bewust-zijnsniveau, of op het verschijnsel van een ontzaglijke voorloper van een universum, die in de gebieden der buiten-ruimte in ontwikkeling is — onthullen waarschijnlijk de activiteiten van de Ultieme en de presentie-verrichtingen van de Absoluten die aan het functioneren van alle Scheppers van universa voorafgaan.
12:6.7 (136.5) Wij weten het niet zeker, doch wij vermoeden dat deze verbazingwekkende veelzijdigheid en diepgaande coördinatie wijzen op de aanwezigheid en het optreden van de Absoluten en dat zulk een verscheidenheid van respons bij een schijnbaar uniforme veroorzaking, een onthulling is van de reactie van de Absoluten, niet alleen op de rechtstreekse, uit de situatie voortvloeiende veroorzaking, doch ook op alle andere verwante vormen van veroorzaking in het gehele meester-universum.
12:6.8 (136.6) Individuele mensen hebben hun bestemmingsbehoeders; planeten, stelsels, constellaties, universa en superuniversa hebben alle hun respectieve regeerders die arbeiden voor het welzijn van hun domeinen. Over Havona, en zelfs over het groot universum, wordt gewaakt door degenen aan wie deze hoge verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Doch wie zorgt voor, en voorziet in de fundamentele behoeften van, het meester-universum in zijn geheel — van het Paradijs tot en met het vierde, buitenste, ruimteniveau? In existentiële zin berust deze zorg voor het geheel waarschijnlijk bij de Paradijs-Triniteit, maar vanuit een experiëntieel oogpunt is de verschijning van de universa na Havona afhankelijk van:
12:6.9 (136.7) 1. de Absoluten wat betreft het potentieel;
12:6.10 (136.8) 2. de Ultieme wat betreft de richting;
12:6.11 (137.1) 3. de Allerhoogste wat betreft de evolutionaire coördinatie;
12:6.12 (137.2) 4. de Architecten van het Meester-Universum wat betreft het bestuur vóór het verschijnen van specifieke bestuurders.
12:6.13 (137.3) Het Ongekwalificeerd Absolute doordringt alle ruimte. De exacte status van het Godheid-Absolute en het Universeel Absolute is ons niet geheel duidelijk, maar wij weten dat het laatste overal functioneert waar het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute functioneren. Het Godheid-Absolute is wellicht universeel tegenwoordig, maar nauwelijks ruimtetegenwoordig. De Ultieme is ruimtetegenwoordig, of zal dit eens zijn, tot aan de uiterste grenzen van het vierde ruimteniveau. Wij betwijfelen of de Ultieme ooit een ruimtetegenwoordigheid zal hebben voorbij de buitenzijde van het meester-universum, maar binnen deze begrenzing integreert de Ultieme in toenemende mate de creatieve organisatie van het potentieel van de drie Absoluten.
12:7.1 (137.4) Door alle tijd en ruimte heen, en met betrekking tot alle werkelijkheid, van welke aard deze ook moge zijn, is er een onverbiddelijke, onpersoonlijke wet van kracht, die gelijk staat aan het functioneren van een kosmische voorzienigheid. Barmhartigheid kenmerkt Gods houding van liefde voor het individu; onpartijdigheid motiveert Gods houding jegens het totaal. De wil van God zegeviert niet noodzakelijkerwijs in het deel — het hart van iedere persoonlijkheid — maar zijn wil regeert daadwerkelijk het geheel, het universum van universa.
12:7.2 (137.5) In al Gods handelen met al zijn wezens geldt dat zijn wetten niet inherent arbitrair zijn. U, met uw beperkte visie en uw eindige gezichtspunt, moeten de daden van God wel dikwijls dictatoriaal en willekeurig toeschijnen. De wetten van God zijn niet anders dan de gewoonten van God, zijn manier om de dingen steeds weer te doen; en hij doet alle dingen altijd goed. Ge ziet dat God hetzelfde steeds weer op dezelfde manier doet, eenvoudig omdat dit de beste manier is om dat ding in de gegeven omstandigheden te doen; de beste manier is dan ook de juiste manier, en daarom verordent de oneindige wijsheid dat het altijd precies zo, volmaakt gedaan moet worden. Ge dient ook in gedachten te houden dat de natuur niet uitsluitend het handelen van de Godheid is: er zijn ook andere invloeden werkzaam in de verschijnselen die de mens de natuur noemt.
12:7.3 (137.6) Het is weerzinwekkend voor de goddelijke natuur om enigerlei vorm van achteruitgang te ondergaan of om ooit toe te staan dat een zuiver persoonlijke handeling op een minderwaardige wijze wordt uitgevoerd. Wij moeten hier echter duidelijk zeggen dat indien in de goddelijkheid van een situatie, in uiterste omstandigheden, in enig geval waar de gedragslijn der allerhoogste wijsheid wellicht zou aangeven dat een ander gedrag vereist is — indien de eisen der volmaakt-heid om de een of andere reden een andere, betere methode van reageren zouden voorschrij-ven, de alwijze God dan onmiddellijk op die betere en meer passende wijze zou functioneren. Dit zou dan de uitdrukking zijn van een hogere wet, niet de herziening van een lagere wet.
12:7.4 (137.7) God is niet een aan gewoonten gebonden slaaf van de chronische herhaling van zijn eigen vrijwillige daden. De wetten van de Oneindige zijn niet met elkaar in strijd; het zijn alle volmaaktheden van de onfeilbare natuur; het zijn alle onbetwistbare daden die foutloze beslissingen uitdrukken. Wetten zijn de onveranderlijke reactie van een oneindig, volmaakt en goddelijk bewustzijn. De daden van God zijn alle gewild, niettegenstaande het feit dat zij schijnbaar altijd hetzelfde zijn. In God ‘is geen verandering of zweem van ommekeer.’ Dit alles echter, wat naar waarheid gezegd kan worden van de Universele Vader, kan niet met even grote zekerheid gezegd worden van al zijn ondergeschikte verstandelijke wezens of van zijn evolutionaire schepselen.
12:7.5 (137.8) Omdat God onveranderlijk is, kunt ge er in alle normale omstandigheden op rekenen dat hij hetzelfde ding op dezelfde identieke, gewone manier zal doen. God is de verzekering van stabiliteit voor alle geschapen dingen en wezens. Hij is God: daarom verandert hij niet.
12:7.6 (138.1) En al deze bestendigheid in zijn gedrag en uniformiteit in zijn handelen is persoonlijk, bewust, en in hoge mate gewild, want de grote God is niet een hulpeloze slaaf van zijn eigen volmaaktheid en oneindigheid. God is niet een zelfwerkende automatische kracht; hij is ook niet een slaafs aan wetten gebonden macht. God is geen wiskundige vergelijking of een chemische formule. Hij is een oer-persoonlijkheid met vrije wil. Hij is de Universele Vader, een wezen dat overvloeit van persoonlijkheid en de universele fontein is van alle geschapen persoonlijkheid.
12:7.7 (138.2) De wil van God zegeviert niet onveranderlijk in het hart der materiële stervelingen die God zoeken, doch indien men het tijdskader ruimer neemt dan het moment en dit het gehele eerste leven doet omvatten, dan wordt Gods wil steeds duidelijker zichtbaar in de geestelijke vruchten die worden voortgebracht in de levens van de door de geest geleide kinderen van God. En wanneer het menselijke leven vervolgens nog ruimer genomen wordt en men het de morontia-ervaring laat omvatten, dan ziet men dat de goddelijke wil steeds helderder aan de dag treedt in de steeds geestelijker wordende daden van de schepselen uit de tijd, die de goddelijke heerlijkheden zijn gaan smaken van het ervaren van de verwantschap van de persoonlijkheid van de mens met de persoonlijkheid van de Universele Vader.
12:7.8 (138.3) Het Vaderschap van God en de broederschap der mensen geven op het niveau van persoonlijkheid de paradox te zien van het deel en het geheel. God heeft elk individu lief als een individueel kind in het hemelse gezin. Toch heeft God alle individuele mensen aldus lief; hij kent geen aanzien des persoons, en de universaliteit van zijn liefde doet een verwantschap van het geheel ontstaan, de universele broederschap.
12:7.9 (138.4) De liefde van de Vader individualiseert iedere persoonlijkheid op absolute wijze als een uniek kind van de Universele Vader, een kind waarvan tot in de oneindigheid geen duplicaat bestaat, een wilsschepsel dat in alle eeuwigheid onvervangbaar is. De liefde van de Vader verheerlijkt ieder kind van God, verlicht ieder lid van de hemelse familie, tekent de unieke natuur van ieder persoonlijk wezen scherp af tegen de onpersoonlijke niveaus die buiten het broederlijke circuit liggen van de Vader van allen. De liefde van God geeft een treffend beeld van de transcendente waarde van ieder wilsschepsel, openbaart onmiskenbaar de hoge waarde die de Universele Vader aan een ieder van zijn kinderen heeft toegekend, vanaf de hoogste schepper-persoonlijkheid met Paradijs-status tot en met de laagste persoonlijkheid met de waardigheid van wil onder de primitieve stammen in de dageraad van de menselijke soort op een evolutionaire wereld in tijd en ruimte.
12:7.10 (138.5) Het is deze liefde van God voor het individu die de goddelijke familie van alle individuele wezens doet ontstaan, de universele broederschap van de vrijwillige kinderen van de Paradijs-Vader. En omdat deze broederschap universeel is, is zij een verwantschap van het geheel. Broederschap onthult, wanneer zij universeel is, niet de betrekking daartoe van elk apart, maar de verwantschap van allen. Broederschap is een werkelijkheid van het totaal en onthult daarom kwaliteiten van het geheel, in tegenstelling tot kwaliteiten van het deel.
12:7.11 (138.6) Broederschap vormt een feit van betrekking tussen alle persoonlijkheden die in het universum bestaan. Geen enkele persoon kan de weldaden of straffen ontgaan die het gevolg kunnen zijn van zijn betrekking tot andere personen. Het deel gedijt of lijdt in de maat met het geheel. De goede inspanning van ieder mens strekt alle mensen ten voordeel; de dwaling of het kwaad van ieder mens vermeerdert de ellende van alle mensen. Zoals het deel zich beweegt, zo beweegt zich het geheel. Zoals het geheel vorderingen maakt, zo maakt ook het deel vorderingen. De betrekkelijke snelheden van het deel en van het geheel bepalen of het deel wordt vertraagd door de traagheid van het geheel, of wordt voortgestuwd door de vaart van de kosmische broederschap.
12:7.12 (139.1) Het is een mysterie dat God een zeer persoonlijk, zichzelf bewust wezen is, met een hoofdkwartier waar hij resideert, en tegelijkertijd persoonlijk tegenwoordig is in zulk een ontzaglijk uitgestrekt universum en persoonlijk in contact staat met zulk een welhaast oneindig aantal wezens. Dat zo’n verschijnsel een mysterie is dat uw menselijke bevatting te boven gaat, dient uw geloof niet in het minst te verzwakken. Laat u door de grootheid van de oneindigheid, de onmetelijkheid van de eeuwigheid, en de grootsheid en glorie van het onvergelijkelijke karakter van God, niet intimideren, onthutsen, of ontmoedigen; de Vader is immers niet zeer ver van een ieder van u: hij woont binnen in u, en in hem bewegen wij ons allen letterlijk, leven wij daadwerkelijk, en bestaan wij waarlijk.
12:7.13 (139.2) Ook al functioneert de Paradijs-Vader door zijn goddelijke scheppers en zijn geschapen kinderen, toch geniet hij ook het innigste innerlijke contact met u, een contact zo subliem, zo hoogst persoonlijk, dat het zelfs mijn bevatting te boven gaat — de geheimnisvolle gemeenschap van het Vader-fragment met de menselijke ziel en met het sterfelijke bewustzijn waarin het daadwerkelijk woont. Gezien wat ge weet van deze Godsgeschenken, weet ge ook dat de Vader niet alleen met zijn goddelijke deelgenoten in intiem contact staat, maar ook met zijn evolutionaire sterfelijke kinderen in de tijd. De Vader verblijft inderdaad op het Paradijs, maar zijn goddelijke tegenwoordigheid woont ook in het bewustzijn van de mens.
12:7.14 (139.3) Al wordt de geest van een Zoon uitgestort over alle vlees, al heeft een Zoon eens onder u gewoond in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, al behoeden en leiden de serafijnen u persoonlijk, hoe kan ook maar één van deze goddelijke wezens van het Tweede Centrum en van het Derde ooit hopen u zo dicht te naderen of u zo volledig te begrijpen als de Vader, die een deel van zichzelf gegeven heeft om in u te zijn, om uw werkelijk en goddelijk, ja, uw eeuwig zelf te zijn?
12:8.1 (139.4) ‘God is geest,’ maar het Paradijs is dat niet. Het materiële universum is altijd de arena waar alle geestelijke activiteiten plaatsvinden; geest-wezens en geest-opklimmenden leven en werken op fysische werelden die materiële realiteit bezitten.
12:8.2 (139.5) De schenking van kosmische kracht, het domein der kosmische zwaartekracht, is de functie van het Paradijs-Eiland. Alle oorspronkelijke kracht-energie gaat uit van het Paradijs, en de materie voor het vormen van talloze universa circuleert reeds nu door het gehele meester-universum, in de vorm van een superzwaartekracht-presentie die de krachtlading van de doordrongen ruimte is.
12:8.3 (139.6) Wat de transformaties van kracht in de buitenliggende universa ook mogen zijn, wanneer deze kracht eenmaal van het Paradijs is uitgegaan, trekt zij voort, onderhevig aan de nimmer eindigende, immer aanwezige, nooit aflatende aantrekking van het eeuwige Eiland, en zeilt zij voor immer gehoorzaam en op de haar eigen wijze voort langs de eeuwige ruimtepaden van de universa. Fysische energie is de enige realiteit die altijd trouw en vast gehoorzaamt aan de universele wet. Alleen in de gebieden van het wilsvermogen van het schepsel is er afwijking van de goddelijke wegen en de oorspronkelijke plannen voorgekomen. Kracht en energie vormen de universele bewijsstukken van de stabiliteit, bestendigheid, en eeuwigheid van het centrale Paradijs-Eiland.
12:8.4 (139.7) De schenking van geest en de vergeestelijking van persoonlijkheden, het domein der geestelijke zwaartekracht, is het gebied van de Eeuwige Zoon. En deze geest-zwaartekracht van de Zoon, die immer alle geestelijke realiteiten tot zich trekt, is even werkelijk en absoluut als de alvermogende materiële greep van het Paradijs-Eiland. De materieel gezinde mens is echter van nature meer vertrouwd met de materiële manifestaties van fysische aard dan met de even werkelijke en machtige activiteiten van geestelijke aard, die slechts door het geestelijk inzicht van de ziel worden bespeurd.
12:8.5 (140.1) Naarmate het bewustzijn van welke persoonlijkheid dan ook in het universum geestelijker wordt — meer wordt zoals God — reageert het minder op de materiële zwaartekracht. Werkelijkheid die gemeten wordt naar de respons op de fysische zwaartekracht, is de antithese van werkelijkheid zoals deze wordt bepaald door de kwaliteit van haar geest-inhoud. De werking van fysische zwaartekracht is een kwantitatieve determinant van niet-geestelijke energie; de geestelijke zwaartekrachtswerking is de kwalitatieve maatlat van de levende energie van goddelijkheid.
12:8.6 (140.2) Wat het Paradijs is voor de materiële schepping, en wat de Eeuwige Zoon is voor het geestelijke universum, is de Vereend Handelende Geest voor de gebieden van het bewustzijn — het intelligente universum van materiële, morontiale en geestelijke wezens en persoonlijkheden.
12:8.7 (140.3) De Vereend Handelende Geest reageert zowel op materiële als op geestelijke werkelijkheden, en wordt daarom krachtens zijn wezen de universele helper van alle denkende wezens, wezens die een vereniging van de materiële en de geestelijke fasen van de schepping kunnen vertegenwoordigen. De begiftiging met intelligentie, het dienstbetoon aan het materiële en het geestelijke in de vorm van het verschijnsel van bewustzijn, is uitsluitend het domein van de Vereend Handelende Geest, die aldus de partner wordt van het geestelijke bewustzijn, de essentie van het morontia-bewustzijn, en de substantie van het materiële bewustzijn van de evolutionaire schepselen in de tijd.
12:8.8 (140.4) Bewustzijn is de techniek waardoor de geest-werkelijkheden experiëntieel worden voor geschapen persoonlijkheden. En per slot van rekening zijn de mogelijkheden van zelfs het menselijke bewustzijn om eenheid te bewerkstelligen, het vermogen om dingen, ideeën en waarden te coördineren, bovenmaterieel.
12:8.9 (140.5) Ofschoon het voor het sterfelijke bewustzijn eigenlijk niet mogelijk is om de zeven niveaus van relatieve kosmische werkelijkheid te begrijpen, moet het menselijk verstand wel in staat zijn om een groot deel van de betekenis van drie functionerende niveaus der eindige werkelijkheid te vatten:
12:8.10 (140.6) 1. Materie. Georganiseerde energie die onderhevig is aan de lineaire zwaartekracht, behalve voorzover zij gemodificeerd wordt door beweging en bepaald wordt door bewustzijn.
12:8.11 (140.7) 2. Bewustzijn. Georganiseerde bewustheid die niet geheel onderhevig is aan de materiële zwaartekracht, en waarlijk vrij wordt wanneer zij gemodificeerd wordt door geest.
12:8.12 (140.8) 3. Geest. De hoogste persoonlijke realiteit. Ware geest is niet onderhevig aan de fysische zwaartekracht, maar wordt uiteindelijk de motiverende invloed van alle evoluerende energie-systemen die de waardigheid van persoonlijkheid hebben.
12:8.13 (140.9) Het bestaansdoel van alle persoonlijkheden is geest; hun materiële manifestaties zijn relatief, en het kosmische bewustzijn bemiddelt tussen deze universele tegengestelden. De schenking van bewustzijn en de bijstand van geest zijn het werk van de mede-personen der Godheid, de Oneindige Geest en de Eeuwige Zoon. Totale Godheidswerkelijkheid is niet bewustzijn maar geest-bewustzijn — bewustzijn-geest, geünificeerd door persoonlijkheid. Desniettemin convergeren de absoluten van zowel de geest als van het ding in de persoon van de Universele Vader.
12:8.14 (140.10) Op het Paradijs zijn de drie energieën, de fysische, de mentale en de geestelijke, van dezelfde orde. In de evolutionaire kosmos is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest naar meesterschap streeft door de bemiddeling van het bewustzijn. Geest is de fundamentele werkelijkheid van de persoonlijkheidservaring van alle schepselen, omdat God geest is. Geest is onveranderlijk en daarom transcendeert zij in alle persoonlijkheidsverhoudingen bewustzijn en materie, die experiëntiële variabelen zijn bij het bereiken van vooruit gang.
12:8.15 (140.11) In de kosmische evolutie wordt materie een filosofische schaduw, door bewustzijn afgeworpen wanneer zich de geestesglans der goddelijke verlichting voordoet, doch dit ontkracht niet de realiteit van materie-energie. Bewustzijn, materie, en geest zijn alledrie even werkelijk, maar zij zijn voor de persoonlijkheid niet van gelijke waarde voor het verwerven van godde- lijkheid. Het zich bewust zijn van goddelijkheid is een voortgaande geestelijke ervaring.
12:8.16 (141.1) Hoe helderder de vergeestelijkte persoonlijkheid straalt (de Vader in het universum, het fragment van potentiële geest-persoonlijkheid in het individuele schepsel), des te groter wordt de schaduw die het tussenliggende bewustzijn werpt op haar materiële omhulsel. In de tijd is ’s mensen lichaam even werkelijk als zijn bewustzijn of zijn geest, maar in de dood komen zowel het bewustzijn (de identiteit) als de geest tot overleving, doch het lichaam niet. Een kosmische realiteit kan niet-bestaand zijn in de persoonlijkheidservaring. En dus is uw Griekse zegswijze — het materiële als de schaduw van de meer werkelijke geest-substantie — inderdaad van filosofische betekenis.
12:9.1 (141.2) Geest is de fundamentele persoonlijke werkelijkheid in de universa, en persoonlijkheid is fundamenteel voor alle vorderende ervaring met geestelijke werkelijkheid. Iedere fase in de ervaring van de persoonlijkheid op ieder volgend niveau van voortgang in het universum wemelt van aanwijzingen die kunnen leiden tot het ontdekken van aanlokkelijke persoonlijke werkelijkheden. ’s Mensen ware bestemming bestaat in het scheppen van nieuwe geest-doel-einden en vervolgens in het reageren op de kosmische, bekoorlijke aantrekkingskracht van dergelijke verheven doeleinden van niet-materiële waarde.
12:9.2 (141.3) Liefde is het geheim van een weldadige omgang tussen persoonlijkheden. Ge kunt iemand niet werkelijk kennen als ge maar een enkel contact met hem hebt gehad. Door wiskundige deductie kunt ge muziek niet leren kennen of er waardering voor krijgen, ook al is muziek een vorm van wiskundig ritme. Het nummer dat aan een telefoonabonnee is toegewezen, kan op geen enkele wijze de persoonlijkheid van die abonnee identificeren of iets zeggen over zijn karakter.
12:9.3 (141.4) De wiskunde, de materiële wetenschap, is onmisbaar voor de intelligente discussie over de materiële aspecten van het universum, doch deze kennis is niet noodzakelijkerwijze een onderdeel van de hogere bewustwording van waarheid of van de persoonlijke waardering van geestelijke werkelijkheden. Niet alleen in de domeinen van het leven, maar zelfs in de wereld van de fysische energie is de som van twee of meer dingen zeer dikwijls iets meer dan, of iets anders dan, de voorspelbare, bijkomende consequenties van zulke samenvoegingen. De gehele wetenschap van de wiskunde, het gehele gebied van de filosofie en de hoogste fysica of chemie, hadden niet kunnen voorspellen of weten dat de verbinding van twee gasvormige waterstof-atomen met één gasvormig zuurstof-atoom zou resulteren in een geheel nieuwe substantie met bijzondere bijkomende eigenschappen — vloeibaar water. Een begripvol kennen van dit ene fysiochemische verschijnsel zou reeds voldoende hebben moeten zijn om de ontwikkeling van een materialistische filosofie en mechanistische kosmologie te voorkomen.
12:9.4 (141.5) Een technische analyse onthult niet wat een persoon of ding kan doen. Bijvoorbeeld: water kan doeltreffend gebruikt worden om vuur te doven. Het is een feit van de alledaagse ervaring dat water vuur dooft, maar geen enkele analyse van water zou deze eigenschap ooit hebben kunnen onthullen. Door analyse kan worden vastgesteld dat water is samengesteld uit waterstof en zuurstof: een verdere studie van deze elementen onthult dat zuurstof in werkelijkheid verbranding bevordert en dat waterstof zelf gemakkelijk brandt.
12:9.5 (141.6) Uw religie wordt thans werkelijk omdat zij zich bevrijdt uit de slavernij van vrees en uit de boeien van bijgeloof. Uw filosofie worstelt om zich vrij te maken van dogma en traditie. Uw wetenschap is verwikkeld in de eeuwenlange krachtmeting tussen waarheid en dwaling, terwijl zij vecht om zich te bevrijden uit de onderworpenheid aan abstractie, de slavernij der wiskunde, en de relatieve blindheid van het mechanistische materialisme.
12:9.6 (142.1) De sterfelijke mens heeft een geest-kern. Het bewustzijn is een systeem van persoonlijke energie dat rond een goddelijke geest-kern functioneert in een materiële omgeving. Zulk een levende betrekking tussen persoonlijk bewustzijn en geest vormt het universum-potentieel voor een eeuwige persoonlijkheid. Werkelijke moeilijkheden, blijvende teleurstellingen, ernstige nederlagen, of de onvermijdelijke dood kunnen zich pas voordoen wanneer voorstellingen aangaande het zelf zich aanmatigen om de centrale geest-kern geheel uit zijn macht tot leidinggeving te ontzetten, en hierdoor het kosmische plan voor de persoonlijkheidsidentiteit ontwrichten.
12:9.7 (142.2) [Aangeboden door een Volmaker van Wijsheid, handelend op gezag van de Ouden der Dagen.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 13
13:0.1 (143.1) TUSSEN het centrale Paradijs-Eiland en het binnenste circuit van de Havona-planeten bevinden zich in de ruimte drie kleinere circuits van speciale werelden. Het binnenste circuit bestaat uit de zeven geheime werelden van de Universele Vader; de tweede groep wordt gevormd door de zeven lichtende werelden van de Eeuwige Zoon en in het buitenste circuit bevinden zich de zeven immense werelden van de Oneindige Geest, de werelden die als bestuurlijk hoofdkwartier dienen van de Zeven Meester-Geesten.
13:0.2 (143.2) Deze drie circuits van de Vader, de Zoon en de Geest, die ieder zeven werelden omvatten, zijn sferen van onovertroffen grootsheid en onvoorstelbare heerlijkheid. Zelfs hun materiële of fysische samenstelling is van een u niet geopenbaarde orde. Elk circuit is verschillend van materiaal, en iedere wereld van elk circuit is anders, behalve de zeven werelden van de Zoon, die in fysische samenstelling gelijk zijn. Alle eenentwintig zijn immense hemellichamen, en elke groep van zeven is op een andere wijze vereeuwigd. Voorzover ons bekend zijn zij altijd geweest; evenals het Paradijs zijn zij eeuwig. Er bestaat geen verslag of overlevering aangaande hun oorsprong.
13:0.3 (143.3) De zeven geheime werelden van de Universele Vader die op korte afstand van het eeuwige Eiland rond het Paradijs cirkelen, weerkaatsen in hoge mate het geestelijk lichten van de centrale schittering der eeuwige Godheden, en stralen dit licht van goddelijke heerlijkheid uit over geheel het Paradijs en zelfs over de zeven circuits van Havona.
13:0.4 (143.4) Op de zeven heilige werelden van de Eeuwige Zoon schijnen de onpersoonlijke energieën van het geestelijk lichten te ontstaan. Op geen van deze zeven lichtende domeinen mogen persoonlijke wezens verblijven. Met geestelijke glorie verlichten zij het gehele Paradijs en Havona, en zij geleiden zuiver geest-lichten naar de zeven superuniversa. Deze schitterende werelden van het tweede circuit stralen ook hun licht (licht zonder hitte) uit naar het Paradijs en naar het miljard werelden in de zeven circuits van het centrale universum.
13:0.5 (143.5) Op de zeven werelden van de Oneindige Geest zetelen de Zeven Meester-Geesten, die leiding geven aan de voorbestemde ontwikkelingsgang van de zeven superuniversa en de geestelijke verlichting van de Derde Persoon der Godheid naar deze scheppingen in tijd en ruimte uitzenden. En geheel Havona baadt zich in deze vergeestelijkende invloeden, maar niet het Paradijs-Eiland.
13:0.6 (143.6) Ofschoon de werelden van de Vader de uiteindelijke status-werelden zijn voor alle persoonlijkheden die met de Vader begiftigd zijn, is dit niet hun enige functie. Ook vele wezens en entiteiten die anders dan persoonlijk zijn, verblijven op deze werelden. Elke wereld in het circuit van de Vader en in dat van de Geest heeft een bepaald type permanente bewoners, maar wij denken dat de werelden van de Zoon bewoond worden door uniforme typen wezens die anders-dan-persoonlijk zijn. Zo behoren de Vader-fragmenten tot de ingeborenen van Divinington; de andere orden der permanente bewoners worden niet aan u geopenbaard.
13:0.7 (143.7) De eenentwintig satellieten van het Paradijs dienen in zowel het centrale universum als in de superuniversa vele doeleinden die in deze verhandelingen niet worden onthuld. Ge kunt maar zo weinig begrijpen van het leven op deze werelden, dat ge niet kunt verwachten een ook maar enigszins samenhangende visie te krijgen wat betreft hun natuur, of hun functie; duizenden activiteiten vinden daar plaats die u niet worden geopenbaard. Deze eenentwintig werelden omvatten het potentieel van de functie van het meester-universum. Deze verhandelingen geven slechts een vluchtige indruk van bepaalde afgebakende activiteiten die betrekking hebben op het huidige tijdperk van het groot universum — of beter gezegd, van een der zeven sectoren van het groot universum.
13:1.1 (144.1) Het circuit van de Vader van de werelden van heilig leven bevat de enige inherente persoonlijkheidsgeheimen in het universum van universa. Deze satellieten van het Paradijs, het binnenste van de drie circuits, zijn de enige verboden domeinen in het centrale universum die met persoonlijkheid hebben te maken. De onderzijde van het Paradijs en de werelden van de Zoon zijn eveneens gesloten voor persoonlijkheden, doch geen van deze gebieden heeft in enig opzicht rechtstreeks te maken met persoonlijkheid.
13:1.2 (144.2) De Paradijs-werelden van de Vader worden geleid door de hoogste orde van de Stationaire Zonen van de Triniteit, de Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht. Over deze werelden kan ik u weinig meedelen, en over hun veelvoudige activiteiten mag ik nog minder zeggen. Dergelijke informatie gaat alleen de wezens aan die daar functioneren en vandaar uitgaan. En ofschoon ik enigszins bekend ben met zes van deze speciale werelden, ben ik nooit op Divinington geland; die wereld is voor mij een geheel verboden gebied.
13:1.3 (144.3) Een van de redenen waarom deze werelden geheim zijn, is dat elk van deze heilige hemel- lichamen zich mag verheugen in een gespecialiseerde vertegenwoordiging, of manifestatie, van de Godheden die de Paradijs-Triniteit vormen. Dit is geen persoonlijkheid, maar een unieke tegenwoordigheid van Goddelijkheid, die slechts gewaardeerd en begrepen kan worden door die bijzondere groepen denkende wezens die op die wereld resideren of daar toegang hebben. De Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht zijn de persoonlijke vertegenwoordigers van deze gespecialiseerde, onpersoonlijke tegenwoordigheden van Goddelijkheid. En de Geheimen van Allerhoogste Macht zijn hogelijk persoonlijke wezens in het bezit van voortreffelijke gaven en wonderbaarlijk toegerust voor hun verheven, veeleisend werk.
13:1.4 (144.4) 1. DIVININGTON. Deze wereld is in een unieke zin ‘de boezem van de Vader,’ de wereld van persoonlijke gemeenschap met de Universele Vader, waar zich een speciale manifestatie van zijn goddelijkheid bevindt. Divinington is het Paradijs-trefpunt van de Gedachtenrichters, maar het is ook de thuiswereld van talrijke andere entiteiten, persoonlijkheden en andere wezens die hun oorsprong hebben in de Universele Vader. Er zijn vele persoonlijkheden naast de Eeuwige Zoon, die rechtstreeks ontstaan door de handelingen van de Universele Vader alleen. Slechts de Vader-fragmenten en de persoonlijkheden en andere wezens die rechtstreeks en uitsluitend hun oorsprong hebben in de Universele Vader, verbroederen zich in deze verblijfplaats en functioneren aldaar.
13:1.5 (144.5) De geheimen van Divinington omvatten ook het geheim van de schenking en missie van de Gedachtenrichters. Hun natuur, hun oorsprong, en de methode waardoor zij in contact treden met de nederige schepselen op de evolutionaire werelden, is een geheim van deze Paradijs-wereld. Deze verbazingwekkende verrichtingen raken de rest van ons niet persoonlijk, en daarom achten de Godheden het juist om ons bepaalde aspecten van dit grootse, goddelijke dienstbetoon te onthouden, zodat wij het niet geheel kunnen begrijpen. Voorzover wij in aanraking komen met deze fase van goddelijke activiteit, wordt ons volledige kennis van deze verrichtingen vergund, maar wij zijn niet geheel op de hoogte van de intieme details van deze grootse schenking.
13:1.6 (145.1) Deze wereld bevat ook de geheimen van de natuur, bedoeling en activiteiten van alle andere vormen van Vader-fragmenten, van de Zwaartekracht-Boodschappers, en van een menigte andere wezens die u niet geopenbaard zijn. Het is zeer waarschijnlijk dat de waarheden die betrekking hebben op Divinington en mij onthouden worden, mij, indien ze mij wel geopenbaard zouden worden, alleen maar zouden verwarren en belemmeren in mijn huidige werk en nogmaals, misschien gaan zij het begripsvermogen van wezens van mijn orde te boven.
13:1.7 (145.2) 2. SONARINGTON. Deze wereld is de ‘boezem van de Zoon,’ de persoonlijke ontvangstwereld van de Eeuwige Zoon. Dit is het Paradijs-hoofdkwartier van de neerdalende en opklimmende Zonen Gods wanneer en nadat zij geheel geaccrediteerd en finaal bevestigd zijn. Deze wereld is de Paradijs-thuiswereld voor alle Zonen van de Eeuwige Zoon, van zijn Zonen die met hem zijn gecoördineerd en geassocieerd. Aan dit verheven verblijf zijn talrijke orden van goddelijke Zonen verbonden die niet aan stervelingen zijn geopenbaard, aangezien zij niet te maken hebben met de plannen van het opklimmingsprogramma der geestelijke vooruitgang van de mens door de universa en naar het Paradijs.
13:1.8 (145.3) De geheimen van Sonarington omvatten ook het geheim van de incarnatie van de goddelijke Zonen. Wanneer een Zoon van God een Zoon des Mensen wordt, letterlijk uit een vrouw geboren wordt, zoals dit negentienhonderd jaar geleden op uw wereld is gebeurd, is dit een universeel mysterie. Het vindt aldoor overal in de universa plaats, en is een Sonarington-geheim van het goddelijk zoonschap. De Richters zijn een mysterie van God de Vader. De incarnatie van de goddelijke Zonen is een mysterie van God de Zoon; het is een geheim dat ligt besloten in de zevende sector van Sonarington, een gebied waarin niemand kan doordringen dan zij die persoonlijk deze unieke ervaring hebben doorgemaakt. Slechts die fasen van de incarnatie die te maken hebben met uw opklimmingsloopbaan zijn onder uw aandacht gebracht. Er zijn vele andere fasen van het incarnatie-mysterie van u ongeopenbaarde typen Paradijs-Zonen, op missies van universum-dienstbetoon die u niet onthuld worden. En er zijn nog meer Sonarington-mysteries.
13:1.9 (145.4) 3. SPIRITINGTON. Deze wereld is de ‘boezem van de Geest,’ de Paradijs-thuiswereld van de hoge wezens die uitsluitend de Oneindige Geest vertegenwoordigen. Hier verzamelen zich de Zeven Meester-Geesten en sommigen van hun afstammelingen uit alle universa. In dit hemelse verblijf kunnen ook talrijke ongeopenbaarde orden van geest-persoonlijkheden worden aangetroffen, wezens die zijn aangesteld ten behoeve van de veelvuldige activiteiten in het universum die geen verband houden met de plannen om de sterfelijke schepselen in de tijd te transformeren naar Paradijs-niveaus in de eeuwigheid.
13:1.10 (145.5) De geheimen van Spiritington houden ook de ondoorgrondelijke mysteries der reflectiviteit in. Wij vertellen u over het ontzaglijke, universele verschijnsel der reflectiviteit, meer in het bijzonder zoals het werkt op de hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa, maar wij leggen dit verschijnsel nooit volledig uit, want wij begrijpen het niet geheel. Zeer veel begrijpen wij wel, maar veel fundamentele details zijn nog steeds een mysterie voor ons. Reflectiviteit is een geheim van God de Geest. Ge zijt ingelicht aangaande reflectiviteitsfuncties met betrekking tot het opklimmingsplan voor de overleving van stervelingen, en de reflectiviteit werkt ook inderdaad op deze wijze, maar zij is ook een onmisbaar element in de normale werking van talrijke andere fasen van universum-activiteiten. Deze schenking van de Oneindige Geest wordt ook in andere kanalen gebruikt dan voor het verzamelen van inlichtingen en verspreiden van informatie. En Spiritington kent nog andere geheimen.
13:1.11 (145.6) 4. VICEGERINGTON. Deze planeet is de ‘boezem van de Vader en de Zoon’ en is de geheime wereld van zekere ongeopenbaarde wezens die hun oorsprong hebben in de handelingen van de Vader en de Zoon. Zij is ook de Paradijs-thuiswereld van vele verheerlijkte wezens van complexe afkomst, van hen wier oorsprong gecompliceerd is vanwege de vele verschillende technieken die in de zeven superuniversa gebezigd worden. Op deze wereld komen vele groepen wezens bijeen waarvan de identiteit niet aan de stervelingen van Urantia is geopenbaard.
13:1.12 (146.1) De geheimen van Vicegerington omvatten ook de geheimen van de trinitisatie, en trinitisatie vormt het geheim van het gezag om de Triniteit te vertegenwoordigen, om als plaatsvervanger op te treden voor de Goden. De volmacht om de Triniteit te vertegenwoordigen wordt alleen toegekend aan die wezens, geopenbaard en niet geopenbaard, die getrinitiseerd, geschapen, geresulteerd of vereeuwigd zijn door twee Godheden van de Paradijs-Triniteit of door alledrie. Persoonlijkheden die door de trinitisatie-handelingen van bepaalde typen verheerlijkte schepselen tot aanzijn zijn gebracht, vertegenwoordigen niet meer dan het conceptuele potentieel dat in die trinitisatie gemobiliseerd is, ook al mogen zulke schepselen hetzelfde pad omhoog gaan naar de omhelzing door de Godheid dat voor al hun soortgenoten open ligt.
13:1.13 (146.2) Niet-getrinitiseerde wezens begrijpen de techniek van de trinitisatie door twee of door drie Scheppers of door bepaalde schepselen niet geheel. Ge zult een dergelijk verschijnsel nooit geheel begrijpen, tenzij ge u in de verre toekomst van uw verheerlijkte loopbaan aan een dergelijke avontuurlijke onderneming zoudt wagen en daarin zoudt slagen, aangezien deze geheimen van Vicegerington anders altijd verboden blijven. Doch omdat ik van hoge Triniteitsafkomst ben, staan alle sectoren van Vicegerington voor mij open. Ik begrijp het geheim van mijn oorsprong en bestemming volledig, en even volledig en plechtig bewaar ik het.
13:1.14 (146.3) Er zijn nog andere vormen en fasen van trinitisatie die niet ter kennis zijn gebracht van de volkeren van Urantia, en deze ervaringen zijn wat hun persoonlijke aspecten betreft, naar behoren beveiligd in de geheime sector van Vicegerington.
13:1.15 (146.4) 5. SOLITARINGTON. Deze wereld is de ‘boezem van de Vader en de Geest’ en het trefpunt van een schitterende heerschare ongeopenbaarde wezens die hun oorsprong hebben in de gezamenlijke handelingen van de Universele Vader en de Oneindige Geest; deze wezens vertonen, naast hetgeen zij van de Geest hebben geërfd, ook karaktertrekken van de Vader.
13:1.16 (146.5) Dit is ook de thuiswereld van de Solitaire Boodschappers en van andere persoonlijkheden die tot de orden der superengelen behoren. Ge kent slechts zeer weinigen van deze wezens: er bestaan enorme aantallen orden die niet op Urantia geopenbaard zijn. Uit het feit dat zij hun domicilie op de vijfde wereld hebben, kan niet worden afgeleid dat de Vader noodzakelijkerwijs in enig opzicht betrokken was bij de schepping van de Solitaire Boodschappers of de superengelen die hun medewerkers zijn, maar in dit universum-tijdperk heeft hij wel te maken met hun functioneren. Gedurende het huidige universum-tijdperk is dit ook de status-wereld van de Krachtgeleiders van het Universum.
13:1.17 (146.6) Er zijn nog talrijke andere orden van geest-persoonlijkheid, wezens die de sterfelijke mens niet bekend zijn, die Solitarington als hun Paradijs-thuiswereld beschouwen. Vergeet niet dat alle afdelingen en niveaus van de activiteiten in het universum even volledig voorzien zijn van geest-dienaren als het domein dat zich bezighoudt met het helpen van de sterfelijke mens om op te klimmen naar zijn goddelijke bestemming, het Paradijs.
13:1.18 (146.7) De geheimen van Solitarington. Naast bepaalde trinitisatie-geheimen bevat deze wereld ook de geheimen van de persoonlijke verhouding van de Oneindige Geest met bepaalde hogere afstammelingen van de Derde Bron en Centrum. Op Solitarington worden de mysteries bewaard van de innige omgang van talrijke ongeopenbaarde orden met de geesten van de Vader, de Zoon en de Geest, met de drievoudige geest van de Triniteit, en met de geesten van de Allerhoogste, de Ultieme en de Allerhoogst-Ultieme.
13:1.19 (146.8) 6. SERAPHINGTON. Deze wereld is de ‘boezem van de Zoon en de Geest’ en de thuiswereld van de enorme scharen ongeopenbaarde wezens die door de Zoon en de Geest zijn geschapen. Dit is ook de wereld die de bestemming is van alle dienende orden der heerscharen der engelen, waaronder de supernafijnen, seconafijnen en serafijnen. In het centrale universum en in de verder naar buiten gelegen universa dienen ook heerlijke geesten van vele orden die niet behoren tot ‘de dienende geesten voor hen die het heil zullen beërven.’ Al deze geest-werkers op alle niveaus en terreinen van universum-activiteiten, beschouwen Seraphington als hun Paradijs-thuiswereld.
13:1.20 (147.1) De geheimen van Seraphington omvatten een drievoudig mysterie, waarvan ik slechts één deel mag noemen — het mysterie van het serafijnse transport. Het vermogen van verschillende orden serafijnen en met hen verbonden geest-wezens om binnen hun geestelijke gestalte niet-materiële persoonlijkheden van alle orden te omvatten en hen mee te voeren op langdurige interplanetaire reizen, is een geheim dat veilig is verborgen in de heilige sectoren van Seraphington. De transport-serafijnen begrijpen dit mysterie wel, maar delen het niet met ons, of misschien kunnen zij dat niet. De andere mysteries van Seraphington hebben betrekking op de persoonlijke ervaringen van geest-dienaren van typen welke tot nu toe niet aan stervelingen zijn geopenbaard. En wij weerhouden ons ervan de geheimen te bespreken van wezens die u zozeer verwant zijn, omdat ge orden van bestaan die zo dicht bij u staan, bijna kunt begrijpen, en het zou een schending van vertrouwen betekenen indien wij u zelfs maar onze gedeeltelijke kennis van deze verschijnselen zouden aanbieden.
13:1.21 (147.2) 7. ASCENDINGTON. Deze unieke wereld is de ‘boezem van de Vader, Zoon en Geest,’ het trefpunt van de opklimmende schepselen uit de ruimte, de ontvangstwereld van de pelgrims uit de tijd die door het Havona-universum trekken op weg naar het Paradijs. Ascendington is de werkelijke Paradijs-thuiswereld van de opklimmende zielen uit tijd en ruimte totdat zij de Paradijs-status bereiken. Gij stervelingen zult de meeste van uw Havona ‘vakanties’ op Ascendington doorbrengen. Gedurende uw leven in Havona zal Ascendington voor u zijn wat de reversie-leiders voor u betekend hebben tijdens de opklimming door het plaatselijk universum en het superuniversum. Hier zult ge deelnemen aan duizenden activiteiten die de verbeeldingskracht van een sterveling te boven gaan. En evenals dit bij iedere eerdere vordering in de opklimming naar God het geval is geweest, zal uw menselijke zelf hier nieuwe betrekkingen aangaan met uw goddelijke zelf.
13:1.22 (147.3) De geheimen van Ascendington houden ook het mysterie in van het geleidelijke, zekere opbouwen in het materiële, sterfelijke bewustzijn van een geestelijke, potentieel onsterfelijke tegenhanger van het karakter en de identiteit. Dit verschijnsel vormt een van de meest verbijsterende mysteries in de universa — de ontwikkeling van een onsterfelijke ziel binnen het bewustzijn van een sterfelijk, materieel schepsel.
13:1.23 (147.4) Ge zult deze mysterieuze verrichting nooit geheel begrijpen voordat ge Ascendington hebt bereikt. Dit is ook de reden waarom geheel Ascendington open zal liggen voor uw verwonderde ogen. Een zevende gedeelte van Ascendington is voor mij verboden gebied — dit is de sector die betrokken is in het geheim dat uitsluitend de ervaring en het bezit is van uw type wezens (of dit zal zijn). Deze ervaring behoort aan uw menselijke orde van bestaan. Mijn orde van persoonlijkheid is niet rechtstreeks betrokken bij zulke verrichtingen. Daarom is dit geheim voor mij niet toegankelijk en zal het u uiteindelijk worden geopenbaard. Maar zelfs wanneer het aan u geopenbaard is, zal het om de een of andere reden altijd uw geheim blijven. Ge openbaart het niet aan ons, noch aan enige andere orde van wezens. Wij weten van de eeuwige fusie van een goddelijke Richter en een onsterfelijke ziel van menselijke oorsprong, maar de opklimmende volkomenen kennen deze ervaring als een absolute werkelijkheid.
13:2.1 (147.5) Deze thuiswerelden van de verschillende orden van geestelijke wezens zijn ontzagwekkende, kolossale hemellichamen en evenaren het Paradijs in hun onvergelijkelijke schoonheid en schitterende heerlijkheid. Het zijn werelden die dienen als trefpunt, als plaats van samenkomst, en als permanent kosmisch adres. Als volkomenen zult ge uw domicilie hebben op het Paradijs, maar Ascendington zal te allen tijde uw thuisadres zijn, zelfs wanneer ge dienst gaat doen in de buiten-ruimte. In alle eeuwigheid zult ge Ascendington beschouwen als uw thuis, waarmee ge in uw gevoel en herinneringen verbonden blijft. Wanneer ge geestwezens van de zevende graad wordt, zult ge mogelijkerwijs uw residentiële status op het Paradijs opgeven.
13:2.2 (148.1) Indien er in de buiten-ruimte universa in voorbereiding zijn, en indien deze bewoond zullen worden door tijdsschepselen met het potentieel tot opklimming, dan concluderen wij daaruit dat deze kinderen van de toekomst ook voorbestemd zullen zijn om Ascendington als hun Paradijs-thuiswereld te zien.
13:2.3 (148.2) Ascendington is de enige heilige wereld die ge zonder enige restrictie zult mogen onderzoeken wanneer ge op het Paradijs zult zijn aangekomen. Vicegerington is de enige heilige wereld die ik geheel en zonder restricties mag onderzoeken. Ofschoon de geheimen van Vicegerington te maken hebben met mijn oorsprong, beschouw ik haar niet als mijn thuis in dit universum-tijdperk. Wezens die hun oorsprong hebben in de Triniteit en getrinitiseerde wezens zijn niet gelijk.
13:2.4 (148.3) De wezens die de Triniteit als hun oorsprong hebben, hebben niet volledig deel aan de werelden van de Vader; hun enige woningen zijn op het Paradijs-Eiland, zeer dicht bij de Allerheiligste Sfeer. Zij verschijnen dikwijls op Ascendington, de ‘boezem van de Vader-Zoon-Geest,’ waar zij zich verbroederen met hun broeders die zijn opgeklommen vanuit de nederige werelden in de ruimte.
13:2.5 (148.4) Misschien veronderstelt ge dat de Schepper-Zonen Vicegerington als hun thuiswereld beschouwen omdat zij van Vader-Zoon-oorsprong zijn, doch dit is niet het geval in dit universum-tijdperk van de functie van God de Zevenvoudige. Er zijn vele vergelijkbare problemen die eveneens verwarrend voor u zullen zijn, want ge kunt er zeker van zijn op vele moeilijkheden te zullen stuiten wanneer ge deze zaken, die het Paradijs zo dicht naderen, tracht te begrijpen. Door redenering kunt ge deze vraagstukken evenmin tot een oplossing brengen, want ge weet zeer weinig. Ook als ge meer omtrent de werelden van de Vader zoudt weten, zoudt ge eenvoudig nog meer moeilijkheden tegenkomen, totdat ge alles omtrent hen zoudt weten. Status op een van deze geheime werelden wordt verkregen zowel door dienst als door de natuur van oorsprong, en de achtereenvolgende tijdperken van het universum kunnen een herverdeling van bepaalde groeperingen van persoonlijkheden te zien geven, hetgeen ook gebeurt.
13:2.6 (148.5) De werelden van het binnenste circuit zijn in werkelijkheid meer broederlijke of status-werelden dan daadwerkelijke residentiële werelden. Stervelingen zullen een bepaalde status bereiken op elke wereld van de Vader behalve op één. Wanneer gij stervelingen bijvoorbeeld Havona bereikt, zult ge toestemming krijgen om naar Ascendington te gaan, waar ge hartelijk welkom zult zijn, doch er wordt u niet toegestaan de andere zes heilige werelden te bezoeken. Wanneer ge de Paradijs-scholing hebt doorlopen en opgenomen zijt in het Korps der Volko- menen, is Sonarington toegankelijk voor u, aangezien ge zowel zonen Gods als opgeklommen stervelingen zijt — ge zijt zelfs meer dan dat. Maar een zevende deel van Sonarington, de sector van de incarnatie-geheimen van de goddelijke Zonen, zult ge nooit kunnen onderzoeken. Nimmer zullen deze geheimen aan de opklimmende zonen van God geopenbaard worden.
13:2.7 (148.6) Uiteindelijk zult ge volledig toegang hebben tot Ascendington en tot op zekere hoogte tot de andere werelden van de Vader, met uitzondering van Divinington. Doch zelfs als u vergunning wordt verleend om op nog vijf geheime werelden te landen wanneer ge een volkomene zijt geworden, zal het u niet toegestaan zijn alle sectoren van deze werelden te bezoeken. Evenmin zal het u veroorloofd zijn te landen op de kusten van Divinington, de ‘boezem van de Vader,’ ofschoon ge zeker herhaaldelijk ‘ter rechterhand van de Vader’ zult staan. In alle eeuwigheid zal er zich voor u nooit enige noodzaak voordoen om aanwezig te zijn op de wereld van de Gedachtenrich ters.
13:2.8 (149.1) Deze ontmoetingswerelden voor het geest-leven zijn zozeer verboden gebied, dat ons wordt gevraagd niet te trachten toegang te verkrijgen tot de fasen van deze werelden die geheel buiten het gebied van onze ervaring liggen. Ge kunt volmaakt worden als schepsel, evenals de Universele Vader volmaakt is als godheid, maar ge moogt niet alle geheimen van de ervaring van alle andere orden van persoonlijkheden in het universum leren kennen. Wanneer de Schepper een experiëntieel persoonlijkheidsgeheim deelt met zijn schepsel, bewaart de Schepper dit als eeuwig vertrouwelijk.
13:2.9 (149.2) Naar verondersteld wordt, zijn al deze geheimen bekend aan de collectiviteit van de Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht. Deze wezens worden alleen geheel gekend door de groeperingen van hun speciale werelden, andere orden begrijpen hen slechts zeer ten dele. Wanneer ge het Paradijs hebt bereikt, zult ge de tien Geheimen van Allerhoogste Macht die Ascendington besturen, leren kennen en hen vurig leren liefhebben. Ge zult ook de Geheimen van Allerhoogste Macht op de andere werelden van de Vader enigszins gaan begrijpen, met uitzondering van Divinington, ofschoon niet zo volkomen als op Ascendington.
13:2.10 (149.3) De Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht zijn, zoals hun naam reeds aanduidt, verwant aan de Allerhoogste; zij zijn eveneens verwant aan de Ultieme en de toekomstige Allerhoogste-Ultieme. Deze Geheimen van Allerhoogste Macht zijn de geheimen van de Allerhoogste en ook de geheimen van de Ultieme, zelfs de geheimen van de Allerhoogste-Ultieme.
13:3.1 (149.4) De zeven lichtende werelden van de Eeuwige Zoon zijn de werelden van de zeven fasen van het pure-geest-bestaan. Deze stralende hemellichamen zijn de bron van het drievoudige licht van het Paradijs en Havona, want hun invloed is grotendeels, doch niet geheel, beperkt tot het centrale universum.
13:3.2 (149.5) Persoonlijkheid is niet aanwezig op deze satellieten van het Paradijs; daarom valt er maar weinig over deze pure-geest-verblijven te vertellen aan sterfelijke, materiële persoonlijkheden. Ons is geleerd dat deze werelden vol zijn van wezens van de Eeuwige Zoon wier leven anders-dan-persoonlijk is. Wij leiden hieruit af dat deze entiteiten bijeengebracht worden om te gaan dienen in de ontworpen nieuwe universa in de buiten-ruimte. De filosofen van het Paradijs zijn van mening dat iedere cyclus van het Paradijs, ongeveer twee miljard jaar Urantia-tijd, getuige is van de schepping van aanvullende reserves van deze orden op de geheime werelden van de Eeuwige Zoon.
13:3.3 (149.6) V oorzover ik ben ingelicht, is er nooit een persoonlijkheid op een van deze werelden van de Eeuwige Zoon geweest. Gedurende mijn gehele lange ervaring binnen en buiten het Paradijs is mij nooit opgedragen om een van deze werelden te bezoeken. Zelfs de persoonlijkheden van wie de Eeuwige Zoon de medeschepper is, gaan niet naar deze werelden. Wij concluderen hieruit dat alle soorten onpersoonlijke geesten — ongeacht hun afstamming — tot deze geest-thuiswerelden worden toegelaten. Daar ik een persoon ben en een geest-gedaante heb, zou zo’n wereld mij ongetwijfeld leeg en verlaten voorkomen, zelfs indien mij zou worden toegestaan daar een bezoek te brengen. Hoge geest-persoonlijkheden gevoelen echter geen neiging om doelloze nieuwsgierigheid of geheel nutteloze avontuurlijkheid te bevredigen. Wij beleven te allen tijde teveel boeiend en zinvol avontuur dan dat wij ons kunnen permitteren grote belangstelling te ontwikkelen voor projecten die hetzij nutteloos, hetzij onwerkelijk zijn.
13:4.1 (149.7) Tussen het binnenste circuit van Havona en de lichtende werelden van de Eeuwige Zoon cirkelen de zeven hemellichamen van de Oneindige Geest, werelden die worden bewoond door de afstammelingen van de Oneindige Geest, door de getrinitiseerde zonen van verheerlijkte geschapen persoonlijkheden en door andere typen ongeopenbaarde wezens die betrokken zijn in het effectieve bestuur van de vele ondernemingen in de verschillende domeinen van universum-activiteit.
13:4.2 (150.1) De Zeven Meester-Geesten zijn de allerhoogste en ultieme vertegenwoordigers van de Oneindige Geest. Zij hebben hun persoonlijke standplaatsen, hun kracht-brandpunten, op de buitenzijde van het Paradijs, maar alle activiteiten die in verband staan met hun beheer en bestuur van het groot universum vinden plaats op en vanuit deze zeven speciale bestuurswerelden van de Oneindige Geest. De Zeven Meester-Geesten zijn in werkelijkheid de bewustzijn-geest-stabilisatoren van het universum van universa, een alomvattende, alomsluitende, en alles coördinerende kracht met centrale locatie.
13:4.3 (150.2) Vanuit deze zeven speciale werelden zijn de Meester-Geesten werkzaam om de circuits van het kosmische bewustzijn van het groot universum te vereffenen en stabiliseren. Zij hebben ook te maken met de onderscheidende geestelijke instelling en tegenwoordigheid van de Godheden in geheel het groot universum. Fysische reacties zijn uniform, constant, en altijd onmiddellijk en automatisch. De experiëntiële geestelijke tegenwoordigheid hangt echter samen met de onderliggende condities of toestanden van geestelijke ontvankelijkheid die inherent zijn aan het bewustzijn van de individuele wezens in ieder gebied.
13:4.4 (150.3) Fysisch gezag, fysische tegenwoordigheid en functie zijn onveranderlijk in alle universa, klein of groot. De factor die verschil uitmaakt in geestelijke tegenwoordigheid, of reactie, is de fluctuerende differentie in de herkenning en aanvaarding van die tegenwoordigheid door wilsschepselen. Hoewel de geestelijke tegenwoordigheid van de absolute, existentiële Godheid op geen enkele wijze wordt beïnvloed door de instelling van trouw of ontrouw bij geschapen wezens, is het terzelfdertijd waar dat de functionerende tegenwoordigheid van de subabsolute, experiëntiële Godheid beslist en rechtstreeks wordt beïnvloed door de beslissingen, keuzes en wilshoudingen van deze eindige schepselen — door de trouw en toewijding van individuele wezens, planeten, stelsels, constellaties en universa. Deze geestelijke tegenwoordigheid van goddelijkheid is echter niet grillig of willekeurig: de verschillen in de ervaring ervan zijn inherent aan het feit dat persoonlijke schepselen begiftigd zijn met vrije wil.
13:4.5 (150.4) De bepaler van het verschil in de geestelijke tegenwoordigheid leeft in uw eigen hart en denken: hij bestaat uit de wijze waarop ge uw keuzes maakt, uit de beslissingen van uw bewustzijn en de vastbeslotenheid van uw eigen wil. Dit verschil is inherent aan de reacties van de vrije wil van intelligente persoonlijke wezens, wezens aangaande wie de Universele Vader heeft verordend dat zij deze vrijheid van keuze zullen uitoefenen. En de Godheden volgen steeds precies de eb en vloed van de geest van het schepsel bij hun tegemoet komen aan, en het bevredigen van, de voorwaarden en eisen van dit verschil in de keuze van het schepsel — nu eens meer van hun tegenwoordigheid schenkend in antwoord op een oprecht verlangen daarnaar, en dan weer zich terugtrekkend van het toneel wanneer hun schepselen een ongunstige beslissing nemen bij de uitoefening van hun van godswege geschonken keuzevrijheid. En zo wordt de geest van goddelijkheid in alle nederigheid gehoorzaam aan de keuze van de schepselen in hun gebieden.
13:4.6 (150.5) De bestuurswerelden van de Zeven Meester-Geesten zijn in werkelijkheid de Paradijs-hoofdkwartieren van de zeven superuniversa en de segmenten der buiten-ruimte die daarmee zijn gecorreleerd. Iedere Meester-Geest staat aan het hoofd van één superuniversum, en elk van deze zeven werelden is uitsluitend toegewezen aan één van de Meester-Geesten. Er is letterlijk geen enkele fase van het sub-Paradijs-bestuur van de zeven superuniversa waarin op deze bestuurswerelden niet wordt voorzien. Deze werelden zijn niet zo exclusief als die van de Vader of die van de Zoon, en ofschoon alleen degenen die er geboren zijn en zij die er werken daar residentie-status hebben, staan deze zeven bestuursplaneten altijd open voor alle wezens die er een bezoek willen brengen en kunnen beschikken over het noodzakelijke middel om daarheen te worden overgebracht.
13:4.7 (151.1) Voor mij zijn deze bestuurswerelden de interessantste en boeiendste plekken buiten het Paradijs. Nergens in het uitgestrekte universum is er zo’n veelheid van activiteiten te zien waarin levende wezens van zo vele verschillende orden betrokken zijn, en te maken hebben met werkzaamheden op zo vele uiteenlopende niveaus, werkzaamheden die tegelijk materieel, verstandelijk, en geestelijk van aard zijn. Wanneer mij een periode verleend wordt waarin ik ben vrijgesteld van taken, en ik toevallig op het Paradijs of in Havona ben, ga ik gewoonlijk naar een van deze drukke werelden van de Zeven Meester-Geesten om mij daar te laten inspireren door dit schouwspel van ondernemingslust, toewijding, trouw, wijsheid en doeltreffendheid. Nergens anders kan ik zulk een verbazingwekkend onderling verband van persoonlijkheidsverrichtingen waarnemen, die zich op alle zeven niveaus van universum-werkelijkheid afspelen. En ik word altijd gestimuleerd door de activiteiten van diegenen die goed weten hoe zij hun werk moeten doen, en die er zo’n intens genoegen in scheppen om het te doen.
13:4.8 (151.2) [Aangeboden door een Volmaker van Wijsheid aan wie zulks is opgedragen door de Ouden der Dagen op Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 14
14:0.1 (152.1) HET volmaakte, goddelijke universum beslaat het centrum der gehele schepping; het is de eeuwige kern rond welke de enorme scheppingen in tijd en ruimte wentelen. Het Paradijs is het gigantische, nucleaire Eiland van absolute stabiliteit dat bewegingloos in het hart van dit prachtige, eeuwige universum rust. Deze centrale planetenfamilie heet Havona en bevindt zich op zeer grote afstand van het plaatselijk universum Nebadon. Zij heeft enorme afmetingen en een bijna ongelooflijke massa, en bestaat uit een miljard werelden van onvoorstelbare schoonheid en luisterrijke grootsheid, maar de ware grootte van deze enorme schepping gaat het bevattingsvermogen van het menselijk verstand werkelijk te boven.
14:0.2 (152.2) Dit is de enige onveranderlijke, volmaakte en bestendigde aggregatie van werelden. Dit is een geheel geschapen, volmaakt universum: het is geen evolutionaire ontwikkeling. Dit is de eeuwige kern van volmaaktheid, rond welke de eindeloze processie wervelt van universa die het geweldige experiment der evolutie vormen, het dappere avontuur van de Schepper-Zonen van God die ernaar streven om het patroon-universum te dupliceren in de tijd en te reproduceren in de ruimte — het patroon-universum dat het ideaal is van goddelijke volledigheid, allerhoogste finaliteit, ultieme werkelijkheid en eeuwige volmaaktheid.
14:1.1 (152.3) Vanaf de buitenzijde van het Paradijs tot aan de binnengrenzen van de zeven superuniversa doen zich de volgende zeven toestanden en bewegingen van de ruimte voor:
14:1.2 (152.4) 1. de stille midden-ruimtezones die het Paradijs raken;
14:1.3 (152.5) 2. de met de klok meegaande processie van de drie circuits van het Paradijs en de zeven circuits van Havona;
14:1.4 (152.6) 3. de semi-stille ruimtezone die de Havona-circuits scheidt van de donkere zwaartekrachtlichamen van het centrale universum;
14:1.5 (152.7) 4. de binnenste gordel van de donkere zwaartekrachtlichamen die tegen de wijzers van de klok in beweegt;
14:1.6 (152.8) 5. de tweede, unieke ruimtezone die de twee ruimtebanen van de donkere zwaartevan elkaar scheidt;
14:1.7 (152.9) 6. de buitenste gordel van donkere zwaartekrachtlichamen, die met de klok mee rond het Paradijs draait;
14:1.8 (152.10) 7. een derde ruimtezone — een semi-stille zone — die de buitenste gordel van donkere zwaartekrachtlichamen scheidt van de binnenste circuits van de zeven superuniversa.
14:1.9 (152.11) Het miljard werelden van Havona is gerangschikt in zeven concentrische circuits, die de drie circuits van de satellieten van het Paradijs onmiddellijk omgeven. Er bevinden zich meer dan vijfendertig miljoen werelden in het binnenste Havona-circuit, meer dan tweehonderdvijfenveertig miljoen in het buitenste, en proportionele aantallen daar tussenin. Ieder circuit is anders, maar ze zijn alle volkomen in evenwicht en voortreffelijk georganiseerd; ieder circuit is doordrongen van een gespecialiseerde vertegenwoordiging van de Oneindige Geest, één van de Zeven Geesten van de Circuits. Naast andere functies coördineert deze onpersoonlijke Geest de leiding van hemelse zaken in ieder circuit.
14:1.10 (153.1) De planetaire circuits van Havona zijn niet gesuperponeerd; hun werelden volgen op elkaar in een ordelijke lineaire processie. Het centrale universum wervelt rond het stationaire Paradijs-Eiland in één ontzaglijk vlak, dat bestaat uit tien concentrische, gestabiliseerde eenheden — de drie circuits van de werelden van het Paradijs en de zeven circuits van de Havona-werelden. Fysisch beschouwd vormen de Havona- en de Paradijs-circuits alle één en hetzelfde stelsel; wij behandelen ze hier apart omdat ze functioneel en bestuurlijk gescheiden zijn.
14:1.11 (153.2) Er bestaat geen tijdrekening op het Paradijs: de sequentie van achtereenvolgende gebeurtenissen is inherent in het begrip van hen die op het centrale Eiland thuishoren. Maar tijd is wel van toepassing op de Havona-circuits en relevant voor tal van wezens van zowel hemelse als aardse oorsprong die daar verblijven. Elke Havona-wereld heeft haar eigen plaatselijke tijd die bepaald wordt door haar circuit. Alle werelden in een gegeven circuit hebben een jaar van dezelfde duur, aangezien zij op uniforme wijze rond het Paradijs wentelen; van het buitenste naar het binnenste circuit neemt de duur van deze planetaire jaren dan ook geleidelijk af.
14:1.12 (153.3) Naast de tijd van het Havona-circuit bestaat er de Paradijs-Havona-standaarddag en andere tijdsbepalingen die vastgesteld worden op de zeven Paradijs-satellieten van de Oneindige Geest en vandaar worden uitgezonden. De Paradijs-Havona-standaarddag is gebaseerd op de tijd die de planetaire werelden van het eerste of binnenste Havona-circuit nodig hebben om één omwenteling rond het Paradijs-Eiland te voltooien; en ofschoon hun snelheid enorm is, doordat zij tussen de donkere zwaartekrachtlichamen en het gigantische Paradijs zijn gelegen, hebben deze werelden bijna duizend jaar nodig om hun rondgang te volbrengen. Zonder het te beseffen hebt ge de waarheid gelezen toen uw ogen bleven rusten op de uitspraak: ‘Eén dag is als duizend jaar bij God, als slechts een nachtwake.’ Een Paradijs-Havona-dag is precies zeven minuten en drie en een achtste seconde korter dan duizend jaar van de huidige schrikkeljaar-kalender van Urantia.
14:1.13 (153.4) Deze Paradijs-Havona-dag is de standaardtijdrekening voor de zeven superuniversa, hoewel elk zijn eigen interne tijdstandaard heeft.
14:1.14 (153.5) Aan de zomen van dit geweldige centrale universum, ver voorbij de zevende gordel Havona-werelden, wervelen ongelooflijke aantallen enorme, donkere zwaartekrachtlichamen rond. Deze talrijke donkere massa’s zijn in veel opzichten geheel verschillend van andere lichamen in de ruimte; zelfs hun vorm is heel anders. Deze donkere zwaartekrachtlichamen reflecteren geen licht en evenmin absorberen zij licht; zij reageren niet op licht van fysische energie, en zij omringen en omhullen Havona zo volledig, dat zelfs nabijgelegen bewoonde universa in tijd en ruimte het niet kunnen waarnemen.
14:1.15 (153.6) De grote gordel der donkere zwaartekrachtlichamen is door een unieke ruimte-intrusie verdeeld in twee gelijke ellipsvormige circuits. De binnenste gordel draait tegen de klok in; de buitenste met de klok mee. Door deze afwisselende richting in de beweging van de donkere lichamen, alsmede hun buitengewone massa, worden de zwaartekrachtlijnen van Havona dusdanig gelijkmatig verdeeld, dat het centrale universum een fysisch evenwichtige en volmaakt gestabiliseerde schepping is.
14:1.16 (153.7) De binnenste processie van donkere zwaartekrachtlichamen is buisvormig en bestaat uit drie kringvormige formaties. Een dwarsdoorsnede van dit circuit zou drie concentrische cirkels vertonen van ongeveer gelijke dichtheid. Het buitenste circuit van donkere zwaartekrachtlichamen is verticaal gerangschikt, en is tienduizend maal hoger dan het binnenste circuit. De loodrecht gemeten middellijn van het buitenste circuit is vijftigduizend maal zo groot als de dwarsdoorsnede.
14:1.17 (154.1) De tussenliggende ruimte tussen deze twee circuits van zwaartekrachtlichamen is uniek in zoverre dat in heel het uitgestrekte universum niets soortgelijks wordt aangetroffen. Deze zone wordt gekenmerkt door enorme op en neer gaande golfbewegingen en wordt doordrongen door geweldige energiewerkingen van een onbekende orde.
14:1.18 (154.2) Naar onze mening zal niets dat lijkt op de donkere zwaartekrachtlichamen van het centrale universum de toekomstige evolutie van de niveaus der buiten-ruimte kenmerken; deze afwisselende processies van ontzaglijke lichamen die de zwaartekracht compenseren, beschouwen wij als uniek in het meester-universum.
14:2.1 (154.3) Geest-wezens wonen niet in de nevelige ruimte, zij bewonen geen etherische werelden, zij houden verblijf op echte werelden van materiële aard, werelden die even werkelijk zijn als die waarop stervelingen wonen. De Havona-werelden zijn werkelijke, concrete werelden, ook al verschilt hun concrete substantie van de materiële organisatie van de planeten in de zeven superuniversa.
14:2.2 (154.4) De fysische werkelijkheden van Havona vormen een orde van energie-organisatie die radikaal verschilt van elke energie-organisatie die gangbaar is in de evolutionaire universa der ruimte. De energieën van Havona zijn drievoudig; eenheden van energie-materie in de superuniversa bevatten een tweevoudige energielading, ofschoon één vorm van energie in negatieve en positieve fasen voorkomt. De schepping van het centrale universum is drievoudig (Triniteit); de schepping van een plaatselijk universum is (rechtstreeks) tweevoudig, door een Schepper-Zoon en een Scheppende Geest.
14:2.3 (154.5) Het materiaal van Havona bestaat uit de organisatie van precies duizend chemische basiselementen en de uitgebalanceerde functie van de zeven vormen van Havona-energie. Elk van deze basisenergieën vertoont zeven fasen van excitatie, zodat de inwoners van Havona reageren op negenenveertig verschillende prikkels van zintuiglijke gewaarwording. Met andere woorden, vanuit een zuiver fysisch standpunt beschouwd, bezitten de inwoners van het centrale universum negenenveertig gespecialiseerde vormen van zintuiglijke gewaarwording. Er zijn zeventig morontia-zintuigen, en de hogere geestelijke wijzen van reactie en respons op prikkels lopen bij de verschillende typen wezens uiteen van zeventig tot tweehonderdtien.
14:2.4 (154.6) Geen der fysieke wezens van het centrale universum zou voor Urantianen zichtbaar zijn. Evenmin zou ook maar één van de lichamelijke prikkels op die verre werelden een reactie oproepen in uw grove zintuigen. Indien een sterveling van Urantia naar Havona overgebracht kon worden, zou hij daar doof en blind zijn, en zouden alle andere zintuiglijke reacties volstrekt afwezig zijn; hij zou alleen kunnen functioneren als een wezen met een beperkt zelfbewustzijn dat verstoken is van alle prikkels uit de omgeving en alle reacties daarop.
14:2.5 (154.7) In de centrale schepping doen zich talrijke fysische verschijnselen en geestelijke reacties voor, die op werelden als Urantia onbekend zijn. De fundamentele organisatie van een drievoudige wereld gelijkt in niets op de tweevoudige samenstelling van de geschapen universa in tijd en ruimte.
14:2.6 (154.8) Alle natuurwetten zijn hier gecoördineerd op een geheel andere basis dan in de tweevoudige energiesystemen van de evoluerende scheppingen. Het gehele centrale universum is georganiseerd volgens het drievoudige systeem van volmaakte, symmetrische beheersing. In het gehele Paradijs-Havona-stelsel wordt een volmaakt evenwicht in stand gehouden tussen alle kosmische werkelijkheden en alle geestelijke krachten. Door zijn absolute greep op de materiële schepping reguleert het Paradijs op volmaakte wijze de fysische energieën van dit centrale universum en houdt het deze in stand; de Eeuwige Zoon ondersteunt, als een onderdeel van zijn alomvattende geest-greep, op hoogst volmaakte wijze de geestelijke status van allen die Havona bewonen. Op het Paradijs is niets experimenteel, en het Paradijs-Havona-stelsel is een eenheid van creatieve volmaaktheid.
14:2.7 (155.1) De universele geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon is verbazingwekkend actief in heel het centrale universum. Alle geest-waarden en alle geestelijke persoonlijkheden worden onophoudelijk binnenwaarts getrokken naar het verblijf van de Goden. Deze drang naar God is intens en onontkoombaar. De ambitie om God te bereiken is in het centrale universum sterker, niet omdat de zwaartekracht van de geest daar sterker is dan in de buitengelegen universa, maar omdat de wezens die Havona hebben bereikt vollediger zijn vergeestelijkt en daarom sterker responsief zijn op de steeds aanwezige werking van de universele aantrekking van de geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon.
14:2.8 (155.2) Evenzo trekt de Oneindige Geest alle verstandelijke waarden naar het Paradijs. In het gehele centrale universum functioneert de bewustzijnszwaartekracht van de Oneindige Geest in verbinding met de geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, en tezamen vormen deze de gecombineerde innerlijke drang van opgaande zielen om God te zoeken, om de Godheid te bereiken, om het Paradijs te verwerven, en de Vader te leren kennen.
14:2.9 (155.3) Havona is een geestelijk volmaakt en fysisch stabiel universum. De beheersing en uitgebalanceerde stabiliteit van het centrale universum lijken volmaakt te zijn. Al het fysische en geestelijke is volmaakt voorspelbaar, doch met bewustzijnsverschijnselen en het wilsvermogen van persoonlijkheid is dit niet het geval. Wij concluderen weliswaar dat aangenomen mag worden dat zonde daar onmogelijk is, doch wij doen dit op grond van het feit dat de met vrije wil geschapen ingeborenen van Havona zich nooit schuldig hebben gemaakt aan het overtreden van de wil van de Godheid. In alle eeuwigheid zijn deze verheven wezens consequent trouw geweest aan de Eeuwigen der Dagen. Evenmin is er ooit zonde aan de dag getreden in een schepsel dat als pelgrim Havona is ingegaan. Er heeft zich nooit een geval voorgedaan van wangedrag van enig schepsel, van enige groep der persoonlijkheden, die ooit in het centrale Havona-universum zijn geschapen of daartoe zijn toegelaten. De selectiemethoden en -middelen in de universa in de tijd zijn zo volmaakt en goddelijk, dat in de archieven van Havona nimmer een dwaling is vermeld; er zijn nooit vergissingen gemaakt; er is nooit een opgaande ziel voortijdig tot het centrale universum toegelaten.
14:3.1 (155.4) Wat de regering van het centrale universum betreft, die is er niet. Havona is zo uitgelezen volmaakt, dat er geen verstandelijk regeringsstelsel nodig is. Er zijn geen officiële gerechtshoven, en evenmin wetgevende lichamen; Havona heeft slechts bestuurlijke leiding nodig. Hier kunnen de hoogste idealen van het ware zelf -bestuur waargenomen worden.
14:3.2 (155.5) Er bestaat geen behoefte aan een regering bij zulke volmaakte en bijna-volmaakte denkende wezens. Zij hebben geen voorschriften nodig, want het zijn volmaakt geboren wezens, hier en daar afgewisseld met evolutionaire schepselen die reeds lang geleden het nauwgezet onderzoek van de allerhoogste rechtbanken der superuniversa hebben ondergaan.
14:3.3 (155.6) Het bestuur van Havona is geen automatische aangelegenheid, maar het is wonderbaarlijk volmaakt en goddelijk doelmatig. Het is voornamelijk planetair en berust bij de residerende Eeuwige der Dagen, want iedere Havona-wereld wordt bestuurd door een van deze persoonlijkheden die uit de Triniteit zijn voortgekomen. Eeuwigen der Dagen zijn geen scheppers, maar zij zijn volmaakte bestuurders. Zij onderrichten met allerhoogste bekwaamheid en leiden hun planetaire kinderen met een volmaaktheid van wijsheid die aan absoluutheid grenst.
14:3.4 (156.1) De miljard werelden van het centrale universum zijn de opleidingswerelden voor de hoge persoonlijkheden die in het Paradijs en Havona zijn geboren en dienen voorts als laatste proefterrein voor de schepselen die zijn opgeklommen vanuit de evolutionaire werelden in de tijd. Bij de uitvoering van het grootse plan van de Universele Vader voor de opklimming van schepselen, komen de pelgrims uit de tijd aan op de ontvangstwerelden van het buitenste, zevende circuit, en wanneer zij verder zijn opgeleid en meer ervaring verworven hebben, worden zij steeds verder naar binnen bevorderd, van planeet naar planeet en van cirkelgang naar cirkelgang, totdat zij tenslotte de Godheden bereiken en residentie verkrijgen op het Paradijs.
14:3.5 (156.2) Ofschoon de werelden van de zeven circuits in al hun verheven heerlijkheid in stand worden gehouden, wordt momenteel slechts ongeveer één procent van alle planetaire capaciteit benut voor de arbeid ter bevordering van het universele plan van de Vader voor de opklimming van stervelingen. Ongeveer een tiende gedeelte van één procent van het oppervlak van deze enorme werelden staat ten dienste van het leven en de activiteiten van het Korps der Volkomenheid, de wezens die voor eeuwig in licht en leven zijn bestendigd en dikwijls op de werelden van Havona verblijven en daar hun diensten verrichten. Deze verheven wezens hebben hun persoonlijke residentie op het Paradijs.
14:3.6 (156.3) De planetaire constructie van de Havona-werelden is geheel anders dan die van de evolutionaire werelden en stelsels in de ruimte. Nergens anders in heel het groot universum is het gunstig om zulke enorme planeten als bewoonde werelden te gebruiken. Het is de fysische samenstelling uit triata, alsmede het effect van de immense donkere zwaartekrachtlichamen dat voor evenwicht zorgt, waardoor het mogelijk is om de fysische krachten zo volmaakt te egaliseren en de verschillende aantrekkingskrachten van deze geweldige schepping zo voortreffelijk in evenwicht te houden. Ook anti-zwaartekracht wordt toegepast bij de organisatie van de materiële functies en de geestelijke activiteiten van deze enorme werelden.
14:3.7 (156.4) Zowel de architectuur, de verlichting en de verwarming, als de biologische en artistieke verfraaiing van de Havona-werelden gaan de stoutste verbeeldingskracht der mensen te boven. Wij kunnen u niet veel over de Havona-werelden vertellen: om hun schoonheid en grootsheid te begrijpen moet ge ze zien. Maar er zijn werkelijke rivieren en meren op deze volmaakte werelden.
14:3.8 (156.5) In geestelijk opzicht zijn deze werelden ideaal ingericht; zij zijn geschikt gemaakt voor hun doel, het herbergen van de talrijke orden der verschillende wezens die in het centrale universum functioneren. Op deze prachtige werelden vinden velerlei activiteiten plaats die het menselijk begrip ver te boven gaan.
14:4.1 (156.6) Er bestaan zeven fundamentele vormen van levende dingen en wezens op de Havona-werelden, en elk van deze fundamentele vormen bestaat in drie verschillende fasen. Elk van deze drie fasen is verdeeld in zeventig hoofdafdelingen, en iedere hoofdafdeling bestaat uit duizend onderafdelingen met nog weer andere onderverdelingen, en zo voorts. Deze fundamentele groepen levensvormen kunnen als volgt worden geklassificeerd:
14:4.2 (156.7) 1. materieel;
14:4.3 (156.8) 2. morontiaal;
14:4.4 (156.9) 3. geestelijk;
14:4.5 (156.10) 4. absoniet;
14:4.6 (156.11) 5. ultiem;
14:4.7 (156.12) 6. co-absoluut;
14:4.8 (156.13) 7. absoluut.
14:4.9 (157.1) Verval en dood maken geen deel uit van de levenscyclus op de Havona-werelden. In het centrale universum ondergaan de lagere levende dingen de transmutatie van materialisatie. Zij veranderen wel van vorm en manifestatie, maar zij komen niet tot ontbinding door het proces van verval en celdood.
14:4.10 (157.2) De ingeborenen van Havona zijn allen afstammelingen van de Paradijs-Triniteit. Zij hebben geen geschapen ouders en zijn wezens die zich niet voortplanten. Wij kunnen u geen beschrijving geven van de schepping van deze burgers van het centrale universum, wezens die nooit zijn geschapen. Deze hele geschiedschrijving over de schepping van Havona is een poging om een eeuwigheidsfeit tot iets van tijd en ruimte te maken, terwijl het niet in betrekking staat tot tijd en ruimte zoals deze door de sterfelijke mens worden verstaan. Wij moeten aan de menselijke filosofie echter de concessie doen van een beginpunt: zelfs persoonlijkheden ver boven het menselijke niveau hebben een voorstelling nodig van een ‘eerste begin.’ Het Paradijs-Havona-stelsel is nochtans eeuwig.
14:4.11 (157.3) De ingeborenen van Havona wonen op de miljard werelden van het centrale universum in dezelfde zin waarin andere orden van permanent burgerschap wonen op de respectieve werelden waar zij ingeboren zijn. Zoals de materiële orde van zonen de materiële, verstandelijke en geestelijke organisatie verzorgt van een miljard plaatselijke stelsels in een superuniversum, zo wonen en functioneren in ruimere betekenis de ingeborenen van Havona op het miljard werelden van het centrale universum. Ge zoudt deze Havona-bewoners wellicht kunnen beschouwen als materiële schepselen, in de zin dat het woord ‘materieel’ zo ruim genomen zou kunnen worden dat het ook de fysische realiteiten van het goddelijke universum beschrijft.
14:4.12 (157.4) Er bestaat een leven dat eigen is aan de ingeborenen van Havona en dat in en uit zichzelf betekenis heeft. Havona-bewoners verlenen op velerlei wijzen hulp aan degenen die afdalen uit het Paradijs en aan hen die opklimmen uit de superuniversa, maar zij hebben ook een eigen leven dat uniek is in het centrale universum en dat relatieve betekenis heeft geheel los van het Paradijs of de superuniversa.
14:4.13 (157.5) Zoals de liefde van de Universele Vader wordt bevredigd door de godsverering van zijn geloofszonen op de evolutionaire werelden, zo worden de volmaakte idealen van goddelijke schoonheid en waarheid ten volle bevredigd door de verheven adoratie van de Havona-schepselen. Zoals de sterfelijke mens ernaar streeft om de wil van God te doen, zo leven deze wezens van het centrale universum om de idealen van de Triniteit van het Paradijs te vervullen. Van nature zijn zij de wil van God. De mens verblijdt zich in de goedheid van God, de Havona-bewoners zijn in verrukking over de goddelijke schoonheid, terwijl gij beiden het hulpbetoon geniet van de vrijheid van levende waarheid.
14:4.14 (157.6) Havona-bewoners hebben de vrije keuze tussen ongeopenbaarde bestemmingen zowel in het heden als in de toekomst. Er bestaat ook een progressie voor de ingeboren schepselen van het centrale universum die typisch is voor dit universum, een progressie die noch een opklimming naar het Paradijs, noch een doordringen in de superuniversa inhoudt. Deze progressie naar hogere Havona-status kan als volgt worden aangeduid:
14:4.15 (157.7) 1. experiëntiële vooruitgang naar buiten van het eerste naar het zevende circuit;
14:4.16 (157.8) 2. vooruitgang binnenwaarts van het zevende naar het eerste circuit;
14:4.17 (157.9) 3. vooruitgang binnen een circuit — progressie binnen de werelden van een gegeven circuit.
14:4.18 (157.10) Naast de ingeborenen van Havona, bevinden zich onder de bewoners van het centrale universum talrijke klassen van wezens die een patroon vormen voor verschillende groepen in het universum — adviseurs, leiders en leraren van en voor hun soortgenoten in de hele schepping. Alle wezens in alle universa zijn gemodelleerd naar een bepaalde orde van patroon-schepselen die op een bepaalde wereld van het miljard werelden van Havona woont. Zelfs de stervelingen van de tijd vinden het doel en de idealen van hun bestaan als schepsel op de buitenste circuits van deze patroon-werelden in den hoge.
14:4.19 (157.11) Verder zijn er nog de wezens die de Universele Vader hebben bereikt en gerechtigd zijn om te komen en te gaan, en die nu hier dan daar worden aangesteld in de universa om speciale opdrachten van dienst te vervullen. En op iedere Havona-wereld zult ge de kandidaten voor het bereiken van het einddoel aantreffen, zij die fysiek het centrale universum hebben bereikt, maar nog niet de geestelijke ontwikkeling hebben verworven die hen in staat zal stellen om aanspraak te maken op domicilie op het Paradijs.
14:4.20 (158.1) De Oneindige Geest wordt op de Havona-werelden vertegenwoordigd door een heerschare persoonlijkheden, wezens vol gratie en glorie, die de details van de ingewikkelde verstandelijke en geestelijke zaken van het centrale universum regelen. Op deze werelden van goddelijke volmaaktheid verrichten zij het werk dat van nature tot het normale beheer van deze ontzaglijke schepping behoort, en daarbij vervullen zij de veelsoortige taken van het onderrichten, opleiden en verzorgen van de enorme aantallen opgaande schepselen die vanuit de duistere werelden in de ruimte zijn opgeklommen naar de heerlijkheid.
14:4.21 (158.2) Er zijn talrijke groepen wezens die ingeborenen zijn van het Paradijs-Havona-stelsel en op geen enkele wijze rechtstreeks zijn betrokken bij het opklimmingsplan voor de schepselen ter bereiking van volmaaktheid; daarom worden zij niet vermeld in de indeling van persoonlijkheden die hier aan de geslachten der stervelingen wordt aangeboden. Alleen de voornaamste groepen bovenmenselijke wezens en de orden welke rechtstreeks verbonden zijn met uw overlevingservaring, worden in deze verhandelingen vermeld.
14:4.22 (158.3) Havona kent een overvloed van levensvormen, intelligente wezens in alle fasen, die daar trachten van lagere naar hogere circuits te komen in hun inspanningen om hogere niveaus van goddelijkheidsrealisatie te bereiken en een wijdere appreciatie van allerhoogste betekenissen, ultieme waarden en absolute werkelijkheid.
14:5.1 (158.4) Op Urantia maakt ge een korte doch intensieve toetsing door tijdens uw aanvangsleven in het materiële bestaan. Op de woningwerelden en verder omhoog in uw stelsel, constellatie en plaatselijk universum, doorloopt ge de morontia-fasen van de opklimming. Op de opleidingswerelden van het superuniversum doorloopt ge de ware geest-stadia van progressie en wordt ge voorbereid op de uiteindelijke overgang naar Havona. Op de zeven circuits van Havona zijn uw vorderingen verstandelijk, geestelijk en experiëntieel. En op iedere wereld van elk van deze circuits moet een zeer bepaalde taak worden volbracht.
14:5.2 (158.5) Het leven op de goddelijke werelden van het centrale universum is zo rijk en vol, zo compleet en vervuld, dat het de menselijke voorstelling van wat een geschapen wezen zou kunnen ervaren, verre overtreft. De sociale en economische activiteiten van deze eeuwige schepping zijn geheel verschillend van de bezigheden van de materiële schepselen die op evolutionaire werelden zoals Urantia wonen. Zelfs de techniek van het denken op Havona is anders dan het denkproces op Urantia.
14:5.3 (158.6) De regels in het centrale universum zijn passend en inherent natuurlijk; de gedragsregels zijn niet willekeurig. In alles wat in Havona wordt vereist, onthult zich de rede van rechtvaardigheid en de heerschappij van gerechtigheid. De combinatie van deze twee factoren staat gelijk met wat op Urantia eerlijkheid en billijkheid zou worden genoemd. Wanneer ge in Havona aankomt, zult ge van nature de dingen graag doen zoals ze gedaan behoren te worden.
14:5.4 (158.7) Wanneer intelligente wezens het centrale universum voor de eerste keer bereiken, worden zij ontvangen en gehuisvest op de loodswereld van het zevende Havona-circuit. Wanneer de nieuw aangekomenen geestelijke vooruitgang boeken, de identiteit van de Meester-Geest van hun superuniversum gaan verstaan, worden zij overgeplaatst naar de zesde cirkel. (Naar het voorbeeld van deze regelingen in het centrale universum zijn ook de cirkelgangen van vooruitgang in het menselijk bewustzijn zo genoemd.) Wanneer opklimmenden een besef van het Allerhoogst Bewind hebben bereikt en daardoor gereed zijn voor het Godheidsavontuur, worden zij naar het vijfde circuit gebracht; na het bereiken van de Oneindige Geest worden zij overgebracht naar het vierde circuit. Na hun bereiken van de Eeuwige Zoon worden zij naar het derde overgeplaatst, en wanneer zij de Universele Vader hebben herkend, vertrekken zij naar het tweede circuit van werelden, waar zij meer vertrouwd raken met de heerscharen van het Paradijs. Hun aankomst op het eerste circuit van Havona betekent dat de kandidaten uit de tijd zijn toegelaten tot de dienst van het Paradijs. Voor onbepaalde tijd, naargelang de duur en de aard van hun opklimming als schepsel, zullen zij blijven vertoeven op het binnenste circuit, waar zij verdere geestelijke vorderingen maken. Vanuit dit binnenste circuit reizen de opklimmende pelgrims binnenwaarts om domicilie op het Paradijs te verkrijgen en toegelaten te worden tot het Korps der Volkomenheid.
14:5.5 (159.1) Gedurende uw verblijf in Havona als pelgrim in opklimming, moogt ge vrijelijk de werelden bezoeken van het circuit waar ge zijt geplaatst. Het zal u ook zijn toegestaan om terug te keren naar de planeten die behoren tot de circuits die ge reeds hebt doorlopen. En voor hen die in de cirkels van Havona verblijven, is dit alles mogelijk zonder de noodzaak om door supernafijnen te worden overgebracht. De pelgrims uit de tijd zijn in staat zichzelf toe te rusten om door de ruimte te gaan die door hen ‘verworven’ is, maar zij moeten zich verlaten op de verordineerde techniek om door ‘niet verworven’ ruimte te reizen; een pelgrim kan zonder de hulp van een transport-supernafijn Havona niet verlaten of verder gaan dan het hem toegewezen circuit.
14:5.6 (159.2) Deze ontzaglijke centrale schepping is van een verkwikkende oorspronkelijkheid. Afgezien van de fysische organisatie der materie en de fundamentele samenstelling van de hoofdorden van intelligente wezens en andere levensvormen, hebben de werelden van Havona niets met elkaar gemeen. Elk van deze planeten is een oorspronkelijke, unieke en exclusieve schepping: iedere planeet is voortgebracht als een weergaloos, groots, volmaakt geheel. En deze diversiteit van individualiteit strekt zich uit tot in alle onderdelen van de fysische, verstandelijke en geestelijke aspecten van het planetaire bestaan. Elk van deze miljard werelden van volmaaktheid is ontwikkeld en verfraaid volgens de plannen van de aldaar residerende Eeuwige der Dagen. En dit is de reden waarom geen twee werelden aan elkaar gelijk zijn.
14:5.7 (159.3) Pas wanneer ge het laatste Havona-circuit doorloopt en de laatste Havona-wereld bezoekt, zal het tonicum van avontuur en de stimulans der nieuwsgierigheid uit uw loopbaan verdwijnen. En dan zal de drang, de voorwaartse impuls der eeuwigheid, de plaats innemen van haar voorloper, de verlokking tot avontuur in de tijd.
14:5.8 (159.4) Eentonigheid duidt op onrijpheid van de scheppende verbeelding en inactiviteit van de verstandelijke coördinatie met de geestelijke gave. Tegen de tijd dat een opgaande sterveling deze hemelse werelden begint te verkennen, heeft hij reeds emotionele, verstandelijke, sociale, zoal niet geestelijke rijpheid verworven.
14:5.9 (159.5) Niet alleen zult ge bij uw voortgang door Havona van het ene circuit naar het volgende voor veranderingen komen te staan waarvan ge nooit had kunnen dromen, maar ge zult ook sprakeloos zijn van verbazing wanneer ge binnen ieder circuit van planeet tot planeet verder gaat. Elk van deze miljard studiewerelden is een ware universiteit van verrassingen. Voortdurende verbazing en niet aflatende verwondering is wat degenen die deze circuits doorlopen en langs deze gigantische werelden reizen, ervaren. Eentonigheid is geen onderdeel van de loopbaan door Havona.
14:5.10 (159.6) De lust tot avontuur, nieuwsgierigheid en de vrees voor eentonigheid — deze trekken die eigen zijn aan de evoluerende menselijke natuur — zijn daar niet zo maar ingelegd om het u tijdens uw korte verblijf op aarde moeilijk te maken en u te ergeren, doch veeleer om u in te fluisteren dat de dood slechts het begin is van een eindeloze loopbaan van avontuur, een eeuwig leven vol verwachting, een eeuwige ontdekkingsreis.
14:5.11 (160.1) Nieuwsgierigheid — de geest van onderzoek, de drang tot ontdekking, de zucht tot verkenning — is een onderdeel van de aangeboren, goddelijke begiftiging van de evolutionaire schepselen in de ruimte. Deze natuurlijke impulsen zijn u niet geschonken om alleen maar gefrustreerd en onderdrukt te worden. Weliswaar moeten deze ambitieuze neigingen gedurende uw korte leven op aarde dikwijls beteugeld worden, ge moet vaak teleurstelling ervaren, doch zij zullen ten volle verwezenlijkt en heerlijk bevredigd worden in de lange eeuwen die nog voor u liggen.
14:6.1 (160.2) De activiteiten in de zeven circuits van Havona zijn van een enorme variëteit. Globaal kunnen zij beschreven worden als:
14:6.2 (160.3) 1. Havonaal;
14:6.3 (160.4) 2. Paradijselijk;
14:6.4 (160.5) 3. opklimmend-eindig — Allerhoogst-Ultiem evolutief.
14:6.5 (160.6) In het Havona van het huidige universum-tijdperk vinden vele activiteiten plaats die boven het eindige uitgaan en die een onnoemelijke verscheidenheid aan absoniete en andere fasen van bewustzijns- en geest-functies omvatten. Het is mogelijk dat het centrale universum voor vele doeleinden dient die mij niet geopenbaard zijn, aangezien het functioneert op wijzen die in vele opzichten het bevattingsvermogen van het geschapen bewustzijn te boven gaan. Niettemin zal ik trachten te beschrijven hoe deze volmaakte schepping voorziet in de behoeften en bijdraagt tot de bevrediging van zeven orden van verstandelijke wezens in het universum:
14:6.6 (160.7) 1. De Universele Vader — de Eerste Bron en Centrum. God de Vader put allerhoogste vaderlijke voldoening uit de volmaaktheid van de centrale schepping. Hij geniet de ervaring van bevredigde liefde op niveaus van bijna-gelijkheid. De volmaakte Schepper wordt op goddelijke wijze behaagd door de aanbidding van het volmaakte schepsel.
14:6.7 (160.8) Havona schenkt de Vader de allerhoogste bevrediging van het bereikte. Het besef van volmaaktheid in Havona vormt een compensatie voor de tijd-ruimte-vertraging die de eeuwige drang naar oneindige expansie ondergaat.
14:6.8 (160.9) De Vader geniet van de Havona-uitwisseling van de goddelijke schoonheid. Het bevredigt het goddelijke bewustzijn om een volmaakt patroon van voortreffelijke harmonie te verschaffen voor alle evoluerende universa.
14:6.9 (160.10) Onze Vader aanschouwt het centrale universum met een volmaakt behagen omdat het een waardige openbaring van geest-werkelijkheid is aan alle persoonlijkheden in het universum van universa.
14:6.10 (160.11) De God der universa heeft een welwillende genegenheid voor Havona en het Paradijs als de eeuwige kracht-kern voor alle verdere uitbreiding van de universa in tijd en ruimte.
14:6.11 (160.12) De eeuwige Vader ziet de Havona-schepping met nimmer eindigende voldoening als het waardige, aanlokkelijke doel van alle opklimmingskandidaten uit de tijd, zijn sterfelijke kleinkinderen uit de ruimte die het eeuwige thuis van hun Schepper-Vader bereiken. En God schept behagen in het Paradijs-Havona-universum als het eeuwige thuis van de Godheid en van de goddelijke familie.
14:6.12 (160.13) 2. De Eeuwige Zoon — de Tweede Bron en Centrum. Voor de Eeuwige Zoon is de schitterende centrale schepping het eeuwige bewijs van de doeltreffendheid van het deelgenootschap van de goddelijke familie — Vader, Zoon en Geest. Het is de geestelijke en materiële basis voor absoluut vertrouwen in de Universele Vader.
14:6.13 (160.14) Havona verschaft de Eeuwige Zoon een bijna onbeperkte basis voor de zich immer uitbreidende verwerkelijking van geest-kracht. Het centrale universum verschafte de Eeuwige Zoon de arena waarin hij veilig en zeker de geest en techniek van de dienst der zelfschenking heeft kunnen demonstreren ter instructie van zijn medewerkers, zijn Paradijs-Zonen.
14:6.14 (161.1) Havona is voor de Eeuwige Zoon de werkelijkheidsgrondslag voor zijn geest-zwaartekracht-beheersing van het universum van universa. Dit universum verschaft de Zoon de bevrediging van zijn verlangen naar ouderschap, geestelijke voortplanting.
14:6.15 (161.2) De Havona-werelden met hun volmaakte inwoners vormen het eerste en eeuwig finale bewijs dat de Zoon het Woord is van de Vader. Hierdoor wordt het bewustzijn van de Zoon als oneindig complement van de Vader volmaakt bevredigd.
14:6.16 (161.3) Bovendien biedt dit universum de gelegenheid tot verwerkelijking van de uitwisseling van gelijkheidsbroederschap tussen de Universele Vader en de Eeuwige Zoon, en dit vormt het eeuwigdurend bewijs van de oneindige persoonlijkheid van elk.
14:6.17 (161.4) 3. De Oneindige Geest — de Derde Bron en Centrum. Het Havona-universum verschaft de Oneindige Geest het bewijs dat hij de Vereend Handelende Geest is, de oneindige vertegenwoordiger van de verenigde Vader-Zoon. In Havona vindt de Oneindige Geest de gecombineerde voldoening te functioneren als een scheppende activiteit terwijl hij de voldoening ervaart van absolute coëxistentie met deze goddelijke verrichting.
14:6.18 (161.5) In Havona vond de Oneindige Geest een arena waar hij zijn bekwaamheid en bereidheid kon laten zien om op te treden als een potentieel toedienaar van barmhartigheid. In deze volmaakte schepping heeft de Geest zich geoefend voor het avontuur van het dienen in de evolutionaire universa.
14:6.19 (161.6) Deze volmaakte schepping heeft de Oneindige Geest de gelegenheid verschaft om met zijn beide goddelijke ouders deel te nemen in het bestuur van een universum — om een universum te besturen als afstammeling van deelgenoten-Scheppers, en zich daardoor voor te bereiden voor het gezamenlijk besturen van de plaatselijke universa in de personen van de Scheppende Geesten, de partners van de Schepper-Zonen.
14:6.20 (161.7) De Havona-werelden zijn het bewustzijnslaboratorium van de scheppers van het kosmische bewustzijn en van de dienaren van het bewustzijn van ieder schepsel dat bestaat. Bewustzijn is op iedere Havona-wereld verschillend, en dient als patroon voor alle vormen van intellect van geestelijke en materiële schepselen.
14:6.21 (161.8) Deze volmaakte werelden zijn scholen voor de hoogste bewustzijnsopleidingen ten behoeve van alle wezens die bestemd zijn voor de samenleving op het Paradijs. Zij hebben de Geest overvloedig gelegenheid geboden om de techniek van bewustzijnsbijstand uit te testen op veilige, adviserende persoonlijkheden.
14:6.22 (161.9) Havona is voor de Oneindige Geest een compensatie voor zijn uitgebreid, onbaatzuchtig werk in de universa in de ruimte. Havona is het volmaakte thuis en toevluchtsoord voor de onvermoeibare Bewustzijnsdienaar in tijd en ruimte.
14:6.23 (161.10) 4. De Allerhoogste — de evolutionaire eenwording van de experiëntiële Godheid. De Havona-schepping is het eeuwige, volmaakte bewijs van de geestelijke werkelijkheid van de Allerhoogste. Deze volmaakte schepping is een openbaring van de volmaakte, symmetrische geest-natuur van God de Allerhoogste vóór de aanvang van de kracht-persoonlijkheid-synthese van de eindige weerspiegelingen der Paradijs-Godheden in de experiëntiële universa in tijd en ruimte.
14:6.24 (161.11) In Havona is het kracht-potentieel van de Almachtige verenigd met de geestelijke natuur van de Allerhoogste. Deze centrale schepping is een voorbeeld van de toekomstig-eeuwige eenheid van de Allerhoogste.
14:6.25 (161.12) Havona is een volmaakt patroon van het universaliteitspotentieel van de Allerhoogste. Dit universum is een voltooide uitbeelding van de toekomstige volmaaktheid van de Allerhoogste en wijst op het potentieel van de Ultieme.
14:6.26 (162.1) Havona vertoont finaliteit van geest-waarden bestaande als levende wilsschepselen met allerhoogste, volmaakte zelfbeheersing; bewustzijn, bestaande als equivalent aan geest in ultieme zin; realiteit en eenheid van intelligentie met een onbeperkt potentieel.
14:6.27 (162.2) 5. De gecoördineerde Schepper-Zonen. Havona is het opleidingscentrum waar de Paradijs-Michaels worden voorbereid op hun latere avontuurlijke ondernemingen in het scheppen van universa. Deze goddelijke, volmaakte schepping is een patroon voor iedere Schepper-Zoon. Hij streeft ernaar zijn eigen universum tenslotte deze Paradijs-Havona-niveaus van volmaaktheid te doen bereiken.
14:6.28 (162.3) Een Schepper-Zoon gebruikt de Havona-schepselen als mogelijke persoonlijkheidspatronen voor zijn eigen sterfelijke kinderen en geest-wezens. De Michael-Zonen en andere Paradijs-Zonen beschouwen het Paradijs en Havona als de goddelijke bestemming van de kinderen in de tijd.
14:6.29 (162.4) De Schepper-Zonen weten dat de centrale schepping de werkelijke bron is van de onmisbare albeheersing van het universum, waardoor hun plaatselijke universa worden gestabiliseerd en tot eenheid worden gebracht. Zij weten dat de persoonlijke tegenwoordigheid van de altijd-tegenwoordige invloed van de Allerhoogste en van de Ultieme in Havona is.
14:6.30 (162.5) Havona en het Paradijs zijn de bron van de scheppende kracht van een Michael-Zoon. Hier wonen de wezens die met hem samenwerken bij het scheppen van zijn universum. Uit het Paradijs komen ook de Moeder-Geesten van de Universa, de medescheppers van de plaatselijke universa.
14:6.31 (162.6) De Paradijs-Zonen beschouwen de centrale schepping als het thuis van hun goddelijke ouders — hun thuis. Zij genieten ervan daar zo nu en dan terug te komen.
14:6.32 (162.7) 6. De gecoördineerde Dienende Dochters. De Moeder-Geesten van de Universa, de medescheppers van de plaatselijke universa, ontvangen hun voorpersoonlijke opleiding op de werelden van Havona, in nauwe associatie met de Geesten van de Circuits. In het centrale universum zijn de Geest-Dochters van de plaatselijke universa naar behoren opgeleid in de methoden van samenwerking met de Paradijs-Zonen, terwijl zij steeds onderworpen zijn aan de wil van de Vader.
14:6.33 (162.8) Op de werelden van Havona vinden de Geest en de Dochters van de Geest de bewustzijnspatronen voor geestelijke en materiële verstandelijke wezens van alle groepen, en dit centrale universum is de bestemming die eens zal worden bereikt door die schepselen voor wie een Universum-Moeder-Geest tezamen met een met haar verbonden Schepper-Zoon de verantwoordelijkheid op zich neemt.
14:6.34 (162.9) De Moeder-Schepper van een Universum herinnert zich het Paradijs en Havona als haar plaats van herkomst en als het thuis van de Oneindige Moeder-Geest, het verblijf waar het Oneindige Bewustzijn als persoonlijkheid aanwezig is.
14:6.35 (162.10) Uit dit centrale universum is ook de schenking gekomen van de persoonlijke schepperprerogatieven, waarvan een Goddelijke Hulp en Bijstand van een Universum gebruik maakt ter com- plementering van een Schepper-Zoon bij het werk van het scheppen van levende wilsschepselen.
14:6.36 (162.11) En in de laatste plaats, aangezien zij waarschijnlijk nooit naar hun Paradijs-tehuis zullen terugkeren, putten deze Dochter-Geesten van de Oneindige Moeder-Geest grote voldoening uit het fenomeen der universele reflectiviteit, dat is verbonden aan de Allerhoogste in Havona en is gepersonaliseerd in Majeston op het Paradijs.
14:6.37 (162.12) 7. De Evolutionaire Stervelingen van de Opklimmingsloopbaan. Havona is het thuis van de patroon-persoonlijkheid van ieder type sterveling, en het thuis van alle bovenmenselijke per- soonlijkheden die met stervelingen omgaan en niet afkomstig zijn uit de scheppingen in de tijd.
14:6.38 (162.13) Deze werelden leveren de stimulans voor alle menselijke impulsen om ware geestelijke waarden te bereiken op de hoogst denkbare werkelijkheidsniveaus. Havona is het voor-Paradijselijke opleidingsdoel van iedere sterveling in opklimming. Hier bereiken stervelingen de voor-Paradijselijke Godheid — de Allerhoogste. Havona staat ieder wilsschepsel te wachten als het voorportaal van het Paradijs en het bereiken van God.
14:6.39 (163.1) Het Paradijs is het thuis van de volkomenen en Havona is hun werkplaats en hun geliefde recreatieterrein. En iedere Godkennende sterveling verlangt vurig een volkomene te worden.
14:6.40 (163.2) Het centrale universum is niet alleen ’s mensen vaste bestemming, maar het is ook de plaats waar de eeuwige loopbaan van de volkomenen aanvangt wanneer hun eens het startsein zal worden gegeven om te beginnen aan het nog niet onthulde, universele avontuur in de ervaring van het verkennen van de oneindigheid van de Universele Vader.
14:6.41 (163.3) Havona zal ongetwijfeld met absoniete betekenis blijven functioneren, zelfs in de toekomstige tijdperken van het universum die mogelijkerwijs getuige zullen zijn van pelgrims uit de ruimte die trachten God op boveneindige niveaus te vinden. Havona heeft de capaciteit om als opleidingsuniversum te dienen voor absoniete wezens. Het zal waarschijnlijk de eindschool zijn wanneer de zeven superuniversa als middenopleiding functioneren voor degenen die hun eerste opleiding in de buiten-ruimte hebben afgerond. Wij zijn dan ook geneigd te denken dat het potentieel van het eeuwige Havona werkelijk onbeperkt is, dat het centrale universum de eeuwige capaciteit heeft om als experiëntieel opleidingsuniversum te dienen voor verleden, huidige of toekomstige geschapen wezens van alle typen.
14:6.42 (163.4) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid, aan wie dit door de Ouden der Dagen op Uversa is opgedragen.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 15
15:0.1 (164.1) VOOR de Universele Vader — als Vader — bestaan de universa praktisch niet: hij gaat met persoonlijkheden om, hij is de Vader van persoonlijkheden. Voor de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest — als schepper-partners — zijn de universa gelocaliseerd en staan zij op zichzelf onder het gezamenlijk bestuur van de Schepper-Zonen en de Scheppende Geesten. Voor de Paradijs-Triniteit zijn er buiten Havona precies zeven bewoonde universa, de zeven superuniversa die rechtsbevoegdheid hebben over de cirkel van het eerste ruimteniveau na Havona. De Zeven Meester-Geesten stralen hun invloed uit vanaf het centrale Eiland en maken zo de geweldig uitgestrekte schepping tot één gigantisch wiel, met het eeuwige Paradijs-Eiland als naaf, de stralingen van de Zeven Meester-Geesten als de zeven spaken, en de buitenste gebieden van het groot universum als de rand.
15:0.2 (164.2) In de aanvang van de materialisatie van de universele schepping werd het zevenvoudige plan voor de organisatie en het bestuur van de superuniversa opgesteld. De eerste schepping na Havona werd in zeven kolossale segmenten verdeeld en de hoofdkwartierwerelden van de regeringen van deze superuniversa werden ontworpen en geconstrueerd. Het huidige bestuursstelsel heeft bijna van de eeuwigheid af bestaan en de regeerders van deze zeven superuniversa worden terecht Ouden der Dagen genoemd.
15:0.3 (164.3) Van de geweldige verzameling kennis aangaande de superuniversa kan ik u onmogelijk veel mededelen, maar overal in deze gebieden is een techniek in werking waardoor zowel de fysische als de geestelijke krachten intelligent worden beheerst, en de universele zwaartekrachtpresenties functioneren er met majesteitelijke kracht en in volmaakte harmonie. Het is belangrijk dat ge een adequaat idee krijgt van de fysische samenstelling en de materiële organisatie van de domeinen der superuniversa, want dan zult ge des te beter de betekenis kunnen vatten van de wonderbare organisatie die in het leven is geroepen om deze domeinen geestelijk te besturen en de verstandelijke vooruitgang te bevorderen van de wilsschepselen die leven op de ontelbare bewoonde planeten welke zich in alle richtingen verspreid in deze zeven superuniversa bevinden.
15:1.1 (164.4) Binnen het beperkte bestek van de verslagen, waarnemingen en herinneringen van de generaties van een miljoen of miljard van uw korte jaren, beleven Urantia en het universum waartoe het behoort in praktisch alle opzichten het avontuur van één lange duik in de onbekende, nieuwe ruimte. Volgens de verslagen van Uversa echter, overeenkomstig waarnemingen van oudere datum, in overeenstemming met de meer uitgebreide ervaring en berekeningen van onze orde, en tengevolge van conclusies gebaseerd op deze en andere bevindingen, weten wij dat de universa deel uitmaken van een geordende, goed begrepen en volmaakt beheerste processie, die in majesteitelijke grootsheid rondgaat rond de Eerste Grote Bron en Centrum en rond het universum waar hij resideert.
15:1.2 (165.1) Wij weten reeds lang dat de zeven superuniversa een grote ellips doorlopen, een gigantische, uitgerekte cirkelgang. Uw zonnestelsel en de andere werelden in de tijd zijn niet bezig zich halsoverkop, zonder kaart of kompas, in de niet in kaart gebrachte ruimte te storten. Het plaatselijk universum waartoe uw stelsel behoort, volgt een duidelijke, goed begrepen, tegen de klok ingaande koers in de geweldige rondgang die het centrale universum omringt. Dit kosmische pad is goed in kaart gebracht en is de sterrenkundigen van het superuniversum even goed bekend als de banen van de planeten die uw zonnestelsel vormen, bekend zijn aan de astronomen van Urantia.
15:1.3 (165.2) Urantia is gelegen in een plaatselijk universum en een superuniversum die nog niet volledig zijn georganiseerd, en bovendien bevindt zich uw plaatselijk universum in de onmiddellijke nabijheid van talrijke fysische scheppingen die nog maar gedeeltelijk zijn voltooid. Ge behoort tot een der betrekkelijk recente universa. Het is echter niet zo dat ge u thans op wanordelijke wijze in de niet in kaart gebrachte ruimte stort of blindelings onbekende regionen wordt ingeslingerd. Ge volgt de ordelijke, van te voren bepaalde baan van het ruimteniveau van de superuniversa. Ge gaat nu door precies dezelfde ruimte die uw planetaire stelsel, of de voorgangers daarvan, eeuwen geleden hebben doorlopen, en te eniger tijd in de verre toekomst zal uw stelsel, of de opvolgers daarvan, opnieuw dezelfde ruimte doorlopen waar gij nu zo snel doorheen jaagt.
15:1.4 (165.3) In dit tijdperk en zoals ge op Urantia de richting beschouwt, wentelt superuniversum nummer één bijna precies in noordelijke richting, waarbij het zich iets ten oosten van, maar vrijwel recht tegenover de Paradijs-residenties bevindt van de Grote Bronnen en Centra en het centrale universum Havona. Deze positie en de corresponderende positie in het westen, zijn de punten waar het eeuwige Eiland fysiek het dichtst wordt genaderd door de werelden in de tijd. Superuniversum nummer twee bevindt zich in het noorden en maakt zich gereed voor de draai naar het westen, terwijl nummer drie nu het noordelijkste segment van de grote ruimtebaan inneemt en reeds de bocht is ingegaan waardoor het naar het zuiden zal duiken. Nummer vier bevindt zich op de betrekkelijk rechte baan in zuidelijke richting, waarbij de voorste gebieden nu de plaats tegenover de Grote Centra naderen. Nummer vijf heeft de plaats tegenover het Centrum van Centra vrijwel verlaten en vervolgt de rechte zuidelijke koers die juist aan de draai naar het oosten voorafgaat; nummer zes beslaat nu het grootste deel van de zuidelijke bocht, het segment dat uw superuniversum nu bijna verlaat.
15:1.5 (165.4) Uw plaatselijk universum Nebadon behoort tot Orvonton, het zevende superuniversum, dat zijn rondgang maakt tussen de superuniversa één en zes, en niet lang geleden (naar onze tijdrekening) de zuid-oostelijke bocht van het ruimteniveau der superuniversa is gepasseerd. Het zonnestelsel waartoe Urantia behoort, is thans enkele miljarden jaren voorbij de draai rond de zuidelijke bocht, zodat ge u op dit moment voorbij de zuidoostelijke bocht beweegt en snel de lange, betrekkelijk rechte noordelijke baan aflegt. Gedurende een onafzienbare tijd zal Orvonton deze bijna rechte noordelijke koers blijven volgen.
15:1.6 (165.5) Urantia behoort tot een stelsel dat zich zeer ver weg, in de buurt van het grensgebied van uw plaatselijk universum bevindt; bovendien doorloopt uw plaatselijk universum momenteel het randgebied van Orvonton. Er liggen nog andere stelsels voorbij u, doch in de ruimte bevindt ge u op grote afstand van de fysische stelsels die in betrekkelijke nabijheid van de Grote Bron en Centrum de grote cirkelgang doorlopen.
15:2.1 (165.6) Alleen de Universele Vader kent de plaats en het werkelijke aantal van de bewoonde werelden in de ruimte; hij noemt ze alle bij hun naam en nummer. Ik kan slechts bij benadering het aantal bewoonde of bewoonbare planeten aangeven, want sommige plaatselijke universa tellen meer werelden die geschikt zijn voor intelligente levensvormen dan andere. Bovendien zijn niet alle geprojecteerde plaatselijke universa reeds georganiseerd. Daarom geef ik deze schattingen uitsluitend met het doel u enig idee te geven van de onmetelijkheid van de materiële schepping.
15:2.2 (166.1) Er zijn zeven superuniversa in het groot universum, en deze zijn bij benadering als volgt samengesteld:
15:2.3 (166.2) 1. Het Stelsel. De basiseenheid van de superregering bestaat uit ongeveer duizend bewoonde of bewoonbare werelden. Laaiende zonnen, koude werelden, planeten te dicht bij hete zonnen, en andere werelden die niet geschikt zijn voor menselijke bewoning, zijn niet inbegrepen in deze groep. De duizend werelden die geschikt zijn om leven in stand te kunnen houden, worden een stelsel genoemd, doch in de jongere stelsels kan het voorkomen dat slechts een betrekkelijk klein aantal van deze werelden bewoond is. Aan het hoofd van iedere bewoonde wereld staat een Planetaire Vorst, en ieder plaatselijk stelsel heeft een architectonische wereld tot hoofdkwartier en wordt door een Stelsel-Soeverein bestuurd.
15:2.4 (166.3) 2. De Constellatie. Honderd stelsels (ongeveer 100.000 bewoonbare planeten) vormen een constellatie. Iedere constellatie heeft een architectonische wereld tot hoofdkwartier en staat onder leiding van drie Vorondadek-Zonen, de Meest Verhevenen. Iedere constellatie heeft als waarnemer ook een Getrouwe der Dagen, een ambassadeur van de Paradijs-Triniteit.
15:2.5 (166.4) 3. Het Plaatselijk Universum. Honderd constellaties (ongeveer 10.000.000 bewoonbare planeten) vormen een plaatselijk universum. Ieder plaatselijk universum heeft een prachtige architectonische wereld tot hoofdkwartier en wordt geregeerd door een van de gecoördineerde Schepper-Zonen van God van de orde van Michael. Ieder universum is gezegend met de aanwezigheid van een Unie der Dagen, een vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit.
15:2.6 (166.5) 4. De Kleine Sector. Honderd plaatselijke universa (ongeveer 1.000.000.000 bewoonbare planeten) vormen een kleine sector van de regering van het superuniversum; deze heeft een schitterende wereld tot hoofdkwartier vanwaar de regeerders, de Recenten der Dagen, de zaken van de kleine sector behartigen. Er zijn drie Recenten der Dagen, Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden, op het hoofdkwartier van iedere kleine sector.
15:2.7 (166.6) 5. De Grote Sector. Honderd kleine sectoren (ongeveer 100.000.000.000 bewoonbare werelden) vormen een grote sector. Iedere grote sector is voorzien van een majestueus hoofdkwartier dat onder leiding staat van drie Vervolmaakten der Dagen, Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden.
15:2.8 (166.7) 6. Het Superuniversum. Tien grote sectoren (ongeveer 1.000.000.000.000 bewoonbare planeten) vormen een superuniversum. Ieder superuniversum is voorzien van een enorme, heerlijke hoofdkwartierwereld en wordt geregeerd door drie Ouden der Dagen.
15:2.9 (166.8) 7. Het Groot Universum. Zeven superuniversa vormen tezamen het huidige georganiseerde groot universum, dat bestaat uit ongeveer zeven biljoen bewoonbare werelden plus de architectonische werelden en de één miljard bewoonde werelden van Havona. De superuniversa worden door de Zeven Meester-Geesten vanuit het Paradijs indirect en reflectief bestuurd. Het miljard werelden van Havona wordt rechtstreeks bestuurd door de Eeuwigen der Dagen, waarbij één dezer Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden aan het hoofd staat van elk van deze volmaakte werelden.
15:2.10 (167.1) Exclusief de gebieden Paradijs-Havona, voorziet het plan van heelalorganisatie de volgende eenheden:
15:2.11 (167.2) Superuniversa7
15:2.12 (167.3) Grote sectoren70
15:2.13 (167.4) Kleine sectoren7.000
15:2.14 (167.5) Plaatselijke universa700.00
15:2.15 (167.6) Constellaties70.000.000
15:2.16 (167.7) Plaatselijke stelsels7.000.000.000
15:2.17 (167.8) Bewoonbare planeten7.000.000.000.000
15:2.18 (167.9) Elk van de zeven superuniversa is bij benadering als volgt samengesteld:
15:2.19 (167.10) een stelsel omvat bij benadering1.000 werelden;
15:2.20 (167.11) een constellatie (100 stelsels)100.000 werelden;
15:2.21 (167.12) een universum (100 constellaties)10.000.000 werelden;
15:2.22 (167.13) een kleine sector (100 universa)1.000.000.000 werelden;
15:2.23 (167.14) een grote sector (100 kleine sectoren)100.000.000.000 werelden;
15:2.24 (167.15) een superuniversum (10 grote sectoren)1.000.000.000.000 werelden;
15:2.25 (167.16) Al deze schattingen zijn op hun best benaderingen, want er ontwikkelen zich voortdurend nieuwe stelsels, terwijl andere organisaties in de tijd uit het materiële bestaan verdwijnen.
15:3.1 (167.17) Praktisch alle sterrengebieden die op Urantia met het blote oog zichtbaar zijn, behoren tot de zevende sector van het groot universum, het superuniversum Orvonton. Het enorme sterrenstelsel van de Melkweg vormt de centrale kern van Orvonton en bevindt zich grotendeels buiten de grenzen van uw plaatselijk universum. Deze grote verzameling zonnen, donkere ruimte-eilanden, dubbelsterren, bolvormige clusters, sterrenwolken, spiraal- en andere nevels, vormt samen met ontelbare individuele planeten een horloge-achtige groepering met de vorm van een verlengde cirkel, die ongeveer een zevende deel van de bewoonde evolutionaire universa beslaat.
15:3.2 (167.18) Wanneer ge vanuit de astronomische positie van Urantia door de dwarsdoorsnede van nabijgelegen stelsels naar de grote Melkweg kijkt, ziet ge dat de hemellichamen van Orvonton zich in een ontzaglijk langwerpig vlak bewegen, waarvan de breedte veel groter is dan de dikte, en de lengte veel groter dan de breedte.
15:3.3 (167.19) Observatie van de zogeheten Melkweg onthult dat de stellaire dichtheid in Orvonton verhoudingsgewijs toeneemt wanneer de hemel in een bepaalde richting wordt gezien, terwijl de dichtheid aan beide zijden hiervan afneemt: het aantal sterren en andere hemellichamen wordt kleiner naarmate de afstand tot het hoofdvlak van ons materiële superuniversum groter wordt. Bij een gunstig gekozen hoek van waarneming kijkt ge, wanneer ge door de centrale massa van dit gebied van maximale dichtheid heen tuurt, in de richting van het residentie-universum en het centrum van alle dingen.
15:3.4 (167.20) Van de tien hoofdafdelingen van Orvonton zijn er acht door de astronomen van Urantia min of meer geïdentificeerd. De twee andere zijn moeilijk afzonderlijk te herkennen, omdat ge gedwongen zijt deze verschijnselen van binnen uit te bekijken. Indien ge vanuit een positie ver in de ruimte naar het superuniversum Orvonton zoudt kunnen zien, zoudt ge direct de tien grote sectoren van dit zevende melkwegstelsel herkennen.
15:3.5 (168.1) Het centrum van de rotatie van uw kleine sector ligt ver weg in de enorme, dichte sterrenwolk Sagittarius, waar zich uw plaatselijk universum en alle daarmee verbonden scheppingen omheen bewegen; en van tegenoverelkaar gelegen kanten van dit enorme subgalactische stelsel Sagittarius kunt ge in ontzagwekkende sterrenspiralen twee grote stromen sterrenwolken te voorschijn zien komen.
15:3.6 (168.2) De kern van het fysische stelsel waartoe uw zon en de met haar verbonden planeten behoren, is het centrum van de voormalige Andronover-nevel. Deze vroegere spiraalnevel werd lichtelijk vervormd door verstoringen in de zwaartekracht die samenhingen met de gebeurtenissen tijdens de geboorte van uw zonnestelsel, welke werden veroorzaakt door een grote naburige nevel die dicht in de buurt kwam. Deze dichte nadering die bijna een botsing was, veranderde Andronover in een enigszins bolvormige verzameling sterren, maar deed de tweerichtingsprocessie van de zonnen en hun bijbehorende fysische groeperingen niet geheel en al teniet. Uw zonnestelsel bezet nu een tamelijk centrale positie in een van de armen van deze verwrongen spiraal, ongeveer halverwege het centrum en de rand van de sterrenstroom.
15:3.7 (168.3) De Sagittarius-sector en alle andere sectoren en afdelingen van Orvonton roteren rond Uversa, en de verwarring van de sterrenkundigen van Urantia ontstaat ten dele door de illusies en betrekkelijke vervormingen die worden teweeggebracht door het volgende veelvoud van omwentelingen:
15:3.8 (168.4) 1. de omloop van Urantia om haar zon;
15:3.9 (168.5) 2. de kringloop van uw zonnestelsel rond de kern van de vroegere Andronover-nevel;
15:3.10 (168.6) 3. de rotatie van de Andronover-sterrenfamilie en de bijbehorende clusters rond het samengestelde rotatie-zwaartekrachtcentrum van de sterrenwolk Nebadon;
15:3.11 (168.7) 4. de omwenteling van de plaatselijke sterrenwolk Nebadon en de daarmee verbonden scheppingen rond het Sagittarius-centrum van hun kleine sector;
15:3.12 (168.8) 5. de rotatie van de honderd kleine sectoren, Sagittarius inbegrepen, rond hun grote sector;
15:3.13 (168.9) 6. de werveling van de tien grote sectoren, de zogenaamde sterrenhopen, rond het Uversa-hoofdkwartier van Orvonton;
15:3.14 (168.10) 7. de beweging van Orvonton en zes met haar verbonden superuniversa rond het Paradijs en Havona, de rondgang van het ruimte-niveau der superuniversa tegen de klok in.
15:3.15 (168.11) Deze veelvoudige bewegingen zijn van verschillende orden: de ruimtebanen van uw planeet en van uw zonnestelsel zijn genetisch, inherent aan hun oorsprong. De absolute beweging van Orvonton tegen de klok in is ook genetisch, inherent aan de architectonische plannen van het meester-universum. Maar de tussenliggende bewegingen zijn van samengestelde oorsprong, want zij zijn eensdeels afgeleid van de constitutieve segmentatie van materie-energie in de superuniversa, en anderdeels teweeggebracht door intelligente en doelgerichte actie van de krachtorganisatoren van het Paradijs.
15:3.16 (168.12) De plaatselijke universa liggen dichter bij elkaar naarmate zij Havona dichter naderen; de circuits nemen in aantal toe en er is steeds meer superpositie, laag op laag. Maar verder van het eeuwige centrum vandaan zijn er steeds minder stelsels, lagen, circuits en universa.
15:4.1 (169.1) Hoewel de schepping en de organisatie van universa eeuwig onder de controle blijven van de oneindige Scheppers en hun medewerkers, verloopt dit gehele verschijnsel volgens een verordineerde techniek en overeenkomstig de zwaartekrachtwetten voor kracht, energie, en materie. Maar er is iets geheimzinnigs aan de universele Paradijskrachtlading van de ruimte; wij begrijpen de organisatie van de materiële scheppingen vanaf het ultimatonische stadium heel goed, maar de kosmische voorgeschiedenis van de ultimatons begrijpen wij niet geheel. Wij zijn ervan overtuigd dat de krachten waaruit de ultimatons voortkomen een Paradijs-oorsprong hebben, want bij hun rondwenteling door de doordrongen ruimte volgen zij immer precies de gigantische contouren van het Paradijs. Ofschoon deze krachtlading van de ruimte niet reageert op de Paradijs-zwaartekracht, reageert deze voorloper van alle materialisatie altijd op de aanwezigheid van de onderzijde van het Paradijs, want zij wordt blijkbaar vanuit het centrum van de onderzijde van het Paradijs in omloop gebracht en daar ook weer opgenomen.
15:4.2 (169.2) De krachtorganisatoren van het Paradijs zetten ruimtepotentie om in oerkracht en ontwikkelen dit premateriële potentieel tot de primaire en secundaire energiemanifestaties der fysische werkelijkheid. Wanneer deze energie niveaus bereikt waar zij reageert op zwaartekracht, verschijnen de krachtdirigenten en hun medewerkers van het regime van de super-universa ten tonele, en zetten hun nooit aflatende manipulaties in die bedoeld zijn om de veelvuldige krachtcircuits en energiekanalen van de universa in tijd en ruimte tot stand te brengen. Zo verschijnt fysische materie in de ruimte, en zo wordt alles in gereedheid gebracht voor de aanvang van de organisatie van universa.
15:4.3 (169.3) Deze segmentering van de energie is een verschijnsel waarvoor de natuurkundigen van Nebadon nooit een verklaring hebben gevonden. Hun voornaamste moeilijkheid daarbij is gelegen in de betrekkelijke ontoegankelijkheid van de krachtorganisatoren van het Paradijs, want ofschoon de levende krachtdirigenten in staat zijn om ruimte-energie te bewerken, hebben zij niet het minste idee van de oorsprong van de energieën die zij zo bekwaam en intelligent manipuleren.
15:4.4 (169.4) De krachtorganisatoren van het Paradijs zijn de voortbrengers van nevels: zij zijn in staat om in hun omgeving in de ruimte de aanzet te geven tot de geweldige krachtcyclonen die, eenmaal op gang gebracht, niet meer gestopt of beperkt kunnen worden totdat de aldoordringende krachten zijn gemobiliseerd ten behoeve van de uiteindelijke verschijning van de ultimatonische eenheden van de materie van het universum. Zo worden de spiraal- en andere nevels tot aanzijn gebracht, de moeder-wielen van de zonnen die met hun verschillende stelsels rechtstreeks van hen afstammen. In de buiten-ruimte kunnen tien verschillende nevelvormen worden aangetroffen, fasen van de primaire evolutie van universa, en deze ontzaglijke energiewielen zijn op dezelfde wijze ontstaan als die in de zeven superuniversa.
15:4.5 (169.5) Nevels verschillen sterk in grootte, en in het resulterende aantal en verzamelde massa van hun nakomelingschap aan sterren en planeten. Een zonnenvormende nevel juist ten noorden van de grenzen van Orvonton, maar nog binnen het ruimteniveau van het superuniversum, heeft bij benadering reeds veertigduizend zonnen doen ontstaan, en het moederwiel werpt nog steeds zonnen af, merendeels vele malen groter dan uw zon. Sommige van de grotere nevels in de buiten-ruimte brengen wel honderd miljoen zonnen voort.
15:4.6 (169.6) Nevels staan niet in rechtstreeks verband met enigerlei bestuurlijke eenheid zoals de kleine sectoren of de plaatselijke universa, ofschoon sommige plaatselijke universa georganiseerd zijn uit de voortbrengselen van één enkele nevel. Ieder plaatselijk universum omvat precies één honderdduizendste deel van de totale energielading van een superuniversum, ongeacht zijn betrekking tot een nevel, want energie is niet georganiseerd in nevels — zij wordt universeel gedistribueerd.
15:4.7 (170.1) Niet alle spiraalnevels zijn bezig met het voortbrengen van zonnen. Sommige hebben de beheersing over veel van hun afgescheiden, stellaire nakomelingen behouden, en hun spiraalvormig uiterlijk ontstaat door het feit dat hun zonnen in dichte formatie de nevelarm verlaten, maar langs verschillende routes terugkeren, waardoor zij gemakkelijk op één punt waargenomen kunnen worden, maar moeilijker te zien zijn wanneer ze wijd verspreid terugkomen langs hun verschillende routes verder van de arm van de nevel vandaan. In Orvonton zijn er momenteel niet veel zonnenvormende nevels actief, ofschoon Andromeda die buiten het bewoonde superuniversum is gelegen, wel zeer actief is. Deze verre nevel is voor het blote oog zichtbaar, en wanneer ge haar ziet, bedenkt dan dat het waargenomen licht deze verre zonnen bijna een miljoen jaar geleden heeft verlaten.
15:4.8 (170.2) Uw Melkwegstelsel bestaat uit ontzaglijke aantallen voorheen spiraalvormige en andere nevels, en vele daarvan hebben nog steeds hun oorspronkelijke configuratie behouden. Tengevolge echter van inwendige catastrofes en uitwendige aantrekkingskracht hebben vele een dusdanige vervorming en herschikking ondergaan, dat deze enorme opeenhopingen zich vertonen als gigantische lichtende massa’s laaiende zonnen, zoals de Magalhäese Wolk. Sterrenhopen van het bolvormige type hebben de overhand aan de buitenranden van Orvonton.
15:4.9 (170.3) De geweldige sterrenwolken van Orvonton moeten beschouwd worden als individuele opeenhopingen van materie, vergelijkbaar met de afzonderlijke nevels die waarneembaar zijn in de ruimtegebieden buiten het Melkwegstelsel. Veel van de zogenaamde sterrenwolken in de ruimte bestaan echter alleen uit gasvormig materiaal. Het energiepotentieel van deze stellaire gaswolken is ongelooflijk groot, en een gedeelte ervan wordt door zonnen in de buurt opgenomen en opnieuw de ruimte ingezonden als zonnestraling.
15:5.1 (170.4) Het grootste gedeelte van de massa dat door de zonnen en planeten van een superuniversum wordt omvat, ontstaat in de nevelwielen; slechts een zeer klein gedeelte van de massa in een superuniversum wordt georganiseerd door rechtstreekse handelingen van de krachtdirigenten (zoals bij de constructie van architectonische werelden), ofschoon er een voortdurend wisselende hoeveelheid materie in de open ruimte ontstaat.
15:5.2 (170.5) Naar oorsprong kan het merendeel der zonnen, planeten, en andere hemellichamen in een van de volgende tien groepen worden ingedeeld:
15:5.3 (170.6) 1. Concentrische samentrekkingsringen. Niet alle nevels zijn spiraalvormig. Veel immense nevels ondergaan condensatie door de vorming van meervoudige ringen, in plaats van zich te splitsen in een dubbelster-stelsel of zich te ontwikkelen tot een spiraal. Gedurende lange perioden vertoont zo’n nevel zich als een enorme centrale zon, omgeven door talrijke gigantische wolken van ringvormige materie-formaties die haar omcirkelen.
15:5.4 (170.7) 2. De weggeslingerde sterren omvatten de zonnen die uitgeworpen worden vanuit de grote moederwielen van sterk verhitte gassen. Zij worden niet als ringen uitgeworpen, maar als naar rechts en links draaiende processies. Weggeslingerde sterren kunnen ook afkomstig zijn van nevels die niet spiraalvormig zijn.
15:5.5 (170.8) 3. Planeten ontstaan door zwaartekracht-explosies. Wanneer een zon geboren wordt uit een spiraalnevel of een balknevel, wordt zij niet zelden over een aanzienlijke afstand weggeworpen. Zo’n zon is in hoge mate gasvormig, en wanneer zij later iets is afgekoeld en gecondenseerd, kan zij toevallig gaan rondwentelen nabij een enorme massa materie, zoals een gigantische zon of een donker eiland in de ruimte. Soms naderen de twee lichamen elkaar dan zo dicht, dat het weliswaar niet tot een botsing komt, maar dat de aantrekking van de zwaartekracht van het grotere lichaam getijde-convulsies op gang brengt in het kleinere, waardoor er aan tegenoverliggende kanten in zo’n tot hevige beroering gebrachte zon een serie gelijktijdige getijde-verheffingen begint. Op hun hoogtepunt produceren deze explosieve uitbarstingen een reeks aggregaties van materie van verschillende grootte, en deze kunnen worden uitgeworpen tot voorbij de grens waar zij door de zwaartekracht van de uitbarstende zon nog kunnen worden teruggewonnen; hierdoor raken deze aggregaties gestabiliseerd in eigen kringlopen rond één van de twee hemellichamen die in deze gebeurtenis zijn betrokken. Later verenigen de grotere verzamelingen materie zich en trekken zij geleidelijk de kleinere lichamen naar zich toe. Op deze wijze komen veel van de vaste planeten van de kleinere stelsels tot stand. Uw eigen zonnestelsel is precies zo ontstaan.
15:5.6 (171.1) 4. Centrifugale planetaire dochters. Enorme zonnen die zich in bepaalde stadia van ontwikkeling bevinden, beginnen, indien hun omwentelingssnelheid sterk toeneemt, grote hoeveelheden materie af te werpen, die zich daarna samen kunnen voegen tot kleine werelden die om de moederzon blijven cirkelen.
15:5.7 (171.2) 5. Hemellichamen ontstaan door deficiënte zwaartekracht. Er bestaat een kritische grens aan de omvang van individuele sterren. Wanneer een zon deze limiet bereikt en haar omwentelingssnelheid niet afneemt, is zij gedoemd zich te splitsen; er doet zich een scheuring in de zon voor en een nieuwe dubbelster van deze soort wordt geboren. Daarna kunnen zich talrijke kleine planeten vormen als een bijproduct van deze gigantische scheuring.
15:5.8 (171.3) 6. Samentrekkingssterren. In de kleinere stelsels trekt de grootste planeet aan de buitenkant soms de werelden in de buurt naar zich toe, terwijl de planeten die zich dicht bij de zon bevinden aan hun laatste duikvlucht beginnen. In het geval van uw zonnestelsel zou een dergelijk einde betekenen dat de vier binnenste planeten veroverd zouden worden door de zon, terwijl de grootste planeet, Jupiter, zeer veel groter zou worden door het invangen van de overige werelden. Een dergelijk einde van een zonnestelsel zou uitlopen op het ontstaan van twee dicht bij elkaar gelegen maar ongelijke zonnen, hetgeen één vorm is waarin dubbelsterren ontstaan. Dergelijke catastrofes komen niet dikwijls voor, behalve in de sterrenaggregaties aan de uiterste rand van het superuniversum.
15:5.9 (171.4) 7. Aangroeiende hemellichamen. Kleine planeten kunnen langzaam accumuleren uit de ontzaglijke hoeveelheid materie die in de ruimte circuleert. Zij groeien door aanwas met meteoren en door kleine botsingen. In bepaalde sectoren van de ruimte zijn de omstandigheden gunstig voor deze ontstaansvorm van planeten. Menige bewoonde wereld is zo ontstaan.
15:5.10 (171.5) Sommige van de dichte donkere eilanden zijn het rechtstreekse resultaat van de aanwas van transmuterende energie uit de ruimte. Een andere groep van deze donkere eilanden is ontstaan door de accumulatie van enorme hoeveelheden koude materie, loutere fragmenten en meteoren die door de ruimte circuleren. Zulke opeenhopingen van materie zijn nooit heet geweest en vertonen in hun samenstelling, behalve wat hun dichtheid betreft, grote overeenkomst met Urantia.
15:5.11 (171.6) 8. Uitgedoofde zonnen Sommige donkere eilanden in de ruimte zijn uitgedoofde, ge-ïsoleerde zonnen waarvan alle beschikbare ruimte-energie is uitgezonden. De georganiseerde eenheden der materie benaderen nu volledige condensatie, praktisch complete consolidatie; zulke enorme massa’s sterk gecondenseerde materie hebben vele eeuwen nodig om opnieuw te worden opgeladen in de circuits der ruimte en zo, na een botsing of een ander even sterk reactiverend kosmisch gebeuren, gereed te zijn voor nieuwe cycli van functioneren in het universum.
15:5.12 (171.7) 9. Hemellichamen ontstaan door botsingen. In de gebieden waar sterrenclusters dichter bijeen zijn gelegen, zijn botsingen niet ongewoon. Zulk een astronomische herordening gaat vergezeld van geweldige energieveranderingen en transmutaties van materie. Botsingen waarin dode zonnen zijn betrokken, spelen een bijzondere rol bij het teweegbrengen van uitgebreide energieschommelingen. De brokstukken na een botsing vormen dikwijls de mate-riële kernen rond welke zich vervolgens planetaire lichamen vormen die geschikt zijn om door stervelingen bewoond te worden.
15:5.13 (172.1) 10. Architectonische werelden. Dit zijn de werelden die volgens bepaalde plannen en nauwkeurige specificaties voor een speciaal doel worden gebouwd, zoals Salvington, het hoofdkwartier van uw plaatselijk universum, en Uversa, de zetel van de regering van ons superuniversum.
15:5.14 (172.2) Er bestaan talrijke andere technieken voor het ontwikkelen van zonnen en het afzonderen van planeten, maar de bovenvermelde procedures geven een indruk van de methoden volgens welke de overgrote meerderheid der sterrenstelsels en planetaire families tot aanzijn worden gebracht. Om alle verschillende technieken te beschrijven die te maken hebben met de metamorfose van sterren en de evolutie van planeten, zouden wij u bijna honderd verschillende manieren uiteen moeten zetten waarop zonnen gevormd kunnen worden en planeten kunnen ontstaan. Wanneer uw sterrenkundigen de hemel afspeuren, zullen zij verschijnselen waarnemen waaruit al deze wijzen van stellaire evolutie blijken, doch zij zullen zelden bewijzen vinden voor de formatie van de kleine, niet-lichtgevende verzamelingen van materie, die dienstdoen als bewoonde planeten, de belangrijkste hemellichamen in de enorme materiële scheppingen.
15:6.1 (172.3) De verschillende hemellichamen in de ruimte kunnen, ongeacht hun oorsprong, in de volgende hoofdafdelingen worden ingedeeld:
15:6.2 (172.4) 1. de zonnen — de sterren in de ruimte;
15:6.3 (172.5) 2. de donkere eilanden in de ruimte;
15:6.4 (172.6) 3. de kleinere lichamen in de ruimte — kometen, meteoren en asteroïden;
15:6.5 (172.7) 4. de planeten, waaronder de bewoonde werelden;
15:6.6 (172.8) 5. architectonische werelden — werelden die volgens opdracht gemaakt zijn.
15:6.7 (172.9) Met uitzondering van de architectonische werelden, zijn alle hemellichamen in de ruimte van evolutionaire oorsprong, evolutionair in de zin dat zij niet tot aanzijn zijn gebracht door het fiat van de Godheid, evolutionair in de zin dat de scheppingsdaden van God zich door een tijd-ruimte-techniek hebben ontvouwd door middel van de werkzaamheden van vele der geschapen en geresulteerde denkende wezens der Godheid.
15:6.8 (172.10) De zonnen. Dit zijn de sterren in de ruimte, in al hun verschillende stadia van bestaan. Sommige zijn zich afzonderlijk ontwikkelende ruimtestelsels; andere zijn dubbelsterren, zich samentrekkende of verdwijnende planetaire stelsels. De sterren in de ruimte bestaan in niet minder dan duizend verschillende toestanden en stadia. Ge zijt bekend met zonnen die licht uitstralen dat vergezeld gaat van hitte, maar er zijn ook zonnen die stralen zonder hitte.
15:6.9 (172.11) De vele biljoenen jaren dat een gewone zon doorgaat hitte en licht af te geven, laten duidelijk zien welk een geweldige voorraad energie iedere eenheid van materie bevat. De energie die daadwerkelijk in deze onzichtbare deeltjes der fysische materie ligt opgeslagen, is welhaast onvoorstelbaar. En deze energie komt bijna geheel als licht beschikbaar wanneer zij wordt blootgesteld aan de ontzaglijke druk van de hitte in het inwendige van de laaiende zonnen en de hiermee gepaard gaande energie-activiteiten die zich daar afspelen. Nog weer andere omstandigheden stellen deze zonnen in staat veel van de ruimte-energie die in de vaste ruimtecircuits op hen afkomt, om te zetten en weer uit te zenden. Vele fasen van fysische energie en alle vormen van materie worden door de solaire dynamo’s aangetrokken en vervolgens gedistribueerd. Op deze wijze dienen de zonnen als plaatselijke versnellers der energiecirculatie, en werken zij als automatische stations voor krachtbeheersing.
15:6.10 (172.12) Het superuniversum Orvonton wordt verlicht en verwarmd door meer dan tien biljoen laaiende zonnen. Deze zonnen zijn de sterren van uw waarneembare astronomische stelsel. Meer dan twee biljoen zijn te ver weg en te klein om ooit vanuit Urantia te kunnen worden waargenomen. Maar in het meester-universum zijn er zoveel zonnen als er glazen water zijn in de oceanen op uw wereld.
15:6.11 (173.1) De donkere eilanden in de ruimte. Dit zijn de dode zonnen en andere grote opeenhopingen van materie die van licht en hitte zijn verstoken. De donkere eilanden hebben soms een enorme massa en zijn van sterke invloed op het evenwicht in het universum en op het manipuleren van de energie. De dichtheid van sommige van deze grote massa’s is welhaast ongelooflijk. Door deze grote concentratie van massa nu kunnen deze donkere eilanden functioneren als krachtige evenwichtswielen die grote naburige stelsels doeltreffend in toom houden. In vele constellaties handhaven zij het zwaartekrachtevenwicht; vele fysische stelsels die anders hun ondergang tegemoet zouden snellen in naburige zonnen, worden veilig vastgehouden in de zwaartekrachtgreep van deze beschermende donkere eilanden. Dankzij deze functie kunnen wij hen nauwkeurig localiseren. Wij hebben de aantrekkingskracht van de lichtgevende lichamen gemeten, en wij kunnen daarom de exacte omvang en plaats berekenen van de donkere eilanden in de ruimte, die zo doeltreffend functioneren om ieder gegeven stelsel doeltreffend in een vaste koers te houden.
15:6.12 (173.2) De kleinere lichamen in de ruimte. De meteoren en andere kleine deeltjes materie die in de ruimte circuleren en zich daar ontwikkelen, vormen een enorm complex van energie en materiële substantie.
15:6.13 (173.3) Vele kometen zijn ongeregelde, wilde afstammelingen van de solaire moederwielen, die geleidelijk onder de controle gebracht worden van de centrale besturende zon. Kometen kunnen ook op talrijke andere wijzen ontstaan. De staart van een komeet wijst in tegengestelde richting van het aantrekkende lichaam of de aantrekkende zon, vanwege de electrische reactie van zijn sterk uitgezette gassen en vanwege de actuele druk van het licht en de andere energieën die uit de zon emaneren. Dit verschijnsel vormt een van de positieve bewijzen voor de werkelijkheid van licht en de met licht verbonden energieën: het laat zien dat licht gewicht heeft. Licht is een werkelijke substantie, het bestaat niet slechts uit golven van een hypothetische ether.
15:6.14 (173.4) De planeten. Dit zijn de grotere opeenhopingen van materie die een baan rond een zon of een ander ruimtelichaam doorlopen; ze variëren in grootte van asteroïden tot enorme gasachtige, vloeibare, of vaste hemellichamen. De koude werelden die zijn opgebouwd uit bijeenvergaard zwevend ruimtemateriaal zijn, wanneer zij zich toevallig in de juiste relatie tot een nabijgelegen zon bevinden, de beste planeten om intelligente bewoners te herbergen. De dode zonnen zijn in de regel niet geschikt voor leven; zij zijn gewoonlijk te ver van een levende, laaiende zon verwijderd, en ook zijn ze veel te massief; de zwaartekracht aan de oppervlakte is er geweldig sterk.
15:6.15 (173.5) In uw superuniversum is niet eens één op elke veertig koude planeten bewoonbaar voor wezens van uw orde. En het spreekt vanzelf dat de oververhitte zonnen en de ijzige, ver naar buiten liggende planeten ongeschikt zijn om hogere levensvormen te herbergen. In uw zonnestelsel zijn momenteel slechts drie planeten geschikt om leven te kunnen herbergen. Urantia is qua omvang, dichtheid, en locatie in vele opzichten ideaal voor menselijke bewoning.
15:6.16 (173.6) De wetten die het gedrag van de fysische energie regeren, zijn in de grond universeel, doch plaatselijke invloeden hebben veel te maken met de fysische omstandigheden die op individuele planeten en in plaatselijke stelsels heersen. Een bijna eindeloze verscheidenheid van levende schepselen en andere levende manifestaties kenmerkt de ontelbare werelden in de ruimte. Er zijn echter zekere punten van overeenkomst binnen een groep van werelden die in een gegeven stelsel met elkaar zijn verbonden, terwijl er ook een universum-patroon van intelligent leven bestaat. Er bestaan fysische betrekkingen tussen de planetaire stelsels die tot hetzelfde fysische circuit behoren, en die elkaar op korte afstand volgen in hun eindeloze wenteling rond de cirkel der universa.
15:7.1 (174.1) Ofschoon de regering van elk superuniversum zetelt op een wereld nabij het centrum van de evolutionaire universa in zijn segment van de ruimte, is dit een wereld die volgens een bepaald plan is gevormd en wordt bevolkt door geaccrediteerde persoonlijkheden. Deze hoofdkwartieren zijn architectonische werelden, ruimtelichamen die voor dit speciale doel zijn geconstrueerd. Hoewel deze werelden delen in het licht van nabijgelegen zonnen, worden zij ook onafhankelijk verlicht en verwarmd. Ze hebben alle een zon die licht geeft zonder hitte, zoals de satellieten van het Paradijs, terwijl ze van warmte worden voorzien door de circulatie van bepaalde energiestromingen dicht bij de oppervlakte van elk van deze werelden. Deze hoofdkwartierwerelden behoren tot een van de grotere stelsels, die dicht bij het astronomische centrum van hun respectieve superuniversum zijn gelegen.
15:7.2 (174.2) De tijd wordt gestandaardiseerd op de hoofdkwartieren van de superuniversa. De standaarddag van het superuniversum Orvonton is gelijk aan bijna dertig dagen Urantia-tijd, en het Orvonton-jaar telt honderd standaarddagen. Dit Uversa-jaar is standaard in het zevende superuniversum, en het is op tweeëntwintig minuten na gelijk aan drieduizend dagen Urantia-tijd, ongeveer acht en een vijfde jaar in uw tijdrekening.
15:7.3 (174.3) De hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa delen in de natuur en grootsheid van het Paradijs, hun centrale patroon van volmaaktheid. In werkelijkheid zijn alle hoofdkwartierwerelden paradijselijk. Het zijn inderdaad hemelse verblijven, en van Jerusem tot het centrale Eiland nemen zij toe in materiële omvang, morontia-schoonheid, en geestelijke glorie. Alle satellieten van deze hoofdkwartierwerelden zijn eveneens architectonische werelden.
15:7.4 (174.4) De verschillende hoofdkwartierwerelden zijn voorzien van iedere fase van de materiële en geestelijke schepping. Alle soorten materiële, morontiale, en geestelijke wezens voelen zich thuis op deze ontmoetingswerelden van de universa. Wanneer sterfelijke schepselen opklimmen in het universum en overgaan van de materiële naar de geestelijke gebieden, verliezen zij nooit hun waardering voor, en vreugde in, hun vorige niveaus van bestaan.
15:7.5 (174.5) Jerusem, het hoofdkwartier van uw plaatselijk stelsel Satania, heeft zijn eigen zeven werelden van overgangscultuur. Elk is omringd door zeven satellieten, waaronder de zeven woningwerelden van morontia-oponthoud, ‘s mensen eerste verblijfplaats na de dood. Het woord hemel zoals dit op Urantia gebruikt wordt, duidt soms op deze zeven woningwerelden, waarbij de eerste woningwereld de eerste hemel genoemd wordt, en zo voort tot en met de zevende.
15:7.6 (174.6) Edentia, het hoofdkwartier van uw constellatie Norlatiadek, heeft zijn eigen zeventig satellieten voor sociale ontwikkeling en opleiding, waar opklimmenden verblijven na het doorlopen van Jerusem-regime van persoonlijkheidsmobilisatie, -unificatie en -verwerkelijking.
15:7.7 (174.7) Salvington, de hoofdwereld van Nebadon, uw plaatselijk universum, is omringd door tien universiteitsclusters van negenenveertig werelden. Hier wordt de mens vergeestelijkt, na zijn sociale ontwikkeling in de constellatie.
15:7.8 (174.8) Uminor de derde, het hoofdkwartier van uw kleine sector, Ensa, is omringd door de zeven werelden voor hogere fysische studie van het opklimmende leven.
15:7.9 (174.9) Umajor de vijfde, het hoofdkwartier van uw grote sector Splandon, is omringd door de zeventig werelden voor hogere intellectuele opleiding in het superuniversum.
15:7.10 (175.1) Uversa, het hoofdkwartier van Orvonton, uw superuniversum, is direct omringd door de zeven hogere universiteiten voor de gevorderde geestelijke opleiding van de opklimmende wilsschepselen. Elk van deze zeven clusters van wonderbare hemellichamen bestaat uit zeventig gespecialiseerde werelden, waar zich vele duizenden welbezette instituten en organisaties bevinden, die zich wijden aan de universum-opleiding en geest-cultuur en die de pelgrims uit de tijd opnieuw onderrichten en opnieuw examineren ter voorbereiding op hun lange vlucht naar Havona. De aankomende pelgrims uit de tijd worden altijd op deze onderling verbonden werelden ontvangen, doch de vertrekkende afgestudeerden worden altijd rechtstreeks van de kusten van Uversa naar Havona getransporteerd.
15:7.11 (175.2) Uversa is het geestelijke en bestuurlijke hoofdkwartier voor ongeveer een biljoen bewoonde en bewoonbare werelden. De glorie, grootsheid en volmaaktheid van de hoofdwereld van Orvonton overtreffen alle wonderen van de scheppingen in tijd en ruimte.
15:7.12 (175.3) Indien alle geprojecteerde plaatselijke universa met hun samenstellende delen zouden zijn verwezenlijkt, zouden de zeven superuniversa bijna vijfhonderd miljard architectonische werelden bevatten.
15:8.1 (175.4) De hoofdkwartierwerelden van de superuniversa zijn zo geconstrueerd, dat zij kunnen functioneren als efficiënte kracht-energieregulateurs voor hun verschillende sectoren, waarbij zij dienst doen als brandpunt voor het richten van energie naar de plaatselijke universa waaruit zij bestaan. Zij oefenen een krachtige invloed uit op de balans en de beheersing van de fysische energieën die door de georganiseerde ruimte circuleren.
15:8.2 (175.5) Verdere regulerende functies worden uitgeoefend door de krachtcentra van het superuniversum en de fysische controleurs, de levende en semi-levende intelligente entiteiten die speciaal voor dit doel zijn gevormd. Deze krachtcentra en controleurs zijn moeilijk te begrijpen; de lagere orden zijn niet volitioneel, ze hebben geen wil, ze kiezen niet, hun functies zijn zeer intelligent doch blijkbaar automatisch en inherent aan hun uitermate gespecialiseerde structuur. De krachtcentra en de fysische controleurs van de superuniversa geleiden en beheersen voor een deel de dertig energiestelsels die het gravita-domein vormen. De circuits van fysische energie die door de krachtcentra van Uversa bestuurd worden, hebben iets meer dan 96 8 miljoen jaar nodig om hun cirkeling rond het superuniversum te voltooien.
15:8.3 (175.6) Evoluerende energie heeft substantie: zij heeft gewicht, ofschoon gewicht altijd relatief is, afhankelijk van omwentelingssnelheid, massa, en anti-zwaartekracht. De massa van de materie doet de snelheid van de energie afnemen; en overal is de snelheid van energie de uitkomst van: de gegeven aanvangssnelheid, minus de vertraging door de massa die onderweg wordt ontmoet, plus de regulerende functie van de levende energiecontroleurs van het superuniversum en de fysische invloed van zeer hete of zwaar geladen lichamen in de nabijheid.
15:8.4 (175.7) Het universele plan voor het handhaven van het evenwicht tussen materie en energie noodzaakt tot het eeuwigdurend aanmaken en ontbinden van de kleinere materiële eenheden. De Krachtdirigenten van het Universum hebben het vermogen om wisselende hoeveelheden energie te condenseren en vast te houden, of deze te doen uitzetten en vrij te maken.
15:8.5 (175.8) Als de zwaartekracht haar vertragende invloed lang genoeg zou uitoefenen, zou zij uiteindelijk alle energie in materie omzetten, ware het niet dat er twee factoren in het spel zijn: ten eerste, de anti-zwaartekrachtinvloeden van de energiecontroleurs, en ten tweede het feit dat gestructureerde materie de neiging heeft uiteen te vallen onder bepaalde omstandigheden die worden aangetroffen in zeer hete sterren, en onder bepaalde eigenaardige omstandigheden in de ruimte dichtbij koude lichamen van gecondenseerde materie waaraan zeer veel energie is toegevoerd.
15:8.6 (176.1) Wanneer er teveel massa wordt opeengehoopt en deze het evenwicht van de energie dreigt te verstoren, de fysische krachtcircuits dreigt uit te putten, dan komen de fysische controleurs tussenbeide, tenzij de eigen verdere neiging van de zwaartekracht om energie te over-materialiseren wordt verijdeld doordat er een botsing plaatsvindt tussen de dode reuzen in de ruimte, waardoor de door de zwaartekracht opeengehoopte massa’s in één enkel ogenblik volledig worden verspreid. Wanneer er zo’n botsing voorvalt, worden enorme massa’s materie plotseling omgezet in de ijlste vorm van energie, en begint de worsteling om universeel evenwicht te bereiken opnieuw. Uiteindelijk bereiken de grotere fysische stelsels stabiliteit, raken zij fysisch bestendigd, en worden zij opgenomen in de uitgebalanceerde, vaste circuits van de superuniversa. Hierna zullen zich in deze vaste stelsels geen botsingen of andere verwoestende calamiteiten meer voordoen.
15:8.7 (176.2) Gedurende de perioden van plus-energie treden er krachtstoornissen en hitteschommelingen op, die vergezeld gaan van elektrische verschijnselen. Gedurende perioden van minus-energie heeft materie sterker de neiging om opeen te hopen, te condenseren en onbestuurbaar te worden in de circuits die nog maar net zijn uitgebalanceerd, hetgeen resulteert in aanpassingen in de vorm van getijden, of botsingen die het evenwicht tussen de circulerende energie en de meer duidelijk gestabiliseerde materie snel herstellen. Het voorspellen en ook in andere opzichten begrijpen van dit waarschijnlijke gedrag van de laaiende zonnen en de donkere eilanden in de ruimte is een van de taken van de hemelse sterrenwaarnemers.
15:8.8 (176.3) Wij kunnen de meeste wetten die het evenwicht in het universum beheersen wel onderkennen, en wij kunnen veel voorspellen ten aanzien van de stabiliteit in het universum. Praktisch gesproken zijn onze voorspellingen betrouwbaar, maar wij zien ons altijd geconfronteerd met bepaalde krachten die niet geheel zijn onderworpen aan de ons bekende wetten van energiebeheersing en van de gedragingen van de materie. Alle fysische verschijnselen worden steeds moeilijker voorspelbaar naarmate wij vanuit het Paradijs verder de universa ingaan. Wanneer wij de grenzen overschrijden van het gebied dat onder het persoonlijke bestuur van de Regeerders op het Paradijs staat, zien wij ons geconfronteerd met het feit dat we steeds minder in staat zijn te rekenen volgens de normen die wij hebben vastgesteld en de ervaring die wij hebben verkregen in verband met waarnemingen die uitsluitend te maken hebben met de fysische verschijnselen in de nabije astronomische stelsels. Zelfs in de gebieden van de zeven superuniversa leven wij temidden van Paradijskracht-acties en energie-reacties die al onze domeinen doordringen en zich in geünificeerd evenwicht door alle regionen der buiten-ruimte uitstrekken.
15:8.9 (176.4) Hoe verder wij naar buiten gaan, des te zekerder zullen we de aan verandering onderhevige en onvoorspelbare verschijnselen tegenkomen die zo feilloos de onpeilbare presentieverrichtingen van de Absoluten en de experiëntiële Godheden kenmerken. En deze verschijnselen moeten wel duiden op een bepaalde universele albeheersing van alle dingen.
15:8.10 (176.5) Het superuniversum Orvonton loopt nu ogenschijnlijk af; de universa in de buitenruimte schijnen te worden opgewonden voor weergaloze activiteiten in de toekomst; het centrale universum Havona is eeuwig stabiel. Door zwaartekracht en de afwezigheid van hitte (koude) wordt materie gestructureerd en bijeengehouden; hitte en anti-zwaartekracht doen materie uiteenvallen en verstrooien energie. De levende krachtdirigenten en Paradijs-krachtorganisatoren vormen het geheim van de speciale beheersing en de intelligente besturing van de eindeloze metamorfosen van het maken, ontbinden en opnieuw maken van universa. Nevels kunnen zich verspreiden, zonnen kunnen uitgebrand raken, stelsels kunnen verdwijnen en planeten ten onder gaan, maar de universa lopen niet af.
15:9.1 (176.6) De universele circuits van het Paradijs doordringen daadwerkelijk de gebieden van de zeven superuniversa. Deze presentiecircuits zijn: de persoonlijkheidszwaartekracht van de Universele Vader, de geestelijke zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, de bewustzijnszwaartekracht van de Vereend Handelende Geest, en de materiële zwaartekracht van het eeuwige Eiland.
15:9.2 (177.1) Naast de universele circuits van het Paradijs en naast de presentieverrichtingen van de Absoluten en de experiëntiële Godheden, functioneren er binnen het ruimteniveau van de superuniversa slechts twee afdelingen der energiecircuits of afzonderlijke krachtgroepen: de circuits van de superuniversa en die van de plaatselijke universa.
15:9.3 (177.2) De superuniversum-circuits:
15:9.4 (177.3) 1. het unificerende intelligentiecircuit van een van de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs. Dit circuit van kosmisch bewustzijn is beperkt tot een enkel superuniversum;
15:9.5 (177.4) 2. het circuit van de reflectiviteitsdienst der zeven Reflectieve Geesten in ieder superuniversum;
15:9.6 (177.5) 3. de geheime circuits van de Geheimnisvolle Mentoren, die op een bepaalde manier onderling verbonden zijn en via Divinington naar de Universele Vader op het Paradijs leiden;
15:9.7 (177.6) 4. het circuit van de onderlinge gemeenschap van de Eeuwige Zoon met zijn ParadijsZonen;
15:9.8 (177.7) 5. de flits-tegenwoordigheid van de Oneindige Geest;
15:9.9 (177.8) 6. de uitzendingen van het Paradijs, de ruimte-rapporten van Havona;
15:9.10 (177.9) 7. de energiecircuits van de krachtcentra en de fysische controleurs.
15:9.11 (177.10) De circuits van het plaatselijk universum:
15:9.12 (177.11) 1. de zelfschenkingsgeest van de Paradijs-Zonen, de Trooster op de zelfschenkingswerelden. De Geest van Waarheid, de geest van Michael op Urantia;
15:9.13 (177.12) 2. het circuit van de Goddelijke Hulp en Bijstandverleensters, de Moeder-Geesten van het plaatselijk universum, de Heilige Geest op uw wereld;
15:9.14 (177.13) 3. het circuit van bijstand aan intelligentie in een plaatselijk universum, waarbij inbegrepen de aanwezigheid van de assistent-bewustzijnsgeesten die op diverse wijzen functioneren.
15:9.15 (177.14) Wanneer zich in een plaatselijk universum een zodanige geestelijke harmonie ontwikkelt dat zijn individuele en gecombineerde circuits niet meer te onderscheiden zijn van die van het superuniversum, wanneer er daadwerkelijk zulk een functionele identiteit en eenheid van dienen heerst, dan wordt dit plaatselijk universum onmiddellijk opgenomen in de bestendigde circuits van licht en leven, en komt het dadelijk in aanmerking om toegelaten te worden tot de geestelijke confederatie van de tot volmaaktheid gekomen unie van de superschepping. De vereisten voor toelating tot de raadsvergaderingen van de Ouden der Dagen, het lidmaatschap van de confederatie van het superuniversum, zijn:
15:9.16 (177.15) 1. Fysieke stabiliteit. De sterren en planeten van een plaatselijk universum moeten in evenwicht verkeren; de perioden van onmiddellijke stellaire metamorfose moeten voorbij zijn. Het universum moet een duidelijk bepaalde baan volgen; zijn kringloop moet zeker en voor altijd bestendig zijn geworden.
15:9.17 (177.16) 2. Geestelijke loyaliteit. Er moet een toestand bestaan van universele erkenning van, en loyaliteit aan, de Soevereine Zoon van God die de leiding heeft over de zaken van dit plaatselijk universum. Er moet een toestand zijn ontstaan van harmonische samenwerking tussen de afzonderlijke planeten, stelsels en constellaties van het gehele plaatselijk universum.
15:9.18 (177.17) Uw plaatselijk universum wordt zelfs nog niet gerekend als behorend tot de bestendigde fysieke orde van het superuniversum, en zeker niet als een lid van de erkende geestelijke familie van de superregering. Ofschoon Nebadon nog niet vertegenwoordigd is op Uversa, worden wij, die tot de regering van het superuniversum behoren, van tijd tot tijd op speciale missies naar de werelden uitgezonden, zoals ik ook rechtstreeks uit Uversa naar Urantia ben gekomen. Wij verlenen alle mogelijke assistentie aan uw leiders en bestuurders bij het oplossen van hun moeilijke problemen; wij zien er verlangend naar uit dat uw universum in aanmerking zal komen om volledig toegelaten te worden tot de associatie van de scheppingen van de superuniversum-familie.
15:10.1 (178.1) De hoofdkwartieren van de superuniversa zijn de zetels van de hoge geestelijke regering van de domeinen van tijd en ruimte. De uitvoerende macht van de superregering, die zijn oorsprong heeft in de Raadsvergaderingen van de Triniteit, wordt rechtstreeks geleid door een der Zeven Meester-Geesten die het allerhoogste toezicht hebben, wezens die op zetels van Paradijs-gezag zijn gezeten en die de superuniversa besturen door de Zeven Allerhoogste Bestuurders, gestationeerd op de zeven speciale werelden van de Oneindige Geest, de buitenste satellieten van het Paradijs.
15:10.2 (178.2) De hoofdkwartieren van de superuniversa zijn de verblijfplaatsen van de Reflectieve Geesten en de Reflectieve Beeld-Adjudanten. Vanuit deze positie halverwege voeren deze wonderbare wezens hun geweldige reflectiviteitsoperaties uit, waarbij zij het centrale universum boven zich en de plaatselijke universa onder zich dienen.
15:10.3 (178.3) Aan het hoofd van ieder superuniversum staan drie Ouden der Dagen, de gezamenlijke hoogste bewindslieden van de superregering. Het personeel van de uitvoerende macht van de regering van het superuniversum bestaat uit zeven onderscheiden groepen:
15:10.4 (178.4) 1. Ouden der Dagen;
15:10.5 (178.5) 2. Volmakers der Wijsheid;
15:10.6 (178.6) 3. Goddelijke Raadslieden;
15:10.7 (178.7) 4. Universele Censors;
15:10.8 (178.8) 5. Machtige Boodschappers;
15:10.9 (178.9) 6. Hoge Gezagsdragers;
15:10.10 (178.10) 7. Wezens zonder naam en nummer.
15:10.11 (178.11) De drie Ouden der Dagen worden rechtstreeks bijgestaan door een korps van een miljard Vervolmakers der Wijsheid, in samenwerking met drie miljard Goddelijke Raadslieden. Een miljard Universele Censors is toegevoegd aan het bestuur van ieder superuniversum. Deze drie groepen zijn Gecoördineerde Triniteitspersoonlijkheden, aangezien zij rechtstreeks en op goddelijke wijze afstammen van de Paradijs-Triniteit.
15:10.12 (178.12) De overige drie orden, de Machtige Boodschappers, de Hoge Gezagsdragers en de Wezens zonder naam en nummer, zijn verheerlijkte opklimmende stervelingen. De eersten van deze orden hebben het opklimmingsregime doorlopen en zijn door Havona gegaan in de dagen van Grandfanda. Na het Paradijs bereikt te hebben, werden zij opgenomen in het Korps der Volkomenheid, omhelsd door de Paradijs-Triniteit, en vervolgens aangesteld bij de verheven dienst van de Ouden der Dagen. Als klasse staan deze drie orden bekend als Getrinitiseerde Zonen van Verworvenheid, aangezien zij een tweevoudige oorsprong hebben, maar nu in dienst zijn van de Triniteit. Op deze wijze is de uitvoerende macht van de regering van het superuniversum uitgebreid met de verheerlijkte en vervolmaakte kinderen uit de evolutionaire werelden.
15:10.13 (178.13) De gecoördineerde raad van een superuniversum bestaat uit de zeven reeds eerder genoem-de groepen bestuurders en de volgende sector-regeerders en andere regionale opzieners:
15:10.14 (179.1) 1. Perfecties der Dagen — de bestuurders van de grote sectoren van het superuniversum;
15:10.15 (179.2) 2. Recenten der Dagen — de leiders van de kleine sectoren van het superuniversum;
15:10.16 (179.3) 3. Unies der Dagen — de Paradijs-adviseurs van de bestuurders der plaatselijke universa;
15:10.17 (179.4) 4. Getrouwen der Dagen — de Paradijs-raadslieden van de Meest Verhevenen, de regeringsleiders van de constellaties;
15:10.18 (179.5) 5. Leraar-Zonen van de Triniteit, die mogelijk dienst hebben op het hoofdkwartier van het superuniversum;
15:10.19 (179.6) 6. Eeuwigen der Dagen die mogelijk aanwezig zijn op het hoofdkwartier van het superuniversum;
15:10.20 (179.7) 7. De zeven Reflectieve Beeld-Adjudanten — de woordvoerders van de zeven Reflectieve Geesten en door dezen de vertegenwoordigers van de Zeven MeesterGeesten van het Paradijs.
15:10.21 (179.8) De Reflectieve Beeld-Adjudanten treden ook op als vertegenwoordigers van talrijke groepen wezens die invloed hebben in de regeringen van de superuniversa, doch die thans om verschillende redenen niet volledig actief zijn in een individuele hoedanigheid. Tot deze groep behoren de evoluerende superuniversum-persoonlijkheidsmanifestatie van de Allerhoogste, de Ongekwalificeerde Supervisoren van de Allerhoogste, de Gekwalificeerde Vice-regenten van de Ultieme, de naamloze verbindings-reflectivators van Majeston, en de bovenpersoonlijke geestelijke vertegenwoordigers van de Eeuwige Zoon.
15:10.22 (179.9) Bijna altijd zijn er op de hoofdkwartierwerelden van de superunivera vertegenwoordigers aan te treffen van alle groepen geschapen wezens. Het gewone dienende werk van de superuniversa wordt verricht door de machtige seconafijnen en door andere leden van de enorm uitgebreide familie van de Oneindige Geest. In het werk van deze prachtige centra van toezicht, dienstbetoon, en tenuitvoerlegging van gerechtelijke uitspraken in de superuniversa, mengen zich de denkende wezens uit iedere sfeer van universeel leven in doeltreffend dienstbetoon, wijs bestuur, liefdevolle bijstand en rechtvaardig oordeel.
15:10.23 (179.10) De superuniversa kennen geen enkele vorm van ambassadoriale vertegenwoordiging, zij zijn volledig van elkaar geïsoleerd. Zij weten van elkaars zaken alleen af door het coördinatiecentrum op het Paradijs dat verzorgd wordt door de Zeven Meester-Geesten. De regeerders van een superuniversum werken in de raadsvergaderingen der goddelijke wijsheid voor het welzijn van hun eigen superuniversum, ongeacht wat er in andere secties van de universele schepping plaatsvindt. Deze onderlinge isolatie van de superuniversa zal blijven bestaan tot de tijd dat hun coördinatie tot stand zal worden gebracht doordat de persoonlijkheidssoevereiniteit van de evoluerende experiëntiële Allerhoogste vollediger gefactualiseerd zal zijn.
15:11.1 (179.11) Op werelden als Uversa komen de wezens die de autocratie der volmaaktheid vertegenwoordigen en de vertegenwoordigers van de democratie der evolutie rechtstreeks met elkaar in contact. De uitvoerende tak van de superregering heeft zijn oorsprong in de gebieden der volmaaktheid; de wetgevende tak komt voort uit de bloei van de evolutionaire universa.
15:11.2 (179.12) De beraadslagende assemblee van het superuniversum vergadert alleen op de hoofdkwartierwereld. Deze wetgevende en adviserende raad bestaat uit zeven huizen; ieder plaatselijk universum dat is toegelaten tot de raadsvergaderingen van het superuniversum, kiest hiervoor een uit het eigen universum afkomstige vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordigers worden door de hoge raad van dergelijke plaatselijke universa gekozen uit de opklimmende pelgrim-gegradueerden uit Orvonton die op Uversa vertoeven, en geaccrediteerd zijn om overgebracht te worden naar Havona. De gemiddelde duur van hun ambtstermijn is ongeveer honderd jaar superuniversum-standaardtijd.
15:11.3 (180.1) Ik heb nooit gehoord dat er een verschil van mening is voorgekomen tussen de regeringsleiders van Orvonton en de assemblee van Uversa. In de geschiedenis van ons superuniversum heeft het overlegorgaan nog nooit een advies uitgebracht dat de uitvoerende macht van de superregering zelfs ook maar geaarzeld heeft uit te voeren. Er heeft altijd de volmaaktste harmonie en eensgezindheid in het werk geheerst, en dit alles vormt een bevestiging van het feit dat evolutionaire wezens werkelijk de hoogten van vervolmaakte wijsheid kunnen bereiken, welke hen in staat stellen om met de persoonlijkheden van volmaakte oorsprong en goddelijke natuur om te gaan. De aanwezigheid van de beraadslagende assemblee op het hoofdkwartier van elk superuniversum is een openbaring van de wijsheid, en een voorafschaduwing van de ultieme triomf, van de gehele geweldige evolutionaire idee van de Universele Vader en zijn Eeuwige Zoon.
15:12.1 (180.2) Wanneer wij spreken van een uitvoerende en een wetgevende tak van de regering op Uversa, kunt ge naar analogie van bepaalde vormen van civiel bestuur op Urantia tot de slotsom komen dat wij ook een derde, ofwel rechtsprekende macht moeten hebben, en zulks is inderdaad het geval; deze kent echter geen afzonderlijk personeel. Onze gerechtshoven zijn als volgt samengesteld: afhankelijk van de aard en ernst van de zaak presideert een Oude der Dagen, een Volmaker der Wijsheid, of een Goddelijke Raadgever. Het bewijsmateriaal voor of tegen een individu, een planeet, een stelsel, constellatie of universum wordt overgelegd en vertolkt door de Censors. De verdediging van de kinderen uit de tijd en van de evolutionaire planeten wordt gevoerd door de Machtige Boodschappers, de officiële waarnemers van de regering van het superuniversum in de plaatselijke universa en stelsels. De zienswijze van het hogere bestuur wordt weergegeven door de Hoge Gezagsdragers. Het vonnis wordt gewoonlijk geformuleerd door een commissie van wisselende grootte, bestaande uit een aantal Wezens zonder Naam en Nummer en een even grote groep begripvolle persoonlijkheden die uit de beraadslagende assemblee wordt gekozen.
15:12.2 (180.3) De hoven van de Ouden der Dagen zijn de hoge rechtbanken waar de geestelijke arbitragezaken van alle samenstellende universa worden heroverwogen. De Soevereine Zonen van de plaatselijke universa zijn oppermachtig in hun eigen domeinen; zij zijn slechts onderworpen aan de superregering in zoverre zij vrijwillig zaken voorleggen aan de Ouden der Dagen voor advies of arbitrage, behalve waar de vernietiging van wilsschepselen in het geding is. Opdrachten tot berechting worden opgesteld in de plaatselijke universa, doch vonnissen die de vernietiging van wilsschepselen behelzen, worden altijd geformuleerd op, en uitgevoerd vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum. De Zonen van de plaatselijke universa kunnen de overleving van de sterfelijke mens verordineren, doch alleen de Ouden der Dagen mogen rechtspreken en vonnissen voltrekken in zaken waarmee het eeuwig leven of de eeuwige dood zijn gemoeid.
15:12.3 (180.4) In alle zaken die geen gerechtelijk onderzoek vereisen, waarbij geen bewijsmateriaal behoeft te worden overgelegd, beslissen de Ouden der Dagen of hun medewerkers, en deze uitspraken zijn altijd unaniem. Het gaat hier immers om colleges van volmaaktheid. Er zijn geen meningsverschillen of minderheidsstandpunten in de uitspraken van deze allerhoogste, opperste gerechtshoven.
15:12.4 (180.5) Op bepaalde enkele uitzonderingen na, spreken de superregeringen recht in alle zaken en ten aanzien van alle wezens in hun eigen domeinen. Er is geen beroep mogelijk tegen de uitspraken en beslissingen van de autoriteiten van het superuniversum, aangezien zij de unanieme mening van de Ouden der Dagen weergeven en ook de mening van de Meester-Geest die vanuit het Paradijs waakt over de bestemming van het betrokken superuniversum.
15:13.1 (181.1) Een grote sector omvat ongeveer het tiende deel van een superuniversum en bestaat uit honderd kleine sectoren, tienduizend plaatselijke universa, ongeveer honderd miljard bewoonbare werelden. Deze grote sectoren worden bestuurd door drie Perfecties der Dagen, Verheven Triniteitspersoonlijkheden.
15:13.2 (181.2) De gerechtshoven van de Perfecties der Dagen komen in hun samenstelling in grote mate overeen met die van de Ouden der Dagen, behalve dat zij niet rechtspreken in geestelijke zaken in hun gebieden. Het werk van de regeringen van deze grote sectoren betreft voornamelijk de intellectuele status van deze wijdverbreide schepping. Alle zaken die van belang zijn voor het superuniversum en te maken hebben met het dagelijks bestuur, maar niet rechtstreeks met het geestelijke bestuur van deze gebieden of met het uitwerken van de plannen van de Paradijs-Regeerders voor de opklimming van stervelingen, worden in de grote sectoren aangehouden, beoordeeld, berecht en getabelleerd, en vervolgens gerapporteerd aan de gerechtshoven van de Ouden der Dagen. Het personeel van de regering van een grote sector verschilt niet van dat van een superuniversum.
15:13.3 (181.3) Zoals de prachtige satellieten van Uversa zich inzetten voor uw laatste geestelijke voorbereiding op Havona, zo wijden de zeventig satellieten van Umajor de vijfde zich aan uw intellectuele opleiding en vorming voor het superuniversum. Hier zijn wijze wezens uit geheel Orvonton bijeen, die onvermoeid arbeiden om de stervelingen uit de tijd voor te bereiden op hun verdere vooruitgang naar een loopbaan in de eeuwigheid. Deze opleiding van de opklimmende stervelingen vindt grotendeels plaats op de zeventig studiewerelden.
15:13.4 (181.4) De regeringen van de kleine sectoren worden geleid door drie Recenten der Dagen. Hun bestuur betreft voornamelijk de fysische controle, unificatie, stabilisatie en dagelijkse coördi-natie van het bestuur van de samenstellende plaatselijke universa. Iedere kleine sector omvat tot honderd plaatselijke universa, tienduizend constellaties, een miljoen stelsels, ofwel ongeveer een miljard bewoonbare werelden.
15:13.5 (181.5) De hoofdkwartierwerelden van de kleine sectoren zijn de grote ontmoetingsplaatsen van de Meester-Fysische Controleurs. Deze hoofdkwartierwerelden worden omringd door de zeven instructiewerelden, die de toelatingsscholen vormen voor het superuniversum en de centra zijn waar wordt opgeleid in fysische en bestuurlijke kennis van het universum van universa.
15:13.6 (181.6) De bestuurders in de regeringen der kleine sectoren staan onder rechtstreeks gezag van de regeerders van de hoofdsectoren. De Recenten der Dagen ontvangen alle rapporten van waarnemingen en coördineren alle aanbevelingen die een superuniversum bereiken van de zijde van de Unies der Dagen, die als waarnemers en adviseurs van de Triniteit zijn gestationeerd op de hoofdkwartierwerelden van de plaatselijke universa, en van de Getrouwen der Dagen die op overeenkomstige wijze zijn verbonden aan de raadsvergaderingen van de Meest Verhevenen op de hoofdkwartieren van de constellaties. Al deze rapporten worden doorgegeven aan de Perfecties der Dagen in de grote sectoren, om vervolgens te worden doorgezonden naar de gerechtshoven van de Ouden der Dagen. Het regime van de Triniteit strekt zich aldus uit van de constellaties van de plaatselijke universa tot aan het hoofdkwartier van het superuniversum. De hoofdkwartieren van de plaatselijke stelsels hebben geen vertegenwoordigers van de Triniteit.
15:14.1 (181.7) Er zijn zeven hoofddoeleinden die tot onvouwing komen in de evolutie van de zeven superuniversa. Ieder hoofddoel in de evolutie van de superuniversa zal slechts in één der zeven superuniversa tot volle uitdrukking komen, en derhalve heeft ieder superuniversum een speciale functie en een unieke natuur.
15:14.2 (182.1) Orvonton, het zevende superuniversum, het superuniversum waartoe uw plaatselijk universum behoort, staat voornamelijk bekend vanwege zijn ontzagwekkende, overvloedige barmhartigheidsbetoon aan de stervelingen in zijn gebieden. Het is vermaard vanwege de wijze waarop hier gerechtigheid heerst die met barmhartigheid is getemperd, zodat hier geregeerd wordt met macht die door geduld wordt beperkt, terwijl de offers van de tijd hier vrijelijk worden gebracht teneinde de stabilisatie in de eeuwigheid veilig te stellen. Orvonton is een universum-veraanschouwelijking van liefde en barmhartigheid.
15:14.3 (182.2) Het is echter heel moeilijk om te beschrijven hoe wij ons de ware natuur voorstellen van het evolutionaire doeleinde dat zich in Orvonton ontvouwt. Wij zouden u er een indruk van kunnen geven door te zeggen dat wij binnen deze superschepping het gevoel hebben dat hier de zes unieke doeleinden van de kosmische evolutie, zoals deze worden gemanifesteerd in de zes met haar verbonden superscheppingen, onderling worden verbonden tot een betekenis-van-het-geheel; dit is dan ook de reden dat wij wel eens de veronderstelling hebben geopperd dat de geëvolueerde en voleindigde personalisatie van God de Allerhoogste in de verre toekomst vanuit Uversa de tot volmaaktheid gekomen zeven superuniversa zal regeren, in alle experiëntiële majesteit van de soevereine macht die hij dan zal hebben bereikt.
15:14.4 (182.3) Zoals Orvonton uniek is van natuur en een individuele bestemming heeft, zo zijn ook de zes met haar verbonden superuniversa uniek en individueel. Veel van wat er gaande is in Orvonton wordt u echter niet geopenbaard, en veel van deze niet-geopenbaarde aspecten van het leven in Orvonton zullen het meest volledig tot uitdrukking komen in andere superuniversa. De zeven doeleinden van de evolutie der superuniversa zijn in alle zeven superuniversa van kracht, doch iedere superschepping zal slechts één van deze doeleinden op de meest volledige wijze tot uitdrukking brengen. Om meer aangaande deze doeleinden van de superuniversa te kunnen begrijpen, zou u veel geopenbaard moeten worden dat ge niet begrijpt, en zelfs dan zoudt ge er nog maar weinig van vatten. Deze gehele beschrijving geeft u slechts een vluchtige blik op de immense schepping waarvan uw wereld en uw plaatselijk stelsel deel uitmaken.
15:14.5 (182.4) Uw wereld heet Urantia, en is nummer 606 in de planetaire groep, of stelsel, Satania. Dit stelsel heeft momenteel 619 bewoonde werelden, en meer dan tweehonderd andere planeten ontwikkelen zich thans gunstig, zodat zij in de toekomst bewoonde werelden kunnen worden.
15:14.6 (182.5) Satania heeft een hoofdkwartierwereld die Jerusem heet, en is stelsel nummer vierentwintig in de constellatie Norlatiadek. Uw constellatie, Norlatiadek, bestaat uit honderd plaatselijke stelsels en heeft een hoofdkwartierwereld die Edentia heet. Norlatiadek is nummer zeventig in het universum Nebadon. Het plaatselijk universum Nebadon bestaat uit honderd constellaties en heeft een hoofdwereld die Salvington is genaamd. Het universum Nebadon is nummer vierentachtig in de kleine sector Ensa.
15:14.7 (182.6) De kleine sector Ensa bestaat uit honderd plaatselijke universa en heeft een hoofdwereld die Uminor de Derde heet. Deze kleine sector is nummer drie in de grote sector Splandon. Splandon bestaat uit honderd kleine sectoren en heeft een hoofdwereld die Umajor de Vijfde heet. Het is de vijfde grote sector van het superuniversum Orvonton, het zevende segment van het groot universum. Zo kunt ge de plaats van uw planeet bepalen in het schema van de organisatie en het bestuur van het universum van universa.
15:14.8 (182.7) Het nummer van uw wereld, Urantia, in het groot universum is 5.342.482.337.666. Dit is het registratienummer op Uversa en op het Paradijs, uw nummer in de catalogus van bewoonde werelden. Ik ken uw registratienummer als materiële planeet wel, doch het is zo buitengewoon groot, dat het van weinig praktische betekenis is voor het sterfelijke bewustzijn.
15:14.9 (183.1) Uw planeet is lid van een enorme kosmos; ge behoort tot een welhaast oneindige familie van werelden, maar uw wereld wordt even nauwkeurig bestuurd en even liefdevol verzorgd als ware het de enige bewoonde wereld die bestaat.
15:14.10 (183.2) [Aangeboden door een Universele Censor, afkomstig van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 16
16:0.1 (184.1) DE Zeven Meester-Geesten van het Paradijs zijn de primaire persoonlijkheden van de Oneindige Geest. In deze zevenvoudige scheppingsdaad van zelfduplicering heeft de Oneindige Geest de associatiemogelijkheden uitgeput die mathematisch inherent zijn aan het feitelijke bestaan van de drie personen der Godheid. Ware het mogelijk geweest een groter aantal Meester-Geesten voort te brengen, dan zouden zij geschapen zijn, maar aan drie Godheden zijn precies zeven, en niet meer dan zeven, mogelijkheden tot associatie inherent. Dit verklaart dan ook waarom het universum wordt beheerd in zeven grote afdelingen, en waarom het getal zeven van fundamentele betekenis is in de organisatie en het bestuur ervan.
16:0.2 (184.2) De Zeven Meester-Geesten vinden aldus hun oorsprong in, en ontlenen hun individuele kenmerken aan, de volgende zeven gelijkenissen:
16:0.3 (184.3) 1. de Universele Vader;
16:0.4 (184.4) 2. de Eeuwige Zoon;
16:0.5 (184.5) 3. de Oneindige Geest;
16:0.6 (184.6) 4. de Vader en de Zoon;
16:0.7 (184.7) 5. de Vader en de Geest;
16:0.8 (184.8) 6. de Zoon en de Geest;
16:0.9 (184.9) 7. de Vader, de Zoon en de Geest.
16:0.10 (184.10) Wij weten zeer weinig omtrent de activiteit van de Vader en de Zoon bij het scheppen van de Meester-Geesten. Blijkbaar werden zij tot aanzijn geroepen door de persoonlijke handelingen van de Oneindige Geest, doch ons is zeer duidelijk onderricht dat zowel de Vader als de Zoon betrokken waren in hun ontstaan.
16:0.11 (184.11) In hun geestelijke karakter en natuur zijn deze Zeven Geesten van het Paradijs als één, maar in alle andere aspecten van hun identiteit zijn zij zeer verschillend en de gevolgen van hun functioneren in de superuniversa zijn van dien aard, dat de individuele verschillen tussen hen onmiskenbaar waarneembaar zijn. Alle latere plannen voor de zeven segmenten van het groot universum — en zelfs de segmenten van de buiten-ruimte die hieraan zijn gecorreleerd — zijn bepaald door de anders-dan-geestelijke verscheidenheid van deze Zeven Meester-Geesten, die de allerhoogste en ultieme supervisie hebben.
16:0.12 (184.12) De Meester-Geesten hebben vele functies, maar thans is hun speciale domein de centrale supervisie over de zeven superuniversa. Iedere Meester-Geest heeft een enorm Paradijskracht-focaliserend hoofdkwartier, dat langzaam rondgaat rond de buitenzijde van het Paradijs, altijd in vaste positie tegenover het superuniversum dat rechtstreeks onder zijn supervisie valt, en in het Paradijs-brandpunt van zijn gespecialiseerde universum-krachtbeheersing en segmentale energiedistributie. De radiale grenslijnen van ieder afzonderlijk superuniversum convergeren daadwerkelijk in het Paradijs-hoofdkwartier van de superviserende Meester-Geest.
16:1.1 (185.1) De Vereende Schepper, de Oneindige Geest, is noodzakelijk om de drieënige personalisering van de ongedeelde Godheid te completeren. Inherent aan deze drievoudige personalisatie van de Godheid is de zevenvoudige mogelijkheid tot individuele en associatieve uitdrukking; hieruit volgt dat het latere plan om universa te scheppen ter bewoning door verstandelijke en potentieel geestelijke wezens die de Vader, de Zoon en de Geest rechtstreeks tot uitdrukking brengen, de personalisatie van de Zeven Meester-Geesten onontkoombaar heeft gemaakt. Wij zijn er toe overgegaan om over de drievoudige personalisatie van de Godheid te spreken als de absolute onvermijdelijkheid, terwijl wij het verschijnen van de Zeven Meester-Geesten zijn gaan zien als de subabsolute onvermijdelijkheid.
16:1.2 (185.2) Ofschoon wij niet kunnen zeggen dat de Zeven Meester-Geesten de drievoudige Godheid tot uitdrukking brengen, zijn zij wel de eeuwige uitbeelding van de zevenvoudige Godheid, de actieve en associatieve functies van de drie immer-bestaande personen der Godheid. Door en in, en via deze Zeven Geesten is de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest, of iedere tweevoudige associatie van dezen, in staat als zodanig te functioneren. Wanneer de Vader, de Zoon, en de Geest samen handelen, kunnen zij functioneren door Meester-Geest Nummer Zeven, en doen zij dit ook, doch niet als de Triniteit. De Meester-Geesten vertegenwoordigen op zichzelf en gezamenlijk alle mogelijke enkelvoudige en afzonderlijke Godheid-functies, maar niet de collectieve functie, niet de Triniteit. De Meester-Geest Nummer Zeven functioneert niet persoonlijk met betrekking tot de Paradijs-Triniteit, en juist daarom kan hij persoonlijk optreden voor de Allerhoogste.
16:1.3 (185.3) Wanneer de Zeven Meester-Geesten hun individuele zetel van persoonlijke macht en gezag over hun superuniversum echter verlaten en zich verzamelen rond de Vereend Handelende Geest in de drieënige tegenwoordigheid van de Godheid van het Paradijs, dan vertegenwoordigen zij daar en op dat moment collectief de functionele kracht, wijsheid en het gezag van de ongedeelde Godheid — de Triniteit — voor en in de evoluerende universa. Zulk een Paradijs-eenheid van de zevenvoudige oer-uitdrukking van de Godheid omvat daadwerkelijk, omsluit letterlijk, het ge- heel van alle eigenschappen en zienswijzen der drie eeuwige Godheden in Allerhoogst en Ultiem opzicht. In alle praktische opzichten omvatten de Zeven Meester-Geesten dan en daar inderdaad het functionele domein van de Allerhoogste-Ultieme voor en in het meester-universum.
16:1.4 (185.4) Voorzover wij kunnen nagaan, zijn deze Zeven Geesten geassocieerd met de goddelijke activiteiten van de drie eeuwige personen der Godheid; wij zien geen blijk van een rechtstreekse associatie met de functionerende tegenwoordigheden van de drie eeuwige fasen van de Absolute. Wanneer zij onderling zijn geassocieerd, vertegenwoordigen de Meester-Geesten de Paradijs-Godheden in wat ge u ongeveer kunt voorstellen als het eindige domein van activiteit. Dit kan veel omvatten dat ultiem is, doch niet absoluut.
16:2.1 (185.5) Zoals de Eeuwige, Oorspronkelijke Zoon wordt geopenbaard door de personen van het constant groeiende aantal goddelijke Zonen, precies zo wordt de Oneindige, Goddelijke Geest geopenbaard door de kanalen van de Zeven Meester-Geesten en de groepen geesten die met hen zijn verbonden. In het centrum van centra is de Oneindige Geest weliswaar benaderbaar, doch niet allen die het Paradijs bereiken, zijn onmiddellijk in staat zijn persoonlijkheid en gedifferentieerde tegenwoordigheid te onderscheiden; allen echter die het centrale universum bereiken, kunnen onmiddellijk communiceren met een der Zeven Meester-Geesten en doen dit ook, en wel met de Meester-Geest die de leiding heeft over het superuniversum waar de pas aangekomen pelgrim uit de tijd vandaan komt.
16:2.2 (186.1) Tot het universum van universa spreekt de Paradijs-Vader alleen door zijn Zoon, terwijl hij en de Zoon gezamenlijk alleen handelen door de Oneindige Geest. Buiten het Paradijs en Havona spreekt de Oneindige Geest alleen met de stemmen van de Zeven Meester-Geesten.
16:2.3 (186.2) De Oneindige Geest oefent een invloed van persoonlijke tegenwoordigheid uit binnen de grenzen van het Paradijs-Havona-stelsel; elders wendt hij zijn persoonlijke geest-tegenwoordigheid aan door en via een van de Zeven Meester-Geesten. Daarom wordt de geest-tegenwoordigheid van de Derde Bron en Centrum op iedere wereld of in ieder individu in een superuniversum bepaald door de unieke natuur van de Meester-Geest die de supervisie heeft over dat segment van de schepping. Omgekeerd lopen de gecombineerde lijnen van geest-kracht en intelligentie via de Zeven Meester-Geesten binnenwaarts naar de Derde Persoon der Godheid.
16:2.4 (186.3) De Zeven Meester-Geesten zijn collectief begiftigd met de allerhoogst-ultieme eigenschappen van de Derde Bron en Centrum. Hoewel elk van hen individueel deel heeft aan deze schenking, onthullen zij alleen collectief de eigenschappen van almacht, alwetendheid en alomtegenwoordigheid. Geen van hen kan universeel zo functioneren; als individu en in het gebruik van deze allerhoogste en ultieme vermogens is ieder van hen persoonlijk beperkt tot het superuniversum waarover hij de directe supervisie heeft.
16:2.5 (186.4) Tot in alle details is hetgeen u is gezegd aangaande de goddelijkheid en persoonlijkheid van de Vereend Handelende Geest eveneens en evenzeer van toepassing op de Zeven Meester-Geesten, die zo doeltreffend de Oneindige Geest over de zeven segmenten van het groot universum distribueren, overeenkomstig hun goddelijke begaafdheid en volgens hun verschillende, individueel unieke natuur. Het zou derhalve passend zijn om één naam of alle namen van de Oneindige Geest, ook te bezigen voor de collectieve groep van de zeven Meester-Geesten. Collectief zijn zij één met de Vereende Schepper op alle subabsolute niveaus.
16:3.1 (186.5) De Zeven Meester-Geesten zijn wezens die niet te beschrijven zijn, maar zij zijn duidelijk en uitgesproken persoonlijk. Zij hebben namen, doch wij geven er de voorkeur aan hen door middel van een nummer aan u te presenteren. Als primaire personalisaties van de Oneindige Geest zijn zij verwant, doch als primaire uitdrukkingen van de zeven mogelijke associaties der drieënige Godheid zijn zij wezenlijk verschillend van natuur, en deze diversiteit in hun natuur bepaalt de verschillende wijzen waarop zij hun superuniversa leiden. Deze Zeven Meester-Geesten kunnen als volgt worden beschreven:
16:3.2 (186.6) Meester-Geest Nummer Een. Op een speciale wijze is deze Geest de directe vertegenwoordiging van de Paradijs-Vader. Hij is een bijzondere, efficiënte manifestatie van de macht, liefde en wijsheid van de Universele Vader. Hij is de naaste medewerker en verheven adviseur van het hoofd der Geheimnisvolle Mentoren, het wezen dat het College van Gepersonaliseerde Richters op Divinington voorzit. In alle associaties van de Zeven Meester-Geesten is het altijd Meester-Geest Nummer Een die namens de Universele Vader spreekt.
16:3.3 (186.7) Deze Geest heeft de leiding over het eerste superuniversum en hoewel hij onophoudelijk de goddelijke natuur van een primaire personalisatie van de Oneindige Geest aan de dag legt, lijkt hij qua karakter meer in het bijzonder op de Universele Vader. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de zeven Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het eerste superuniversum.
16:3.4 (187.1) Meester-Geest Nummer Twee. Deze Geest beeldt op adequate wijze de onvergelijkelijke natuur en het bekoorlijke karakter van de Eeuwige Zoon uit, de eerstgeborene der ganse schepping. Hij onderhoudt steeds een nauw contact met de Zonen van God van alle orden, wanneer zij individueel of in vreugdevol conclaaf aanwezig zijn in het residentiële universum. In alle vergaderingen van de Zeven Meester-Geesten spreekt hij altijd voor en namens de Eeuwige Zoon.
16:3.5 (187.2) Deze Geest geeft richting aan de bestemmingen van superuniversum nummer twee en regeert dit ontzaglijke domein vrijwel zoals de Eeuwige Zoon dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de zeven Reflectieve Geesten die zich op de hoofdwereld van het tweede superuniversum bevinden.
16:3.6 (187.3) Meester-Geest Nummer Drie. Deze Geest-persoonlijkheid lijkt in het bijzonder op de Oneindige Geest, en leidt de bewegingen en het werk van vele hoge persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Hij zit hun vergaderingen voor en staat in nauwe betrekking tot alle persoonlijkheden die hun enige oorsprong hebben in de Derde Bron en Centrum. Wanneer de Zeven Meester-Geesten in raadsvergadering bijeen zijn, spreekt Meester-Geest Nummer Drie altijd voor de Oneindige Geest.
16:3.7 (187.4) Deze Geest is verantwoordelijk voor superuniversum nummer drie en bestuurt de zaken van dit segment vrijwel zoals de Oneindige Geest dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het derde superuniversum.
16:3.8 (187.5) Meester-Geest Nummer Vier. Aangezien hij deel heeft aan de gecombineerde natuur van de Vader en de Zoon, is deze Meester-Geest de doorslaggevende invloed met betrekking tot Vader-Zoon-beleid en procedures in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten. Deze Geest is de belangrijkste raadsman en adviseur van de opgaande wezens die de Oneindige Geest hebben bereikt en aldus kandidaten zijn geworden om de Zoon en de Vader te zien. Hij zorgt voor de enorme groep persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Zoon. Wanneer het nodig wordt om de Vader en de Zoon te vertegenwoordigen in de associatie van de Zeven Meester-Geesten, voert Meester-Geest Nummer Vier altijd het woord.
16:3.9 (187.6) Deze Geest zorgt voor het vierde segment van het groot universum in overeenstemming met zijn bijzondere associatie van de attributen van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de Reflectieve Geesten van het hoofdkwartier van het vierde superuniversum.
16:3.10 (187.7) Meester-Geest Nummer Vijf. Deze goddelijke persoonlijkheid, die het karakter van de Universele Vader en dat van de Oneindige Geest op een delicate wijze in zich verenigt, is de adviseur van de enorme groep der wezens die bekend zijn als de krachtdirigenten, krachtcentra, en fysische controleurs. Deze Geest zorgt ook voor alle persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Vereend Handelende Geest. Wanneer in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten de Vader-Geest-zienswijze aan de orde komt, voert Meester-Geest Nummer Vijf altijd het woord.
16:3.11 (187.8) Deze Geest regelt het welzijn van het vijfde superuniversum op zulk een wijze, dat het gecombineerde handelen van de Universele Vader en de Oneindige Geest wordt gesuggereerd. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het vijfde superuniversum.
16:3.12 (187.9) Meester-Geest Nummer Zes. Dit goddelijke wezen lijkt het gecombineerde karakter van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest uit te beelden. Wanneer de schepselen die door de Zoon en de Geest gezamenlijk zijn geschapen in het centrale universum bijeenkomen, is deze Meester-Geest steeds hun adviseur; en altijd wanneer het in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten nodig wordt om voor de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest gezamenlijk te spreken, is deze Meester-Geest Nummer Zes degene die antwoordt.
16:3.13 (188.1) Deze Geest bestuurt de zaken van het zesde superuniversum in grote lijnen zoals de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest dit zouden doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het zesde superuniversum.
16:3.14 (188.2) Meester-Geest Nummer Zeven. De Geest aan het hoofd van het zevende superuniversum is een uniek gelijkelijke uitbeelding van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. De Zevende Geest, de koesterende adviseur van alle wezens die een drieënige oorsprong hebben, is ook de adviseur en raadsman van alle opklimmende pelgrims van Havona, de nederige wezens die de hoven der heerlijkheid hebben bereikt door het gecombineerde dienstbetoon van de Vader, de Zoon en de Geest.
16:3.15 (188.3) De Zevende Meester-Geest is niet om organische redenen de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit; het is echter een bekend feit dat zijn persoonlijke, geestelijke natuur de uitbeelding is door de Vereend Handelende Geest, in gelijke proporties, van de drie oneindige personen wier vereniging als Godheid de Paradijs-Triniteit is, en wier functie als zodanig de bron is van de persoonlijke, geestelijke natuur van God de Allerhoogste. Vandaar dat de Zevende Meester-Geest een persoonlijke en organische verwantschap vertoont met de geest-persoon van de evoluerende Allerhoogste. Wanneer het in de raadsvergaderingen van de Meester-Geesten in den hoge nodig blijkt de stem uit te brengen van de gecombineerde persoonlijke zienswijze van de Vader, Zoon en Geest of om de geestelijke zienswijze van de Allerhoogste te beschrijven, is het daarom Meester-Geest Nummer Zeven die functioneert. Zo wordt hij krachtens zijn natuur voorzitter van de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten op het Paradijs.
16:3.16 (188.4) Geen der Zeven Geesten is organisch de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit, doch wanneer zij zich verenigen als zevenvoudige Godheid staat deze verbintenis in een godheidszin — niet in persoonlijke zin — gelijk aan een functioneel niveau dat associeerbaar is met functies van de Triniteit. In deze betekenis is de ‘Zevenvoudige Geest’ functioneel associeerbaar met de Paradijs-Triniteit. In deze zin ook spreekt Meester-Geest Nummer Zeven soms om de zienswijzen van de Triniteit te bevestigen of, beter gezegd, treedt hij op als woordvoerder van de zienswijze van de Zevenvoudige-Geest-eenheid met betrekking tot de Drievoudige-Godheid-eenheid, de zienswijze van de Paradijs-Triniteit.
16:3.17 (188.5) De meervoudige functies van de Zevende Meester-Geest strekken zich aldus uit van de uitbeelding van de gecombineerde persoonlijke naturen van de Vader, Zoon en Geest, via de vertegenwoordiging van de persoonlijke zienswijze van God de Allerhoogste, tot een onthulling van de godheidszienswijze van de Paradijs-Triniteit. En in bepaalde opzichten brengt deze voorzittende Geest op dezelfde wijze de zienswijzen van de Ultieme en de Allerhoogst-Ultieme tot uitdrukking.
16:3.18 (188.6) Het is Meester-Geest Nummer Zeven die in zijn meervoudige kwaliteiten persoonlijk de vooruitgang bevordert van de opklimmingskandidaten uit de werelden in de tijd, wanneer dezen pogen tot begrip te komen van de ongedeelde Godheid van Allerhoogste Macht. Dit verstaan houdt een begrijpen in van de existentiële soevereiniteit van de Triniteit van Allerhoogste Macht, zodanig gecoördineerd met een idee van de groeiende experiëntiële soevereiniteit van de Allerhoogste, dat dit het schepsel-verstaan van de eenheid van het Allerhoogst Bewind vormt. De bewustwording van het schepsel van deze drie factoren staat gelijk aan het Havona-verstaan van de realiteit van de Triniteit en begiftigt de pelgrims uit de tijd met het vermogen om uiteindelijk door te dringen in de Triniteit, om de drie oneindige personen der Godheid te ontdekken.
16:3.19 (188.7) Het onvermogen van de Havona-pelgrims om God de Allerhoogste volledig te vinden wordt gecompenseerd door de Zevende Meester-Geest, wiens drieënige natuur op zulk een eigen wijze de geest-persoon van de Allerhoogste openbaart. Gedurende het huidige universum-tijdperk, waarin het niet mogelijk is om met de persoon van de Allerhoogste in contact te treden, functioneert Meester-Geest Nummer Zeven in de plaats van de God der opklimmende schep- selen waar het gaat om persoonlijke betrekkingen. Hij is het enige hoge geest-wezen dat alle opklimmenden zeker zullen herkennen en enigszins zullen begrijpen wanneer zij de centra der heerlijkheid bereiken.
16:3.20 (189.1) Deze Meester-Geest staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten van Uversa, het hoofdkwartier van het zevende superuniversum, ons eigen segment der schepping. Zijn bestuur van Orvonton onthult de wonderbare symmetrie van de coördinatieve vermenging van de goddelijke naturen van de Vader, Zoon en Geest.
16:4.1 (189.2) De Zeven Meester-Geesten zijn de volle representatie van de Oneindige Geest bij de evolutionaire universa. Zij vertegenwoordigen de Derde Bron en Centrum in de betrekkingen van energie, bewustzijn en geest. Hoewel zij functioneren als de coördinerende hoofden van de universele bestuurlijke beheersing van de Vereend Handelende Geest, moet ge niet uit het oog verliezen dat zij zijn ontstaan uit de scheppingsdaden van de Godheden van het Paradijs. Het is letterlijk waar dat deze Zeven Geesten de gepersonaliseerde fysische kracht, het gepersonaliseerde kosmische bewustzijn, en de gepersonaliseerde geestelijke tegenwoordigheid zijn van de drieënige Godheid, ‘de Zeven Geesten van God uitgezonden over het ganse universum.’
16:4.2 (189.3) De Meester-Geesten zijn uitzonderlijk in de zin dat zij functioneren op alle universum-niveaus van werkelijkheid, met uitzondering van het absolute. Zij zijn derhalve efficiënte, volmaakte supervisoren van alle fasen van bestuurlijke zaken op alle niveaus van superuniversum-activiteiten. Het is moeilijk voor het sterfelijk verstand om zeer veel van de Meester-Geesten begrijpen, daar hun werk in hoge mate gespecialiseerd en toch alomvattend is, zo bij uitstek materieel en tegelijkertijd zo verfijnd geestelijk. Deze veelzijdige scheppers van het kosmische bewustzijn zijn de voorzaten van de Universum-Krachtdirigenten en zelf zijn zij de allerhoogste bestuurders van de ontzaglijke, wijdverbreide schepping van geest-wezens.
16:4.3 (189.4) De Zeven Meester-Geesten zijn de scheppers van de Universum-Krachtdirigenten en hun medewerkers, entiteiten die onmisbaar zijn voor de organisatie, beheersing en regulering van de fysische energieën van het groot universum. En deze zelfde Meester-Geesten assisteren op zeer materiële wijze de Schepper-Zonen bij de arbeid van het vormen en organiseren van de plaatselijke universa.
16:4.4 (189.5) Wij kunnen geen enkele persoonlijke connectie bespeuren tussen het kosmisch-energetische werk van de Meester-Geesten en de krachtfuncties van het Ongekwalificeerd Absolute. De energie-manifestaties die onder de jurisdictie van de Meester-Geesten vallen, worden alle gestuurd vanaf de buitenzijde van het Paradijs; zij schijnen op geen enkele wijze rechtstreeks geassocieerd te zijn met de krachtverschijnselen die in verband worden gebracht met de onderzijde van het Paradijs.
16:4.5 (189.6) Het lijdt geen twijfel dat wij, wanneer wij de functionele activiteiten van de verschillende Morontia-Krachtsupervisoren aantreffen, geconfronteerd worden met bepaalde ongeopenbaarde activiteiten van de Meester-Geesten. Wie anders dan deze voorzaten van zowel fysische controleurs als geestelijke helpers zouden erin hebben kunnen slagen om materiële en geestelijke energieën zo te combineren en te verbinden, dat een tot dusver niet bestaande fase van universum-realiteit werd voortgebracht — morontia-substantie en morontia-bewustzijn?
16:4.6 (189.7) Veel van de realiteit van de geestelijke werelden is van de morontia-orde, een fase van universum-realiteit die op Urantia geheel onbekend is. Het doel van persoonlijkheidsbestaan is geestelijk, maar de morontia-scheppingen liggen altijd tussen u en dit doel in, en overbruggen de afgrond tussen de materiële gebieden van de oorsprong van de sterveling en de werelden van het superuniversum, waar hij vordert in geestelijke status. Juist in dit gebied leveren de Meester-Geesten hun grote bijdrage aan het plan voor ’s mensen opklimming naar het Paradijs.
16:4.7 (190.1) De Zeven Meester-Geesten hebben persoonlijke vertegenwoordigers die overal in het groot universum functioneren, maar aangezien de grote meerderheid van deze ondergeschikte wezens niet rechtstreeks betrokken is bij het opklimmingsplan voor de progressie van stervelingen op het pad van Paradijs-volmaaktheid, is er zo goed als niets over hen geopenbaard. Veel, zeer veel van de activiteit van de Zeven Meester-Geesten blijft verborgen voor het begrip van de mens, omdat deze activiteit in geen enkel opzicht rechtstreeks verband houdt met uw opgave, de opklimming naar het Paradijs.
16:4.8 (190.2) Ofschoon wij hiervoor geen stellig bewijs kunnen aanvoeren, is het in hoge mate waarschijnlijk dat de Meester-Geest van Orvonton een onmiskenbare invloed uitoefent op de volgende gebieden van activiteit:
16:4.9 (190.3) 1. de werkwijzen van de Levendragers van de plaatselijke universa bij het initiëren van het leven;
16:4.10 (190.4) 2. de activeringen van het leven door de assistent-bewustzijnsgeesten die door een Scheppende Geest van een plaatselijk universum aan de werelden verleend worden;
16:4.11 (190.5) 3. de schommelingen in energie-manifestaties welke de eenheden van georganiseerde materie die responsief zijn op de lineaire zwaartekracht, vertonen;
16:4.12 (190.6) 4. het gedrag van wordende energie wanneer deze volledig bevrijd is uit de greep van het Ongekwalificeerd Absolute, en dientengevolge responsief wordt op de directe invloed van de lineaire zwaartekracht en op de manipulaties van de Krachtdirigenten van het Universum en hun medewerkers;
16:4.13 (190.7) 5. de schenking van de geest van dienstbetoon van een Scheppende Geest van een plaatselijk universum, op Urantia bekend als de Heilige Geest;
16:4.14 (190.8) 6. de daarop volgende schenking van de geest van de zelfschenking-Zonen, die op Urantia de Trooster of de Geest van Waarheid wordt genoemd.
16:4.15 (190.9) 7. het reflectiviteitsmechanisme van de plaatselijke universa en het superuniversum. Veel aspecten van dit buitengewone verschijnsel kunnen moeilijk redelijk verklaard of rationeel begrepen worden, zonder te postuleren dat de Meester-Geesten, in samenwerking met de Vereend Handelende Geest en de Allerhoogste, daarin actief zijn.
16:4.16 (190.10) Ondanks ons onvolkomen begrip van de veelvuldige wijzen van functioneren van de Zeven Mees-ter-Geesten, zijn wij ervan overtuigd dat er twee gebieden zijn in de enorme variëteit aan universum- activiteiten waarmee zij in het geheel niets te maken hebben: de schenking van en het dienstbetoon door de Gedachtenrichters, en de ondoorgrondelijke functies van het Ongekwalificeerd Absolute.
16:5.1 (190.11) Ieder segment van het groot universum, ieder afzonderlijk universum en iedere wereld, geniet de weldaden van de verenigde raadgevingen en wijsheid van alle Zeven Meester-Geesten, doch ontvangt de persoonlijke stempel en kleur van slechts één Meester-Geest. En de persoonlijke natuur van iedere Meester-Geest doordringt geheel zijn superuniversum en bepaalt het op een unieke wijze.
16:5.2 (190.12) Door deze persoonlijke invloed van de Zeven Meester-Geesten moet ieder schepsel van iedere orde der verstandelijke wezens buiten het Paradijs en Havona het karakteristieke stempel van individualiteit dragen dat wijst op de ancestrale natuur van één van deze Zeven Paradijs-Geesten. Wat betreft de zeven superuniversa zal ieder schepsel, mens of engel, dat daar geboren is, voor altijd dit kenteken dragen waarmee zijn afkomst kan worden geïdentificeerd.
16:5.3 (191.1) De Zeven Meester-Geesten dringen niet rechtstreeks door in het materiële bewustzijn van de individuele schepselen op de evolutionaire werelden in de ruimte. De stervelingen van Urantia ervaren niet de persoonlijke aanwezigheid van de bewustzijns- en geestesinvloed van de Meester-Geest van Orvonton. Indien deze Meester-Geest toch enig contact bereikt met het individuele bewustzijn van stervelingen gedurende de eerste evolutionaire tijdperken van een bewoonde wereld, dan moet dit plaatsvinden door het dienstbetoon van de Scheppende Geest van het plaatselijk universum, de gade en medewerkster van de Schepper-Zoon van God die waakt over de bestemmingen van iedere plaatselijke schepping. Doch deze zelfde Scheppende Moeder-Geest is, qua natuur en karakter, geheel gelijk aan de Meester-Geest van Orvonton.
16:5.4 (191.2) Het fysische stempel van een Meester-Geest is een onderdeel van ’s mensen materiële oorsprong. De mens doorloopt de gehele morontia-loopbaan onder de voortdurende invloed van diezelfde Meester-Geest. Het is niet te verwonderen dat het karakteristieke stempel van deze toezichthoudende Geest door de latere geest-loopbaan van zulk een opklimmende sterveling nimmer geheel wordt uitgewist. De indruk van het stempel van een Meester-Geest is fundamenteel voor de bestaansvorm zelve van iedere fase der sterfelijke opklimming naar Havona.
16:5.5 (191.3) De onderscheidende persoonlijkheidsneigingen die in de levenservaring van evolutionaire stervelingen aan de dag gelegd worden en karakeristiek zijn voor ieder superuniversum en rechtstreeks de natuur van de dominante Meester-Geest tot uitdrukking brengen, worden nooit volledig uitgewist, zelfs niet wanneer deze opklimmende wezens de langdurige opleiding en unificerende discipline hebben doorgemaakt waarmee zij op het miljard vormingswerelden van Havona te maken krijgen. Zelfs de daarop volgende intensieve cultuur van het Paradijs is niet voldoende om de kentekenen van het superuniversum van oorsprong uit te roeien. Tot in alle eeuwigheid zal een opklimmende sterveling trekken blijven vertonen die duiden op de leidende Geest van het superuniversum van zijn oorsprong. Zelfs wanneer het in het Korps der Volkomenheid wenselijk is om tot een volledige Triniteitsverhouding tot de evolutionaire schepping te komen of deze af te schilderen, wordt er altijd een groep van zeven volkomenen bijeen gebracht, één uit ieder superuniversum.
16:6.1 (191.4) De Meester-Geesten zijn de zevenvoudige bron van het kosmische bewustzijn, het verstandelijke potentieel van het groot universum. Dit kosmische bewustzijn is een subabsolute manifestatie van het bewustzijn van de Derde Bron en Centrum en is, op bepaalde wijzen, functioneel verbonden met het bewustzijn van de evoluerende Allerhoogste.
16:6.2 (191.5) Op een wereld zoals Urantia treffen we de rechtstreekse invloed van de Zeven Meester-Geesten niet aan in de aangelegenheden van de mensenrassen. Gij leeft onder de rechtstreekse invloed van de Scheppende Geest van Nebadon. Niettemin domineren deze zelfde Meester-Geesten de fundamentele reacties van alle geschapen bewustzijn omdat zij de daadwerkelijk bronnen zijn van het verstandelijke en het geestelijke potentieel dat in de plaatselijke universa speciaal tot ontwikkeling is gebracht om te functioneren in het leven van de individuele schepselen door wie de evolutionaire werelden in tijd en ruimte worden bewoond.
16:6.3 (191.6) Het feit van het kosmische bewustzijn verklaart de verwantschap tussen verschillende typen menselijk en bovenmenselijk bewustzijn. Niet alleen worden verwante geesten tot elkaar aangetrokken, maar verwante soorten bewustzijn verhouden zich ook zeer broederlijk tot elkaar en zijn geneigd met elkaar samen te werken. Soms zien wij dat het bewustzijn van verschillende mensen langs verbazingwekkend gelijke banen loopt, en een onverklaarbare overeenkomst vertoont.
16:6.4 (191.7) Er bestaat in alle persoonlijkheidsassociaties van het kosmische bewustzijn een kwaliteit die de ‘werkelijkheidsrespons’ genoemd zou kunnen worden. Het is deze universele kosmische gave aan wilsschepselen die hen ervoor behoedt hulpeloze slachtoffers te worden van de impliciete, apriorisch aangenomen onderstellingen van de wetenschap, de filosofie en de religie. Deze werkelijkheidsgevoeligheid van het kosmische bewustzijn reageert op bepaalde fasen van de realiteit, precies zoals energie-materie reageert op zwaartekracht. Het zou nog juister zijn om te zeggen dat deze bovenmateriële werkelijkheden zo reageren op het bewustzijn van de kosmos.
16:6.5 (192.1) Het kosmische bewustzijn reageert (herkent reactie) feilloos op drie niveaus van universum-werkelijkheid. Deze reacties zijn vanzelfsprekend voor degenen die helder redeneren en diep nadenken. Deze realiteitsniveaus zijn:
16:6.6 (192.2) 1. Veroorzaking — het realiteitsdomein van de lichamelijke zintuigen, de wetenschappelijke gebieden van logische uniformiteit, de differentiatie van het feitelijke en het niet-feitelijke, reflectieve conclusies die gebaseerd zijn op kosmische respons. Dit is de mathematische vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.7 (192.3) 2. Plicht — het realiteitsdomein van de ethiek in het rijk der filosofie, de arena van de rede, de onderkenning van relatief goed en kwaad. Dit is de oordelende vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.8 (192.4) 3. Godsverering — het geestelijke domein van de realiteit der religieuze ervaring, het persoonlijke besef van de goddelijke vriendschap, de onderkenning van geest-waarden, de verzekerdheid van eeuwige overleving, de opklimming vanuit de staat van dienaar van God tot de vreugde en vrijheid van een zoon van God. Dit is het hoogste inzicht van het kosmische bewustzijn, de eerbiedige, Godvererende vorm van kosmisch onderscheidingsvermogen.
16:6.9 (192.5) Deze wetenschappelijke, ethische en geestelijke inzichten, deze kosmische reacties, zijn inherent in het kosmische bewustzijn waarmee alle wilsschepselen worden begiftigd. De levenservaring ontwikkelt zonder uitzondering deze drie kosmische intuïties: zij zijn constitutief voor de ontwikkeling van het zelf-bewustzijn van het reflectieve denken. Doch het is droevig te moeten vaststellen dat zo weinig mensen op Urantia er genoegen in scheppen om deze kwaliteiten van het moedige, onafhankelijke, kosmische denken te cultiveren.
16:6.10 (192.6) In het bewustzijn dat in plaatselijke universa worden geschonken, vormen deze drie inzichten van het kosmische bewustzijn de apriorische vooronderstellingen die het de mens mogelijk maken als een rationele en zelf-bewuste persoonlijkheid te functioneren op de terreinen van wetenschap, filosofie, en religie. Anders gezegd, de erkenning van de realiteit van deze drie manifestaties van de Oneindige vindt plaats door een kosmische techniek van zelfopenbaring. Materie-energie wordt herkend door de mathematische logica van de zintuigen; de bewustzijnsrede kent intuïtief haar morele plicht; geest-geloof (godsverering) is de religie van de werkelijkheid van geestelijke ervaring. Deze drie fundamentele factoren in het reflectieve denken kunnen worden verenigd en gecoördineerd in de ontwikkeling van de persoonlijkheid, of zij kunnen in wanverhouding tot elkaar geraken en praktisch alle onderling verband verliezen in hun respectieve functies. Wanneer zij echter geünificeerd worden, brengen ze een sterk karakter voort, gebaseerd op de correlatie van op feiten gebaseerde wetenschap, een morele levensopvatting, en echte religieuze ervaring. Deze drie kosmische intuïties nu, geven objectieve geldigheid, werkelijkheid, aan ’s mensen ervaring in en met dingen, betekenissen en waarden.
16:6.11 (192.7) Het is het doel van scholing om deze aangeboren gaven van het menselijke bewustzijn te ontwikkelen en te verscherpen; van civilisatie om uit te drukken; van levenservaring om te verwezenlijken, van de religie om te veredelen, en van de persoonlijkheid om te unificeren.
16:7.1 (192.8) Intelligentie alleen kan de morele natuur niet verklaren. Moraliteit, deugd, is de menselijke persoonlijkheid aangeboren. De morele intuïtie, plichtsbesef, is een bestanddeel van het bewustzijn dat de mens is geschonken, en zij is verbonden met de andere onvervreemdbare eigenschappen van de menselijke natuur: wetenschappelijke weetgierigheid en geestelijk inzicht. ’s Mensen geestvermogens gaan die van zijn dierlijke verwanten ver te boven, maar het zijn zijn morele en religieuze natuur die hem speciaal onderscheiden van het dierenrijk.
16:7.2 (193.1) De selectieve respons van een dier is beperkt tot het motorische niveau van gedrag. Het ver- meende inzicht van de hogere dieren ligt op een motorisch niveau en treedt gewoonlijk pas aan de dag na de ervaring van het motorische pogen en falen. De mens is in staat om wetenschappelijk, moreel en geestelijk inzicht aan te wenden vóór hij aan enige verkenning of proefneming begint.
16:7.3 (193.2) Alleen een persoonlijkheid kan weten wat hij doet voordat hij het doet; alleen persoonlijkheden hebben inzicht dat aan ervaring voorafgaat. Een persoonlijkheid kan eerst kijken voordat hij springt, en kan daarom leren zowel door te kijken als door te springen. Een niet-persoonlijk dier leert gewoonlijk slechts door te springen.
16:7.4 (193.3) Tengevolge van ervaring raakt een dier in staat de verschillende manieren te onderzoeken om een doel te bereiken, en een benadering te kiezen die gebaseerd is op zijn verzamelde ervaring. Maar een persoonlijkheid kan ook het doel zelve onderzoeken en oordelen of het de moeite waard is, de waarde ervan beoordelen. Intelligentie op zichzelf kan onderscheiden wat de beste manier is om willekeurige doeleinden te bereiken, doch een moreel wezen bezit een inzicht dat hem in staat stelt te onderscheiden zowel tussen doeleinden als tussen de wegen om deze te bereiken. En wanneer een moreel wezen deugd verkiest, is hij niettemin verstandig. Hij weet wat hij doet, waarom hij het doet, waarheen hij gaat, en hoe hij daar zal komen.
16:7.5 (193.4) Wanneer de mens de doeleinden van zijn streven als sterveling niet onderscheidt, bevindt hij dat hij functioneert op het dierlijke niveau van bestaan. Hij is er niet in geslaagd de hogere voordelen te benutten van de materiële scherpzinnigheid, het morele onderscheidingsvermogen en geestelijke inzicht die voor hem als persoonlijk wezen een integraal bestanddeel vormen van het kosmische bewustzijn dat hem geschonken is.
16:7.6 (193.5) Deugd is rechtvaardigheid — conformiteit met de kosmos. Het benoemen van deugden is niet hetzelfde als het definiëren ervan, maar als ge ernaar leeft, kent ge ze. Deugd is niet louter kennis en nog geen wijsheid, maar veeleer de realiteit van progressieve ervaring in het bereiken van opgaande niveaus van kosmische prestaties. In het dagelijks leven van de sterfelijke mens wordt deugd verwezenlijkt door het bestendig kiezen van het goede in plaats van het kwade, en deze bekwaamheid om te kiezen is het bewijs van het bezit van een morele natuur.
16:7.7 (193.6) s Mensen kiezen tussen goed en kwaad wordt niet alleen beïnvloed door de wakkerheid van zijn morele natuur, doch ook door invloeden als onwetendheid, onrijpheid en waanideeën. Een gevoel voor verhoudingen speelt ook een rol in het beoefenen van deugd, omdat men kwaad kan bedrijven wanneer tengevolge van vertekenig of misleiding het mindere wordt gekozen in plaats van het betere. De kunst van relatieve schatting of vergelijkende meting is een onderdeel van de beoefening van de deugden in het domein van de ethiek.
16:7.8 (193.7) s Mensen morele natuur zou machteloos zijn zonder de kunst van het meten, het onderscheidingsvermogen dat besloten is in zijn vermogen tot het nauwkeurig onderzoek van bedoelingen. Zijn morele keuzen zouden eveneens doelloos zijn zonder het kosmische inzicht dat besef van geestelijke waarden oplevert. Gezien vanuit het standpunt van intelligentie, klimt de mens op tot het niveau van een moreel wezen omdat hij begiftigd is met persoonlijkheid.
16:7.9 (193.8) Moraliteit kan nooit worden bevorderd door wetgeving of door dwang. Zij is een persoonlijke, vrijwillige aangelegenheid en moet worden verspreid door de aanstekelijke werking van het contact van personen die de zoete geur van moraliteit verspreiden met degenen die minder moreel responsief zijn, maar die ook tot op zekere hoogte verlangend zijn de wil van de Vader te doen.
16:7.10 (193.9) Morele daden zijn die opmerkelijke prestaties van de mens die worden gekenmerkt door de hoogste intelligentie, gestuurd door een zorgvuldig oordeelsvermogen zowel bij de keuze van hogere doeleinden als bij de selectie van morele middelen om deze doeleinden te bereiken. Dergelijk gedrag is deugdzaam en rechtschapen. Het is dan ook de allerhoogste rechtschapenheid om van ganser harte te verkiezen de wil van de Vader in de hemel te doen.
16:8.1 (194.1) De Universele Vader schenkt persoonlijkheid aan wezens van talrijke orden, zoals zij functioneren op diverse niveaus van universum-actualiteit. De mensen van Urantia zijn begiftigd met persoonlijkheid van het eindig-sterfelijke type, functionerend op het niveau van de opklimmende zonen van God.
16:8.2 (194.2) Ofschoon wij het niet op ons kunnen nemen om persoonlijkheid te definiëren, kunnen wij wel trachten te vertellen hoe wij de bekende factoren verstaan die het samenstel vormen van de materiële, mentale en geestelijke energieën, wier onderlinge associatie het mechanisme vormt waarin en waarop en waarmee de Universele Vader de persoonlijkheid die hij verleent, doet functioneren.
16:8.3 (194.3) Persoonlijkheid is een unieke schenking van oorspronkelijke aard, welks bestaan onafhankelijk is van, en voorafgaat aan de schenking van de Gedachtenrichter. Niettemin verbreedt de aanwezigheid van de Richter wel degelijk de kwalitatieve manifestatie van persoonlijkheid. Wanneer de Gedachtenrichters uitgaan van de Vader zijn zij identiek van natuur, maar persoonlijkheid is divers, oorspronkelijk en exclusief; bovendien wordt de manifestatie van persoonlijkheid verder bepaald en beperkt door de natuur en de kwaliteiten van de geassocieerde energieën van materiële, mentale en geestelijke aard die het organisme-voertuig vormen voor de manifestatie van persoonlijkheid.
16:8.4 (194.4) Persoonlijkheden kunnen gelijksoortig zijn, doch zij zijn nooit gelijk. Personen van een bepaalde groep, type, orde, of patroon kunnen op elkaar lijken, en doen dit ook, maar zij zijn nooit identiek. Persoonlijkheid is dat hoofdkenmerk van een individueel wezen dat wij kennen en dat ons in staat stelt dit wezen op een bepaald moment in de toekomst te identificeren, ongeacht de aard en omvang van veranderingen in gestalte, bewustzijn, of geestelijke status. Persoonlijkheid is dat deel van ieder individu dat ons in staat stelt die persoon te herkennen en positief te identificeren als degene die wij eerder gekend hebben, waarbij het er niet toe doet hoezeer hij ook veranderd moge zijn door de modificatie van het voertuig waardoor zijn persoonlijkheid zich uitdrukt en manifesteert.
16:8.5 (194.5) Geschapen persoonlijkheid onderscheidt zich door twee zich zelf manifesterende en karakteristieke verschijnselen in het reactieve gedrag van stervelingen: zelf-bewustzijn en de daarmee verbonden relatieve vrije wil.
16:8.6 (194.6) Zelf-bewustzijn bestaat in verstandelijk besef van de actualiteit van persoonlijkheid: het sluit het vermogen in om de werkelijkheid van andere persoonlijkheden te onderkennen. Het wijst op het vermogen tot geïndividualiseerde ervaring in en met kosmische realiteiten, hetgeen gelijk staat aan het bereiken van identiteitsstatus in de persoonlijkheidsbetrekkingen van het universum. Zelf-bewustzijn impliceert de onderkenning van de realiteit van bewustzijnsbijstand en de verwezenlijking van de relatieve onafhankelijkheid van de creatieve, determinerende vrije wil.
16:8.7 (194.7) De relatieve vrije wil die het zelf-bewustzijn van menselijke persoonlijkheid kenmerkt, is betrokken in:
16:8.8 (194.8) 1. morele besluitvorming, de hoogste wijsheid;
16:8.9 (194.9) 2. geestelijke keuze, het onderscheiden van waarheid;
16:8.10 (194.10) 3. onbaatzuchtige liefde, broederschapsdienstbaarheid;
16:8.11 (194.11) 4. doelbewuste samenwerking, groepsloyaliteit;
16:8.12 (194.12) 5. kosmisch inzicht, het begrijpen van universum-betekenissen;
16:8.13 (194.13) 6. toewijding van de persoonlijkheid, van ganser harte toegewijd zijn aan het doen van de wil van de Vader;
16:8.14 (195.1) 7. godsverering, het oprechte streven naar goddelijke waarden en oprechte liefde voor de goddelijke Schenker van waarden.
16:8.15 (195.2) Menselijke persoonlijkheid van het Urantia-type kan beschouwd worden als functionerend in een fysisch mechanisme dat bestaat uit de planetaire modificatie van het Nebadon-type organisme, dat behoort tot de elektrochemische orde van levensactivering en is begiftigd met kosmisch bewustzijn van de Nebadon-orde uit de Orvonton-reeks van het patroon dat via ouders wordt gereproduceerd. De schenking van de goddelijke gave van persoonlijkheid aan zulk een sterfelijk mechanisme dat met bewustzijn is begiftigd, verleent het de waardigheid van kosmisch burgerschap en stelt zulk een sterfelijk schepsel in staat meteen reactief te worden op de constitutieve onderkenning der drie fundamentele bewustzijnsrealiteiten van de kosmos:
16:8.16 (195.3) 1. de mathematische of logische herkenning van uniformiteit in fysische veroorzaking;
16:8.17 (195.4) 2. de beredeneerde erkenning van de verplichting tot moreel gedrag;
16:8.18 (195.5) 3. het geloofsvatten van de broederschapsverering van de Godheid, verbonden met het liefdevol dienen der mensheid.
16:8.19 (195.6) De volledige functie van zulk een persoonlijkheidsgave is de beginnende bewustwording van verwantschap met de Godheid. Zulk een zelfheid, waarin een voorpersoonlijk fragment van God de Vader woont, is naar waarheid en in feite een geestelijke zoon van God. Deze mens onthult niet alleen het vermogen om de gave van de goddelijke tegenwoordigheid te ontvangen, maar vertoont ook reactieve respons op het persoonlijkheidszwaartekrachtcircuit van de Paradijs-Vader van alle persoonlijkheden.
16:9.1 (195.7) Het met kosmisch bewustzijn begiftigde persoonlijke schepsel in wie een Richter woont, bezit een aangeboren onderkenningsbesef van energie-werkelijkheid, bewustzijnswerkelijkheid en geest-werkelijkheid. Het wilsschepsel is aldus toegerust om het feit, de wet, en de liefde van God te bespeuren. Afgezien van deze drie onvervreemdbare elementen van het menselijke bewustzijn is alle menselijke ervaring werkelijk subjectief, behalve dat aan de unificatie van deze drie reacties van kosmische onderkenning van universum-realiteit een intuïtief besef van geldigheid inherent is.
16:9.2 (195.8) De Godbespeurende sterveling is in staat om de unificatiewaarde te voelen van deze drie kosmische kwaliteiten in de evolutie van zijn overlevende ziel, ’s mensen allerhoogste onderneming in de fysische tabernakel waar het morele bewustzijn samenwerkt met de inwonende goddelijke geest, om als een tweeheid de onsterfelijke ziel voort te brengen. Vanaf haar allereerste aanvang is de ziel reëel; zij bezit kosmische overlevingskwaliteiten.
16:9.3 (195.9) Indien de sterfelijke mens de natuurlijke dood niet overleeft, overleven toch de werkelijke geestelijke waarden van zijn menselijke ervaring als een onderdeel van de voortdurende ervaring van de Gedachtenrichter. De persoonlijkheidswaarden van zulk een niet-overlevende blijven bestaan als een factor in de persoonlijkheid van de actualiserende Allerhoogste. Zulke blijvende kwaliteiten van de persoonlijkheid zijn beroofd van de identiteit, maar niet van de experiëntiële waarden die gedurende het sterfelijke leven in het vlees zijn vergaard. De overleving van de identiteit is afhankelijk van de overleving van de onsterfelijke ziel van morontia-status en van steeds goddelijker waarde. De identiteit van de persoonlijkheid overleeft in en door de overleving van de ziel.
16:9.4 (195.10) Het menselijke zelf-bewustzijn houdt de onderkenning in van de realiteit van andere zelfheden dan dit bewuste zelf en impliceert verder dat deze bewustheid wederzijds is: dat het zelf gekend wordt zoals het kent. Dit blijkt op zuiver menselijke wijze in het sociale leven van de mens. Ge kunt echter nooit zo absoluut zeker worden van de realiteit van een medemens als van de realiteit van de aanwezigheid Gods die in u woont. Het sociale bewustzijn is niet onvervreemdbaar zoals het Godsbewustzijn; het is een culturele ontwikkeling en afhankelijk van kennis, symbolen en de bijdragen der constitutieve talenten van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. En deze kosmische gaven vormen, gesocialiseerd, samen de civilisatie.
16:9.5 (196.1) Civilisaties zijn onbestendig omdat zij niet kosmisch zijn; ze zijn niet aangeboren in de individuen van de mensengeslachten. Zij moeten worden gevoed door de gecombineerde bijdragen der constitutieve factoren van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. Civilisaties komen en gaan, maar wetenschap, moraliteit en religie overleven de ineenstorting altijd.
16:9.6 (196.2) Jezus heeft niet alleen God geopenbaard aan de mens, maar hij heeft ook een nieuwe openbaring van de mens aan zichzelf en aan andere mensen gegeven. In het leven van Jezus ziet ge de mens op zijn best. De mens wordt aldus zo prachtig werkelijk, omdat Jezus zoveel van God in zijn leven had, en de bewustwording (de herkenning) van God is onvervreemdbaar en constitutief in alle mensen.
16:9.7 (196.3) Afgezien van het ouder-instinct, is onbaatzuchtigheid niet geheel natuurlijk: andere personen worden niet van nature bemind of sociaal gediend. De verlichting van de rede, de moraliteit, en de impuls van de religie, het kennen van God, zijn nodig om een onbaatzuchtige, altruïstische sociale orde voort te brengen. ’s Mensen eigen gewaarwording van zijn persoonlijkheid, het zelf-bewustzijn, is ook rechtstreeks afhankelijk van dit feit van het aangeboren zich bewust zijn van anderen, dit aangeboren vermogen om de realiteit te onderkennen en te vatten van andere persoonlijkheid, variërend van menselijk tot goddelijk.
16:9.8 (196.4) Onbaatzuchtig sociaal bewustzijn moet, in de grond der zaak, een religieus besef zijn, dat wil zeggen, als het objectief is; anders is het een zuiver subjectieve filosofische abstractie en derhalve verstoken van liefde. Alleen een Godkennende individuele mens kan iemand anders liefhebben zoals hij zichzelf liefheeft.
16:9.9 (196.5) Zelf-bewustzijn is in essentie een gemeenschapsbewustzijn: God en de mens, Vader en zoon, Schepper en schepsel. In het zelf-bewustzijn van de mens zijn vier vormen van bewustwording van de universum-werkelijkheid latent en inherent:
16:9.10 (196.6) 1. het zoeken naar kennis, de logica der wetenschap;
16:9.11 (196.7) 2. het zoeken naar morele waarden, het plichtsgevoel;
16:9.12 (196.8) 3. het zoeken naar geestelijke waarden, de religieuze ervaring;
16:9.13 (196.9) 4. het zoeken naar persoonlijkheidswaarden, het vermogen om de realiteit van God als persoonlijkheid te onderkennen en het daarmee samengaande besef van onze broederlijke betrekking tot medepersoonlijkheden.
16:9.14 (196.10) Ge wordt u bewust van de mens als uw schepsel-broeder omdat ge u reeds bewust zijt van God als uw Schepper-Vader. Het Vaderschap is de verhouding van waaruit wij ons door redenering ertoe brengen broederschap te erkennen. En het Vaderschap wordt voor alle morele schepselen een universum-werkelijkheid, of kan dit worden, omdat de Vader zelf al deze wezens met persoonlijkheid heeft begiftigd en hen heeft opgenomen in de greep van het universele persoonlijkheidscircuit. Wij aanbidden God omdat hij, ten eerste, is, vervolgens omdat hij in ons is, en ten slotte omdat wij in hem zijn.
16:9.15 (196.11) Is het dan verwonderlijk dat het kosmische bewustzijn zich zelf-bewust bewust is van zijn eigen bron, het oneindige bewustzijn van de Oneindige Geest, en zich terzelfdertijd bewust is van de fysische realiteit van de wijdverbreide universa, de geestelijke realiteit van de Eeuwige Zoon, en de persoonlijkheidsrealiteit van de Universele Vader?
16:9.16 (196.12) [Opgesteld onder verantwoording van een Universele Censor uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 17
17:0.1 (197.1) DE zeven groepen Allerhoogste Geesten zijn de universele coördinerende leiders van het bestuur van het groot universum, dat in zeven segmenten is verdeeld. Ofschoon zij ingedeeld worden bij de functionele familie van de Oneindige Geest, worden de volgende drie groepen gewoonlijk geklassificeerd als kinderen van de Paradijs-Triniteit:
17:0.2 (197.2) 1. de Zeven Meester-Geesten;
17:0.3 (197.3) 2. de Zeven Allerhoogste Bestuurders;
17:0.4 (197.4) 3. de Reflectieve Geesten.
17:0.5 (197.5) De overige vier groepen worden tot aanzijn gebracht door de scheppingsdaden van de Oneindige Geest of door diens medewerkers met creatieve status:
17:0.6 (197.6) 4. de Reflectieve Beeld-Adjudanten;
17:0.7 (197.7) 5. de Zeven Geesten van de Circuits;
17:0.8 (197.8) 6. de Scheppende Geesten van de plaatselijke universa;
17:0.9 (197.9) 7. de Assistent Bewustzijnsgeesten.
17:0.10 (197.10) Deze zeven orden staan op Uversa bekend als de zeven groepen Allerhoogste Geesten. Het domein van hun functioneren strekt zich uit van de persoonlijke tegenwoordigheid van de Zeven Meester-Geesten op de buitenzijde van het eeuwige Eiland, via de zeven Paradijs-satellieten van de Geest, de Havona-Circuits, de regeringen van de superuniversa, en het bestuur en de supervisie van de plaatselijke universa, tot aan zelfs het nederige dienstbetoon van de assistent-geesten die worden geschonken aan de rijken van het evolutionaire bewustzijn op de werelden in tijd en ruimte.
17:0.11 (197.11) De Zeven Meester-Geesten zijn de coördinerende bestuurders van dit zich ver uitstrekkende administratieve gebied. In bepaalde zaken die in verband staan met de bestuurlijke regulering van georganiseerde fysische kracht, bewustzijnsenergie, en onpersoonlijk geest-dienstbetoon, handelen zij persoonlijk en rechtstreeks, en in andere gevallen functioneren zij door hun veelsoortige medewerkers. In alle zaken van uitvoerende aard — bepalingen, verordeningen, regelingen en bestuurlijke beslissingen — handelen de Meester-Geesten door de personen van de Zeven Allerhoogste Bestuurders. In het centrale universum kunnen de Meester-Geesten functioneren door de Zeven Geesten van de Havona-circuits; op de hoofdkwartieren van de zeven superuniversa openbaren zij zich door het kanaal van de Reflectieve Geesten en handelen zij door de personen van de Ouden der Dagen, met wie zij in persoonlijke verbinding staan door de Reflectieve Beeld-Adjudanten.
17:0.12 (197.12) De Zeven Meester-Geesten treden niet rechtstreeks, persoonlijk in contact met het bestuur van universa beneden de rechtscolleges van de Ouden der Dagen. Als onderdeel van ons superuniversum wordt uw plaatselijk universum bestuurd door de Meester-Geest van Orvonton, doch zijn functie met betrekking tot de ingeboren wezens van Nebadon wordt rechtstreeks vervuld en persoonlijk geleid door de Scheppende Moeder-Geest die verblijfhoudt op Salvington, het hoofdkwartier van uw plaatselijk universum.
17:1.1 (198.1) De hoofdkwartierwerelden van het bestuur van de Meester-Geesten zijn de zeven Paradijs-satellieten van de Oneindige Geest die tussen de stralende werelden van de Eeuwige Zoon en het binnenste circuit van Havona rond het centrale Eiland wentelen. Deze bestuurswerelden staan onder leiding van de Allerhoogste Bestuurders, een groep van zeven die door de Vader, de Zoon en de Geest zijn getrinitiseerd overeenkomstig de specificaties van de Zeven Meester-Geesten voor wezens van een type dat zou kunnen functioneren als hun universele vertegenwoordigers.
17:1.2 (198.2) De Meester-Geesten onderhouden contact met de verschillende afdelingen van de regeringen van de superuniversa door deze Allerhoogste Bestuurders. Zij zijn het die in zo grote mate de fundamentele, constitutieve tendensen van de zeven superuniversa bepalen. Zij zijn uniform en goddelijk volmaakt, maar zij bezitten ook diversiteit van persoonlijkheid. Zij hebben geen voorzittend hoofd; iedere keer wanneer zij bijeenkomen, kiezen zij één uit hun midden om die gezamenlijke beraadslaging te leiden. Op gezette tijden reizen zij naar het Paradijs om te beraadslagen met de Zeven Meester-Geesten.
17:1.3 (198.3) De Zeven Allerhoogste Bestuurders fungeren als de bestuurlijke coördinatoren van het groot universum: zij zouden de raad van bestuur van de post-Havona-schepping genoemd kunnen worden. Zij houden zich niet bezig met de interne zaken van het Paradijs, en zij besturen hun beperkte activiteiten in Havona via de Zeven Geesten van de Circuits. Voor het overige bestaan er weinig beperkingen aan de omvang van hun supervisie; zij houden zich bezig met de leiding van zaken op fysisch, verstandelijk en geestelijk gebied; zij zien alles, horen alles, voelen alles en weten zelfs alles wat zich in de zeven superuniversa en in Havona afspeelt.
17:1.4 (198.4) Deze Allerhoogste Bestuurders ontwerpen geen beleid, noch modificeren zij de procedures van het universum; zij houden zich bezig met de uitvoering van de plannen van goddelijkheid zoals afgekondigd door de Zeven Meester-Geesten. Evenmin mengen zij zich in het bewind van de Ouden der Dagen in de superuniversa of in het soevereine bewind van de Schepper-Zonen in de plaatselijke universa. Zij zijn de coördinerende bestuurders, wier functie het is om het gecombineerde beleid uit te voeren van alle naar behoren aangestelde bestuurders in het groot universum.
17:1.5 (198.5) Ieder van de bestuurders wijdt zich met de faciliteiten van zijn wereld aan het efficiënte bestuur van één enkel superuniversum. De Allerhoogste Bestuurder Nummer Een, die werkzaam is op executieve wereld nummer een, wordt geheel in beslag genomen door de zaken van superuniversum nummer een, en zo verder tot aan de Allerhoogste Bestuurder Nummer Zeven, die werkt vanuit de zevende Paradijs-satelliet van de Geest en zijn krachten wijdt aan het bestuur van het zevende superuniversum. De naam van deze zevende wereld is Orvonton, want de Paradijs-satellieten van de Geest dragen dezelfde namen als de superuniversa waarmee zij in verband staan; in feite zijn de superuniversa naar hen genoemd.
17:1.6 (198.6) De staf die op de bestuurswereld van het zevende superuniversum bezig is de zaken van Orvonton in goede banen te houden, is zo uitgebreid in aantal dat het de menselijke bevatting te boven gaat en omvat praktisch elke hemelse orde van verstandelijke wezens. Alle super-universum-diensten ten behoeve van het transport van persoonlijkheden (behalve de Geïn- spireerde Triniteitsgeesten en Gedachtenrichters) passeren één van deze zeven bestuurswerelden op hun universum-reizen naar en vanuit het Paradijs, en hier worden ook de centrale registers bijgehouden van alle door de Derde Bron en Centrum geschapen persoonlijkheden die in de superuniversa functioneren. Het systeem van materiële, morontiale, en geestelijke documentatie op elk van deze bestuurswerelden van de Geest doet zelfs een wezen van mijn orde verbaasd staan.
17:1.7 (199.1) De directe ondergeschikten van de Allerhoogste Bestuurders bestaan voor het merendeel uit de getrinitiseerde zonen van Paradijs-Havona persoonlijkheden en uit de getrinitiseerde nakomelingen van de verheerlijkte stervelingen die de eeuwenlange opleiding van het opklimmingsplan in tijd en ruimte hebben doorlopen. Deze getrinitiseerde zonen worden voor de dienst bij de Allerhoogste Bestuurders aangewezen door het hoofd van de Allerhoogste Raad van het Paradijs-Korps van de Volkomenheid.
17:1.8 (199.2) Iedere Allerhoogste Bestuurder heeft twee adviserende kabinetten: de kinderen van de Oneindige Geest op het hoofdkwartier van ieder super-universum kiezen vertegenwoordigers uit hun midden om gedurende duizend jaar dienst te doen in het eerste adviserende kabinet van hun Allerhoogste Bestuurder. Voor alle zaken die van belang zijn voor de opklimmende stervelingen uit de tijd is er een tweede kabinet, samengesteld uit stervelingen die het Paradijs hebben bereikt en uit de getrinitiseerde zonen van verheerlijkte stervelingen; dit lichaam wordt gekozen door de tot volmaaktheid komende en opklimmende wezens die op doorreis in de hoofdkwartieren van de zeven superuniversa verblijven. Alle andere chefs van zaken worden aangesteld door de Allerhoogste Bestuurders.
17:1.9 (199.3) Van tijd tot tijd vinden er op deze Paradijs-satellieten van de Geest grote conclaven plaats. Getrinitiseerde zonen die op deze werelden zijn aangesteld, tezamen met de opklimmenden die het Paradijs hebben bereikt, verzamelen zich met de geest-persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum voor de bijeenkomsten van degenen die samen de worstelingen en triomfen van de loopbaan omhoog hebben beleefd. De Allerhoogste Bestuurders hebben altijd de leiding over deze broederlijke bijeenkomsten.
17:1.10 (199.4) Eenmaal in ieder Paradijs-millennium verlaten de Zeven Allerhoogste Bestuurders hun zetels van gezag en gaan zij naar het Paradijs, waar zij hun duizendjarig conclaaf houden om aan de intelligente heerscharen der schepping hun universele groet en heilwensen over te brengen. Deze gedenkwaardige gebeurtenis vindt plaats in de onmiddellijke tegenwoordigheid van Majeston, het hoofd van alle groepen reflectieve geesten. En zij zijn aldus in staat om gelijktijdig met al hun medewerkers in het groot universum te communiceren door het unieke functioneren van de universele reflectiviteit.
17:2.1 (199.5) De Reflectieve Geesten hebben een goddelijke Triniteitsoorsprong. Er zijn vijftig van deze unieke, enigszins mysterieuze wezens. Deze buitengewone persoonlijkheden werden met zeven tegelijk geschapen, en elk van deze scheppingsepisoden werd bewerkstelligd door een verbinding van de Paradijs-Triniteit met een der Zeven Meester-Geesten.
17:2.2 (199.6) Deze zeer belangrijke verrichting vond plaats in de dageraad der tijd en vormt de eerste poging van de Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden, vertegenwoordigd door de Meester-Geesten, om als medescheppers op te treden met de Paradijs-Triniteit. Deze vereniging van de creatieve macht van de Allerhoogste Scheppers met het creatieve potentieel van de Triniteit is de bron zelve van de actualiteit van de Allerhoogste. Toen de cyclus van de reflectieve schepping zijn loop had gehad, toen elk der Zeven Meester-Geesten zijn volmaakte creatieve synchronie met de Paradijs-Triniteit had gevonden, toen de negenenveertigste Reflectieve Geest was gepersonaliseerd, toen vond een nieuwe reactie van vèrstrekkende betekenis plaats in het Godheid-Absolute, die nieuwe persoonlijkheidsprerogatieven verschafte aan de Allerhoogste en culmineerde in de personalisatie van Majeston, het hoofd der reflectiviteit en het Paradijs-centrum van alle arbeid van de negenenveertig Reflectieve Geesten en hun medewerkers overal in het universum van universa.
17:2.3 (200.1) Majeston is een echte persoon, het persoonlijke, onfeilbare centrum van reflectiviteitsverschijnselen in alle zeven superuniversa in tijd en ruimte. Hij heeft zijn permanente Paradijs-hoofdkwartier dichtbij het centrum van alle dingen, op de ontmoetingsplaats van de Zeven Meester-Geesten. Hij houdt zich uitsluitend bezig met de coördinatie en de instandhouding van de reflectiviteitsdienst in de wijdverbreide schepping; hij is niet anderszins betrokken bij het bestuur van de zaken van het universum.
17:2.4 (200.2) Majeston komt niet voor op onze lijst van Paradijs-persoonlijkheden, omdat hij de enige bestaande persoonlijkheid van goddelijkheid is die door de Allerhoogste in functionele verbinding met het Godheid-Absolute is geschapen. Hij is een persoon, doch houdt zich uitsluitend en blijkbaar automatisch bezig met deze ene fase van het beheer van het universum; momenteel functioneert hij niet in enige persoonlijke kwaliteit met betrekking tot andere (niet-reflectieve) orden universum-persoonlijkheden.
17:2.5 (200.3) De schepping van Majeston markeerde de eerste allerhoogste scheppingsdaad van de Allerhoogste. Deze wil tot handelen was volitioneel in de Allerhoogste, doch de ontzagwekkende reactie van het Godheid-Absolute was niet vooraf bekend. Sedert de verschijning van Havona in de eeuwigheid had het universum niet zulk een geweldige factualisering zien plaatsvinden van zo’n gigantische, wijdverbreide bundeling van kracht en coördinatie van functionele geest-activiteiten. De Godheid-respons op de scheppingswil van de Allerhoogste en diens medewerkers ging hun doelbewuste voornemen ver te boven en was veel groter dan zij in hun voorstellingen hadden voorzien.
17:2.6 (200.4) In de toekomstige tijdperken zullen de Allerhoogste en de Ultieme wellicht nieuwe niveaus van goddelijkheid bereiken en opstijgen naar nieuwe domeinen van persoonlijkheidsfunctie. Wij zijn van ontzag vervuld voor de mogelijkheid van wat deze tijdperken wellicht zullen zien gebeuren in de gebieden waar nog andere onverwachte, ongedroomde wezens als godheden zullen verschijnen, en ongedachte vermogens zullen bezitten om de coördinatie van het universum te verhogen. Er lijkt geen grens te zijn aan het potentieel van het Godheid-Absolute om respons te geven op een dergelijke unificatie van betrekkingen tussen de experiëntiële Godheid en de existentiële Paradijs-Triniteit.
17:3.1 (200.5) De negenenveertig Reflectieve Geesten hebben hun oorsprong in de Triniteit, doch in elk van de zeven scheppingsepisoden ter gelegenheid van hun verschijning werd een type wezen voortgebracht dat in zijn natuur de kenmerken vertoonde van de Meester-Geest die medebetrokken was in zijn voortbrenging. Aldus reflecteren zij op verscheidene wijzen de natuur en het karakter van de zeven mogelijke combinaties van de verbinding van de goddelijkheidskenmerken van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. Om deze reden is het nodig om zeven van deze Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van ieder superuniversum te hebben. Eén van elk der zeven typen is nodig om de volmaakte reflectie tot stand te brengen van alle fasen van de verschijnselen van iedere mogelijke manifestatie van de drie Paradijs-Godheden, zoals deze zich kunnen voordoen in ieder deel van de zeven superuniversa. Dienovereenkomstig werd één van elk type aangewezen om in elk der superuniversa dienst te doen. Deze groepen van zeven ongelijke Reflectieve Geesten hebben hun hoofdkwartier op de hoofdwerelden van de superuniversa op het reflectiviteitsmiddelpunt van elk gebied, en dit is niet identiek met het punt van de geestelijke pool.
17:3.2 (200.6) De Reflectieve Geesten hebben namen, doch deze aanduidingen worden niet geopenbaard op de werelden in de ruimte. Zij hebben betrekking op de aard en het karakter van deze wezens en vormen een onderdeel van een van de zeven universele mysteries van de geheime werelden van het Paradijs.
17:3.3 (201.1) De eigenschap der reflectiviteit, het verschijnsel dat zich voordoet op de bewustzijnsniveaus van de Vereend Handelende Geest, de Allerhoogste en de Meester-Geesten, is overdraagbaar op alle wezens die betrokken zijn bij de werking van dit geweldige systeem der universele inlichtingendienst. En hierin schuilt een groot mysterie, want noch de Meester-Geesten, noch de Godheden van het Paradijs vertonen afzonderlijk of collectief de vermogens tot coördine-rende universele reflectiviteit die juist worden gemanifesteerd in deze negenenveertig verbindingspersoonlijkheden van Majeston, en toch zijn zij de scheppers van al deze wonderbaarlijk begaafde wezens. Inderdaad onthult goddelijke erfelijkheid in het schepsel soms bepaalde eigenschappen die niet ontwaard kunnen worden in de Schepper.
17:3.4 (201.2) Met uitzondering van Majeston en de Reflectieve Geesten, zijn allen die in de reflectiviteitsdienst werkzaam zijn, schepselen van de Oneindige Geest en van diens rechtstreekse medewerkers en ondergeschikten. De Reflectieve Geesten van ieder superuniversum zijn de scheppers van hun Reflectieve Beeld-Adjudanten, hun persoonlijke stemmen in de rechtscolleges van de Ouden der Dagen.
17:3.5 (201.3) De Reflectieve Geesten zijn niet slechts tussenpersonen voor het doorgeven van inlichtingen; zij zijn ook persoonlijkheden met een sterk geheugen. Hun nakomelingen, de seconafijnen, zijn ook persoonlijkheden die onthouden en registreren. Alles van ware geestelijke waarde wordt in tweevoud geregistreerd, en één impressie wordt bewaard in de persoonlijke uitrusting van een lid van een der talrijke orden secorafijnse persoonlijkheden die deel uitmaken van de enorme staf van de Reflectieve Geesten.
17:3.6 (201.4) De formele verslagen van de universa worden naar boven doorgegeven door en via de rapporterende engelen, doch de echte geestelijke verslagen worden bijeengebracht door middel van de reflectiviteit en bewaard in het bewustzijn van geschikte en passende persoonlijkheden die behoren tot de familie van de Oneindige Geest. Dit zijn de levende verslagen in tegenstelling tot de formele, dode verslagen van het universum, en zij worden volmaakt bewaard in het levende bewustzijn van de rapporterende persoonlijkheden van de Oneindige Geest.
17:3.7 (201.5) De reflectiviteitsorganisatie is ook het mechanisme dat het nieuws verzamelt en verordeningen bekend maakt in de ganse schepping. Deze organisatie is voortdurend in bedrijf, in tegenstelling tot de verschillende omroepdiensten die periodiek functioneren.
17:3.8 (201.6) Alle belangrijke zaken die zich in het hoofdkwartier van een plaatselijk universum afspelen, worden krachtens hun aard gereflecteerd naar de hoofdwereld van het betrokken superuniversum. Omgekeerd wordt ook alles wat van belang is voor de plaatselijke universa vanuit het hoofdkwartier van het betrokken superuniversum naar buiten gereflecteerd naar de hoofdwerelden van de plaatselijke universa. De reflectiviteitsdienst, van de universa in de tijd tot en met de superuniversa, lijkt automatisch of vanzelf te werken, doch dit is niet het geval. Het is alles zeer persoonlijk en intelligent; de nauwkeurigheid ervan is het resultaat van de volmaakte samenwerking van persoonlijkheden en kan daarom moeilijk worden toegeschreven aan de onpersoonlijke presentie-verrichtingen van de Absoluten.
17:3.9 (201.7) Hoewel de Gedachtenrichters niet participeren in de werking van het universele reflectiviteitssysteem, hebben wij alle reden om te geloven dat alle Vader-fragmenten volledig op de hoogte zijn van deze verrichtingen en in staat zijn de inhoud ervan te gebruiken.
17:3.10 (201.8) In het huidige universum-tijdperk lijkt het ruimtebereik van de reflectiviteitsdienst buiten het Paradijs begrensd te zijn door de omtrek van de zeven superuniversa. Voor het overige lijkt de werking van deze dienst onafhankelijk te zijn van tijd en ruimte. Zij schijnt onafhankelijk te zijn van alle bekende subabsolute circuits in het universum.
17:3.11 (201.9) Op het hoofdkwartier van ieder superuniversum werkt de reflectieve organisatie als een afzonderlijke eenheid. Bij speciale gelegenheden echter, onder leiding van Majeston, kunnen alle zeven organisaties in universele eendracht optreden, en doen zij dit ook, zoals bij het jubelfeest ter gelegenheid van de bestendiging van een heel plaatselijk universum in licht en leven, en ten tijde van de begroetingen door de Zeven Allerhoogste Bestuurders die iedere duizend jaar plaatsvinden.
17:4.1 (202.1) De negenenveertig Reflectieve Beeld-Adjudanten zijn door de Reflectieve Geesten geschapen; er bevinden zich dan ook precies zeven Adjudanten op het hoofdkwartier van ieder superuniversum. De eerste scheppingsdaad van de zeven Reflectieve Geesten van Uversa was het voortbrengen van hun zeven Beeld-Adjudanten, waarbij iedere Reflectieve Geest zijn eigen Adjudant schiep. In bepaalde eigenschappen en kenmerken zijn de Beeld-Adjudanten volmaakte reproducties van hun Reflectieve Moeder-Geesten: het zijn praktisch duplicaten, maar zonder de eigenschap van reflectiviteit. Het zijn echte afbeeldingen, en ze functioneren voortdurend als het communicatie-kanaal tussen de Reflectieve Geesten en de autoriteiten van de superuniversa. De Beeld-Adjudanten zijn niet enkel assistenten, zij vertegenwoordigen daadwerkelijk hun respectieve Geest-ouders; het zijn afbeeldingen en zij doen wat hun naam zegt.
17:4.2 (202.2) De Reflectieve Geesten zelf zijn echte persoonlijkheden, doch van zulk een orde dat zij voor materiële wezens onbegrijpelijk zijn. Zelfs op de hoofdkwartierwereld van een superuniversum hebben zij de hulp van hun Beeld-Adjudanten nodig bij alle persoonlijke omgang met de Ouden der Dagen en hun medewerkers. In contacten tussen de Beeld-Adjudanten en de Ouden der Dagen is het soms voldoende als één Adjudant dienst doet, terwijl bij andere gelegenheden twee, drie, vier, of zelfs alle zeven nodig zijn om de mededeling die hun ter transmissie is toevertrouwd volledig en juist weer te geven. Evenzo worden de berichten van de Beeld-Adjudanten afwisselend door één, twee, of alle drie Ouden der Dagen ontvangen, naargelang de inhoud van het bericht vereist.
17:4.3 (202.3) De Beeld-Adjudanten dienen immer aan de zijde van de Geesten van wie zij afstammen, en zij hebben een ongelooflijke schare seconafijnse helpers te hunner beschikking. De Beeld-Adjudanten functioneren niet rechtstreeks in verband met de opleidingswerelden van opklimmende stervelingen. Zij zijn nauw verbonden met de inlichtingendienst die deel uitmaakt van het universele plan voor de voortgang van stervelingen, maar ge zult niet persoonlijk met hen in aanraking komen wanneer ge in de scholen van Uversa verblijft, omdat deze schijnbaar persoonlijke wezens geen wil bezitten; zij hebben niet de kracht om keuzen te maken. Het zijn echte beelden en zij weerspiegelen volledig de persoonlijkheid en het bewustzijn van de individuele Geest die hen heeft voortgebracht. Als klasse komen opklimmende stervelingen niet in nauwe aanraking met de reflectiviteit. Er zal zich altijd een of ander wezen van reflectieve aard tussen u en de eigenlijke werking van deze dienst bevinden.
17:5.1 (202.4) De Zeven Geesten van de Havona-Circuits vormen de gezamenlijke onpersoonlijke vertegenwoordiging van de Oneindige Geest en de Zeven Meester-Geesten bij de zeven circuits van het centrale universum. Zij zijn de dienaren van de Meester-Geesten van wie zij collectief afstammen. De Meester-Geesten voorzien in een duidelijke, gediversifieerde bestuurlijke individualiteit in de zeven superuniversa. Door deze uniforme Geesten van de Havona-Circuits worden zij in staat gesteld te voorzien in een verenigde, uniforme en gecoördineerde geestelijke supervisie van het centrale universum.
17:5.2 (202.5) Ieder van de Zeven Geesten van de Circuits is beperkt tot het doordringen van één enkel Havona-circuit. Zij zijn niet rechtstreeks betrokken bij de regimes van de Eeuwigen der Dagen, de regeerders van de individuele werelden van Havona. Zij staan echter wel in verbinding met de Zeven Allerhoogste Bestuurders en zij synchroniseren met de tegenwoordigheid van de Allerhoogste in het centrale universum. Hun werk beperkt zich geheel tot Havona.
17:5.3 (203.1) Deze Geesten van de Circuits treden met degenen die in Havona verblijven in contact door hun persoonlijke afstammelingen, de tertiaire supernafijnen. Ofschoon de Circuit-Geesten coëxistent zijn met de Zeven Meester-Geesten, kreeg hun functie bij het scheppen van de tertiaire supernafijnen pas groot belang toen de eerste pelgrims uit de tijd in de dagen van Grandfanda aankwamen op het buitenste circuit van Havona.
17:5.4 (203.2) Bij uw voortgang in Havona van het ene circuit naar het volgende, zult ge wel het een en ander vernemen aangaande de Geesten van de Circuits, doch ge zult niet in staat zijn persoonlijk met hen te communiceren, zelfs al moogt ge persoonlijk hun geestelijke invloed genieten en zult ge hun onpersoonlijke aanwezigheid herkennen.
17:5.5 (203.3) De betrekking tussen de Geesten van de Circuits en de ingeboren bewoners van Havona lijkt in vele opzichten op de betrekking tussen de Gedachtenrichters en de sterfelijke schepselen die de werelden in de evolutionaire universa bewonen. Evenals de Gedachtenrichters zijn de Geesten van de Circuits onpersoonlijk, en hun omgang met het volmaakte bewustzijn van de Havona-wezens vertoont veel overeenkomst met de inwoning van de onpersoonlijke geesten van de Universele Vader in het eindige bewustzijn van sterfelijke mensen. De Geesten van de Circuits worden echter nooit een permanent deel van de persoonlijkheden van Havona.
17:6.1 (203.4) Veel van wat betrekking heeft op de natuur en de functie van de Scheppende Geesten van de plaatselijke universa hoort eigenlijk thuis in het relaas over hun verbintenis met de Schepper-Zonen bij de organisatie en leiding van de plaatselijke scheppingen. Vele kenmerkende aspecten van de ervaringen van deze wonderbare wezens voorafgaand aan hun ervaring in een plaatselijk universum kunnen u echter worden meegedeeld als onderdeel van deze bespreking van de zeven groepen Allerhoogste Geesten.
17:6.2 (203.5) Wij zijn vertrouwd met zes fasen van de loopbaan van een Moeder-Geest van een plaatselijk universum, en wij denken vaak na over de waarschijnlijkheid van een zevende stadium van activiteit. Deze verschillende stadia van bestaan zijn:
17:6.3 (203.6) 1. De eerste differentiatie op het Paradijs. Wanneer een Schepper-Zoon gepersonaliseerd wordt door het gezamenlijk handelen van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon, vindt er in de persoon van de Oneindige Geest tegelijk iets plaats dat bekend staat als de ‘allerhoogste reactie van complement.’ Wij begrijpen de aard van deze reactie niet, doch wij begrijpen wel dat deze een inherente modificatie aangeeft van de personaliseerbare mogelijkheden die besloten liggen in het scheppingspotentieel van de Vereend Handelende Geest. De geboorte van een gecoördineerde Schepper-Zoon geeft aan dat binnen de persoon van de Oneindige Geest het potentieel geboren is van de toekomstige gade van deze Paradijs-Zoon in het plaatselijk universum. Wij zijn niet op de hoogte van deze nieuwe voorpersoonlijke identificatie van een entiteit, doch wij weten dat dit feit wordt opgetekend in de Paradijs-verslagen die op de loopbaan van deze Schepper-Zoon betrekking hebben.
17:6.4 (203.7) 2. Vooropleiding voor het optreden als schepper. Gedurende de lange periode van de vooropleiding van een Michael-Zoon voor de organisatie en het bestuur van universa, ondergaat zijn toekomstige gade een verdere ontwikkeling van entiteit en wordt zij groepsbewust van haar bestemming. Wij weten het niet zeker, doch vermoeden dat zulk een groepsbewuste entiteit op de hoogte raakt van de ruimte en aan de vooropleiding begint die nodig is voor het verkrijgen van geest-vaardigheid in haar toekomstige arbeid van samenwerking bij het scheppen en besturen van een universum met de Michael die haar comple ment is.
17:6.5 (204.1) 3. Het stadium van fysische schepping. Op het moment dat een Michael-Zoon van de Eeuwige Zoon de opdracht ontvangt tot scheppen, geeft de Meester-Geest aan het hoofd van het superuniversum waarvoor deze nieuwe Schepper-Zoon is bestemd, uiting aan het ‘identificatie-gebed’ in de tegenwoordigheid van de Oneindige Geest. Voor de eerste maal verschijnt dan de entiteit van de latere Scheppende Geest als gedifferentieerd van de persoon van de Oneindige Geest. Deze entiteit gaat rechtstreeks af op de persoon van de petitionerende Meester-Geest, is dan onmiddellijk uit het gezicht verdwenen en wordt blijkbaar een deel van de persoon van deze Meester-Geest. De nieuw geïdentificeerde Scheppende Geest blijft bij de Meester-Geest tot het moment aanbreekt dat de Schepper-Zoon vertrekt om aan zijn avontuurlijke onderneming in de ruimte te beginnen; hierop vertrouwt de Meester-Geest de nieuwe Geest-gade toe aan de hoede van de Schepper-Zoon, terwijl hij terzelfdertijd de Geest-gade de opdracht geeft tot eeuwige trouw en nimmer eindigende loyaliteit. En dan vindt er een van de ontroerendste gebeurtenissen plaats die op het Paradijs kunnen voorvallen. De Universele Vader spreekt zijn erkenning uit van de eeuwige vereniging van de Schepper-Zoon en de Scheppende Geest en bevestigt dat hun bepaalde gezamenlijke bestuurlijke volmachten zijn verleend door de Meester-Geest die het gezag over het betrokken superuniversum heeft.
17:6.6 (204.2) De door de Vader verenigde Schepper-Zoon en Scheppende Geest gaan dan uit om te beginnen aan hun avontuurlijke onderneming van het scheppen van een universum. En in deze vorm van associatie werken zij samen gedurende de gehele lange moeilijke periode van de materiële organisatie van hun universum.
17:6.7 (204.3) 4. Het tijdvak van het scheppen van leven. Wanneer de Schepper-Zoon verklaart voornemens te zijn leven te scheppen, volgen op het Paradijs de ‘personalisatie-ceremoniëen’, waarin de Zeven Meester-Geesten deelnemen en die persoonlijk ervaren worden door de superviserende Meester-Geest. Dit is een bijdrage van de Paradijs-Godheid aan de individualiteit van de Geest-gade van de Schepper-Zoon, en wordt voor het universum manifest in het verschijnsel van ‘de primaire eruptie’ in de persoon van de Oneindige Geest. Tegelijk met dit verschijnsel op het Paradijs wordt de tot dusver onpersoonlijke Geest-gade van de Schepper-Zoon in praktisch alle opzichten een echte persoon. Van nu af aan en voor immer zal deze zelfde Moeder-Geest van een plaatselijk universum als een persoon worden beschouwd en zal zij persoonlijke relaties onderhouden met alle heerscharen van persoonlijkheden in de schepping van leven die hierop volgt.
17:6.8 (204.4) 5. De tijdperken na de zelfschenkingen. In de nimmer eindigende loopbaan van een Scheppende Geest vindt nog een grote verandering plaats als de Schepper-Zoon terugkeert naar het hoofdkwartier van zijn universum nadat hij zijn zevende zelfschenking heeft voltooid en vervolgens de volledige soevereiniteit over zijn universum heeft verworven. Bij die gelegenheid verheft de triomferende Schepper-Zoon, ten overstaan van de verzamelde bestuurders van het universum, de Moeder-Geest van het Universum tot mede-soevereiniteit en erkent hij zijn Geest-gade als zijn gelijke.
17:6.9 (204.5) 6. De tijdperken van licht en leven. Wanneer het tijdvak van licht en leven tot stand is gebracht, begint de mede-soeverein van het plaatselijk universum aan de zesde fase van de loopbaan van een Scheppende Geest. Wij mogen echter de aard van deze grootse ervaring niet beschrijven. Deze zaken behoren tot een toekomstig stadium van de evolutie in Nebadon.
17:6.10 (204.6) 7. De niet-geopenbaarde loopbaan. Wij zijn bekend met de hierboven beschreven zes fasen in de loopbaan van de Moeder-Geest van een plaatselijk universum. Onvermijdelijk vragen wij ons af of er ook een zevende loopbaan is. Wij zijn het feit gedachtig dat wanneer de volkomenen bereiken wat de finale bestemming van hun sterfelijke opklimming lijkt te zijn, er van hen vermeld wordt dat zij aan de loopbaan van geesten van de zesde graad beginnen. Wij vermoeden dat de volkomenen nog weer een nieuwe, ongeopenbaarde loopbaan in het universum toegewezen zullen krijgen. Het zal u niet verbazen dat wij menen dat de Moeder-Geesten van de Universa eveneens een nog niet onthulde loopbaan in het vooruitzicht hebben, die de zevende fase zal vormen van hun persoonlijke ervaring in het dienen in het universum en in loyale samenwerking met de orde van de Schepper-Michaels.
17:7.1 (205.1) Deze assistent-geesten zijn de zevenvoudige bewustzijnsschenking door een Moeder-Geest van een plaatselijk universum aan de levende schepselen die door een Schepper-Zoon en zulk een Scheppende Geest gezamenlijk zijn geschapen. Deze schenking wordt mogelijk wanneer de Geest wordt verheven tot de staat waar zij persoonlijkheidsprerogatieven heeft. De behandeling van de natuur en het functioneren van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten hoort meer thuis bij de beschrijving van uw plaatselijk universum Nebadon.
17:8.1 (205.2) De zeven groepen der Allerhoogste Geesten vormen de kern van de functionele familie van de Derde Bron en Centrum zowel als de Oneindige Geest als de Vereend Handelende Geest. Het domein van de Allerhoogste Geesten reikt van de tegenwoordigheid van de Triniteit op het Paradijs tot het functioneren van bewustzijn van de orde der evolutionaire stervelingen op de planeten in de ruimte. Op deze wijze verenigen zij de afdalende bestuurlijke niveaus en coördineren zij de veelvuldige functies van het personeel daarvan. Of het nu een groep Reflectieve Geesten is in verbinding met de Ouden der Dagen, een Scheppende Geest handelend in harmonie met een Michael-Zoon, of de Zeven Meester-Geesten in hun circuit rond de Paradijs-Triniteit, de activiteit van de Allerhoogste Geesten treft men overal aan in het centrale universum, in de superuniversa en de plaatselijke universa. Zij functioneren evenzeer tezamen met de Triniteitspersoonlijkheden van de orde der ‘Dagen’ als met de Paradijs-persoonlijkheden van de orde der ‘Zonen.’
17:8.2 (205.3) Samen met hun Oneindige Moeder-Geest zijn de groepen der Allerhoogste Geesten de rechtstreekse scheppers van de enorme familie der schepselen van de Derde Bron en Centrum. Alle orden der dienende geesten komen voort uit dit samenwerkingsverband. Primaire supernafijnen hebben hun oorsprong in de Oneindige Geest; secundaire wezens van deze orde worden geschapen door de Meester-Geesten; tertiaire supernafijnen door de Zeven Geesten van de Circuits. Collectief zijn de Reflectieve Geesten de moeders en voortbrengers van een wonderbaarlijke orde onder de heerscharen der engelen, de machtige seconafijnen van de diensten der superuniversa. Een Scheppende Geest is de moeder van de orden der engelen in een plaatselijke schepping; deze serafijnse helpers zijn oorspronkelijk in ieder plaatselijk universum, ofschoon zij naar de patronen van het centrale universum gevormd zijn. Al deze scheppers van dienende geesten ontvangen alleen indirect bijstand vanuit de centrale verblijfplaats van de Oneindige Geest, de oorspronkelijke, eeuwige moeder van alle dienende engelen.
17:8.3 (205.4) De zeven groepen der Allerhoogste Geesten zijn de coördinatoren van de bewoonde schepping. Het samenwerkingsverband van hun leidinggevende hoofden, de Zeven Meester-Geesten, lijkt de wijdverbreide activiteiten van God de Zevenvoudige te coördineren:
17:8.4 (205.5) 1. collectief staan de Meester-Geesten bijna gelijk aan het goddelijkheidsniveau van de Triniteit der Paradijs-Godheden;
17:8.5 (205.6) 2. individueel zijn zij een uitputtende belichaming van de primaire mogelijkheden tot associatie van de drieënige Godheid;
17:8.6 (206.1) 3. als gediversifieerde vertegenwoordigers van de Vereend Handelende Geest zijn zij de dragers van de geest-bewustzijn-kracht-soevereiniteit van de Allerhoogste die hij zelf nog niet persoonlijk uitoefent;
17:8.7 (206.2) 4. door de Reflectieve Geesten synchroniseren zij de regeringen van de Ouden der Dagen van de superuniversa met Majeston, het Paradijs-centrum van de universele reflectiviteit;
17:8.8 (206.3) 5. door hun participatie in de individualisering van de Goddelijke Hulp-en Bijstandverleensters van de plaatselijke universa, dragen de Meester-Geesten bij aan het laatste niveau van God de Zevenvoudige, de verbintenis van de Schepper-Zoon en de Scheppende Geest in ieder plaatselijk universum.
17:8.9 (206.4) De functionele eenheid die inherent is in de Vereend Handelende Geest, wordt aan de evoluerende universa onthuld in de Zeven Meester-Geesten, zijn primaire persoonlijkheden. Doch in de vervolmaakte superuniversa van de toekomst zal deze eenheid ongetwijfeld niet te scheiden zijn van de experiëntiële soevereiniteit van de Allerhoogste.
17:8.10 (206.5) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 18
18:0.1 (207.1) ALLERHOOGSTE Triniteitspersoonlijkheden worden allen voor specifieke diensten geschapen. Zij zijn door de goddelijke Triniteit ontworpen om bepaalde specifieke taken te vervullen en zijn in staat om met volmaakte techniek en finale toewijding te dienen. Er zijn zeven orden van Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden:
18:0.2 (207.2) 1. Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht;
18:0.3 (207.3) 2. Eeuwigen der Dagen;
18:0.4 (207.4) 3. Ouden der Dagen;
18:0.5 (207.5) 4. Perfecties der Dagen;
18:0.6 (207.6) 5. Recenten der Dagen;
18:0.7 (207.7) 6. Unies der Dagen;
18:0.8 (207.8) 7. Getrouwen der Dagen.
18:0.9 (207.9) Het aantal dezer wezens van bestuurlijke volmaaktheid is vast en definitief. Hun schepping is een gebeurtenis in het verleden: er worden niet meer van deze wezens gepersonaliseerd.
18:0.10 (207.10) In het gehele groot universum vertegenwoordigen deze Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden het bestuurlijk beleid van de Paradijs-Triniteit; zij vertegenwoordigen de gerechtigheid en zijn het uitvoerend oordeel van de Paradijs-Triniteit. Zij vormen een onderling verbonden lijn van bestuurlijke volmaaktheid, reikend van de Paradijs-werelden van de Vader tot de hoofdkwartierwerelden van de plaatselijke universa en de hoofdwerelden van de constellaties waaruit deze bestaan.
18:0.11 (207.11) Alle wezens die hun oorsprong hebben in de Triniteit, zijn in Paradijs-volmaaktheid geschapen in al hun goddelijke attributen. Alleen in de domeinen der ervaring is in de loop der tijd hun toerusting voor kosmische dienstverlening vergroot. Er bestaat geen enkel gevaar dat wezens met een Triniteitsoorsprong hun plicht zullen verzaken of in opstand zullen komen. Hun wezen is goddelijkheid en er is nooit gebleken dat zij in hun persoonlijkheidsgedrag van het goddelijke, volmaakte pad zijn afgeweken.
18:1.1 (207.12) Er zijn zeven werelden in het binnenste circuit van de Paradijs-satellieten en aan het hoofd van elk van deze verheven werelden staat een korps van tien Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht. Dit zijn geen scheppers, doch allerhoogste en ultieme bestuurders. De zaken van deze zeven broederlijke werelden zijn geheel toevertrouwd aan dit korps van zeventig allerhoogste bestuurders. Ofschoon de afstammelingen van de Triniteit de supervisie hebben over deze zeven heilige werelden die het dichtst bij het Paradijs zijn, staat deze groep werelden universeel bekend als het persoonlijke circuit van de Universele Vader.
18:1.2 (208.1) De Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht functioneren in groepen van tien als gelijke, gezamenlijke leiders van hun respectieve werelden, maar functioneren ook individueel op terreinen waarvoor zij zelf verantwoordelijk zijn. Het werk van elk van deze speciale werelden is verdeeld in zeven hoofdafdelingen, en één van deze gecoördineerde bestuurders heeft de leiding over elk dezer afdelingen van gespecialiseerde activiteiten. De overige drie treden op als persoonlijke vertegenwoordigers van de drieënige Godheid met betrekking tot de andere zeven, waarbij één de Vader, één de Zoon, en één de Geest vertegenwoordigt.
18:1.3 (208.2) Ofschoon er een zeer bepaalde klasse-gelijkenis bestaat die de Getrinitiseerde Geheimen van Allerhoogste Macht typeert, vertonen zij ook zeven duidelijke groepskenmerken. De tien allerhoogste bestuurders van de zaken van Divinington weerspiegelen het persoonlijke karakter en de natuur van de Universele Vader en zo is het ook gesteld met elk van deze zeven werelden: iedere groep van tien vertoont gelijkenis met die Godheid of Godheidsassociatie die kenmerkend is voor hun domein. De tien bestuurders die Ascendington regeren weerspiegelen de gecombineerde natuur van de Vader, de Zoon en de Geest.
18:1.4 (208.3) Ik kan u maar zeer weinig onthullen aangaande het werk van deze hoge persoonlijkheden op de zeven heilige werelden van de Vader, want zij zijn waarlijk de Geheimen van Allerhoogste Macht. Er zijn geen willekeurige geheimen verbonden aan het naderen tot de Universele Vader, de Eeuwige Zoon of de Oneindige Geest. De Godheden zijn een open boek voor allen die goddelijke volmaaktheid bereiken, doch alle Geheimen van Allerhoogste Macht kunnen nimmer geheel bereikt worden. Wij zullen nooit in staat zijn om geheel door te dringen in de gebieden die de persoonlijkheidsgeheimen bevatten van de Godheidsassociatie met de zevenvoudige groepering der geschapen wezens.
18:1.5 (208.4) Aangezien het werk van deze allerhoogste leiders te maken heeft met het intieme, persoonlijke contact van de Godheden met deze zeven fundamentele groeperingen van wezens in het universum wanneer zij op deze zeven speciale werelden zijn gevestigd of waar dan ook werkzaam zijn in het grootuniversum, is het gepast dat deze zeer persoonlijke betrekkingen en buitengewone contacten als heilige geheimen bewaard blijven. De Scheppers op het Paradijs respecteren zelfs in hun nederige schepselen de privacy en heiligheid van de persoonlijkheid. En dit geldt evenzeer voor individuele persoonlijkheden als voor de veelsoortige afzonderlijke orden van persoonlijkheden.
18:1.6 (208.5) Zelfs voor wezens die een hoog niveau hebben bereikt in het universum, blijven deze geheime werelden immer een toets voor hun loyaliteit. Het is ons gegeven om de eeuwige Godheden ten volle en persoonlijk te kennen, om vrijelijk hun goddelijke, volmaakte karakter te kennen, doch het is ons niet vergund om volledig door te dringen tot alle persoonlijke betrekkingen van de Regeerders op het Paradijs met al hun geschapen wezens.
18:2.1 (208.6) Elk van de miljard werelden van Havona wordt geleid door een Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheid. Deze regeerders staan bekend als de Eeuwigen der Dagen, en hun getal is precies één miljard, één voor iedere Havona-wereld. Zij zijn nakomelingen van de Paradijs-Triniteit, doch evenmin als dit het geval is met de Geheimen van Allerhoogste Macht, bestaan er verslagen van hun ontstaan. Immer hebben deze twee groepen van alwijze vaders hun voortreffelijke werelden van het Paradijs-Havona-stelsel bestuurd, en zij functioneren zonder te worden afgewisseld of opnieuw te worden aangesteld.
18:2.2 (208.7) De Eeuwigen der Dagen zijn zichtbaar voor alle wilsschepselen die in hun domeinen wonen. Zij zitten de reguliere planetaire conclaven voor. Op gezette tijden en bij toerbeurt brengen zij een bezoek aan de hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa. Zij zijn nauw verwant aan, en de goddelijke gelijken van, de Ouden der Dagen die de bestemming van de zeven superregeringen bewaken. Wanneer een Eeuwige der Dagen niet op zijn wereld aanwezig is, wordt deze bestuurd door een Leraar-Zoon van de Triniteit.
18:2.3 (209.1) Met uitzondering van de gevestigde levensorden, zoals de ingeborenen van Havona en andere levende schepselen in het centrale universum, hebben de residerende Eeuwigen der Dagen hun respectieve werelden geheel in overeenstemming met hun persoonlijke ideeën en idealen ontwikkeld. Zij bezoeken elkaars planeten wel, doch kopiëren of imiteren niet; zij zijn altijd geheel oorspronkelijk.
18:2.4 (209.2) Op iedere wereld zijn de architectuur, de natuurlijke verfraaiing, de morontia-bouwwerken en de geestelijke scheppingen exclusief en uniek. Iedere wereld is een plaats van altijddurende schoonheid en geheel verschillend van elke andere wereld in het centrale universum. En ge zult op uw tocht door Havona binnenwaarts naar het Paradijs allen kortere of langere tijd doorbrengen op elk van deze unieke, opwindende werelden. Het is natuurlijk dat ge op uw wereld over het Paradijs spreekt als daarboven, doch het zou juister zijn dit goddelijke doel der opklimming aan te duiden als daarbinnen.
18:3.1 (209.3) Wanneer stervelingen uit de tijd de opleidingswerelden die het hoofdkwartier van een plaatselijk universum omringen, hebben doorlopen, en bevorderd worden naar de vormingswerelden van hun superuniversum, zijn zij in hun geestelijke ontwikkeling gevorderd tot het punt waar zij in staat zijn de hoge geestelijke regeerders en bestuurders van deze vergevorderde domeinen, waaronder de Ouden der Dagen, te herkennen en met hen te communiceren.
18:3.2 (209.4) De Ouden der Dagen zijn allen in de grond identiek: zij onthullen het gecombineerde karakter en de verenigde natuur van de Triniteit. Zij bezitten individualiteit en zijn gevarieerd in persoonlijkheid, doch verschillen niet van elkaar zoals de Zeven Meester-Geesten dit doen. Zij vormen het uniforme leiderschap van de overigens verschillende zeven superuniversa, waarvan elk een duidelijk onderscheiden, afzonderlijke en unieke schepping is. De Zeven Meester-Geesten lijken wat hun natuur en eigenschappen betreft niet op elkaar, maar de Ouden der Dagen, de persoonlijke regeerders van de superuniversa, zijn allen uniforme, super-volmaakte afstammelingen van de Paradijs-Triniteit.
18:3.3 (209.5) De Zeven Meester-Geesten in den hoge bepalen de natuur van hun respectieve superuniversa, doch de Ouden der Dagen schrijven voor hoe deze superuniversa bestuurd moeten worden. Zij superponeren bestuurlijke uniformiteit op creatieve diversiteit en garanderen de harmonie van het geheel, ondanks de onderliggende verschillen tussen de scheppingen van de zeven groeperingen die de segmenten vormen van het groot universum.
18:3.4 (209.6) De Ouden der Dagen zijn allen tegelijkertijd getrinitiseerd. Zij vertegenwoordigen de aanvang van de persoonlijkheidsannalen van het universum van universa, vandaar hun naam — Ouden der Dagen. Wanneer ge het Paradijs bereikt en de geschreven verslagen over de aanvang der dingen navorst, zult ge ontdekken dat de eerste bijdrage in de persoonlijkheidssectie de beschrijving is van de trinitisatie van deze eenentwintig Ouden der Dagen.
18:3.5 (209.7) Deze hoge wezens regeren altijd in groepen van drie. Hun werk kent vele fasen waarin zij als individuen arbeiden, en andere waarbij twee van hen kunnen optreden, doch in de hogere sferen van hun bestuur moeten zij gezamenlijk handelen. Zijzelf verlaten nimmer de werelden waar zij resideren, maar dit is voor hen ook niet nodig, want deze werelden zijn de brandpunten in de superuniversa van het wijdverbreide reflectiviteitssysteem.
18:3.6 (209.8) Het persoonlijk verblijf van elk drietal van Ouden der Dagen bevindt zich op het punt van de geestelijke pool van hun hoofdkwartierwereld. Zo’n wereld is in zeventig bestuurlijke sectoren verdeeld en heeft zeventig afdelingshoofdplaatsen waar de Ouden der Dagen van tijd tot tijd resideren.
18:3.7 (210.1) Uit het oogpunt van kracht, gezag en omvang van rechtsgebied zijn de Ouden der Dagen de krachtigsten en machtigsten van alle rechtstreekse bestuurders van de scheppingen in tijd en ruimte. In heel het enorme universum van universa zijn alleen zij bekleed met de hoge autoriteit om het finale vonnis te spreken en te voltrekken inzake de eeuwige vernietiging van wilsschepselen. En alle drie Ouden der Dagen moeten betrokken zijn in de finale besluiten van de allerhoogste rechtbank van een superuniversum.
18:3.8 (210.2) Naast de Godheden en hun Paradijs-medewerkers, vormen de Ouden der Dagen de meest volmaakte, veelzijdige en goddelijk begaafde bestuurders in heel het bestaan in tijd en ruimte. Blijkbaar zijn zij de allerhoogste regeerders van de superuniversa; zij hebben echter dit recht om te heersen niet experiëntieel verdiend en daarom zijn zij voorbestemd om te eniger tijd te worden opgevolgd door de Allerhoogste, een experiëntieel soeverein, wiens vice-regenten zij ongetwijfeld zullen worden.
18:3.9 (210.3) De Allerhoogste is bezig de soevereiniteit over de zeven superuniversa door experiëntieel dienen te verwerven, precies zoals een Schepper-Zoon de soevereiniteit over zijn plaatselijk universum experiëntieel verdient. Doch gedurende het huidige tijdperk waarin de evolutie van de Allerhoogste nog niet is voltooid, verzorgen de Ouden der Dagen de gecoördineerde, volmaakte bestuurlijke albeheersing over de evoluerende universa in tijd en ruimte. En de wijsheid van oorspronkelijkheid en het initiatief van individualiteit kenmerken alle verordeningen en besluiten van de Ouden der Dagen.
18:4.1 (210.4) Er zijn precies tweehonderdtien Perfecties der Dagen, die leiding geven aan de regeringen van de tien grote sectoren van ieder superuniversum. Zij zijn getrinitiseerd voor het speciale werk van het assisteren van de bestuurders der superuniversa en zij regeren als de directe, persoonlijke vice-regenten van de Ouden der Dagen.
18:4.2 (210.5) Aan iedere hoofdwereld van een grote sector zijn drie Perfecties der Dagen toegewezen, doch anders dan bij de Ouden der Dagen, is het niet nodig dat zij alledrie te allen tijde aanwezig zijn. Van tijd tot tijd kan één van dit drietal vertrekken om persoonlijk overleg te plegen met de Ouden der Dagen inzake het welzijn van zijn gebied.
18:4.3 (210.6) Deze drieënige bestuurders van de grote sectoren zijn in bijzondere mate volmaakt in de beheersing van bestuurlijke details, vandaar hun naam — Perfecties der Dagen. In het weergeven van de namen van deze wezens uit de geestelijke wereld zien wij ons voor het probleem gesteld om deze in uw taal om te zetten, en heel vaak is het buitengewoon moeilijk om u een bevredigende vertaling te geven. Wij houden er niet van willekeurige benamingen te gebruiken die voor u zonder betekenis zouden zijn, vandaar dat wij het dikwijls lastig vinden om een geschikte naam te kiezen, een naam die voor u duidelijk zal zijn en tegelijk enigszins representatief voor de oorspronkelijke benaming.
18:4.4 (210.7) Aan de regeringen van de Perfecties der Dagen is een middelmatig groot korps Goddelijke Raadslieden, Volmakers der Wijsheid en Universele Censors toegevoegd. Zij beschikken over een nog groter aantal Machtige Boodschappers, Hoge Gezagsdragers en Wezens zonder Naam of Nummer. Veel van het routine-werk van de grote sectoren wordt echter verricht door de Hemelse Bewaarders en de Hoge Zoon-Assistenten. Deze beide groepen worden gerecruteerd uit de getrinitiseerde nakomelingen van Paradijs-Havona-persoonlijkheden of van verheerlijkte volkomen stervelingen. Bepaalde persoonlijkheden uit deze beide orden van door schepselen getrinitiseerde wezens worden opnieuw getrinitiseerd door de Paradijs-Godheden en dan uitgezonden om te assisteren in het bestuur van de superuniversa.
18:4.5 (211.1) De meeste Hemelse Bewaarders en Hoge Zoon-Assistenten worden aangesteld in de dienst van de grote en kleine sectoren, maar de Getrinitiseerde Beheerders (serafijnen en middenwezens die door de Triniteit zijn omhelsd) zijn de functionarissen van de gerechtshoven van alledrie de afdelingen en functioneren in de rechtbanken van de Ouden der Dagen, de Perfecties der Dagen en de Recenten der Dagen. De Getrinitiseerde Ambassadeurs (door de Triniteit omhelsde opklimmende stervelingen die van nature met een fragment van de Zoon of van de Geest fuseren) kan men overal in een superuniversum ontmoeten, doch de meerderheid is in dienst van de kleine sectoren.
18:4.6 (211.2) Vóór de tijden van de volle ontvouwing van het regeringsstelsel van de zeven superuniversa hebben praktisch alle bestuurders van de verschillende afdelingen van deze regeringen, behalve de Ouden der Dagen, een leertijd van wisselende duur doorlopen op de verschillende werelden van het volmaakte Havona-universum, onder leiding van de Eeuwigen der Dagen. De latere getrinitiseerde wezens hebben eveneens een opleidingstijd gekend onder de Eeuwigen der Dagen, voordat zij werden verbonden aan de dienst van de Ouden der Dagen, de Perfecties der Dagen en de Recenten der Dagen. Zijn zijn allen gerijpte, beproefde en ervaren bestuurders.
18:4.7 (211.3) Ge zult al vroeg in aanraking komen met de Perfecties der Dagen wanneer ge bevorderd wordt tot het hoofdkwartier van Splandon na uw verblijf op de werelden van uw kleine sector, want deze verheven regeerders staan in nauwe verbinding met de zeventig werelden in de grote sector die dienen voor de hogere opleiding van de opklimmende schepselen uit de tijd. De Perfecties der Dagen nemen persoonlijk de groepsgeloften af van de stervelingen in opklimming die de scholen van de grote sector hebben doorlopen.
18:4.8 (211.4) Het werk van de pelgrims uit de tijd op de werelden die het hoofdkwartier van een grote sector omringen, draagt een voornamelijk intellectueel karakter, in tegenstelling tot het meer fysische en materiële karakter van de opleiding op de zeven vormingswerelden van een kleine sector, en tot de geestelijke ondernemingen op de vierhonderdnegentig universiteitswerelden van het hoofdkwartier van een superuniversum.
18:4.9 (211.5) Ofschoon ge alleen ingeschreven wordt in de grote sector Splandon die het plaatselijk universum van uw oorsprong omvat, zult ge de hoofdafdelingen van ons superuniversum alle tien moeten doorlopen. Ge zult met alle dertig Perfecties der Dagen in aanraking komen voordat ge Uversa bereikt.
18:5.1 (211.6) De Recenten der Dagen zijn de jongsten onder de allerhoogste bestuurders der superuniversa; zij besturen in groepen van drie de zaken van de kleine sectoren. Krachtens hun natuur zijn zij van dezelfde orde als de Perfecties der Dagen, doch in bestuurlijk gezag zijn zij ondergeschikt. Van deze persoonlijk luisterrijke en goddelijk efficiënte Triniteitspersoonlijkheden bestaan er precies eenentwintig duizend. Zij zijn tegelijk geschapen, en samen hebben zij hun Havona-opleiding doorlopen onder de Eeuwigen der Dagen.
18:5.2 (211.7) De Recenten der Dagen beschikken over een korps van medewerkers en assistenten dat overeenkomt met dat van de Perfecties der Dagen. Bovendien zijn hun enorme aantallen toegevoegd van de verschillende ondergeschikte orden hemelse wezens. In het bestuur van de kleine sectoren maken zij gebruik van grote aantallen aldaar verblijfhoudende stervelingen in opklimming, die de staf vormen van de verschillende gastenkolonies, en van de verschillende groepen die hun oorsprong hebben in de Oneindige Geest.
18:5.3 (211.8) De regeringen van de kleine sectoren houden zich overwegend, ofschoon niet uitsluitend, bezig met de belangrijke fysische problemen van de superuniversa. De werelden van de kleine sectoren zijn het hoofdkwartier van de Meester-Fysische Controleurs. Op deze werelden doen de opklimmende stervelingen onderzoek naar, en voeren zij experimenten uit met betrekking tot, de activiteiten van de derde orde van de Allerhoogste Krachtcentra en van de Meester-Fysische Controleurs van alle zeven orden.
18:5.4 (212.1) Aangezien het regime van een kleine sector zich op zo uitgebreide schaal bezighoudt met fysische problemen, zijn de drie Recenten der Dagen zelden tezamen op de hoofdwereld. Meestentijds is er wel één hunner afwezig voor een bespreking met de Perfecties der Dagen van de grote sector die het toezicht heeft, of om de Ouden der Dagen te vertegenwoordigen in de Paradijs-conclaven van de wezens van hoge Triniteitsoorsprong. Afwisselend met de Perfecties der Dagen vertegenwoordigen zij de Ouden der Dagen in de allerhoogste raadsvergaderingen op het Paradijs. Ondertussen is een andere Recente der Dagen dan wellicht op een inspectiereis naar de hoofdkwartierwerelden van de plaatselijke universa die tot zijn rechtsgebied behoren. Doch er blijft altijd tenminste één van deze bestuurders op zijn post in het hoofdkwartier van een kleine sector.
18:5.5 (212.2) Ge zult allen te eniger tijd de drie Recenten der Dagen leren kennen die de leiding hebben in Ensa, uw kleine sector, daar ge door hun handen moet gaan op uw weg binnenwaarts naar de opleidingswerelden van de grote sectoren. Bij uw opklimming naar Uversa zult ge slechts één groep opleidingswerelden van de kleine sector doorlopen.
18:6.1 (212.3) De Triniteitspersoonlijkheden van de orde der ‘Dagen’ functioneren niet in een bestuurlijke hoedanigheid op een niveau beneden dat van de regeringen der superuniversa. In de evoluerende plaatselijke universa treden zij slechts op als raadslieden en adviseurs. De Unies der Dagen zijn een groep verbindingspersoonlijkheden die bij de twee regeerders van de plaatselijke universa zijn geaccrediteerd door de Paradijs-Triniteit. Ieder georganiseerd en bewoond plaatselijk universum krijgt één van deze Paradijs-raadslieden toegewezen; deze treedt op als vertegenwoordiger der Triniteit in die plaatselijke schepping en in bepaalde opzichten ook als de vertegenwoordiger van de Universele Vader.
18:6.2 (212.4) Er bestaan zevenhonderdduizend van deze wezens, ofschoon zij nog niet allen zijn aangesteld. Het reservekorps van de Unies der Dagen functioneert op het Paradijs als de Allerhoogste Raad van Universum-Schikkingen.
18:6.3 (212.5) Deze Triniteitswaarnemers coördineren op een speciale wijze de bestuurlijke activiteiten van alle takken van bestuur van het universum, van het bestuur van de plaatselijke universa, via de regeringen van de sectoren daarboven, tot en met de regeringen van de superuniversa, vandaar hun naam — Unies der Dagen. Zij brengen een drievoudig verslag uit aan hun superieuren: zij rapporteren relevante gegevens van fysische en semi-intellectuele aard aan de Recenten der Dagen van hun kleine sector; zij rapporteren intellectuele en half-geestelijke gebeurtenissen aan de Perfecties der Dagen van hun grote sector, en zij rapporteren geestelijke en half-paradijselijke zaken aan de Ouden der Dagen op de hoofdwereld van hun superuniversum.
18:6.4 (212.6) Daar zij wezens zijn die hun oorsprong in de Triniteit hebben, staan hen alle Paradijs-circuits ter beschikking voor hun onderlinge communicatie; zodoende staan zij steeds in verbinding met elkaar en met alle andere persoonlijkheden die zij nodig hebben, tot en met de allerhoogste raadsvergaderingen van het Paradijs.
18:6.5 (212.7) Een Unie der Dagen is niet organiek verbonden aan de regering van het plaatselijk universum waar hij is aangesteld. Afgezien van zijn verplichtingen als waarnemer, handelt hij alleen op verzoek van de plaatselijke autoriteiten. Hij is ambtshalve lid van alle primaire raden en alle belangrijke conclaven van de plaatselijke schepping, doch neemt niet deel aan het technisch overleg inzake bestuurlijke problemen.
18:6.6 (213.1) Wanneer een plaatselijk universum in licht en leven is bestendigd, gaan de verheerlijkte wezens daarvan vrijelijk om met de Unie der Dagen, die dan in een meeromvattende hoedanigheid functioneert in zulk een gebied van evolutionaire volmaaktheid. Hij blijft echter in de eerste plaats een ambassadeur van de Triniteit en een raadsman van het Paradijs.
18:6.7 (213.2) Een plaatselijk universum wordt rechtstreeks geregeerd door een goddelijke Zoon met een tweevoudige Godheidsoorsprong, doch hij heeft voortdurend een broeder uit het Paradijs aan zijn zijde, een persoonlijkheid van Triniteitsoorsprong. Ingeval een Schepper-Zoon tijdelijk niet aanwezig is op het hoofdkwartier van zijn plaatselijk universum, worden de waarnemende bestuurders bij hun belangrijke besluiten grotendeels geleid door de raadgevingen van hun Unie der Dagen.
18:7.1 (213.3) Deze hoge persoonlijkheden van Triniteitsoorsprong zijn de Paradijs-adviseurs van de regeerders van de honderd constellaties in ieder plaatselijk universum. Er zijn zeventig miljoen Getrouwen der Dagen, maar zij doen niet allen dienst, evenmin als dit het geval is bij de Unies der Dagen. Hun reservekorps op het Paradijs is de Advies-Commissie voor Interuniversele Ethiek en Zelfbestuur. Getrouwen der Dagen doen afwisselend dienst volgens de aanwijzingen van de allerhoogste raad van hun reservekorps.
18:7.2 (213.4) Alles wat een Unie der Dagen is voor een Schepper-Zoon van een plaatselijk universum, zijn de Getrouwen der Dagen voor de Vorondadek-Zonen die de constellaties van die plaatselijke schepping regeren. Zij zijn in allerhoogste mate toegewijd en goddelijk getrouw aan het welzijn van de constellaties waarin zij zijn aangesteld, vandaar hun naam — Getrouwen der Dagen. Zij treden alleen op als raadslieden; zij nemen nimmer deel aan bestuurlijke werkzaamheden behalve op uitnodiging van de gezagsdragers in de constellaties. Evenmin zijn zij rechtstreeks betrokken bij het vormend dienstbetoon aan de pelgrims in opklimming op de architectonische opleidingswerelden die het hoofdkwartier van een constellatie omringen. Al deze ondernemingen staan onder de supervisie van de Vorondadek-Zonen.
18:7.3 (213.5) Alle Getrouwen der Dagen die in de constellaties van een plaatselijk universum functioneren, vallen onder de jurisdictie van de Unie der Dagen en rapporteren rechtstreeks aan hem. Zij beschikken niet over een wijdverbreid systeem voor onderlinge communicatie, daar zij zichzelf gewoonlijk beperken tot onderlinge verbindingen binnen de grenzen van een plaatselijk universum. Iedere Getrouwe der Dagen die dienst doet in Nebadon kan en zal ook communiceren met alle anderen van zijn orde die dienst hebben in dit plaatselijk universum.
18:7.4 (213.6) Zoals de Unie der Dagen op het hoofdkwartier van een universum, hebben de Getrouwen der Dagen hun persoonlijke residentie op de hoofdwerelden van de constellaties, gescheiden van die van de bestuurlijke leiders van deze domeinen. Hun verblijven zijn inderdaad bescheiden in vergelijking met de woningen van de Vorondadek-bestuurders van de constellaties.
18:7.5 (213.7) De Getrouwen der Dagen zijn de laatste schakel in de lange bestuurlijk-adviserende keten die reikt van de heilige werelden van de Universele Vader bij het centrum aller dingen tot de primaire afdelingen van de plaatselijke universa. Het regime van de Triniteitsoorsprong houdt op bij de constellaties; in de stelsels waaruit de constellaties bestaan of op de bewoonde werelden worden dergelijke Paradijs-adviseurs niet permanent geplaatst. Laatstgenoemde bestuurlijke eenheden vallen geheel onder de jurisdictie van wezens die uit de plaatselijke universa afkomstig zijn.
18:7.6 (213.8) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 19
19:0.1 (214.1) DEZE Paradijs-groep, aangeduid als de Gecoördineerde Wezens van Triniteitsoorsprong, omvat de Leraar-Zonen van de Triniteit, die ook tot de Paradijs-Zonen van God worden gerekend, drie groepen hoge bestuurders van de superuniversa, en de ietwat onpersoonlijke categorie der Geïnspireerde Triniteitsgeesten. Zelfs de ingeborenen van Havona kunnen met recht tot deze klasse van Triniteitspersoonlijkheden worden gerekend, alsmede talrijke groepen wezens die op het Paradijs verblijven. De wezens van Triniteitsoorsprong die in deze bespreking behandeld zullen worden zijn de volgenden:
19:0.2 (214.2) 1. Leraar-Zonen van de Triniteit;
19:0.3 (214.3) 2. Volmakers der Wijsheid;
19:0.4 (214.4) 3. Goddelijke Raadslieden;
19:0.5 (214.5) 4. Universele Censors;
19:0.6 (214.6) 5. Geïnspireerde Triniteitsgeesten;
19:0.7 (214.7) 6. Havona-Ingeborenen;
19:0.8 (214.8) 7. Paradijs-Burgers.
19:0.9 (214.9) Met uitzondering van de Leraar-Zonen van de Triniteit, en mogelijk de Geïnspireerde Triniteitsgeesten, bestaan deze groepen uit vaste aantallen; hun schepping is een voltooide gebeurtenis in het verleden.
19:1.1 (214.10) Van alle hoge orden der hemelse persoonlijkheden die u geopenbaard worden, treden alleen de Leraar-Zonen van de Triniteit in tweevoudige hoedanigheid op. Van oorsprong hebben zij een Triniteitsnatuur, doch zij wijden zich bijna geheel aan de diensten die goddelijke zonen verrichten. Zij zijn de verbindingswezens die de universum-kloof overbruggen tussen persoonlijkheden van Triniteitsoorsprong en persoonlijkheden van tweevoudige oorsprong.
19:1.2 (214.11) Terwijl het aantal der Stationaire Zonen van de Triniteit volledig is, neemt het getal der Leraar-Zonen voortdurend toe. Wat het uiteindelijke aantal der Leraar-Zonen zal worden, weet ik niet. Ik kan echter verklaren dat de registers van het Paradijs in het laatste periodieke rapport aan Uversa aangaven dat er 21.001.624.821 van deze Zonen in dienst zijn.
19:1.3 (214.12) Deze wezens zijn de enige aan u geopenbaarde groep Zonen van God wier oorsprong in de Paradijs-Triniteit is gelegen. Zij doorkruisen het centrale universum en de superuniversa, en een enorm korps van hen is in ieder plaatselijk universum aangesteld. Zij dienen ook de individuele planeten, zoals ook de andere Paradijs-Zonen van God. Aangezien het plan van het groot universum nog niet volledig is ontwikkeld, worden grote aantallen der Leraar-Zonen op het Paradijs in reserve gehouden, en dezen bieden zich in noodgevallen en ongewone omstandigheden aan om dienst te doen in alle afdelingen van het groot universum, op de eenzame werelden in de ruimte, in de plaatselijke universa en de superuniversa, en op de werelden van Havona. Zij zijn ook werkzaam op het Paradijs, doch het is nuttiger om met een gedetailleerde beschouwing over hen te wachten totdat wij toe zijn aan de bespreking van de Paradijs-Zonen van God.
19:1.4 (215.1) In dit verband kan echter wel worden opgemerkt dat de Leraar-Zonen de allerhoogste coördinerende persoonlijkheden zijn die hun oorsprong hebben in de Triniteit. In dit zich zo wijd uitstrekkend universum van universa bestaat steeds het grote gevaar dat men tot de dwaling van het te beperkte gezichtspunt vervalt, tot het kwaad dat inherent is aan een gesegmenteerde voorstelling van de werkelijkheid en goddelijkheid.
19:1.5 (215.2) Het denken van de mens zou er bijvoorbeeld in gewone omstandigheden dringend behoefte aan hebben om de kosmische filosofie die in deze openbaringen wordt beschreven, te benaderen door van het eenvoudige en eindige over te gaan naar het complexe en oneindige, van menselijke oorsprongen naar goddelijke bestemmingen. Doch deze weg leidt niet tot geestelijke wijsheid. Zulk een procedure is de gemakkelijkste weg om een bepaalde vorm van genetische kennis te verkrijgen, maar kan op zijn best ’s mensen oorsprong openbaren; zij openbaart weinig of niets omtrent zijn goddelijke bestemming.
19:1.6 (215.3) Zelfs bij het bestuderen van de biologische evolutie van de mens op Urantia bestaan er ernstige bezwaren tegen de uitsluitend historische benadering van zijn huidige status en problemen. Het ware perspectief op ieder realiteitsprobeem — menselijk of goddelijk, aards of kosmisch — verkrijgt men slechts als men volledig en onbevooroordeeld drie fasen van universum-werkelijkheid bestudeert en correleert: oorsprong, geschiedenis en bestemming. Het juiste begrip van deze drie experiëntiële realiteiten verschaft de basis voor een wijs inschatten van de huidige status.
19:1.7 (215.4) Wanneer het menselijk denken de filosofische methode wil volgen om van het lagere uit te gaan om het hogere te benaderen, hetzij in de biologie hetzij in de theologie, loopt het steeds gevaar om vier fouten in de redenering te maken:
19:1.8 (215.5) 1. Het kan volkomen blind zijn voor het finale, voltooide evolutionaire doel van ofwel persoonlijke bekwaamheid of de kosmische bestemming.
19:1.9 (215.6) 2. Het kan de supreme filosofische stupiditeit begaan dat het de kosmische evolutionaire (experiëntiële) werkelijkheid veel te eenvoudig voorstelt, en op deze wijze tot verdraaiing van feiten leiden, tot verwrongen voorstellingen van waarheid, en tot een onjuist begrip van bestemmingen.
19:1.10 (215.7) 3. De studie van oorzakelijkheid is het nauwkeurig nagaan van de geschiedenis. Maar het weten hoe een wezen wordt, leidt niet noodzakelijkerwijs tot een intelligent begrip van de huidige status en het ware karakter van dat wezen.
19:1.11 (215.8) 4. De geschiedenis op zichzelf openbaart niet op adequate wijze de toekomstige ontwikkeling — de bestemming. Eindige oorsprongen zijn nuttig, doch alleen goddelijke oorzaken openbaren finale gevolgen. Eeuwige doeleinden vertonen zich niet in aanvangen in de tijd. Het heden kan alleen naar waarheid worden geïnterpreteerd in het licht van het verleden gecorreleerd met de toekomst.
19:1.12 (215.9) Om deze en nog andere redenen hanteren wij derhalve bij onze benadering van de mens en zijn planetaire problemen de methode om de reis door tijd en ruimte aan te vangen bij de oneindige, eeuwige, goddelijke Bron en Centrum van het Paradijs, de Bron van alle persoonlijkheidswerkelijkheid en alle kosmisch bestaan.
19:2.1 (215.10) De Volmakers der Wijsheid zijn een gespecialiseerde schepping van de Paradijs-Triniteit en ontworpen om de wijsheid van goddelijkheid in de superuniversa te personifiëren. Er bestaan precies zeven miljard van deze wezens en in elk der zeven superuniversa is een miljard hunner aangesteld.
19:2.2 (215.11) Evenals de Goddelijke Raadslieden en de Universele Censors die met hen zijn gecoördi-neerd, hebben de Volmakers der Wijsheid de wijsheid van het Paradijs doorlopen, alsook die van Havona en, met uitzondering van Divinington, die van de Paradijs-werelden van de Vader. Na deze ervaringen zijn de Volmakers der Wijsheid permanent aangesteld bij de dienst van de Ouden der Dagen. Zij dienen noch op het Paradijs, noch op de werelden van de Paradijs-Havona-circuits; zij worden geheel in beslag genomen door hun bestuurswerk voor de regeringen van de superuniversa.
19:2.3 (216.1) Wanneer ergens ook maar een Volmaker der Wijsheid functioneert, functioneert daar onmiddellijk de goddelijke wijsheid. Er is actualiteit van tegenwoordigheid en volmaaktheid van manifestatie in de kennis en wijsheid die in de handelingen van deze machtige, majesteitelijke persoonlijkheden aan de dag worden gelegd. Zij weerspiegelen niet de wijsheid van de Para- dijs-Triniteit: zij zijn die wijsheid. Voor alle leraren zijn zij de bronnen van wijsheid bij het toe- passen van de kennis van het universum; zij zijn de bronnen van oordeelkundigheid en onder-scheidingsvermogen ten behoeve van alle instellingen van kennis en inzicht in alle universa.
19:2.4 (216.2) Wijsheid heeft een tweevoudige oorsprong, want zij wordt ontleend aan het volmaakte goddelijke inzicht dat eigen is aan volmaakte wezens, en aan de persoonlijke ervaring die evolutionaire schepselen verwerven. De Volmakers der Wijsheid zijn de goddelijke wijsheid der Paradijs-volmaaktheid van Godheidsinzicht. Hun medewerkers in het bestuur op Uversa, de Machtige Boodschappers, de Wezens zonder Naam of Nummer, en de Hoge Gezagsdragers, zijn, wanneer zij tezamen handelen, de ervaringswijsheid van het universum. Een goddelijk wezen kan volmaakt goddelijke kennis bezitten. Een evolutionaire sterveling kan te eniger tijd volmaaktheid bereiken in opgaande kennis, doch alleen kunnen zij geen van beiden het volle potentieel van alle mogelijke wijsheid uitputten. Wanneer het dus bij het besturen van het superuniversum gewenst is het maximum aan bestuurlijke wijsheid te bereiken, werken deze volmakers der wijsheid van het goddelijke inzicht altijd samen met die opklimmende persoonlijkheden die tot de hoge verantwoordelijkheden van het superuniversum-gezag zijn gekomen via de experiëntiële beproevingen van de evolutionaire progressie.
19:2.5 (216.3) De Volmakers der Wijsheid zullen altijd dit complement van experiëntiële wijsheid nodig hebben om hun bestuurlijke intelligentie te completeren. Er is echter wel gepostuleerd dat de Paradijs-volkomenen mogelijkerwijs een hoog en tot nu toe nog niet bereikt niveau van wijsheid zullen bereiken nadat zij eenmaal zijn binnengeleid in het zevende stadium van geest-bestaan. Indien deze gevolgtrekking juist is, dan zouden zulke vervolmaakte wezens uit de evolutionaire opklimming ongetwijfeld de opmerkelijkste universum-bestuurders worden die de ganse schepping ooit heeft gekend. Ik geloof dat dit de hoge bestemming van de volkomenen is.
19:2.6 (216.4) De veelzijdigheid van de Volmakers der Wijsheid stelt hen in staat deel te nemen aan praktisch alle vormen van hemels dienstbetoon aan opklimmende schepselen. De Volmakers der Wijsheid en persoonlijkheden van mijn orde, de Goddelijke Raadslieden, vormen samen met de Universele Censors de hoogste orden der wezens die zich bezig mogen houden met de arbeid van het openbaren van waarheid aan de individuele planeten en stelsels en dit ook doen, ongeacht of deze nu hun vroegste tijdperken doormaken of reeds bestendigd zijn in licht en leven. Van tijd tot tijd maken wij allen contact met de dienst aan de opklimmende stervelingen, te beginnen met een planeet van het eerste leven, vervolgens in een plaatselijk universum en dan, en vooral, in het superuniversum.
19:3.1 (216.5) Deze wezens van Triniteitsoorsprong zijn de raad van de Godheid aan de gebieden van de zeven superuniversa. Zij weerspiegelen niet de goddelijke raadgevingen van de Triniteit, zij zijn die raad. Er zijn eenentwintig miljard Raadslieden in dienst, drie miljard in ieder superuniversum.
19:3.2 (217.1) Goddelijke Raadslieden zijn de medewerkers en gelijken van de Universele Censors en de Volmakers der Wijsheid, want ieder der laatstgenoemde persoonlijkheden heeft één tot zeven Raadgevers als medewerkers. Deze orden nemen alledrie deel in de regeringen van de Ouden der Dagen, de grote en kleine sectoren inbegrepen, alsook in die van de plaatselijke universa en constellaties, en in de raadgevende vergaderingen van de soevereinen van de plaatselijke stelsels.
19:3.3 (217.2) Wij treden als individuen op, zoals ik nu bij het opstellen van deze verklaring, maar wanneer de omstandigheden dit vereisen, functioneren wij ook als een driemanschap. Wanneer wij in uitvoerende capaciteit handelen, is dit altijd in een samenwerkingsverband van een Volmaker der Wijsheid, een Universele Censor en één tot zeven Goddelijke Raadslieden.
19:3.4 (217.3) Eén Volmaker der Wijsheid, zeven Goddelijke Raadslieden, en één Universele Censor vormen een rechtbank van Triniteitsgoddelijkheid, het hoogste reizende adviesorgaan in de universa in tijd en ruimte. Zulk een groep van negen staat bekend als ofwel een enquête-commissie of als een rechtbank die waarheid openbaart, en wanneer deze rechtbank een probleem beoordeelt en een beslissing geeft, is het alsof een Oude der Dagen geoordeeld had in deze zaak, want volgens de annalen van de superunivera is het nog nooit voorgekomen dat zo’n oordeel door de Ouden der Dagen werd herroepen.
19:3.5 (217.4) Wanneer de drie Ouden der Dagen functioneren, functioneert de Paradijs-Triniteit. Wanneer de rechtbank van negen na gezamenlijk overleg tot een beslissing komt, hebben de Ouden der Dagen in feite uitspraak gedaan. Op deze wijze maken de Regeerders op het Paradijs inzake kwesties van bestuur en regeringsverordeningen persoonlijk contact met de afzonderlijke werelden, stelsels en universa.
19:3.6 (217.5) Goddelijke Raadslieden zijn de volmaaktheid van de goddelijke raadgeving van de Paradijs-Triniteit. Wij vertegenwoordigen, en zijn in feite, de raadgeving der volmaaktheid. Wanneer aangevuld met de experiëntiële raad van onze medewerkers, de vervolmaakte en door de Triniteit omhelsde wezens uit de evolutionaire opklimming, zijn onze gezamenlijke conclusies niet alleen volledig, maar zelfs meer dan volledig. Wanneer aan onze gezamenlijke beraadslagingen ook wordt deelgenomen door een Universele Censor, en deze daarin heeft geoordeeld en onze raad heeft bekrachtigd en bekend gemaakt, is het zeer waarschijnlijk dat onze raad de drempel van universele totaliteit nadert. Zulke uitspraken vormen de dichtst mogelijke benadering van de absolute zienswijze van de Godheid binnen de tijd-ruimte-beperkingen van de betreffende situatie en het probleem in kwestie.
19:3.7 (217.6) Zeven Goddelijke Raadslieden in verbinding met een getrinitiseerd evolutionair drietal — een Machtige Boodschapper, een Hoge Gezagsdrager en een Wezen zonder Naam of Nummer — vormen de dichtst mogelijke superuniversum-benadering van de vereniging van het menselijke gezichtspunt en de goddelijke zienswijze op niveaus van geestelijke betekenissen en werkelijkheidswaarden van bijna paradijselijke aard. Een dergelijke dichte benadering van de gezamenlijke kosmische zienswijzen van het schepsel en de Schepper wordt slechts overtroffen in de zelfschenking-Zonen uit het Paradijs, die in iedere fase van hun persoonlijkheids-ervaring God en mens zijn.
19:4.1 (217.7) Er bestaan precies acht miljard Universele Censors. Deze unieke wezens zijn het oordeel van de Godheid. Zij weerspiegelen niet slechts de besluiten der volmaaktheid; zij zijn het oordeel van de Paradijs-Triniteit. Zelfs de Ouden der Dagen vellen geen oordeel dan alleen in samenwerking met de Universele Censors.
19:4.2 (217.8) Op elk der miljard werelden van het centrale universum is één Censor aangesteld, die is toegevoegd aan het planetaire bestuur van de aldaar residerende Eeuwige der Dagen. Noch de Volmakers der Wijsheid, noch de Goddelijke Raadslieden maken op deze wijze permanent deel uit van de besturen in Havona, en wij begrijpen ook niet geheel waarom er Universele Censors in het centrale universum zijn gestationeerd. Hun huidige activiteiten kunnen moeilijk een verklaring vormen voor hun aanstelling in Havona, en daarom vermoeden wij dat zij zich daar bevinden in afwachting van en vooruitlopend op de behoeften van een toekomstig universum-tijdperk, wanneer de bevolking van Havona wellicht ten dele zal veranderen.
19:4.3 (218.1) Aan elk van de zeven superuniversa is een miljard Censors toegevoegd. Zowel in individuele hoedanigheid als in samenwerking met de Volmakers der Wijsheid en Goddelijke Raadslieden zijn zij werkzaam in alle afdelingen van de zeven superuniversa. Zo treden de Censors op alle niveaus van het groot universum op, van de volmaakte werelden van Havona tot en met de raadscolleges van de Stelsel-Soevereinen, en vormen zij een organiek onderdeel van iedere dispensationele berechting van de evolutionaire werelden.
19:4.4 (218.2) Overal en altijd wanneer er een Universele Censor aanwezig is, daar is op dat moment het oordeel van de Godheid aanwezig. En aangezien de Censors altijd samen met de Volmakers der Wijsheid en de Goddelijke Raadslieden vonnis wijzen, behelzen deze besluiten de verenigde wijsheid, raad en oordeel van de Paradijs-Triniteit. In dit juridisch driemanschap zou de Volmaker der Wijsheid de ‘Ik was’ zijn, de Goddelijke Raadsman de ‘Ik zal zijn,’ doch de Universele Censor is altijd ‘Ik ben.’
19:4.5 (218.3) De Censors zijn totaliserende universum-persoonlijkheden. Als duizend — of een miljoen — getuigen zijn gehoord, wanneer de stem der wijsheid heeft gesproken en de raad van goddelijkheid zich heeft doen horen, wanneer het getuigenis van de opklimmende volmaaktheid is toegevoegd, dan treedt de Censor op, en ogenblikkelijk wordt dan feilloos en goddelijk het totaal geopenbaard van alles wat zich heeft afgespeeld: zulk een onthulling vormt dan ook de goddelijke conclusie, de samenvatting en kern van een finale, volmaakte beslissing. Nadat de Censor gesproken heeft, krijgt daarom niemand meer het woord, want de Censor heeft waarachtig en onmiskenbaar het totaal van al het voorgaande beschreven. Wanneer hij spreekt, is er geen beroep mogelijk.
19:4.6 (218.4) De werking van het bewustzijn van een Volmaker der Wijsheid begrijp ik ten volle, maar de werking van het beoordelende bewustzijn van een Universele Censor begrijp ik bepaald niet geheel. Het lijkt mij dat de Censors nieuwe bedoelingen formuleren en nieuwe waarden doen ontstaan uit de associatie van de feiten, waarheden en bevindingen die hun in de loop van een onderzoek aangaande universum-zaken worden voorgelegd. Het lijkt mij waarschijnlijk dat de Universele Censors in staat zijn om originele interpretaties te voorschijn te brengen uit de combinatie van volmaakt Schepper-inzicht en de ervaring van het vervolmaakte schepsel. Dit samengaan van Paradijs-volmaaktheid en universum-ervaring doet ongetwijfeld een nieuwe waarde in ultieme fasen resulteren.
19:4.7 (218.5) Doch dit betekent nog niet het einde van onze moeilijkheden met betrekking tot de werking van het bewustzijn van de Universele Censors. Ook wanneer wij terdege rekening houden met al hetgeen wij weten of veronderstellen ten aanzien van het functioneren van een Censor in bepaalde universum-situaties, merken wij dat wij nog steeds niet in staat zijn hun beslissingen en uitspraken te voorspellen. Wij bepalen zeer nauwkeurig het waarschijnlijke gevolg van de associatie van de zienswijze van de Schepper en de ervaring van het schepsel, doch zulke conclusies zijn niet altijd juiste voorspellingen van wat een Censor zal onthullen. Het lijkt ons aannemelijk dat de Censors op enigerlei wijze in verbinding staan met het God-heid-Absolute: veel van hun beslissingen en uitspraken kunnen wij niet anders verklaren.
19:4.8 (218.6) Volmakers der Wijsheid, Goddelijke Raadslieden en Universele Censors vormen samen met de zeven orden der Allerhoogste Triniteitspersoonlijkheden de tien groepen die soms zijn aangeduid als Stationaire Triniteitszonen. Samen vormen zij het grote korps der bestuurders, regeerders, uitvoerders, adviseurs, raadslieden en rechters van de Triniteit. Zij zijn iets meer dan zevenendertig miljard in getal. Twee miljard en zeventig zijn in het centrale universum gestationeerd en ruim vijf miljard in ieder superuniversum.
19:4.9 (219.1) Het is zeer moeilijk om de grenzen van het functioneren van de Stationaire Triniteitszonen aan te geven. Het zou niet juist zijn om te stellen dat hun handelingen tot het eindige beperkt zijn, want in het superuniversum staan verrichtingen geregistreerd die aangeven dat dit niet het geval is. Zij handelen op ieder niveau van bestuur of rechtspraak in het universum dat nodig kan zijn in de omstandigheden in tijd en ruimte, en dat te maken heeft met de vroegere, huidige en toekomstige evolutie van het meester-universum.
19:5.1 (219.2) Ik zal u slechts zeer weinig kunnen vertellen over de Geïnspireerde Triniteitsgeesten, want zij vormen een van de weinige geheel geheime orden van wezens die bestaan — geheim omdat het voor hen ongetwijfeld onmogelijk is zich geheel te openbaren zelfs aan degenen onder ons wier oorsprong zo dicht bij de bron ligt waaruit ook zij zijn geschapen. Zij komen ten aanzijn door het handelen van de Paradijs-Triniteit en kunnen voor ieder van de Godheden werken, of voor twee, of voor alle drie. Wij weten niet of het getal dezer Geesten compleet is of dat hun aantal voortdurend toeneemt, doch wij zijn geneigd te geloven dat hun aantal niet vast is.
19:5.2 (219.3) Noch de natuur, noch het optreden van de Geïnspireerde Geesten begrijpen wij geheel. Het is mogelijk dat zij behoren tot de categorie der bovenpersoonlijke geesten. Zij lijken over alle bekende circuits te opereren en blijkbaar is hun handelen vrijwel onafhankelijk van tijd en ruimte. Maar wij weten weinig van hun natuur, behalve wat wij kunnen afleiden uit de aard van hun activiteiten waarvan wij de resultaten zeer zeker hier en daar in de universa waarnemen.
19:5.3 (219.4) Onder bepaalde omstandigheden kunnen deze Geïnspireerde Geesten zich voldoende individualiseren om herkend te kunnen worden door wezens van Triniteitsoorsprong. Ik heb hen gezien, doch het zal voor de lagere orden van hemelse wezens nooit mogelijk zijn om een van hen te herkennen. Ook doen zich van tijd tot tijd bepaalde omstandigheden voor in het beleid van de evoluerende universa, waaronder ieder wezen van Triniteitsoorsprong rechtstreeks gebruik kan maken van deze Geesten, om hem in de hem toegewezen taken te helpen. Wij weten daarom dat zij bestaan en dat wij onder bepaalde omstandigheden hun assistentie mogen inroepen en zullen ontvangen, en soms hun aanwezigheid zullen herkennen. Doch zij maken geen deel uit van de manifeste, duidelijk geopenbaarde organisatie waaraan de leiding van de universa in tijd en ruimte is toevertrouwd, alvorens deze materiële scheppingen zijn bestendigd in licht en leven. Zij hebben geen duidelijk waarneembare plaats in het huidige beheer of bestuur van de evoluerende zeven superuniversa. Zij zijn een geheim van de Paradijs-Triniteit.
19:5.4 (219.5) De Melchizedeks van Nebadon onderrichten dat de Geïnspireerde Triniteitsgeesten voorbestemd zijn om te eniger tijd in de eeuwige toekomst te gaan functioneren in de plaats van de Solitaire Boodschappers, wier gelederen langzaam maar zeker uitgedund raken doordat zij als medewerkers worden toegevoegd aan bepaalde typen getrinitiseerde zonen.
19:5.5 (219.6) De Geïnspireerde Geesten zijn de solitaire Geesten in het universum van universa. Als Geesten vertonen zij veel overeenkomst met de Solitaire Boodschappers, behalve dat laatstgenoemden duidelijke persoonlijkheden zijn. Wij verkrijgen veel van onze kennis aangaande de Geïnspireerde Geesten van de Solitaire Boodschappers, die hun nabijheid bespeuren door middel van hun inherente gevoeligheid voor de aanwezigheid van de Geïnspireerde Geesten, welke even feilloos werkt als een magneetnaald naar een magnetische pool wijst. Wanneer een Solitaire Boodschapper zich in de nabijheid van een Geïnspireerde Triniteitsgeest bevindt, is hij zich bewust van een kwalitatieve indicatie van deze goddelijke tegenwoordigheid en ook van een zeer bepaalde kwantitatieve registrering, waardoor hij daadwerkelijk de klassificatie en het aantal van de aanwezige Geest of Geesten kan weten.
19:5.6 (220.1) Ik mag hier nog een interessant feit aan toevoegen: wanneer een Solitaire Boodschapper zich op een planeet bevindt waar Gedachtenrichters in de bewoners wonen, zoals op Urantia, is hij zich bewust van een kwalitatieve prikkeling van zijn waarnemingsgevoeligheid voor de aanwezigheid van geest. In zulke gevallen is er geen kwantitatieve excitatie, alleen maar een kwalitatieve agitatie. Wanneer hij zich op een planeet bevindt waar geen Gedachtenrichters komen, brengt contact met de bewoners niet zulk een reactie teweeg. Dit wekt de indruk dat Gedachtenrichters op de een of andere manier verwant zijn aan, of verbonden zijn met, de Geïnspireerde Geesten van de Paradijs-Triniteit. Het is mogelijk dat zij op de een of andere wijze in bepaalde fasen van hun arbeid samenwerken, maar dit weten wij niet echt. Beiden ontstaan dichtbij het centrum en de bron van alle dingen, maar zij behoren niet tot dezelfde orde van wezens. Gedachtenrichters komen alleen uit de Vader voort; Geïnspireerde Geesten stammen af van de Paradijs-Triniteit.
19:5.7 (220.2) De Geïnspireerde Geesten maken ogenschijnlijk geen deel uit van het evolutionaire plan voor de individuele planeten of universa, en toch lijken zij bijna overal aanwezig te zijn. Zelfs terwijl ik hier bezig ben deze verklaring te formuleren, geeft de persoonlijke gevoeligheid van de met mij samenwerkende Solitaire Boodschapper voor de aanwezigheid van deze orde Geesten, aan dat op ditzelfde ogenblik, geen acht meter hiervandaan, een Geest van de Geïnspireerde orde van het derde volume van kracht-tegenwoordigheid bij ons is. Het derde volume van kracht-tegenwoordigheid doet ons vermoeden dat er waarschijnlijk drie Geïnspi-reerde Geesten in onderling verband functioneren.
19:5.8 (220.3) Van de meer dan twaalf orden wezens die op dit ogenblik met mij samenwerken, is de Solitaire Boodschapper de enige die zich bewust is van de aanwezigheid van deze mysterieuze entiteiten van de Triniteit. En ofschoon wij daardoor op de hoogte zijn van de nabijheid van deze goddelijke Geesten, weten wij allen even weinig ten aanzien van hun missie. We weten werkelijk niet of zij alleen maar geïnteresseerde waarnemers zijn van ons doen en laten, of dat zij op een voor ons onbekende wijze daadwerkelijk bijdragen tot het succes van onze onderneming.
19:5.9 (220.4) Wij weten dat de Leraar-Zonen van de Triniteit zich wijden aan de bewuste verlichting van de schepselen in het universum. Ik ben tot de vaste conclusie gekomen dat de Geïnspireerde Triniteitsgeesten door middel van bovenbewuste methoden eveneens functioneren als leraren van deze gebieden. Ik ben ervan overtuigd dat er een enorme verzameling essentiële geestelijke kennis is, onmisbare waarheid voor het bereiken van een hoog geestelijk niveau, die niet bewust ontvangen kan worden; zelf-bewustzijn zou in feite de zekerheid van het ontvangen in gevaar brengen. Indien onze zienswijze juist is, en zij wordt door alle wezens van mijn orde gedeeld, is het wellicht de opdracht van deze Geïnspireerde Geesten om deze moeilijkheid te overwinnen, om deze leemte in het universele plan voor de morele verlichting en geestelijke vooruitgang te overbruggen. Wij denken dat deze twee typen leraren van Triniteitsoorsprong een soort verbinding tussen hun activiteiten tot stand brengen, maar werkelijk weten doen wij het niet.
19:5.10 (220.5) Op de opleidingswerelden van de superuniversa en in de eeuwige circuits van Havona ben ik in broederlijk contact geweest met de tot volmaaktheid komende stervelingen — vergeestelijkte, opklimmende zielen uit de evolutionaire gebieden — doch nimmer zijn zij zich bewust geweest van de Geïnspireerde Geesten die zo nu en dan heel dicht bij ons waren, volgens de Solitaire Boodschappers die het vermogen bezitten hen te ontdekken. Ik heb vrijelijk gesproken met alle orden van de Zonen van God, hoog en laag, en zij zijn zich evenmin bewust van de aansporingen van de Geïnspireerde Triniteitsgeesten. Wel kunnen zij terugzien op ervaringen, en voorvallen verhalen, die moeilijk te verklaren zouden zijn indien de werkzaamheid van deze Geesten buiten beschouwing wordt gelaten. Doch met uitzondering van de Solitaire Boodschappers en somtijds wezens van Triniteitsoorsprong, is zich niemand van de hemelse familie ooit bewust geweest van de nabijheid van de Geïnspireerde Geesten.
19:5.11 (221.1) Ik geloof niet dat de Geïnspireerde Triniteitsgeesten verstoppertje met mij spelen. Waarschijnlijk trachten zij even intensief zich aan mij te openbaren als ik tracht met hen te communiceren; onze moeilijkheden en beperkingen moeten wel wederzijds en inherent zijn. Ik ben ervan overtuigd dat er geen willekeurige geheimen in het universum bestaan; daarom zal ik nooit aflaten te trachten het mysterie op te lossen van het isolement van deze Geesten die tot mijn scheppingsorde behoren.
19:5.12 (221.2) En door dit alles kunt gij stervelingen, die nu pas uw eerste schrede op de weg van de eeuwige reis zet, duidelijk zien dat ge nog een lange weg moet afleggen, alvorens ge vooruitgang kunt maken door ‘aanschouwen’ en ‘materiële’ verzekerdheid. Ge zult u nog lange tijd bedienen van geloof en afhankelijk zijn van openbaring, indien ge snel en veilig vooruit hoopt te gaan.
19:6.1 (221.3) De inwoners van Havona zijn rechtstreeks geschapen door de Paradijs-Triniteit en hun aantal gaat het vermogen van uw beperkte bewustzijn te boven. Evenmin is het voor Urantianen mogelijk zich een voorstelling te vormen van de aangeboren gaven van zulke goddelijk volmaakte schepselen als deze geslachten van het eeuwige universum die hun oorsprong in de Triniteit hebben. Ge kunt u nimmer een waar beeld vormen van deze glorieuze schepselen; ge zult moeten wachten tot ge in Havona aankomt, waar ge hen kunt begroeten als uw geest-kameraden.
19:6.2 (221.4) Gedurende uw lange verblijf op de miljard werelden van de Havona-cultuur zult ge een eeuwige vriendschap ontwikkelen voor deze luisterrijke wezens. En de vriendschap die opbloeit tussen de laagste persoonlijke schepselen uit de werelden in de ruimte en deze hoge persoonlijke wezens die de ingeborenen zijn van de volmaakte werelden van het centrale universum, gaat zeer diep! Stervelingen in opgang maken in hun lange, liefdevolle omgang met de inwoners van Havona veel gebruik van de mogelijkheid om de geestelijke armoede van de eerdere stadia in hun vooruitgang als stervelingen te compenseren. Tegelijk doen de Havoners door hun contacten met de pelgrims in opklimming een ervaring op waardoor zij in niet geringe mate de experiëntiële handicap overwinnen, dat zij altijd een leven van goddelijke volmaaktheid hebben geleid. De winst uit deze omgang is zowel voor de sterveling in opklimming als voor de inwoner van Havona groot en wederkerig.
19:6.3 (221.5) Evenals alle andere persoonlijkheden van Triniteitsoorsprong, zijn de ingeborenen van Havona in goddelijke volmaaktheid ontworpen, en evenals dit met andere persoonlijkheden van Triniteitsoorsprong het geval is, kan hun bezit aan experiëntiële gaven in de loop der tijd toenemen. Doch anders dan de Stationaire Zonen van de Triniteit, kunnen de Havoners in status evolueren, kunnen zij een nog niet geopenbaarde toekomstige eeuwigheid-bestemming hebben. Dit wordt geïllustreerd door de Havona-bewoners die door dienstbetoon het vermogen tot feit maken om te fuseren met een niet-Richter-fragment van de Vader en op deze wijze in aanmerking komen voor het lidmaatschap van het Stervelingen-Korps der Volkomenheid. Er staan ook nog andere korpsen van volkomenen open voor deze ingeborenen van het centrale universum.
19:6.4 (221.6) De status-evolutie van de ingeborenen van Havona heeft aanleiding gegeven tot veel speculatieve overwegingen op Uversa. Aangezien zij voortdurend in de onderscheidene Paradijs-Korpsen der Volkomenheid binnendruppelen, en aangezien er niet meer van hen geschapen worden, is het duidelijk dat het aantal in Havona achterblijvende ingeborenen voortdurend kleiner wordt. De ultieme gevolgen van dit gebeuren zijn ons nimmer geopenbaard, doch wij geloven niet dat Havona ooit geheel ontledigd zal zijn van haar ingeborenen. Wij hebben wel de theorie overwogen dat gedurende de tijdperken van de opeenvolgende scheppingen in de niveaus van de buiten-ruimte de Havoners mogelijk te eniger tijd niet langer tot de korpsen der volkomenheid zullen toetreden. Wij hebben ook de gedachte overwogen dat het centrale universum in deze volgende universum-tijdperken bevolkt zou kunnen worden door een gemengde groep van aldaar residerende wezens, een bevolking die slechts ten dele uit de oorspronkelijke inwoners van Havona zou bestaan. Wij weten niet welke orde of soort schepselen bestemd is om op deze wijze residentiële status in het toekomstige Havona te verkrijgen, maar wij hebben gedacht aan:
19:6.5 (222.1) 1. de univitatia, die momenteel de permanente bewoners zijn van de constellaties der plaatselijke universa;
19:6.6 (222.2) 2. toekomstige typen stervelingen die wellicht geboren zullen worden op de bewoonde werelden van de superuniversa in de bloei van de tijdperken van licht en leven;
19:6.7 (222.3) 3. de binnenkomende geestelijke aristocratie van de achtereenvolgende universa in de buiten-ruimte.
19:6.8 (222.4) Wij weten dat het Havona van het voorgaande tijdperk van het universum iets verschilde van het huidige Havona. Wij achten het niet meer dan redelijk om aan te nemen dat wij nu getuige zijn van de langzame veranderingen in het centrale universum die vooruitlopen op toekomstige tijdperken. Eén ding is zeker: het universum is niet statisch: alleen God is onveranderlijk.
19:7.1 (222.5) Op het Paradijs resideren talrijke groepen luisterrijke wezens, de Burgers van het Paradijs. Dezen zijn niet rechtstreeks betrokken bij het plan om de wilsschepselen in opklimming tot volmaaktheid te brengen en worden daarom niet volledig geopenbaard aan de stervelingen van Urantia. Er bestaan meer dan drieduizend orden van deze verheven verstandelijke wezens, de laatste van wie werd gepersonaliseerd gelijktijdig met het mandaat van de Triniteit waarbij het scheppingsplan van de zeven superuniversa in tijd en ruimte werd afgekondigd.
19:7.2 (222.6) De Burgers van het Paradijs en de inwoners van Havona worden soms collectief aangeduid als Paradijs-Havona-persoonlijkheden.
19:7.3 (222.7) Hiermee is het verhaal inzake de wezens die door de Paradijs-Triniteit ten aanzijn zijn geroepen voltooid. Geen van hen is ooit op een dwaalspoor geraakt. En toch zijn zij allen in de hoogste zin begiftigd met vrije wil.
19:7.4 (222.8) Wezens van Triniteitsoorsprong bezitten transit-prerogatieven die hen onafhankelijk maken van transport-persoonlijkheden zoals serafijnen. Wij bezitten allen het vermogen om ons vrij en snel te verplaatsen in het universum van universa. Met uitzondering van de Geïnspi-reerde Triniteitsgeesten kunnen wij niet de bijna ongelooflijke snelheid van de Solitaire Boodschappers bereiken, doch wij zijn in staat het totaal der transportmogelijkheden in de ruimte zo te gebruiken, dat wij vanuit het hoofdkwartier van een superuniversum iedere plek daarin in minder dan een jaar Urantia-tijd kunnen bereiken. Het heeft mij 109 dagen Urantia-tijd gekost om van Uversa naar Urantia te reizen.
19:7.5 (222.9) Via deze zelfde wegen worden wij in staat gesteld om ogenblikkelijk onderling te communiceren. Onze gehele scheppingsorde weet zichzelf in contact met iedere individuele persoonlijkheid van iedere afdeling der kinderen van de Paradijs-Triniteit, met uitzondering van de Geïnspireerde Geesten.
19:7.6 (222.10) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 20
20:0.1 (223.1) ZOALS zij functioneren in het superuniversum Orvonton, worden de Zonen van God ingedeeld in drie algemene afdelingen:
20:0.2 (223.2) 1. de afdalende Zonen van God;
20:0.3 (223.3) 2. de opklimmende Zonen van God;
20:0.4 (223.4) 3. de getrinitiseerde Zonen van God.
20:0.5 (223.5) De afdalende orden van zonen omvatten ook persoonlijkheden die rechtstreeks en goddelijk geschapen zijn. Opklimmende zonen, zoals de sterfelijke schepselen, bereiken deze status door experiëntiële participatie in de scheppingstechniek die evolutie genoemd wordt. Getrinitiseerde Zonen zijn een groep van samengestelde oorsprong die alle wezens omvat die door de Paradijs-Triniteit zijn omhelsd, ook als zij niet rechtstreeks van de Triniteit afstammen.
20:1.1 (223.6) Alle afdalende Zonen van God zijn van hoge, goddelijke oorsprong. Zij wijden zich aan het neerdalend dienstbetoon op de werelden en stelsels in tijd en ruimte om daar voor de nederige schepselen van evolutionaire oorsprong — de opklimmende zonen van God — de voortgang in de opklimming naar het Paradijs te vergemakkelijken. Van de talrijke orden van afdalende Zonen zullen er zeven in deze verhandelingen worden beschreven. De Zonen die voortkomen uit de Godheden op het centrale Eiland van Licht en Leven worden de Paradijs-Zonen van God genoemd en omvatten de volgende drie orden:
20:1.2 (223.7) 1. Schepper-Zonen — de Michaels;
20:1.3 (223.8) 2. Magistraat-Zonen — de Avonals;
20:1.4 (223.9) 3. Leraar-Zonen van de Triniteit — de Dagelingen.
20:1.5 (223.10) De vier overige orden van afdalende zonen staan bekend als de Zonen van God in de Plaatselijke Universa:
20:1.6 (223.11) 4. Melchizedek-Zonen;
20:1.7 (223.12) 5. Vorondadek-Zonen;
20:1.8 (223.13) 6. Lanonandek-Zonen;
20:1.9 (223.14) 7. de Levendragers.
20:1.10 (223.15) Melchizedeks zijn de gezamenlijke nakomelingen van een Schepper-Zoon van een plaatselijk universum, een Scheppende Geest en de Vader-Melchizedek. Vorondadeks en Lanonandeks worden beiden tot aanzijn gebracht door een Schepper-Zoon en zijn medewerkster, de Scheppende Geest. Vorondadeks zijn het best bekend als de Meest Verhevenen, de Constellatie-Vaders, en Lanonandeks als de Stelsel-Soevereinen en de Planetaire Vorsten. De drievoudige orde der Levendragers wordt tot aanzijn gebracht door een Schepper-Zoon en een Scheppende Geest met medewerking van een van de drie Ouden der Dagen van het super- universum onder welks jurisdictie zij vallen. De natuur en de activiteiten van deze Zonen van God in de Plaatselijke Universa kunnen echter beter beschreven worden in de verhandelingen over de aangelegenheden van de plaatselijke scheppingen.
20:1.11 (224.1) De Paradijs-Zonen van God hebben een drievoudige oorsprong: de primaire of Schepper-Zonen worden tot aanzijn gebracht door de Universele Vader en de Eeuwige Zoon; de secundaire of Magistraat-Zonen zijn kinderen van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest; de Leraar-Zonen van de Triniteit zijn nakomelingen van de Vader, de Zoon en de Geest. Vanuit het gezichtspunt van dienstbetoon, verering en smeekbeden zijn de Paradijs-Zonen als één; hun geest is één, en hun werk is identiek in kwaliteit en volledigheid.
20:1.12 (224.2) Zoals de Paradijs-orden der Dagen goddelijke bestuurders zijn gebleken, zo hebben de orden der Paradijs-Zonen zichzelf geopenbaard als goddelijke dienaren — scheppers, helpers, schenkers van zichzelf, rechters, leraren, en als zonen die waarheid openbaren. Vanaf de kusten van het Eeuwige Eiland bewegen zij zich door het ganse universum van universa tot op de bewoonde werelden in tijd en ruimte, en verrichten in het centrale universum en de superuniversa velerlei diensten die niet in deze verhandelingen worden geopenbaard. Zij zijn op verschillende wijzen georganiseerd, afhankelijk van de aard van hun dienstbetoon en van de plaats waar zij het verrichten, doch in een plaatselijk universum dienen zowel de Magistraat- als de Leraar-Zonen onder de leiding van de Schepper-Zoon die het gezag heeft over dat domein.
20:1.13 (224.3) De Schepper-Zonen lijken een geestelijke gave te bezitten die haar centrum heeft in hun persoon, een kwaliteit die zij beheersen en kunnen schenken zoals uw eigen Schepper-Zoon deed toen hij zijn geest uitstortte op al het sterfelijk vlees op Urantia. Iedere Schepper-Zoon is begiftigd met deze geestelijke aantrekkingskracht in zijn eigen gebied; hij is zich persoonlijk bewust van iedere handeling en emotie van iedere afdalende Zoon van God die in zijn domein dient. Hier treedt een goddelijke weerspiegeling aan de dag, een duplicaat in de plaatselijke universa van de absolute geestelijke aantrekkingskracht van de Eeuwige Zoon, die deze in staat stelt al zijn Paradijs-Zonen te bereiken om contact met hen te maken en dit met hen allen te onderhouden, ongeacht waar zij zich in heel het universum van universa mogen bevinden.
20:1.14 (224.4) De Schepper-Zonen uit het Paradijs dienen niet slechts als Zonen in hun afdalende bijstand van dienstbetoon en zelfschenking, doch wanneer zij hun zelfschenkingsloopbaan hebben voltooid, functioneert ieder van hen in zijn eigen schepping als de Vader van dat universum, terwijl de andere Zonen van God voortgaan met de dienst van zelfschenking en geestelijke verheffing, die bedoeld is om de planeten één voor één te winnen voor de bereidwillige erkenning van de liefdevolle heerschappij van de Universele Vader, hetgeen culmineert in de volledige toegewijdheid van de schepselen aan de wil van de Paradijs-Vader, en in planetaire loyaliteit aan de universum-soevereiniteit van een Schepper-Zoon.
20:1.15 (224.5) In een zevenvoudige Schepper-Zoon zijn de Schepper en het schepsel voor immer versmolten in een begripvolle, meevoelende en barmhartige verbondenheid. De gehele orde van Michael, de Schepper-Zonen, is zo uniek, dat de beschouwing van hun natuur en handelen bewaard zal worden tot de volgende verhandeling in deze reeks, terwijl dit relaas zich voornamelijk zal bezighouden met de twee andere orden der Paradijs-Zonen: de Magistraat-Zonen en de Leraar-Zonen van de Triniteit.
20:2.1 (224.6) Telkens wanneer een oorspronkelijk, absoluut denkbeeld van zijn, geformuleerd door de Eeuwige Zoon, zich verenigt met een nieuw, goddelijk ideaal van liefdevol dienstbetoon, geconcipieerd door de Oneindige Geest, wordt een nieuwe, oorspronkelijke Zoon van God, een Magistraat-Zoon van het Paradijs voortgebracht. Deze Zonen vormen de orde der Avonals, in tegenstelling tot de orde van Michael, de Schepper-Zonen. Ofschoon in de persoonlijke zin geen scheppers, zijn zij in al hun arbeid ten nauwste verbonden met de Michaels. De Avonals dienen de planeten en oordelen deze, zij zijn de magistraten van de gebieden in tijd en ruimte — van alle volken, voor alle werelden, en in alle universa.
20:2.2 (225.1) Wij hebben redenen te geloven dat het totale aantal Magistraat-Zonen in het groot universum ongeveer een miljard bedraagt. Zij zijn een orde die zichzelf bestuurt en wordt geleid door hun allerhoogste raad op het Paradijs, samengesteld uit ervaren Avonals die worden aangetrokken uit de diensten in alle universa. Wanneer zij echter zijn aangesteld om opdrachten te volvoeren in een plaatselijk universum, dienen zij onder leiding van de Schepper-Zoon van dat domein.
20:2.3 (225.2) Avonals zijn de Paradijs-Zonen die zich aan de afzonderlijke planeten van de plaatselijke universa schenken en deze dienen. En aangezien iedere Avonal-Zoon een exclusieve persoonlijkheid bezit, geen twee zijn gelijk, is hun individuele werk uniek in de gebieden waar zij verblijven, waar zij dikwijls worden geïncarneerd in de gelijkenis van het sterfelijk vlees en op de evolutionaire werelden soms uit een aardse moeder worden geboren.
20:2.4 (225.3) Naast hun diensten op de hogere bestuurlijke niveaus, vervullen de Avonals een drievoudige functie op de bewoonde werelden:
20:2.5 (225.4) 1. Gerechtelijke Handelingen. Zij treden op bij het afsluiten van de planetaire dispensaties. In de loop der tijden kunnen zij tientallen — honderden — van deze missies vervullen op iedere afzonderlijke wereld en zij kunnen een onbeperkt aantal malen naar dezelfde of andere werelden gaan om een dispensatie te beëindigen, de slapende overlevenden te bevrijden.
20:2.6 (225.5) 2. Magistraatsmissies. Een planetaire visitatie van deze aard vindt gewoonlijk plaats vóór de komst van een zelfschenking-Zoon. Gedurende zulk een missie verschijnt een Avonal als een volwassen persoon van het betreffende gebied door middel van een incarnatietechniek waarmee geen geboorte als sterveling gemoeid is. Na dit eerste bezoek, dat gewoonlijk een bezoek als magistraat is, kunnen de Avonals op dezelfde planeet herhaalde malen in een magistraatsfunctie dienst doen, zowel vóór als na de verschijning van de zelfschenking-Zoon. Op deze bijkomende magistraatsmissies kan een Avonal al dan niet in materiële, zichtbare vorm verschijnen, doch tijdens geen van deze bezoeken zal hij in de wereld geboren worden als een hulpeloos kindeke.
20:2.7 (225.6) 3. Zelfschenkingsmissies. De Avonal-Zonen schenken zichzelf allen minstens eenmaal aan een volk van stervelingen op een evolutionaire wereld. Gerechtelijke bezoeken zijn talrijk; er kunnen meerdere magistraatsmissies zijn, doch er verschijnt op iedere planeet slechts één zelfschenking-Zoon. Zelfschenking-Avonals worden uit een vrouw geboren, zoals Michael van Nebadon geïncarneerd werd op Urantia.
20:2.8 (225.7) Het aantal malen dat de Avonal-Zonen op magistraats- en zelfschenkingsmissies dienst kunnen doen is onbeperkt, doch wanneer de ervaring zeven maal is doorgemaakt, wordt deze gewoonlijk afgebroken ten gunste van hen die minder vaak op deze wijze hebben gediend. Deze Zonen met meervoudige zelfschenkingservaring worden dan toegevoegd aan de hoge persoonlijke raad van een Schepper-Zoon en nemen aldus deel aan het bestuur van de aangelegenheden van een universum.
20:2.9 (225.8) In al hun werk voor en op de bewoonde werelden worden de Magistraat-Zonen bijgestaan door twee orden van schepselen van de plaatselijke universa, de Melchizedeks en de aartsengelen, terwijl zij tijdens zelfschenkingsmissies ook vergezeld worden door de Schitterende Avondsterren, die eveneens hun oorsprong in de plaatselijke scheppingen hebben. Bij elke planetaire onderneming worden de secundaire Paradijs-Zonen, de Avonals, ondersteund door de volle macht en autoriteit van een primaire Paradijs-Zoon, de Schepper-Zoon van het plaatselijk universum waar zij dienst doen. In praktisch alle opzichten is hun werk op de bewoonde werelden even effectief en aanvaardbaar als de dienst van een Schepper-Zoon geweest zou zijn op deze werelden waar stervelingen wonen.
20:3.1 (226.1) De Avonals staan bekend als Magistraat-Zonen omdat zij de hoge magistraten van de gebieden zijn, de arbiters van de opeenvolgende dispensaties van de werelden in de tijd. Zij hebben de leiding bij het wekken van de slapende overlevenden, oordelen over het betrokken gebied, maken een einde aan een dispensatie van opgeschorte gerechtigheid, voeren de mandaten uit van een tijdperk van voorlopige barmhartigheid, stellen de wezens uit de ruimte die op de planeet dienstdoen opnieuw aan voor de taken van de nieuwe dispensatie en keren na de voltooiing van hun missie terug naar het hoofdkwartier van hun plaatselijk universum.
20:3.2 (226.2) Wanneer de Avonals oordelen over de bestemmingen van een tijdperk, beslissen zij over het lot der evolutionaire geslachten, maar ofschoon zij vonnis mogen wijzen inzake de vernietiging van de identiteit van persoonlijke schepselen, voeren zij dergelijke vonnissen niet uit. Vonnissen van dergelijke aard worden uitsluitend voltrokken door de gezagsdragers van een superuniversum.
20:3.3 (226.3) De aankomst van een Paradijs-Avonal op een evolutionaire wereld met het doel om een dispensatie af te sluiten en een nieuw tijdperk van planetaire vooruitgang in te luiden, is niet noodzakelijkerwijs een magistraatsmissie of een zelfschenkingsmissie. Magistraatsmissies zijn soms, en zelfschenkingsmissies altijd, incarnaties; dit wil zeggen dat Avonals bij dergelijke opdrachten op een planeet dienen in materiële gedaante — concreet. Hun andere bezoeken zijn van ‘technische’ aard, en in deze hoedanigheid wordt een Avonal niet geïncarneerd voor zijn dienst op de planeet. Indien een Magistraat-Zoon alleen maar komt als arbiter van een dispensatie, komt hij als een geestelijk wezen op de planeet en is hij onzichtbaar voor de materiële schepselen van dat gebied. Zulke technische bezoeken vinden herhaaldelijk plaats in de lange geschiedenis van een bewoonde wereld.
20:3.4 (226.4) Voorafgaand aan zowel hun magistraatservaring als hun zelfschenkingservaring, kunnen Avonal-Zonen optreden als planetaire rechters. Op deze beide soorten missies zal de geïncar-neerde Zoon echter het aflopende planetaire tijdperk oordelen; een Schepper-Zoon handelt evenzo wanneer hij op een zelfschenkingsmissie geïncarneerd is in de gelijkenis van het sterfelijk vlees. Wanneer een Paradijs-Zoon een evolutionaire wereld bezoekt en als een der mensen van die wereld wordt, beëindigt zijn aanwezigheid een dispensatie en betekent zij een oordeel over dat gebied.
20:4.1 (226.5) Voordat er een zelfschenking-Zoon op een planeet verschijnt, wordt een bewoonde wereld gewoonlijk bezocht door een Paradijs-Avonal op een magistraatsmissie. Indien dit een eerste magistraatsvisitatie is, wordt de Avonal altijd geïncarneerd als een materieel wezen. Hij verschijnt op de planeet waar hij is aangesteld als een volwassen mannelijk persoon uit de geslachten der stervelingen, een wezen dat volkomen zichtbaar is voor, en in lichamelijk contact staat met, de sterfelijke schepselen van die tijd en generatie. Gedurende een magis-traatsincarnatie is de verbinding van de Avonal-Zoon met de plaatselijke en de universele geestelijke krachten compleet en ononderbroken.
20:4.2 (226.6) Een planeet kan vele magistraatsvisitaties meemaken, zowel voor als na de verschijning van een zelfschenking-Zoon. Zij kan vele malen bezocht worden door dezelfde of andere Avonals die optreden als arbiters van een dispensatie, doch zulke technische beoordelingsmissies zijn geen zelfschenkings- of magistraatsmissies, en de Avonals zijn bij deze gelegenheden nimmer geïncarneerd. Zelfs wanneer een planeet gezegend wordt met herhaalde magistraatsmissies, ondergaan de Avonals niet altijd een incarnatie als sterveling; en wanneer zij inderdaad in de gelijkenis van het sterfelijk vlees dienen, verschijnen zij altijd als volwassenen van het betrokken gebied; zij worden niet uit een vrouw geboren.
20:4.3 (227.1) Wanneer zij op zelfschenkings- of magistraatsmissies geïncarneerd zijn, hebben de Paradijs-Zonen een ervaren Richter, een andere Richter voor iedere incarnatie. De Richters die in het bewustzijn van de geïncarneerde Zonen van God wonen, kunnen niet verwachten dat zij ooit persoonlijkheid zullen verkrijgen door fusie met de menselijk-goddelijke wezens bij wie zij inwonen, doch zij worden dikwijls gepersonaliseerd door het fiat van de Universele Vader. Deze Richters vormen de allerhoogste raad op Divinington die leiding geeft aan het bestuur, de identificatie, en de uitzending van de Geheimnisvolle Mentoren naar de bewoonde gebieden. Ook ontvangen en accrediteren zij de Richters wanneer deze terugkeren naar ‘de boezem van de Vader’ nadat hun aardse tabernakelen door de dood zijn ontbonden. Op deze wijze worden de getrouwe Richters van de rechters der werelden de verheven leiders van hun soortgenoten.
20:4.4 (227.2) Urantia heeft nooit een Avonal-Zoon op een magistraatsmissie geherbergd. Indien Urantia het algemene plan voor de bewoonde werelden had gevolgd, dan zou uw wereld op een gegeven moment tussen de dagen van Adam en de zelfschenking van Christus Michael met een magistraatsmissie zijn gezegend. Doch de reguliere opeenvolging van Paradijs-Zonen op uw planeet werd geheel verstoord toen uw Schepper-Zoon bij zijn laatste zelfschenking negentienhonderd jaar geleden bij u verscheen.
20:4.5 (227.3) Urantia kan alsnog bezocht worden door een Avonal met de opdracht om te incarneren ten behoeve van een magistraatsmissie, doch met betrekking tot de toekomstige verschijning van Paradijs-Zonen ‘kennen zelfs de engelen in de hemel het tijdstip of de wijze van deze visitaties niet,’ want een wereld waar een Michael-zelfschenking heeft plaatsgevonden komt onder de individuele, persoonlijke hoede te staan van deze Meester-Zoon en is als zodanig geheel onderworpen aan diens eigen plannen en besluiten. In het geval van uw wereld wordt de zaak nog gecompliceerd door de belofte van Michael om terug te komen. Ongeacht de misverstanden inzake het verblijf van Michael van Nebadon op Urantia is één ding zeker authentiek — zijn belofte om terug te komen naar uw wereld. Gezien dit vooruitzicht kan alleen de tijd de toekomstige orde der visitaties van Paradijs-Zonen van God op Urantia openbaren.
20:5.1 (227.4) De Eeuwige Zoon is het eeuwige Woord van God. De Eeuwige Zoon is de volmaakte uitdrukking van de ‘eerste’ absolute en oneindige gedachte van zijn eeuwige Vader. Wanneer een persoonlijk duplicaat, ofwel goddelijke uitbreiding van deze Oorspronkelijke Zoon, aan een zelfschenkingsmissie begint waarbij hij als sterveling incarneert, wordt het letterlijk waar dat het goddelijk ‘Woord vlees is geworden,’ en dat het Woord aldus woont onder de nederige wezens van dierlijke afkomst.
20:5.2 (227.5) Op Urantia bestaat een wijdverbreid geloof dat de zelfschenking van een Zoon ten doel heeft de houding van de Universele Vader op een of andere wijze te beïnvloeden. Als uw ogen echter open gaan, zult ge inzien dat dit niet waar is. De zelfschenkingen van de Avonal- en Michael-Zonen vormen een noodzakelijk onderdeel van het experiëntiële proces dat tot doel heeft om deze Zonen op te leiden tot betrouwbare en meevoelende magistraten en regeerders van de volkeren en planeten in tijd en ruimte. De loopbaan van de zevenvoudige zelfschenking is het allerhoogste doel van alle Schepper-Zonen uit het Paradijs. En alle Magistraat-Zonen zijn gemotiveerd door dezelfde geest van dienstbaarheid die de primaire Schepper-Zonen en de Eeuwige Zoon op het Paradijs zo overduidelijk kenmerkt.
20:5.3 (227.6) Aan elke wereld die door stervelingen wordt bewoond moet een Paradijs-Zoon worden geschonken teneinde het voor de Gedachtenrichters mogelijk te maken om in het bewustzijn van alle normale mensen op die wereld te komen wonen, want de Richters komen pas in alle bonafide mensen wanneer de Geest van Waarheid op alle vlees is uitgestort; en het zenden van de Geest der Waarheid is afhankelijk van de terugkeer van een Paradijs-Zoon naar het hoofdkwartier van zijn universum, wanneer hij met goed gevolg een missie van zelfschenking als sterveling op een evoluerende wereld heeft volbracht.
20:5.4 (228.1) In de loop van de lange geschiedenis van een bewoonde planeet zullen er vele beoordelingen van dispensaties plaatsvinden en kunnen er meerdere magistraatsmissies voorkomen, doch gewoonlijk zal er slechts één zelfschenking-Zoon op een wereld dienen. Er wordt slechts vereist dat er op iedere bewoonde wereld één zelfschenking-Zoon komt om daar het volle leven van stervelingen te leiden, van geboorte tot dood. Ongeacht haar geestelijke status is iedere door stervelingen bewoonde wereld voorbestemd om vroeg of laat een Magistraat-Zoon op een missie van zelfschenking te herbergen, met uitzondering van de ene planeet in ieder plaatselijk universum waar een Schepper-Zoon verkiest zijn zelfschenking als sterveling te doen plaatsvinden.
20:5.5 (228.2) Nu ge meer begrijpt aangaande de zelfschenking-Zonen, ziet ge ook in waarom Urantia zo belangwekkend is in de geschiedenis van Nebadon. Uw kleine, onaanzienlijke planeet is voor het plaatselijk universum van belang, eenvoudig omdat zij de thuiswereld is van Jezus van Nazaret als sterveling. Uw wereld is het toneel geweest waar zich de laatste, triomferende zelfschenking van uw Schepper-Zoon heeft afgespeeld, de arena waar Michael de allerhoogste persoonlijke soevereiniteit over het universum Nebadon heeft verworven.
20:5.6 (228.3) Op het hoofdkwartier van zijn plaatselijk universum brengt een Schepper-Zoon, vooral nadat hij zijn eigen zelfschenking als sterveling voltooid heeft, een groot deel van zijn tijd door met het adviseren en instrueren van het college van Zonen die zijn medewerkers zijn, de Magistraat-Zonen en anderen. In liefde en toewijding, met tedere barmhartigheid en warme belangstelling, schenken deze Magistraat-Zonen zich aan de werelden in de ruimte. Deze diensten aan de planeten doen dan ook in geen enkel opzicht onder voor de zelfschenking van de Michaels als sterveling. Het is waar dat uw Schepper-Zoon als terrein voor het laatste avontuur van zijn ervaring als schepsel een wereld uitkoos die ongewone tegenspoed had gekend. Doch geen enkele planeet zou ooit in zulk een toestand kunnen verkeren dat de zelfschenking van een Schepper-Zoon vereist zou zijn om haar geestelijk te rehabiliteren. Iedere Zoon van de zelfschenking-groep zou evengoed op uw wereld hebben kunnen dienen, want in al hun arbeid op de werelden van een plaatselijk universum zijn de Magistraat-Zonen even goddelijk doeltreffend en even alwijs als hun Paradijs-broeder, de Schepper-Zoon, zou zijn.
20:5.7 (228.4) Ook al bestaat gedurende de geïncarneerde zelfschenkingen van de Paradijs-Zonen altijd de mogelijkheid dat zich rampen zullen voltrekken, heb ik nog nooit een verslag gezien van een falen of nalatigheid van een Magistraat-Zoon of een Schepper-Zoon op een missie van zelfschenking. Hun beider oorsprong ligt te dicht bij de absolute volmaaktheid dan dat zij ooit zouden kunnen falen. Zij nemen inderdaad het risico, worden werkelijk als de stervelingen van vlees en bloed en verwerven hierdoor de unieke ervaring van schepselen, doch voorzover ik kan zien, slagen zij altijd. Zij falen nooit in het bereiken van het doel van de zelfschenkingsmissie. Het verhaal over hun zelfschenkingen en planetaire dienstbetoon in heel Nebadon vormt het edelste en boeiendste hoofdstuk in de geschiedenis van uw plaatselijk universum.
20:6.1 (228.5) De methode volgens welke een Paradijs-Zoon wordt klaargemaakt voor de sterfelijke incarnatie als zelfschenking-Zoon, hoe hij ingemoederd wordt op de planeet van zijn zelfschenking, is een universeel mysterie: elke poging om de werking van deze Sonarington-techniek aan het licht te brengen is dan ook zeker tot mislukken gedoemd. Laat de sublieme kennis van het sterfelijke leven van Jezus van Nazaret in uw ziel bezinken, doch bespaar u nutteloze bespiegelingen over de manier waarop deze mysterieuze incarnatie van Michael van Nebadon werd bewerkstelligd. Laten wij ons allen verheugen in de wetenschap en zekerheid dat zulke prestaties mogelijk zijn voor de goddelijke natuur en geen tijd verspillen aan nutteloze gissingen aangaande de methode die door de goddelijke wijsheid wordt toegepast om deze verschijnselen tot stand te brengen.
20:6.2 (229.1) Op een zelfschenkingsmissie als sterveling wordt een Paradijs-Zoon altijd uit een vrouw geboren en groeit hij op als een kind van het mannelijk geslacht uit het betrokken gebied, zoals Jezus op Urantia. Al deze Zonen van het allerhoogste dienstbetoon doorlopen hun kindertijd en hun jeugd tot hun volwassenheid net als een mens. In ieder opzicht worden zij zoals de stervelingen van het geslacht waarin zij geboren zijn. Zij richten smeekbeden tot de Vader, zoals de kinderen uit de gebieden waarin zij dienen. Gezien vanuit een materieel standpunt leiden deze menselijk-goddelijke Zonen een gewoon leven, met slechts één uitzondering: zij verwekken geen nakomelingen op de werelden waar zij verblijven. Dit is een universele beperking die alle orden van zelfschenking-Zonen uit het Paradijs wordt opgelegd.
20:6.3 (229.2) Zoals Jezus op uw wereld werkte als de zoon van een timmerman, zo arbeiden ook de andere Paradijs-Zonen in verschillende hoedanigheden op de planeten waar zij zichzelf schenken. Ge zoudt waarschijnlijk geen beroep kunnen bedenken dat niet door enige Paradijs-Zoon is uitgeoefend in de loop van zijn zelfschenking op een bepaalde evolutionaire planeet in de tijd.
20:6.4 (229.3) Wanneer een zelfschenking-Zoon de ervaring meester is geworden van het leiden van een sterfelijk leven en volmaakte onderlinge afstemming met zijn inwonende Richter heeft bereikt, begint hij vervolgens aan dat gedeelte van zijn planetaire missie dat ten doel heeft het denken van zijn broeders in het vlees te verlichten en hun ziel te inspireren. Als leraren wijden deze Zonen zich uitsluitend aan de geestelijke verlichting van de geslachten der stervelingen op de werelden waar zij verblijven.
20:6.5 (229.4) De loopbanen van de Michaels en de Avonals komen bij hun zelfschenkingen als sterveling voor het merendeel overeen, doch niet in alle opzichten zijn zij identiek: nooit zal een Magistraat-Zoon zeggen ‘Wie de Zoon gezien heeft, heeft de Vader gezien,’ zoals uw Schepper-Zoon verklaarde toen hij in het vlees op Urantia verkeerde. Doch een zelfschenking-Avonal zegt wel: ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Eeuwige Zoon van God gezien.’ De Magistraat-Zonen stammmen niet rechtstreeks af van de Universele Vader, en evenmin incarneren zij in onderworpenheid aan de wil van de Vader; zij geven zichzelf altijd als Paradijs- Zonen in onderworpenheid aan de wil van de Eeuwige Zoon op het Paradijs.
20:6.6 (229.5) Wanneer de zelfschenking-Zonen, Schepper-Zonen of Magistraat-Zonen, door de poort des doods gaan, verschijnen zij weer op de derde dag. Ge moet echter niet denken dat hun leven altijd zo’n tragisch einde vindt als dat van de Schepper-Zoon die negentienhonderd jaar geleden op uw wereld verbleef. Door de buitengewone, uitzonderlijk wrede ervaring die Jezus van Nazaret doormaakte, is Urantia plaatselijk bekend geworden als ‘de wereld van het kruis.’ Het is niet noodzakelijk dat een Zoon van God een dergelijke onmenselijke behandeling ondergaat, en de overgrote meerderheid der planeten hebben de zelfschenking-Zonen op meer voorkomende wijze ontvangen en het hun mogelijk gemaakt hun loopbaan als sterveling ten einde te brengen, het tijdperk af te sluiten, de slapende overlevenden te oordelen, en een nieuwe dispensatie in te luiden, zonder hen een gewelddadige dood te doen sterven. Een zelfschenking-Zoon moet de dood ondergaan, moet de hele ervaring van de stervelingen van zijn gebieden daadwerkelijk doormaken, doch het goddelijke plan vereist niet dat deze dood gewelddadig of uitzonderlijk zal zijn.
20:6.7 (229.6) Wanneer zelfschenking-Zonen niet gewelddadig ter dood worden gebracht, leggen zij vrijwillig hun leven neer en gaan zij door de poort des doods, niet om aan de eisen van ‘strenge gerechtigheid’ of ‘de goddelijke toorn’ te voldoen, doch veeleer om de zelfschenking te voltooien, ‘om de beker te drinken’ van de loopbaan van incarnatie en persoonlijke ervaring in alles wat behoort tot het leven van schepselen zoals het geleefd wordt op de planeten van het sterfelijk bestaan. Zelfschenking is een planetaire noodzaak en een universum-noodzaak, en de fysieke dood is niet meer dan een noodzakelijk onderdeel van een zelfschenkingsmissie.
20:6.8 (230.1) Wanneer zijn incarnatie als sterveling ten einde is, gaat de Avonal die deze dienst heeft verricht door naar het Paradijs, wordt aanvaard door de Universele Vader, keert terug naar het plaatselijk universum waar hij is aangesteld, en wordt erkend door de Schepper-Zoon. Vervolgens zenden de zelfschenking-Avonal en de Schepper-Zoon hun gezamenlijke Geest van Waarheid uit om te gaan werken in de harten der volkeren die de zelfschenkingswereld bewonen. In de tijdperken van een plaatselijk universum voordat de Schepper-Zoon soeverein is, is dit de gezamenlijke geest van beide Zonen, geïmplementeerd door de Scheppende Geest. Deze verschilt enigszins van de Geest van Waarheid die kenmerkend is voor de tijdperken van de plaatselijke universa na de zevende zelfschenking van een Michael.
20:6.9 (230.2) Nadat een Schepper-Zoon zijn finale zelfschenking heeft volbracht, verandert de Geest van Waarheid, die tevoren naar alle Avonal-zelfschenkingswerelden van dat plaatselijk universum is uitgezonden, van natuur en wordt meer letterlijk de geest van de soevereine Michael. Dit verschijnsel vindt plaats tegelijk met de vrijmaking van de Geest van Waarheid teneinde dienst te gaan doen op de planeet waar de Michael-zelfschenking als sterveling heeft plaatsgevonden. Iedere wereld die daarna wordt vereerd met een Magistraatszelfschenking zal dezelfde geest-Trooster ontvangen van de zevenvoudige Schepper-Zoon, in samenwerking met de betrokken Magistraat-Zoon, welke de planeet zou hebben ontvangen indien de Soeverein van het plaatselijk universum persoonlijk geïncarneerd zou zijn geweest als haar zelfschenking-Zoon.
20:7.1 (230.3) Deze zeer persoonlijke en zeer geestelijke Paradijs-Zonen worden tot aanzijn gebracht door de Paradijs-Triniteit. Zij staan in Havona bekend als de orde der Dagelingen. In Orvonton staan zij bekend als Leraar-Zonen van de Triniteit, zo genoemd vanwege hun afkomst. Op Salvington worden zij soms de Geestelijke Zonen uit het Paradijs genoemd.
20:7.2 (230.4) De Leraar-Zonen nemen voortdurend in aantal toe. Bij de laatste universele telling die werd uitgezonden, bedroeg het aantal dezer Triniteitszonen dat werkzaam was in het centrale univer- sum en in de superuniversa iets meer dan eenentwintig miljard, buiten de reserves op het Paradijs waartoe meer dan een derde van alle bestaande Leraar-Zonen van de Triniteit behoren.
20:7.3 (230.5) De orde der Dagelingen-zonen vormt geen organiek onderdeel van het bestuur der plaatselijke of superuniversa. De leden van deze orde zijn scheppers noch redders, en evenmin rechters of regeerders. Zij houden zich niet zozeer bezig met het bestuur van de universa, als wel met hun morele verlichting en geestelijke ontwikkeling. Zij zijn de universele opvoeders en wijden zich aan de geestelijke opwekking en morele leiding van alle gebieden. Hun dienstbetoon staat in innige wederzijdse betrekking tot dat van de persoonlijkheden van de Oneindige Geest en is nauw verbonden met de opklimming van geschapen wezens naar het Paradijs.
20:7.4 (230.6) Deze Zonen der Triniteit hebben deel aan de gecombineerde naturen van de drie Godheden op het Paradijs, maar in Havona lijken zij meer de natuur van de Universele Vader te weerspiegelen. In de superuniversa lijken zij de natuur van de Eeuwige Zoon uit te beelden, terwijl zij in de plaatselijke scheppingen het karakter van de Oneindige Geest lijken te vertonen. In alle universa zijn zij de belichaming van dienstbetoon en de kiesheid van wijsheid.
20:7.5 (230.7) Anders dan hun Paradijs-broeders, de Michaels en de Avonals, ontvangen de Leraar-Zonen van de Triniteit geen vooropleiding in het centrale universum. Zij worden rechtstreeks naar de hoofdkwartieren van de superuniversa gezonden en van daaruit aangesteld om dienst te doen in een plaatselijk universum. In hun dienstbetoon aan deze evolutionaire gebieden maken zij gebruik van de gezamenlijke geestelijke invloed van een Schepper-Zoon en de Magistraat-Zonen die met hem meewerken, want de Dagelingen bezitten geen geestelijke aantrekkingskracht van en uit zichzelf.
20:8.1 (231.1) De Geestelijke Zonen van het Paradijs zijn unieke wezens van Triniteitsoorsprong en de enige Triniteitsschepselen die zo volledig zijn verbonden met de leiding van de universa van tweevoudige oorsprong. Zij wijden zich liefdevol aan hun opvoedkundig werk ten dienste van de sterfelijke schepselen en van geestelijke wezens van de lagere orden. Zij beginnen hun arbeid in de plaatselijke stelsels en worden naargelang ervaring en prestaties binnenwaarts bevorderd, via het dienstbetoon in de constellaties tot het hoogste werk in een plaatselijke schepping. Na hiertoe bevoegd te zijn verklaard, kunnen zij geestelijke ambassadeurs worden en de plaatselijke universa van hun dienstbetoon vertegenwoordigen.
20:8.2 (231.2) Het precieze aantal Leraar-Zonen in Nebadon ken ik niet; er zijn er vele duizenden. Vele hoofden der afdelingen in de scholen der Melchizedeks behoren tot deze orde, terwijl de gecombineerde staf van de officiële Universiteit van Salvington meer dan honderdduizend persoonlijkheden omvat, waaronder ook deze Zonen. Grote aantallen van hen hebben hun standplaats op de verschillende morontia-opleidingswerelden, doch zij houden zich niet alleen bezig met de geestelijke en intellectuele vooruitgang van de sterfelijke schepselen: zij zijn evenzeer betrokken bij het onderricht van serafijnse wezens en andere ingeborenen der plaatselijke scheppingen. Velen van hun helpers komen uit de rangen van de door schepselen getrinitiseerde wezens.
20:8.3 (231.3) De Leraar-Zonen stellen de faculteiten samen die alle examens en toetsen afnemen die nodig zijn om gekwalificeerd en gediplomeerd te worden voor alle ondergeschikte fasen van dienst in de universa, van de taken der wachters op de buitenposten, tot die van bestudeerders der sterren. Zij staan aan het hoofd van een opleiding die eeuwenlang duurt, van de planetaire cursussen tot en met het hoge College van Wijsheid dat op Salvington is gevestigd. Een bewijs van erkenning, waarmee de geleverde prestaties en de bereikte resultaten worden aangegeven, wordt verstrekt aan allen, zowel opklimmende stervelingen als ijverige cherubijnen, die deze avontuurlijke ondernemingen in wijsheid en waarheid tot een goed einde brengen.
20:8.4 (231.4) In alle universa voelen alle Zonen van God zich ten zeerste verplicht jegens deze altijd getrouwe en universeel bekwame Leraar-Zonen van de Triniteit. Zij zijn de verheven leraren van alle geest-persoonlijkheden, zelfs de beproefde, ware leraren van de Zonen van God zelf. Ik kan u echter moeilijk op de hoogte brengen van de talloze bijzonderheden van de taken en functies van de Leraar-Zonen. Het enorme gebied van de activiteiten van de Dagelingen-zonen zal op Urantia beter worden begrepen wanneer ge een hoger niveau van intelligentie hebt bereikt en nadat de geestelijke afzondering van uw planeet zal zijn beëindigd.
20:9.1 (231.5) Wanneer de loop der gebeurtenissen op een evolutionaire wereld aangeeft dat de tijd rijp is om een geestelijk tijdperk in te luiden, bieden de Leraar-Zonen van de Triniteit zich altijd voor dit dienstbetoon aan. Ge zijt niet bekend met deze orde van zonen omdat Urantia nog nooit een geestelijk tijdperk, een millennium van kosmische verlichting, heeft meegemaakt. Doch de Leraar-Zonen bezoeken nu reeds uw wereld, ten einde plannen uit te werken betreffende hun voorgenomen verblijf op uw wereld. Zij worden op Urantia verwacht wanneer de bevolking zich relatief zal hebben bevrijd uit de kluisters van dierlijkheid en de boeien van het materialisme.
20:9.2 (231.6) Leraar-Zonen van de Triniteit zijn in geen enkel opzicht betrokken bij het beëindigen van planetaire dispensaties. Zij oordelen niet over de doden en brengen evenmin de levenden over, doch op iedere planetaire missie worden zij vergezeld door een Magistraat-Zoon die deze diensten verricht. Leraar-Zonen houden zich geheel bezig met het doen aanvangen van een geestelijk tijdperk, met de dageraad van het tijdvak van geestelijke werkelijkheden op een evolutionaire planeet. Zij maken de geestelijke tegenhangers van materiële kennis en de wijsheid van de tijd reëel.
20:9.3 (232.1) De Leraar-Zonen blijven gewoonlijk duizend jaar op de planeten die zij visiteren, naar de tijdrekening van deze werelden. Eén Leraar-Zoon heeft de leiding van het planetaire duizendjarig rijk en wordt bijgestaan door zeventig medewerkers van zijn orde. De Dagelingen incarneren niet en materialiseren zich ook niet anderszins zodanig dat zij zichtbaar zouden zijn voor sterfelijke wezens; daarom wordt het contact met de wereld van hun visitatie onderhouden door middel van de activiteiten van de Schitterende Avondsterren, persoonlijkheden uit het plaatselijk universum die in verbinding staan met de Leraar-Zonen van de Triniteit.
20:9.4 (232.2) De Dagelingen kunnen vele malen naar een bewoonde wereld terugkeren, en na hun laatste missie zal de planeet worden ingeleid in de bestendigde status van een wereld in licht en leven, het evolutionaire doel van alle door stervelingen bewoonde werelden in het huidige universum-tijdperk. Het Korps der Stervelingen van de Volkomenheid heeft veel te maken met de werelden die bestendigd zijn in licht en leven, en hun planetaire activiteiten raken aan die van de Leraar-Zonen. Sterker nog, de gehele orde der Dagelingen-zonen is nauw verbonden met alle fasen van activiteiten van volkomenen in de evolutionaire scheppingen in tijd en ruimte.
20:9.5 (232.3) De Leraar-Zonen van de Triniteit schijnen zich zo volledig te hebben vereenzelvigd met het regime van de vooruitgang der stervelingen gedurende de vroegste stadia der evolutionaire opklimming, dat wij ons vaak afvragen of zij ook mogelijkerwijs met de volkomenen zullen samenwerken bij hun nog niet onthulde loopbaan in de toekomstige universa. Wij zien dat de bestuurders van de superuniversa ten dele persoonlijkheden van Triniteitsoorsprong zijn, en ten dele opklimmende evolutionaire schepselen die door de Triniteit zijn omhelsd. Wij geloven vast dat de Leraar-Zonen en de volkomenen thans bezig zijn de ervaring te verwerven van hun associatie in de tijd, die wellicht de vooropleiding is om hen voor te bereiden op een nauwe samenwerking bij bepaalde nog niet geopenbaarde arbeid, waarvoor zij in de toekomst zijn bestemd. Op Uversa geloven wij dat wanneer de superuniversa uiteindelijk bestendigd zullen zijn in licht en leven, deze Leraar-Zonen uit het Paradijs, die zo grondig vertrouwd zijn geraakt met de problemen van de evolutionaire werelden en zo lang verbonden zijn geweest met de loopbaan van evolutionaire stervelingen, waarschijnlijk zullen worden overgeplaatst teneinde een eeuwige associatie met het Paradijs-Korps der Volkomenheid te vormen.
20:10.1 (232.4) Alle Paradijs-Zonen van God zijn goddelijk in oorsprong en natuur. Het werk van iedere Paradijs-Zoon ten behoeve van elke wereld is van zodanige aard alsof deze dienstdoende Zoon de eerste en enige Zoon van God was.
20:10.2 (232.5) De Paradijs-Zonen zijn de goddelijke presentatie aan de domeinen in tijd en ruimte van de handelende natuur van de drie personen van de Godheid. De Schepper-Zonen, de Magistraat- en de Leraar-Zonen, zijn de geschenken van de eeuwige Godheden aan de mensenkinderen en aan alle andere universum-schepselen die het vermogen tot opklimming bezitten. Deze Zonen van God zijn de goddelijke dienaren die zich onafgebroken wijden aan de arbeid om de schepselen in de tijd het hoge geestelijke doel der eeuwigheid te doen bereiken.
20:10.3 (232.6) In de Schepper-Zonen heeft de liefde van de Universele Vader zich vermengd met de barmhartigheid van de Eeuwige Zoon en wordt zij aan de plaatselijke universa onthuld in de scheppende kracht, het liefdevolle dienstbetoon en de begripvolle soevereiniteit van de Michaels. In de Magistraat-Zonen wordt de barmhartigheid van de Eeuwige Zoon, verenigd met het dienstbetoon van de Oneindige Geest, aan de evolutionaire domeinen geopenbaard door de loopbanen van deze Avonals, die oordelen, dienen, en zichzelf schenken. In de Leraar-Zonen der Triniteit worden de liefde, de barmhartigheid en het dienstbetoon van de drie Paradijs-Godheden gecoördineerd op de hoogste waarde-niveaus van tijd en ruimte en aan de universa aangeboden als levende waarheid, goddelijke goedheid en ware geestelijke schoonheid.
20:10.4 (233.1) In de plaatselijke universa werken deze orden van zonen samen om de openbaring van de Paradijs-Godheden aan de schepselen in de ruimte te bewerkstelligen: als de Vader van een plaatselijk universum beeldt een Schepper-Zoon het oneindige karakter van de Universele Vader uit; als de zelfschenking-Zonen der barmhartigheid openbaren de Avonals de onvergelijkelijke natuur van de Eeuwige Zoon en diens oneindig mededogen; als de ware leraren van opklimmende persoonlijkheden onthullen de Dagelingen-Zonen van de Triniteit de leraar-persoonlijkheid van de Oneindige Geest. In hun goddelijk volmaakte samenwerking dragen de Michaels, de Avonals en de Dagelingen bij tot de actualisering en openbaring van de persoonlijkheid en soevereiniteit van God de Allerhoogste in en aan de universa in tijd en ruimte. In de harmonie van hun drieënige activiteiten functioneren deze Paradijs-Zonen van God immer in de voorhoede van de persoonlijkheden van de Godheid, terwijl zij meegaan in de nimmer eindigende uitbreiding van de goddelijkheid van de Eerste Grote Bron en Centrum vanuit het eeuwige Paradijs-Eiland tot in de onbekende diepten der ruimte.
20:10.5 (233.2) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 21
21:0.1 (234.1) De Schepper-Zonen zijn de makers en regeerders van de plaatselijke universa in tijd en ruimte. Deze scheppers en soevereinen van de universa hebben een tweevoudige oorsprong en belichamen de kenmerkende eigenschappen van God de Vader en God de Zoon. Maar iedere Schepper-Zoon is verschillend van iedere andere; ieder is uniek in natuur alsook in persoonlijkheid; elk is de ‘eniggeboren Zoon’ van het volmaakte godheids-ideaal dat zijn oorsprong vormt.
21:0.2 (234.2) In het geweldige werk van het organiseren, ontwikkelen en vervolmaken van een plaatselijk universum genieten deze hoge Zonen steeds de steun en goedkeuring van de Universele Vader. De verhouding van de Schepper-Zonen met hun Vader op het Paradijs is ontroerend en ongeëvenaard. De diepe genegenheid van de Godheid-ouders voor hun goddelijke nakomelingen is ongetwijfeld de bron waaraan die schone, welhaast goddelijke liefde ontspringt die zelfs sterfelijke ouders voor hun kinderen gevoelen.
21:0.3 (234.3) Deze primaire Paradijs-Zonen worden gepersonaliseerd als Michaels. Wanneer zij uitgaan uit het Paradijs om hun universa te stichten, staan zij bekend als Schepper-Michaels. Wanneer zij bevestigd zijn in allerhoogst gezag, worden zij Meester-Michaels genoemd. Soms duiden wij de soeverein van uw universum Nebadon aan als Christus Michael. Zij regeren immer en voor altijd naar de ‘orde van Michael,’ de benaming van de eerste Zoon van hun orde en natuur.
21:0.4 (234.4) De oorspronkelijke of eerstgeboren Michael heeft nooit de incarnatie als materieel wezen ervaren, doch hij heeft zevenmaal de ervaring van de geestelijke opklimming als schepsel doorgemaakt op de zeven circuits van Havona, waarbij hij van de buitenste werelden naar het binnenste circuit van de centrale schepping optrok. De orde van Michael kent het groot universum in zijn volle omvang, er is geen wezenlijke ervaring van enig kind in tijd en ruimte waaraan de Michaels niet persoonlijk hebben deelgenomen; zij hebben in feite niet alleen deel aan de goddelijke natuur, doch ook aan uw natuur, waarbij wij bedoelen alle naturen, van de hoogste tot de laagste.
21:0.5 (234.5) De oorspronkelijke Michael is het voorzittend hoofd van de primaire Paradijs-Zonen wanneer zij voor besprekingen bijeenkomen in het centrum van alle dingen. Niet lang geleden ontvingen wij op Uversa een universele uitzending van een buitengewoon conclaaf op het eeuwige Eiland, waar honderdvijftigduizend Schepper-Zonen bijeengekomen waren in aanwezigheid van hun ouders, en waar beraadslaagd werd inzake de vorderingen in de eenwording en stabilisatie van het universum van universa. Dit was een geselecteerde groep van Soevereine Michaels, zevenvoudige zelfschenking-Zonen.
21:1.1 (234.6) Wanneer de volheid van absolute geestelijke ideevorming in de Eeuwige Zoon de volheid ontmoet van absolute persoonlijkheidsvoorstelling in de Universele Vader, wanneer zulk een creatieve verbintenis finaal en volledig tot stand wordt gebracht, wanneer zich zulk een absolute identiteit van geest en zulk een oneindige eenheid van persoonlijkheidsvoorstelling voordoen, dan komt op hetzelfde moment, zonder enig verlies aan persoonlijkheid of prerogatieven van een van beide oneindige Godheden, in een oogwenk een nieuwe, oorspronkelijke Schepper-Zoon tot volledig aanzijn, de eniggeboren Zoon van het volmaakte ideaal en de krachtige idee wier vereniging deze nieuwe schepper-persoonlijkheid van kracht en volmaaktheid voortbrengt.
21:1.2 (235.1) Iedere Schepper-Zoon is de eniggeboren vrucht, en kan ook slechts de eniggeboren vrucht zijn, van de volmaakte verbintenis der oorspronkelijke voorstellingen in het oneindige, eeuwige en volmaakte bewustzijn van de twee immer-bestaande Scheppers van het universum van universa. Er kan nooit nogmaals zulk een Zoon ontstaan, omdat iedere Schepper-Zoon de ongekwalificeerde, volkomen en finale uitdrukking en belichaming is van iedere fase van elk aspect, iedere mogelijkheid, iedere goddelijke werkelijkheid die in alle eeuwigheid ooit zou kunnen worden aangetroffen in, uitgedrukt door, of ontwikkeld uit, de twee goddelijk scheppingspotentialiteiten die zich verenigden om deze Michael-Zoon tot aanzijn te brengen. Iedere Schepper-Zoon is het absolutum van de verenigde godheidsvoorstellingen die zijn goddelijke oorsprong vormen.
21:1.3 (235.2) De goddelijke naturen van deze Schepper-Zonen zijn, in beginsel, gelijkelijk ontleend aan de eigenschappen van beide Paradijs-ouders. Zij hebben allen deel aan de volheid van de goddelijke natuur van de Universele Vader en aan de schepper-prerogatieven van de Eeuwige Zoon, doch bij onze waarnemingen van de praktische uitwerking van de functies van de Michaels in de universa zien wij klaarblijkelijke verschillen. Sommige Schepper-Zonen lijken meer op God de Vader, anderen meer op God de Zoon. De gang van zaken in het bestuur van het universum Nebadon geeft bijvoorbeeld de indruk dat de natuur en het karakter van de Zoon die de Schepper en bestuurder ervan is, meer overeenkomen met die van de Eeuwige Moeder-Zoon. Verder moeten wij ook verklaren dat sommige universa geleid worden door Paradijs-Michaels die in gelijke mate op God de Vader en op God de Zoon schijnen te lijken. En er schuilt geen enkele kritiek in deze opmerkingen; dit is eenvoudig een vaststelling van feiten.
21:1.4 (235.3) Ik ken het precieze aantal bestaande Schepper-Zonen niet, doch ik heb goede redenen om aan te nemen dat het er meer dan zevenhonderdduizend zijn. Welnu, wij weten dat er precies zevenhonderdduizend Unies der Dagen zijn en dat er niet meer geschapen worden. Wij merken ook op dat de plannen die voor het huidige tijdperk van het universum zijn verordineerd, erop lijken te wijzen dat er één Unie der Dagen in ieder plaatselijk universum gestationeerd zal zijn als raadgevend ambassadeur van de Triniteit. Wij merken voorts op dat het voortdurend toenemende aantal Schepper-Zonen het gelijkblijvende aantal van Unies der Dagen reeds overtreft. Inzake de bestemming van de Michaels die de zevenhonderdduizend te boven gaan, zijn wij echter nooit ingelicht.
21:2.1 (235.4) De Paradijs-Zonen van de primaire orde zijn de ontwerpers, scheppers, bouwers en bestuurders van hun respectieve domeinen, de plaatselijke universa in tijd en ruimte, de fundamentele scheppingseenheden van de zeven evolutionaire superuniversa. Het wordt een Schepper-Zoon toegestaan om de plaats voor zijn toekomstige kosmische activiteit te kiezen in de ruimte, doch voordat hij zelfs maar een begin mag maken met de fysische organisatie van zijn universum, moet hij zich lange tijd wijden aan de observatie en bestudering van de inspanningen van zijn oudere broeders in verschillende scheppingen binnen het superuniversum waarin zijn gekozen werkterrein ligt. En voorafgaand aan dit alles zal de Michael-Zoon zijn lange, unieke ervaring van Paradijs-observatie en Havona-opleiding reeds hebben voltooid.
21:2.2 (235.5) Wanneer een Schepper-Zoon uit het Paradijs vertrekt om te beginnen aan de avontuurlijke onderneming van het maken van een universum en om de oorsprong — praktisch gesproken de God — te worden van het plaatselijk universum dat hij zelf moet organiseren, dan is hij voor de eerste maal in nauw contact met, en in vele opzichten afhankelijk van, de Derde Bron en Centrum. Ofschoon de Oneindige Geest bij de Vader en de Zoon in het centrum van alle dingen blijft, is het zijn bestemming om te functioneren als de daadwerkelijke, doeltreffende helper van iedere Schepper-Zoon. Derhalve wordt iedere Schepper-Zoon vergezeld door een Scheppende Dochter van de Oneindige Geest, het wezen dat bestemd is de Goddelijke Hulp en Bijstand te worden, de Moeder-Geest van het nieuwe plaatselijk universum.
21:2.3 (236.1) Het vertrek van een Michael-Zoon bij deze gelegenheid maakt zijn schepper-prerogatieven voor immer vrij van de Paradijs-Bronnen en -Centra, met voorbehoud van bepaalde beperkingen die inherent zijn aan de preëxistentie van deze Bronnen en Centra en van bepaalde andere voorafgaande machten en presenties. Van deze beperkingen aan de overigens almachtige schepper-prerogatieven van de Vader van een plaatselijk universum kunnen wij u de volgende noemen:
21:2.4 (236.2) 1. Energie-materie wordt beheerst door de Oneindige Geest. Alvorens hij een nieuwe vorm van dingen, groot of klein, mag scheppen, alvorens hij nieuwe transformaties van energie-materie tot stand mag trachten te brengen, moet een Schepper-Zoon de toestemming en medewerking inwinnen van de Oneindige Geest.
21:2.5 (236.3) 2. De ontwerpen en typen der schepselen staan onder toezicht van de Eeuwige Zoon. Alvorens een Schepper-Zoon mag beginnen een nieuw type wezen te scheppen, een nieuw schepsel te ontwerpen, moet hij de instemming verwerven van de Eeuwige, Oorspronkelijke Moeder-Zoon.
21:2.6 (236.4) 3. Persoonlijkheid wordt ontworpen en verleend door de Universele Vader.
21:2.7 (236.5) De typen en patronen van bewustzijn worden bepaald door de zijnsfactoren die reeds vóór de schepselen bestaan. Nadat deze zijn samengevoegd om een schepsel te vormen (persoonlijk of anderszins), wordt bewustzijn verleend door de Derde Bron en Centrum, de universele bron van het bewustzijnsdienstbetoon aan alle wezens beneden het niveau van de Scheppers uit het Paradijs.
21:2.8 (236.6) De controle over geest -ontwerpen en -typen hangt af van het niveau waarop deze worden gemanifesteerd. Uiteindelijk staat een geestelijk ontwerp onder controle van de Triniteit, of van de aan de Triniteit voorafgaande geest-vermogens van de persoonlijkheden van de Triniteit — de Vader, de Zoon en de Geest.
21:2.9 (236.7) Wanneer zulk een volmaakte, goddelijke Zoon bezit heeft genomen van de ruimte-locatie van zijn verkozen universum, en de eerste problemen van de materialisatie van een universum en het grove evenwicht zijn opgelost, en wanneer hij een doeltreffend samenwerkingsverband met de complementaire Dochter van de Oneindige Geest heeft gevormd — dan initiëren deze Universum-Zoon en deze Universum-Geest de verbintenis die ten doel heeft het aanzijn te geven aan de ontelbare scharen van hun kinderen in hun plaatselijk universum. In samenhang met deze gebeurtenis wordt de Scheppende Geest, de focalisering van de Oneindige Geest op het Paradijs, anders van natuur en verkrijgt zij de persoonlijke kwaliteiten van de Moeder-Geest van een plaatselijk universum.
21:2.10 (236.8) Niettegenstaande het feit dat alle Schepper-Zonen goddelijk op hun Paradijs-ouders gelijken, is geen van hen precies gelijk aan een ander; ieder is uniek, anders, exclusief en oorspronkelijk, zowel in natuur als in persoonlijkheid. En aangezien zij de architecten en makers van de levensplannen van hun respectieve gebieden zijn, garandeert het feit dat zijzelf zozeer verschillen, dat ook hun domeinen verschillend zullen zijn in iedere vorm en fase van uit de Michael voortkomend levend bestaan dat geschapen kan worden of zich later daarin kan ontwikkelen. Vandaar dat de orden der schepselen die in de plaatselijke universa worden geboren zozeer verschillen. Geen twee universa worden bestuurd of bewoond door aldaar geboren wezens van tweevoudige afkomst die in alle opzichten identiek zijn. In ieder super-universum is de ene helft van hun inherente eigenschappen geheel gelijk, omdat zij voortkomt uit de uniforme Scheppende Geesten, terwijl de andere helft varieert, omdat deze voortkomt uit de gediversifieerde Schepper-Zonen. Doch deze verscheidenheid kenmerkt noch de schepselen die alleen van de Scheppende Geest afstammen, noch de geïmporteerde wezens die geboortig zijn uit het centrale universum of de superuniversa.
21:2.11 (237.1) Wanneer een Michael-Zoon niet in zijn universum aanwezig is, wordt het bestuur geleid door het eerstgeboren wezen in dat universum, de Blinkende Morgenster die bekleed is met de hoogste uitvoerende macht in het plaatselijk universum. Het advies en de raad van de Unie der Dagen is bij zulke gelegenheden van onschatbare waarde. Gedurende deze perioden van afwezigheid is een Schepper-Zoon in staat de met hem verbonden Moeder-Geest te bekleden met de supervisie over zijn geestelijke tegenwoordigheid op de bewoonde werelden en in de harten van zijn sterfelijke kinderen. De Moeder-Geest van een plaatselijk universum blijft dan ook altijd in haar hoofdkwartier, vanwaar zij haar koesterende zorg en geestelijk dienstbetoon laat uitgaan tot aan de uiterste grenzen van zulk een evolutionair domein.
21:2.12 (237.2) De persoonlijke aanwezigheid van een Schepper-Zoon in zijn plaatselijk universum is niet noodzakelijk om een gevestigde materiële schepping regelmatig te doen lopen. Deze Zonen kunnen naar het Paradijs reizen, en dan blijven hun universa door de ruimte wentelen. Zij kunnen de teugels van hun macht neerleggen om te incarneren als kinderen in de tijd, en dan blijven hun gebieden met grote snelheid rondwentelen rond hun respectieve centra. Geen enkele materiële organisatie valt buiten de greep van de absolute zwaartekracht van het Paradijs, of de kosmische albeheersing die inherent is in de ruimte-presentie van het Ongekwalificeerd Absolute.
21:3.1 (237.3) Een Schepper-Zoon krijgt het gebied van een universum toegewezen met goedkeuring van de Paradijs-Triniteit en met de instemming van de toeziende Meester-Geest van het betrokken superuniversum. Deze handeling vormt zijn recht op fysisch eigendom, een kosmisch pachtbezit. Doch de verheffing van een Michael-Zoon uit dit aanvankelijke, door hemzelf beperkte stadium van heerschappij, tot de experiëntiële allerhoogste macht van zelfverdiende soevereiniteit, vindt plaats tengevolge van zijn eigen persoonlijke ervaring in de arbeid van het scheppen van een universum en van geïncarneerde zelfschenkingen. Totdat hij de door zelfschenkingen verdiende soevereiniteit verwerft, heerst hij als plaatsvervanger van de Universele Vader.
21:3.2 (237.4) Een Schepper-Zoon zou op ieder moment de volledige soevereiniteit over zijn persoonlijke schepping kunnen affirmeren, doch wijselijk verkiest hij dit niet te doen. Indien hij, voordat hij de zelfschenkingen als schepsel heeft doorgemaakt, de allerhoogste soevereiniteit onverdiend op zich zou nemen, dan zouden de Paradijs-persoonlijkheden die in zijn plaatselijk universum verblijven, zich terugtrekken. Dit heeft zich echter in geen der scheppingen in tijd en ruimte nog ooit voorgedaan.
21:3.3 (237.5) Het feit van het schepperschap houdt reeds de volledige soevereiniteit in, doch de Michaels verkiezen deze door ervaring te verdienen en behouden daardoor de volle medewerking van alle Paradijs-persoonlijkheden die aan het bestuur van het plaatselijk universum zijn verbonden. Wij kennen geen enkele Michael die ooit anders heeft gehandeld, maar allen hadden dit wel gekund, want zij zijn waarlijk Zonen met vrije wil.
21:3.4 (237.6) De soevereiniteit van een Schepper-Zoon in een plaatselijk universum kent zes, misschien zeven stadia van experiëntiële manifestatie. Deze stadia verschijnen in deze volgorde:
21:3.5 (237.7) 1. De aanvankelijke soevereiniteit als plaatsvervanger — het voorlopig gezag dat een Schepper-Zoon solitair uitoefent voordat de met hem verbonden Scheppende Geest persoonlijke eigenschappen heeft verkregen.
21:3.6 (237.8) 2. Vereende plaatsvervangende soevereiniteit — de gezamenlijke regering van het Paradijs-tweetal nadat de Moeder-Geest van het Universum persoonlijkheid heeft verworven.
21:3.7 (238.1) 3. Toenemende plaatsvervangende soevereiniteit — het groeiende gezag van een Schepper-Zoon gedurende de periode van zijn zeven zelfschenkingen als geschapen wezen.
21:3.8 (238.2) 4. Allerhoogste soevereiniteit — het gevestigde gezag dat volgt op de voltooiing van de zevende zelfschenking. In Nebadon dateert de allerhoogste soevereiniteit van het tijdstip dat de zelfschenking van Michael op Urantia voltooid was. Zij bestaat nu iets langer dan negentienhonderd jaar in de tijdrekening van uw planeet.
21:3.9 (238.3) 5. Toenemende allerhoogste soevereiniteit — de geavanceerde betrekking die zich ontwikkelt door het feit dat de meerderheid van de domeinen der stervelingen in licht en leven is bestendigd. Dit stadium heeft betrekking op de nog niet bereikte toekomst van uw plaatselijk universum.
21:3.10 (238.4) 6. Trinitaire soevereiniteit — uitgeoefend wanneer het gehele plaatselijk universum in licht en leven is bestendigd.
21:3.11 (238.5) 7. Ongeopenbaarde soevereiniteit — de onbekende betrekkingen in een toekomstig universum-tijdperk.
21:3.12 (238.6) Wanneer een Schepper-Michael de aanvankelijke plaatsvervangende soevereiniteit over een ontworpen plaatselijk universum aanvaardt, legt hij een eed af aan de Triniteit, waarbij hij belooft om niet de allerhoogste soevereiniteit op zich te nemen aleer zijn zeven zelfschenkingen als schepsel zijn voltooid en gewaarmerkt door de bestuurders van het superuniversum. Indien echter een Michael-Zoon deze onverdiende soevereiniteit niet naar goeddunken zou kunnen opeisen, dan zou het afleggen van een eed om dit niet te doen geen zin hebben.
21:3.13 (238.7) Zelfs in de tijden die voorafgaan aan de zelfschenkingen van een Schepper-Zoon regeert deze zijn domein met nagenoeg allerhoogste macht indien er nergens een verschil van mening bestaat. Het gelimiteerde gezag zou amper aan de dag treden, indien de soevereiniteit nimmer zou worden betwist. De soevereiniteit die door een Schepper-Zoon vóór zijn zelfschenkingen in een universum zonder rebellie wordt uitgeoefend, is niet groter dan in een universum mèt rebellie, doch in het eerste geval treden de beperkingen van de soevereiniteit niet aan de dag, in het tweede wel.
21:3.14 (238.8) Indien het gezag of het bestuur van een Schepper-Zoon ooit wordt betwist, aangevochten, of in gevaar gebracht, heeft hij zich voor eeuwig verplicht om zijn persoonlijke schepping in stand te houden, te beschermen, te verdedigen en indien nodig terug te winnen. Deze Zonen kunnen slechts worden lastig gevallen of aangevallen door de schepselen die zij zelf geschapen hebben of door hogere wezens die zij zelf hebben uitgekozen. Ge zoudt hieruit kunnen opmaken dat het niet erg waarschijnlijk is dat ‘hogere wezens,’ zij die hun oorsprong hebben op niveaus boven een plaatselijk universum, een Schepper-Zoon moeilijkheden zouden bezorgen, en dat is ook zo. Doch indien zij zulks zouden willen, zouden zij het kunnen. Bij persoonlijkheden is deugd een wilszaak; rechtvaardigheid is geen automatisme in schepselen met vrije wil.
21:3.15 (238.9) Voordat een Schepper-Zoon zijn zelfschenkingsloopbaan heeft voltooid, gaat zijn heerschappij vergezeld van bepaalde beperkingen van zijn soevereiniteit die hij zichzelf oplegt; nadat hij echter zijn zelfschenkingsdienstbetoon heeft volbracht, regeert hij krachtens zijn daadwerkelijke ervaring in de gedaante en gelijkenis van zijn veelsoortige schepselen. Wanneer een Schepper-Zoon zevenmaal te midden van zijn schepselen heeft verbleven, wanneer zijn zelfschenkingsloopbaan ten einde is, dan wordt hij in allerhoogste zin bestendigd in het gezag over zijn universum; hij is dan een Meester-Zoon geworden, een soevereine, allerhoogste regeerder.
21:3.16 (238.10) De methode om allerhoogste soevereiniteit over een plaatselijk universum te verkrijgen, omvat de volgende zeven experiëntiële trappen:
21:3.17 (238.11) 1. het experiëntieel doordringen tot zeven bestaansniveaus van schepselen, door de methode van incarnatie-zelfschenking in de gelijkenis der schepselen zelve van het betrokken niveau;
21:3.18 (238.12) 2. het zich experiëntieel wijden aan iedere fase van de zevenvoudige wil van de Paradijs-Godheid, zoals deze gepersonaliseerd is in de Zeven Meester-Geesten;
21:3.19 (239.1) 3. het doorlopen van elk der zeven ervaringen op de niveaus van de schepselen terwijl tegelijk een van de zeven vormen van toewijding aan de wil van de Paradijs-Godheid wordt uitgevoerd;
21:3.20 (239.2) 4. het experiëntieel uitbeelden van het toppunt, op ieder schepsel-niveau, van het leven dezer schepselen aan de Paradijs-Godheid en aan alle verstandelijke wezens in het universum;
21:3.21 (239.3) 5. op ieder schepsel-niveau, het experiëntieel openbaren van één fase van de zevenvoudige wil der Godheid aan het niveau der zelfschenking en aan het gehele universum;
21:3.22 (239.4) 6. het experiëntieel verenigen van de zevenvoudige ervaring als schepsel met de zevenvoudige ervaring van toewijding aan de openbaring van de natuur en de wil van de Godheid;
21:3.23 (239.5) 7. het bereiken van een nieuwe, hogere betrekking tot de Allerhoogste. De weerslag van de totaliteit van deze Schepper-schepsel-ervaring vergroot de superuniversum-werkelijkheid van God de Allerhoogste en de tijd-ruimte-soevereiniteit van de Almachtig Allerhoogste, en maakt de allerhoogste soevereiniteit van een Paradijs-Michael in een plaatselijk universum tot een feit.
21:3.24 (239.6) Door de kwestie van de soevereiniteit in een plaatselijk universum definitief te regelen, laat de Schepper-Zoon niet alleen zien dat hij tot regeren in staat is, maar openbaart hij ook de natuur van de Paradijs-Godheden en beeldt hij hun zevenvoudige gezichtspunt uit. Het eindige verstaan van het primaat van de Vader en de appreciatie daarvan door schepselen, spelen een rol in de avontuurlijke onderneming van een Schepper-Zoon wanneer hij zich verwaardigt om de gedaante en ervaringen van zijn schepselen op zich te nemen. Deze primaire Paradijs-Zonen zijn degenen die werkelijk de liefdevolle natuur en het heilzame gezag van de Vader openbaren, dezelfde Vader die samen met de Zoon en de Geest de universele oorsprong is van alle kracht, persoonlijkheid en bestuur in alle gebieden van het universum.
21:4.1 (239.7) Er zijn zeven groepen Schepper-Zonen die zichzelf schenken en die worden ingedeeld naar het aantal malen dat zij zichzelf geschonken hebben aan de schepselen van hun gebieden. Zij lopen van de eerste ervaring via vijf andere sferen van voortgaande zelfschenking, totdat de zevende en laatste episode van de schepsel-Schepper-ervaring is bereikt.
21:4.2 (239.8) De zelfschenkingen van de Avonals vinden altijd plaats in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, maar de zeven zelfschenkingen van een Schepper-Zoon brengen met zich mee dat hij op zeven bestaansniveaus van schepselen verschijnt en hebben te maken met de openbaring van de zeven primaire uitdrukkingswijzen van de wil en de natuur van de Godheid. Zonder uitzondering ondergaan alle Schepper-Zonen zevenmaal de schenking van zichzelf aan hun geschapen kinderen, voordat zij de bestendigde, allerhoogste rechtsbevoegdheid op zich kunnen nemen over de universa die zij hebben geschapen.
21:4.3 (239.9) Ofschoon deze zeven zelfschenkingen in de verschillende sectoren en universa variëren, omvatten zij altijd de avontuurlijke onderneming van de zelfschenking als sterveling. In de finale zelfschenking verschijnt een Schepper-Zoon als een sterveling van een der hogere rassen op een bewoonde wereld, gewoonlijk als een lid van de raciale groep met de grootste erfmassa van het Adamische ras, dat reeds eerder is ingevoerd teneinde de lichamelijke status der volken van dierlijke oorsprong op hoger peil te brengen. Slechts eens in zijn zevenvoudige loopbaan als zelfschenking-Zoon wordt een Paradijs-Michael uit een vrouw geboren, zoals u overgeleverd is aangaande het kindeke in Betlehem. Slechts eenmaal leeft en sterft hij als een lid van de laagste orde van evolutionaire wilsschepselen.
21:4.4 (239.10) Na elke zelfschenking stijgt een Schepper-Zoon op ‘ter rechterhand des Vaders,’ om daar de aanvaarding van de Vader van zijn zelfschenking te verwerven en geïnstrueerd te worden ter voorbereiding op de volgende episode in zijn dienst in het universum. Na zijn zevende, finale zelfschenking ontvangt een Schepper-Zoon van de Universele Vader het allerhoogst gezag en de rechtsbevoegdheid over zijn universum.
21:4.5 (240.1) Er staat geschreven dat de goddelijke Zoon die het laatst op uw planeet is verschenen, een Schepper-Zoon uit het Paradijs was die zes fasen van zijn zelfschenkingsloopbaan had voltooid; toen hij derhalve de bewuste greep op zijn geïncarneerde leven op Urantia liet varen, kon hij waarlijk zeggen: ‘Het is volbracht’ — het was letterlijk voltooid. Zijn dood op Urantia voltooide zijn zelfschenkingsloopbaan; het was de laatste stap in het nakomen van de heilige eed die een Schepper-Zoon uit het Paradijs aflegt. En wanneer deze ervaring is verworven, zijn zulke Zonen de allerhoogste soeverein van hun universum: zij regeren niet langer als plaatsvervanger van de Vader, doch krachtens eigen recht en in eigen naam als ‘Koning der Koningen en Heer der Heren.’ Op bepaalde reeds genoemde uitzonderingen na, zijn deze Zonen die een zevenvoudige zelfschenking hebben doorgemaakt, zonder enige beperking de allerhoogste soeverein in het universum waar zij resideren. Aan deze triomferende en ten troon verheven Meester-Zoon werd in zijn plaatselijk universum ‘alle macht in hemel en op aarde’ gegeven.
21:4.6 (240.2) Schepper-Zonen die hun zelfschenkingen hebben voltooid, worden aangemerkt als een afzonderlijke orde, zevenvoudige Meester-Zonen. Als personen zijn de Meester-Zonen identiek met de Schepper-Zonen, doch zij hebben zulk een unieke zelfschenkingservaring doorgemaakt, dat zij gewoonlijk als een andere orde worden beschouwd. Wanneer een Schepper zich verwaardigt een zelfschenking te volbrengen, is het zeker dat er een werkelijke, permanente verandering zal plaatsvinden. Weliswaar is de zelfschenking-Zoon nog steeds en zeker niet in mindere mate een Schepper, doch hij heeft de ervaring van een geschapen wezen toegevoegd aan zijn natuur, en dit maakt dat hij voorgoed aan het goddelijke niveau van een Schepper-Zoon is ontstegen en dat hij is verheven tot het experiëntiële niveau van een Meester-Zoon, een Zoon die het recht om een universum te regeren en de werelden daarin te besturen ten volle heeft verdiend. Deze wezens belichamen al hetgeen uit een goddelijke afstamming kan worden verworven en houden tevens alles in zich besloten dat ontleend kan worden aan de ervaring van een vervolmaakt schepsel. Waarom zou dan de mens zich beklagen dat hij in zo’n lage staat is geboren en zich gedwongen ziet om de evolutionaire levensloop door te maken, als zelfs de Goden een gelijke ervaring moeten doormaken, aleer zij op grond van die ervaring waardig en competent worden bevonden om tenslotte soeverein te regeren over de domeinen van hun universum!
21:5.1 (240.3) De macht van een Meester-Michael is onbeperkt, aangezien zij ontleend is aan de ervaring van associatie met de Paradijs-Triniteit, en onaanvechtbaar daar zij is gegrond op de daadwerkelijke ervaring als de schepselen zelve die aan dit gezag zijn onderworpen. De natuur van de soevereiniteit van een zevenvoudige Schepper-Zoon is allerhoogst omdat deze:
21:5.2 (240.4) 1. het zevenvoudige gezichtspunt van de Godheid op het Paradijs omvat;
21:5.3 (240.5) 2. een zevenvoudige zienswijze van de schepselen in tijd en ruimte belichaamt;
21:5.4 (240.6) 3. een volmaakte synthese vormt van de Paradijs-zienswijze en het gezichtspunt van schepselen.
21:5.5 (240.7) Deze experiëntiële soevereiniteit omvat aldus heel de goddelijkheid van God de Zevenvoudige, culminerend in de Allerhoogste. En de persoonlijke soevereiniteit van een zevenvoudige Zoon gelijkt de toekomstige soevereiniteit van de Allerhoogste die eens voltooid zal worden, omdat zij de volste mate van de kracht en het gezag van de Paradijs-Triniteit omvat die gemanifesteerd kan worden binnen de geldende beperkingen van tijd en ruimte.
21:5.6 (240.8) Wanneer een Michael-Zoon de allerhoogste soevereiniteit over een plaatselijk universum heeft bereikt, ontvalt hem gedurende het huidige universum-tijdperk de kracht en gelegenheid om wezens van geheel nieuwe typen te scheppen. Het verlies van het vermogen om geheel nieuwe orden van wezens te doen ontstaan, vormt voor een Meester-Zoon echter geen enkel beletsel om verdere uitwerking te geven aan leven dat reeds bestaat en het proces van ontvouwing doormaakt: dit enorme programma van de universum-evolutie gaat zonder onderbreking of besnoeiing door. Wanneer een Meester-Zoon de allerhoogste soevereiniteit verwerft, houdt dit ook de verantwoordelijkheid in om zich persoonlijk te wijden aan de liefderijke verzorging en het beheer van wat reeds ontworpen en geschapen is, en van wat later tot stand gebracht zal worden door degenen die zelf aldus ontworpen en geschapen zijn. Op den duur kan er zich een welhaast eindeloze evolutie van uiteenlopende wezens ontwikkelen, doch voortaan zal er geen totaal nieuw patroon of type van verstandelijk schepsel rechtstreeks uit een Meester-Zoon voortkomen. Dit is de eerste stap, het begin, van een bestendigd bestuur in een plaatselijk universum.
21:5.7 (241.1) De verheffing van een zevenvoudige zelfschenking-Zoon tot de onbetwiste soevereiniteit over zijn universum betekent het begin van het einde van eeuwenlange onzekerheid en betrekkelijke verwarring. Hierna zal dat wat niet te eniger tijd vergeestelijkt kan worden, uiteindelijk worden ontbonden: datgene wat niet te eniger tijd met kosmische werkelijkheid kan worden gecoördineerd, zal uiteindelijk worden vernietigd. Wanneer eindeloze barmhartigheid en onuitsprekelijk geduld niets meer kunnen doen om de trouw en toewijding van de wilsschepselen op de werelden te winnen, zullen gerechtigheid en rechtvaardigheid zegevieren. Wat barmhartigheid niet kan rehabiliteren, zal gerechtigheid uiteindelijk vernietigen.
21:5.8 (241.2) De Meester-Michaels zijn in hun eigen plaatselijke universum de allerhoogste regeerder als zij eenmaal als soeverein zijn geïnstalleerd. De weinige beperkingen die aan hun heerschappij zijn opgelegd, zijn inherent aan het feit dat in de kosmos bepaalde krachten en persoonlijkheden reeds eerder dan zij bestonden. Voor het overige zijn deze Meester-Zonen in hun onderscheiden universa allerhoogst in gezag, verantwoordelijkheid en bestuurlijke macht; zij zijn als Scheppers en Goden, allerhoogst in praktisch alle dingen. Niets is dieper dan hun wijsheid ten aanzien van het functioneren van een gegeven universum.
21:5.9 (241.3) Wanneer een Paradijs-Michael tot onvoorwaardelijke soevereiniteit in een plaatselijk universum is verheven, heeft hij volledige zeggenschap over alle andere Zonen van God die in zijn domein werkzaam zijn, en mag hij vrijelijk regeren naar eigen inzicht in de behoeften van zijn gebieden. Een Meester-Zoon mag naar eigen goeddunken de volgorde van de geestelijke berechting en evolutionaire harmonisering van de bewoonde planeten wijzigen. Deze Zonen maken en volvoeren dan ook inderdaad hun eigen plannen in alle zaken die te maken hebben met speciale planetaire behoeften, in het bijzonder met betrekking tot de werelden waar zij als een geschapen wezen hebben vertoefd en nog meer in het bijzonder ten aanzien van de wereld van hun laatste zelfschenking, de planeet waar zij in de gelijkenis van het vlees van een sterveling geïncarneerd zijn geweest.
21:5.10 (241.4) De Meester-Zonen lijken in volmaakte verbinding te staan met de werelden van de zelfschenkingen, niet alleen met de werelden waar zij persoonlijk vertoefd hebben, doch met alle werelden waar een Magistraat-Zoon zichzelf heeft geschonken. Dit contact wordt in stand gehouden door hun eigen geestelijke tegenwoordigheid, de Geest van Waarheid, die zij kunnen ‘uitstorten op alle vlees.’ Deze Meester-Zonen staan ook in ononderbroken verbinding met de Eeuwige Moeder-Zoon in het centrum van alle dingen. Hun medegevoel reikt van de Universele Vader in den hoge tot de nederige rassen van het planetaire leven in hun gebieden in de tijd.
21:6.1 (241.5) Niemand mag zich aanmatigen om met finaal gezag over de natuur of de bestemming van de zevenvoudige Meester-Soevereinen van de plaatselijke universa te spreken; niettemin overpeinzen wij allen vaak deze zaken. Ons wordt geleerd en wij geloven dat iedere Paradijs-Michael het absolutum is van de tweevoudige godheidsdenkbeelden die zijn oorsprong vormen; hieruit volgt dat hij actuele fasen belichaamt van de oneindigheid van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. De Michaels moeten wel gedeeltelijk zijn met betrekking tot de totale oneindigheid, maar zij zijn waarschijnlijk absoluut met betrekking tot het deel der oneindigheid dat met hun oorsprong te maken heeft. Wanneer wij echter hun werk in het huidige universum-tijdperk gadeslaan, nemen wij geen handelingen waar die boven het eindige uit gaan; al hun veronderstelde boveneindige capaciteiten moeten in hen zelf besloten liggen en vooralsnog ongeopenbaard zijn.
21:6.2 (242.1) De voltooiing van hun zelfschenkingsloopbaan als schepsel en hun verheffing tot allerhoogste soevereiniteit over hun universa moet een aanduiding zijn van de volledige vrijwording van de capaciteiten van een Michael tot eindige handelingen, een vrijwording die vergezeld gaat van het aan de dag treden van de capaciteit tot meer-dan-eindig dienstbetoon. Want in dit verband merken wij op dat deze Meester-Zonen dan beperkt worden in het voortbrengen van nieuwe typen geschapen wezens, een beperking die ongetwijfeld noodzakelijk is geworden doordat hun boveneindig potentieel is vrijgekomen.
21:6.3 (242.2) Het is zeer waarschijnlijk dat deze niet-onthulde scheppingskrachten gedurende het gehele huidige universum-tijdperk in hen zelf besloten zullen blijven. Wij geloven echter dat eens, in de verre toekomst, in de universa der buitenruimte die thans gemobiliseerd worden, de verbinding tussen een zevenvoudige Meester-Zoon en een Scheppende Geest van het zevende stadium absoniete niveaus van dienstbetoon zal kunnen bereiken, die vergezeld zullen gaan van de verschijning van nieuwe dingen, betekenissen en waarden op transcendente niveaus van ultieme universum-strekking.
21:6.4 (242.3) Precies zoals de Godheid van de Allerhoogste thans actualiseert krachtens experiëntieel dienstbetoon, zo bereiken de Schepper-Zonen de persoonlijke verwezenlijking van het potentieel van hun Paradijs-goddelijkheid dat ligt besloten in hun onpeilbare natuur. Toen Christus Michael op Urantia was, heeft hij eens gezegd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ En wij geloven dat de Michaels letterlijk bestemd zijn om in alle eeuwigheid ‘de weg, de waarheid en het leven’ te zijn, en voor alle persoonlijkheden in het universum immer de weg zullen banen die van allerhoogste goddelijkheid via ultieme absoniteit naar eeuwige godheidsfinaliteit leidt.
21:6.5 (242.4) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 22
22:0.1 (243.1) ER zijn drie groepen wezens die Zonen van God worden genoemd. Naast de afdalende en opklimmende orden van zonen bestaat er nog een derde groep, en die bekend staat als de Getrinitiseerde Zonen van God. De getrinitiseerde orde van zonen is weer onderverdeeld in drie primaire afdelingen, overeenkomstig de oorsprong van deze vele typen geopenbaarde en niet geopenbaarde persoonlijkheden. Deze primaire afdelingen zijn:
22:0.2 (243.2) 1. door de Godheid getrinitiseerde Zonen;
22:0.3 (243.3) 2. door de Triniteit omhelsde Zonen;
22:0.4 (243.4) 3. door schepselen getrinitiseerde Zonen.
22:0.5 (243.5) Ongeacht hun oorsprong delen de Getrinitiseerde Zonen van God allen de ervaring van de trinitisatie, hetzij als een onderdeel van hun oorsprong, of als een ervaring van omhelzing door de Triniteit die zij daarna bereikt hebben. De door de Godheid getrinitiseerde Zonen worden in deze verhandelingen niet geopenbaard; deze bijdrage zal zich derhalve bepalen tot een uitbeelding van de twee overblijvende groepen, en in het bijzonder handelen over de door de Triniteit omhelsde zonen van God.
22:1.1 (243.6) Alle door de Triniteit omhelsde zonen zijn van tweevoudige of enkelvoudige oorsprong, doch na hun omhelzing door de Triniteit hebben zij zich voorgoed gewijd aan de dienst en opdrachten van de Triniteit. Zoals het geopenbaard en georganiseerd is voor dienst in de superuniversa, omvat dit korps persoonlijkheden van zeven orden:
22:1.2 (243.7) 1. Machtige Boodschappers;
22:1.3 (243.8) 2. Hoge Gezagsdragers;
22:1.4 (243.9) 3. Degenen zonder Naam en Getal;
22:1.5 (243.10) 4. Getrinitiseerde Beheerders;
22:1.6 (243.11) 5. Getrinitiseerde Ambassadeurs;
22:1.7 (243.12) 6. Hemelse Bewaarders;
22:1.8 (243.13) 7. Hoge Zoon-Assistenten.
22:1.9 (243.14) Deze zeven groepen persoonlijkheden worden voorts naar oorsprong, natuur en functie, ingedeeld in drie hoofdafdelingen: de Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid, de Getrinitiseerde Zonen van Selectie, en de Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid.
22:1.10 (244.1) De Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid — de Machtige Boodschappers, de Hoge Gezagsdragers en Degenen zonder naam en getal — zijn allen met hun Richters gefuseerde, opgeklommen stervelingen die het Paradijs en het Korps der Volkomenheid hebben bereikt. Zij zijn echter geen volkomenen: wanneer zij door de Triniteit zijn omhelsd, worden hun namen afgevoerd van de appèllijsten der volkomenen. De nieuwe zonen van deze orde doorlopen gedurende betrekkelijk korte perioden speciale opleidingscursussen onder leiding van de Eeuwigen der Dagen op de hoofdkwartierplaneten van de Havona-circuits. Hierna worden zij aangesteld bij de diensten van de Ouden der Dagen in de zeven superuniversa.
22:1.11 (244.2) De Getrinitiseerde Zonen van Selectie omvatten de Getrinitiseerde Beheerders en de Getrinitiseerde Ambassadeurs. Dezen worden gerekruteerd uit de kringen van bepaalde evolutionaire serafijnen en overgebrachte middenwezens die Havona hebben doorlopen en het Paradijs hebben bereikt, en ook uit zekere met de Geest en met de Zoon gefuseerde stervelingen die evenzo zijn opgeklommen tot het centrale Eiland van Licht en Leven. Nadat zij door de Paradijs-Triniteit zijn omhelsd en een korte opleiding in Havona hebben ontvangen, worden de Getrinitiseerde Zonen van Selectie aangesteld bij de rechtscolleges van de Ouden der Dagen.
22:1.12 (244.3) De Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid. De Hemelse Bewaarders en de Hoge Zoon-Assistenten die met hen zijn gecoördineerd, vormen een unieke groep tweemaal getrinitiseerde persoonlijkheden. Dit zijn de door schepselen getrinitiseerde zonen van Paradijs-Havona-persoonlijkheden of van vervolmaakte opgeklommen stervelingen, die zich gedurende lange tijd hebben onderscheiden in het Korps der Volkomenheid. Sommige van deze door schepselen getrinitiseerde zonen worden, na gediend te hebben bij de Allerhoogste Bestuurders der Zeven Meester-Geesten en ook dienst te hebben gedaan onder de Leraar-Zonen van de Triniteit, opnieuw getrinitiseerd (omhelsd) door de Paradijs-Triniteit en vervolgens als Hemelse Bewaarders en Hoge Zoon-Assistenten aangesteld bij de rechtscolleges van de Ouden der Dagen. De Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid worden zonder verdere opleiding rechtstreeks aangesteld bij de dienst van de superuniversa.
22:1.13 (244.4) Onze medewerkers die ook van de Triniteit stammen — de Volmakers der Wijsheid, de Goddelijke Raadslieden, en de Universele Censors — blijven gelijk in aantal, maar de door de Triniteit omhelsde zonen nemen voortdurend toe in getal. Allen die behoren tot de zeven orden van door de Triniteit omhelsde zonen, zijn aangesteld als leden van de regering van een der zeven superuniversa, en hun getal in ieder superuniversum is precies gelijk: geen hunner is ooit verloren gegaan. Wezens die door de Triniteit zijn omhelsd zijn nimmer afgedwaald; zij kunnen tijdelijk struikelen, doch geen van hen is ooit schuldig bevonden aan een strafbare weigering om de instructies van de regering van een superuniversum op te volgen. De Zonen van Bekwaamheid en de Zonen van Selectie hebben nimmer gewankeld tijdens hun dienst in Orvonton, maar de Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid hebben wel eens beoordelingsfouten gemaakt, en daardoor tijdelijke verwarring doen ontstaan.
22:1.14 (244.5) Onder leiding van de Ouden der Dagen functioneren alle zeven orden als groepen die zich grotendeels zelf besturen. Het terrein van hun dienstverlening is zeer uitgebreid; de Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid verlaten het superuniversum waar ze zijn aangesteld niet, doch hun getrinitiseerde medewerkers kan men in het gehele groot universum aantreffen, want zij reizen van de evolutionaire werelden in tijd en ruimte tot aan het eeuwige Paradijs-Eiland. Zij kunnen in elk superuniversum werkzaam zijn, doch altijd als leden van de regering van het superuniversum waar zij oorspronkelijk werden benoemd.
22:1.15 (244.6) De door de Triniteit omhelsde zonen lijken permanent bij de dienst der zeven superuniversa te zijn aangesteld; het is zeker dat deze aanstelling voor de duur van het huidige universum-tijdperk is, maar ons is nimmer medegedeeld dat zij voor eeuwig zal zijn.
22:2.1 (245.1) Machtige Boodschappers behoren tot de opklimmende groep der Getrinitiseerde Zonen. Zij zijn een klasse van vervolmaakte stervelingen die op het punt van rebellie zijn beproefd of anderszins in dezelfde mate zijn getoetst op het punt van hun persoonlijke loyaliteit; allen hebben een zeer bepaalde beproeving van hun trouw aan het universum doorstaan. Op een bepaald punt in hun opklimming naar het Paradijs zijn zij standvastig en loyaal gebleven terwijl hun meerderen ontrouw waren geworden, en enkelen hebben zelfs actief en loyaal het werk van deze ontrouwe leiders overgenomen.
22:2.2 (245.2) Met een staat van dienst gekenmerkt door zulke persoonlijke blijken van trouw en toewijding, doorlopen deze stervelingen in opklimming Havona tezamen met de stroom pelgrims uit de tijd, bereiken het Paradijs, voltooien daar hun opleiding en worden dan opgenomen in het Korps der Volkomenheid. Daarna worden zij getrinitiseerd in de geheime omhelzing van de Paradijs-Triniteit en vervolgens aangesteld als medewerkers van de Ouden der Dagen in het bestuur der regeringen van de zeven superuniversa.
22:2.3 (245.3) Iedere sterveling in opklimming die ervaring heeft met opstand en loyaal zijn werk blijft verrichten in een tijd van rebellie, is voorbestemd eens een Machtige Boodschapper te worden in dienst van zijn superuniversum. Hetzelfde geldt voor ieder opklimmend geschapen wezen dat dergelijke beroeringen door dwaling, kwaad of zonde, met succes weet te voorkomen; daden die er op gericht zijn rebellie te voorkomen of gestalte te geven aan hogere soorten loyaliteit in een universum-crisis, worden als van nog grotere waarde beschouwd dan loyaliteit wanneer geconfronteerd met daadwerkelijke rebellie.
22:2.4 (245.4) De oudste Machtige Boodschappers werden gekozen uit de opklimmende stervelingen uit tijd en ruimte die zich onder de eerstaangekomenen op het Paradijs bevonden; velen van hen hadden Havona doorlopen ten tijde van Grandfanda. Doch de eerste trinitisatie van Machtige Boodschappers vond pas plaats toen het korps van kandidaten vertegenwoordigers van elk der zeven superuniversa omvatte. De laatste groep van deze orde die voor trinitisatie op het Paradijs in aanmerking kwam, omvatte ook pelgrims in opklimming uit het plaatselijk universum Nebadon.
22:2.5 (245.5) Machtige Boodschappers worden door de Paradijs-Triniteit omhelsd in groepen van zevenhonderdduizend, honderdduizend per superuniversum. Bijna een biljard Machtige Boodschappers zijn op Uversa aangesteld, en er bestaat alle reden om aan te nemen dat hun aantal in alle zeven superuniversa precies gelijk is.
22:2.6 (245.6) Ik ben een Machtige Boodschapper, en Urantianen vinden het wellicht interessant om te weten dat mijn metgezellin en medewerkster tijdens mijn ervaring als sterveling eveneens met vlag en wimpel de zware toets heeft doorstaan, en dat wij, ofschoon wij vele malen voor lange tijd gescheiden zijn geweest in de eeuwenlange binnenwaartse opklimming naar Havona, in dezelfde groep van zevenhonderdduizend zijn omhelsd en dat wij de tijd toen wij Vicegerington doorliepen, in nauwe en liefdevolle verbintenis hebben doorgebracht. Wij hebben tenslotte beiden onze aanstelling op Uversa in Orvonton gekregen, en wij worden dikwijls samen uitgezonden om opdrachten uit te voeren die de diensten van twee Boodschappers vereisen.
22:2.7 (245.7) Machtige Boodschappers hebben met alle door de Triniteit omhelsde zonen gemeen dat zij worden ingezet ten behoeve van alle fasen van de activiteiten in de superuniversa. Zij staan voortdurend in verbinding met hun hoofdkwartier door middel van de reflectiviteitsdienst van het superuniversum. Machtige Boodschappers doen in alle sectoren van een superuniversum dienst en volvoeren dikwijls missies naar de plaatselijke universa en zelfs naar de afzonderlijke werelden, zoals ikzelf bij deze gelegenheid doe.
22:2.8 (245.8) In de rechtscolleges van de superuniversa treden Machtige Boodschappers op als verdedigers van zowel personen als planeten in zaken van arbitrage; ook staan zij de Perfecties der Dagen bij in het bestuur van de zaken van de grote sectoren. Als groep is hun voornaamste taak die van waarnemers voor het superuniversum. Als officiële waarnemers voor de Ouden der Dagen zijn zij gestationeerd op de verschillende hoofdkwartierwerelden en op afzonderlijke belangrijke planeten. In deze kwaliteit treden de Boodschappers ook op als adviseurs voor de overheden die de zaken besturen van de werelden waar zij verblijven. Zij nemen actief deel in alle fasen van het opklimmingsplan voor de vooruitgang der stervelingen. Samen met hun medewerkers van sterfelijke afkomst houden zij de regeringen der superuniversa rechtstreeks en persoonlijk geïnformeerd ten aanzien van de status en voortgang van de plannen der afdalende Zonen van God.
22:2.9 (246.1) Machtige Boodschappers zijn zich ten volle bewust van hun gehele opklimmingsloopbaan en daarom zijn zij zulke nuttige en meevoelende dienende helpers, begripvolle boodschappers die op iedere wereld in de ruimte en aan ieder geschapen wezen in de tijd dienstbaar zijn. Zodra ge verlost zijt van het vlees, zult ge vrijelijk en vol begrip met ons communiceren, aangezien wij zijn voortgekomen uit alle volkeren van alle evolutionaire werelden in de ruimte, dat wil zeggen uit al die geslachten van stervelingen bij wie Gedachtenrichters inwonen, met wie zij vervolgens fuseren.
22:3.1 (246.2) De Hoge Gezagsdragers, de tweede groep der Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid, zijn allen wezens van sterfelijke afkomst die met hun Richter zijn gefuseerd. Dit zijn de vervolmaakte stervelingen die uitzonderlijke bestuurlijke bekwaamheid aan de dag hebben gelegd en een groot talent voor leiderschap hebben vertoond tijdens hun lange opgaande loopbaan. Onder de tot overleving gekomen stervelingen uit de ruimte beschikken zij bij uitstek over de bekwaamheid tot regeren.
22:3.2 (246.3) Zeventigduizend Hoge Gezagsdragers worden bij iedere Triniteitsverbinding getrinitiseerd. Ofschoon het plaatselijk universum Nebadon een betrekkelijk jonge schepping is, heeft het toch zijn vertegenwoordigers onder een recentelijk getrinitiseerde klasse van deze orde. In Orvonton zijn thans meer dan tien miljard van deze kundige bestuurders werkzaam. Evenals alle andere afzonderlijke orden van hemelse wezens, hebben zij hun eigen hoofdkwartier op Uversa, en zoals dit ook het geval is bij de andere door de Triniteit omhelsde zonen, treden hun reserves op Uversa op als het centrale bestuurslichaam van hun orde in Orvonton.
22:3.3 (246.4) Het bestuurlijk gezag van de Hoge Gezagsdragers kent geen beperkingen. Zij zijn de overal aanwezige en immer efficiënte uitvoerende bewindslieden voor de Ouden der Dagen. Zij dienen op ieder hemellichaam, op iedere bewoonde wereld, en in iedere fase van activiteit in alle zeven superuniversa.
22:3.4 (246.5) Omdat zij uitmunten in bestuurlijke wijsheid en buitengewoon kundig zijn als uitvoerende gezagdragers, nemen deze briljante wezens de taak op zich om de gerechtigheid te vertegenwoordigen namens de rechtscolleges van het superuniversum; zij zorgen ervoor dat er recht wordt gedaan in de evolutionaire universa en dat misslagen worden rechtgezet. Als ge daarom ooit aangeklaagd mocht worden wegens een beoordelingsfout tijdens uw opklimming langs de werelden en hemellichamen die voor uw kosmische vooruitgang verordend zijn, is het nauwelijks denkbaar dat u onrecht zou worden aangedaan, want uw aanklagers zouden wezens zijn die eens zelf in opklimming zijn geweest en persoonlijk vertrouwd zijn met iedere schrede op de weg die ge reeds hebt afgelegd en verder aflegt.
22:4.1 (246.6) Degenen zonder Naam en Getal vormen de derde en laatste groep der Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid; dit zijn de opklimmende zielen die een vermogen tot godsverering hebben ontwikkeld dat de kunde van alle zonen en dochters van de evolutionaire volkeren van de werelden in tijd en ruimte te boven gaat. Zij hebben een geestelijk begrip verworven van het eeuwige voornemen van de Universele Vader, dat bij vergelijking de bevatting van de evolutionaire geschapen wezens die naam of getal hebben, verre te boven gaat; daarom worden zij aangeduid als Degenen zonder Naam en Getal. Een juistere vertaling van hun naam zou moeten luiden: ‘Zij die boven Naam en Getal staan.’
22:4.2 (247.1) Zonen van deze orde worden door de Paradijs-Triniteit omhelsd in groepen van zevenduizend. Er zijn op Uversa meer dan honderd miljoen van deze zonen ingeschreven als aangesteld in Orvonton.
22:4.3 (247.2) Aangezien Degenen zonder Naam en Getal de superieure geestelijke denkers zijn van de volkeren die tot overleving kunnen komen, zijn zij bij uitstek bevoegd om te oordelen en te adviseren wanneer een geestelijk gezichtspunt gewenst is, en wanneer ervaring in de opklimmingsloopbaan essentieel is voor een adequaat begrip van de kwesties die een rol spelen in het probleem dat ter beoordeling voorligt. Zij zijn de verheven gezworenen van Orvonton. Een slecht geleid jury-stelsel moge dan op sommige werelden min of meer een karikatuur van rechtspraak zijn, maar op Uversa en in haar verlengingsrechtbanken stellen wij persoonlijkheden met het hoogst ontwikkelde geestelijke bewustzijn aan als juryleden en rechters. De rechtspraak is de hoogste functie van iedere regering, en zij aan wie het uitspreken van oordelen wordt toevertrouwd, dienen te worden gekozen uit de hoogste, edelste typen onder de meest ervaren, begripvolle individuën.
22:4.4 (247.3) De selectie van kandidaten voor de trinitisatie-opleidingen van Machtige Boodschappers, Hoge Gezagsdragers en Degenen zonder Naam en Getal, is intrinsiek en automatisch. De selectiemethoden van het Paradijs zijn in genen dele willekeurig. Persoonlijke ervaring en geestelijke waarden bepalen wie zal behoren tot de Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid. Deze wezens zijn gelijk in gezag en uniform in bestuurlijke status, doch bezitten allen individualiteit en uiteenlopende karakters; het zijn geen standaardwezens. Zij zijn allen op kenmerkende wijze verschillend, afhankelijk van de verschillen in hun opklimmingsloopbaan.
22:4.5 (247.4) Naast deze experiëntiële kwaliteiten zijn de Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid getrinitiseerd in de goddelijke omhelzing van de Paradijs-Godheden. Bijgevolg functioneren zij als de gecoördineerde medewerkers van de Stationaire Zonen van de Triniteit, want de omhelzing door de Triniteit schijnt vele ongerealiseerde potentialiteiten van geschapen wezens versneld te voorschijn te doen komen uit de stroom van de toekomende tijd. Doch dit geldt alleen voor wat te maken heeft met het huidige universum-tijdperk.
22:4.6 (247.5) Deze groep zonen houdt zich voornamelijk, doch niet uitsluitend, bezig met de diensten die verricht worden met betrekking tot de opklimmingsloopbaan van de stervelingen in tijd en ruimte. Wanneer er ooit twijfel bestaat inzake de zienswijze van een sterfelijk schepsel, dan wordt het probleem opgelost door het te verwijzen naar een opklimmingscommissie bestaande uit een Machtige Boodschapper, een Hoge Gezagsdrager, en Een zonder Naam en Getal.
22:4.7 (247.6) Gij stervelingen die deze boodschap leest, kunt zelf opklimmen naar het Paradijs, de omhelzing door de Triniteit bereiken, in de verre toekomst worden toegevoegd aan de dienst van de Ouden der Dagen in een der zeven superuniversa, en te eniger tijd worden aangewezen om de waarheidsopenbaring aan een zich ontwikkelende bewoonde planeet uit te breiden, zoals ik thans werkzaam ben op Urantia.
22:5.1 (247.7) De Getrinitiseerde Beheerders zijn Getrinitiseerde Zonen van Selectie. Niet alleen uw geslachten en andere stervelingen met overlevingswaarde doorlopen Havona, bereiken het Paradijs, en ontdekken somtijds dat zij bestemd zijn om dienst te doen in de superuniversa tezamen met de Stationaire Zonen der Triniteit, maar ook uw trouwe serafijnse behoeders en de middenwezens, uw even getrouwe metgezellen, kunnen kandidaten worden voor dezelfde erkenning door de Triniteit en voor deze verheven persoonlijkheidsbestemming.
22:5.2 (248.1) Getrinitiseerde Beheerders zijn opklimmende serafijnen en overgebrachte middenschepselen die Havona hebben doorlopen en het Paradijs en het Korps der Volkomenheid hebben bereikt. Vervolgens zijn zij omhelsd door de Paradijs-Triniteit en aangesteld bij de dienst van de Ouden der Dagen.
22:5.3 (248.2) De kandidaten voor de omhelzing door de Triniteit onder de opklimmende serafijnen valt deze erkenning ten deel vanwege dappere medewerking met een opklimmende sterveling die het Korps der Volkomenheid heeft bereikt en vervolgens is getrinitiseerd. Mijn eigen serafijnse behoeder tijdens mijn sterfelijke loopbaan is met mij verder gegaan, is later getrinitiseerd, en is nu als Getrinitiseerde Beheerder toegevoegd aan de regering op Uversa.
22:5.4 (248.3) En zo is het ook met de middenschepselen; velen worden overgebracht en bereiken het Paradijs, waar zij, tezamen met de serafijnen en om dezelfde redenen, door de Triniteit worden omhelsd en tot Beheerders in de superuniversa worden benoemd.
22:5.5 (248.4) De Getrinitiseerde Beheerders worden door de Paradijs-Triniteit in groepen van zeventigduizend getrinitiseerd, en van iedere groep wordt een zevende deel in elk superuniversum aangesteld. Er zijn in de dienst van Orvonton nu iets meer dan tien miljoen van deze betrouwbare, hoge Beheerders. Zij doen dienst op Uversa en op de hoofdkwartierwerelden van de grote en kleine sector. In hun arbeid worden zij bijgestaan door een korps van verscheidene miljarden seconafijnen en andere bekwame superuniversum-persoonlijkheden.
22:5.6 (248.5) De Getrinitiseerde Beheerders beginnen hun loopbaan als beheerders en blijven dit in de aangelegenheden van de super-regeringen. In zekere zin zijn zij ambtsdragers van de regeringen van hun superuniversum, maar zij hebben geen bemoeienis met individuën, in tegenstelling tot de Hemelse Behoeders. De Getrinitiseerde Beheerders besturen de zaken van groepen en bevorderen collectieve projecten. Zij zijn de beheerders van verslagen, plannen en instellingen; zij treden op als bestuurders van ondernemingen, persoonlijkheidsgroepen, opklimmingsprojecten, morontia-plannen, universum-ontwerpen en talloze andere ondernemingen.
22:6.1 (248.6) Getrinitiseerde Ambassadeurs zijn de tweede orde van de Getrinitiseerde Zonen van Selectie en worden, evenals hun medewerkers, de Beheerders, aangetrokken uit twee typen opklimmende schepselen. Niet alle opklimmende stervelingen zijn met de Richter of de Vader gefuseerd; sommigen zijn met de Geest gefuseerd en weer anderen met de Zoon. Van deze met de Geest en de Zoon gefuseerde stervelingen bereikt een zeker aantal Havona en het Paradijs. Uit deze opgeklommenen naar het Paradijs worden kandidaten geselecteerd voor de omhelzing door de Triniteit, en op gezette tijden worden dezen getrinitiseerd in klassen van zevenduizend. Zij worden vervolgens in de superuniversa benoemd als Getrinitiseerde Ambassadeurs van de Ouden der Dagen. Bijna een half miljard van hen staan geregistreerd op Uversa.
22:6.2 (248.7) Getrinitiseerde Ambassadeurs worden geselecteerd voor de omhelzing door de Triniteit op advies van hun Havona-leraren. In hun onderscheidene groepen zijn zij de persoonlijkheden met de grootste intelligentie en daarom zijn zij het meest geschikt om de regeerders van het superuniversum te helpen bij het begrijpen en het behartigen der belangen van de werelden waaruit de met de Geest gefuseerde stervelingen afkomstig zijn. De met de Zoon gefuseerde Ambassadeurs zijn een grote hulp voor ons bij onze behandeling van problemen waarin de met de Zoon gefuseerde orde van persoonlijkheden is betrokken.
22:6.3 (248.8) Getrinitiseerde Ambassadeurs zijn de afgezanten van de Ouden der Dagen en kunnen voor alle mogelijke doeleinden worden uitgezonden naar alle werelden of universa binnen het superuniversum waar zij zijn aangesteld. Zij verrichten specifieke, belangrijke diensten op de hoofdkwartieren van de kleine sectoren, en voeren bovendien de talloze gevarieerde opdrachten uit die in een superuniversum worden gegeven. Zij vormen het nood- of reservekorps der Getrinitiseerde Zonen van de superregeringen en zijn derhalve beschikbaar voor een groot aantal verschillende taken. Zij nemen deel aan vele duizenden ondernemingen die met de zaken van een superuniversum te maken hebben en die wij onmogelijk kunnen beschrijven aan uw menselijke verstand, aangezien er niets gebeurt op Urantia dat ook maar in enig opzicht analoog is met deze activiteiten.
22:7.1 (249.1) Aan uw materiële verstand kan ik de ervaring van de allerhoogste creatieve prestatie van volmaakte en vervolmaakte geestelijke wezens, de handeling der trinitisatie, niet volledig ontvouwen. De technieken van de trinitisatie horen tot de geheimen van Vicegerington en Solitarington en kunnen aan niemand worden geopenbaard en door niemand worden verstaan dan door degenen die deze unieke ervaring hebben doorgemaakt. Het is derhalve voor geen enkel wezen mogelijk om de natuur en bedoeling van deze buitengewone verrichting goed te beschrijven aan het menselijke bewustzijn.
22:7.2 (249.2) Naast de Godheden kunnen slechts Paradijs-Havona-persoonlijkheden en bepaalde leden van elk der korpsen der volkomenen tot trinitisatie overgaan. Onder speciaal aangepaste omstandigheden van Paradijs-volmaaktheid, mogen deze schitterende wezens beginnen aan het unieke avontuur van concept-identiteit, en vele malen slagen zij er in een nieuw wezen, een door schepselen getrinitiseerde zoon, voort te brengen.
22:7.3 (249.3) De verheerlijkte schepselen die zulke avonturen van trinitisatie ondernemen, mogen slechts eenmaal aan deze ervaring deelhebben, terwijl de Paradijs-Godheden de trinitisatie-episoden voortdurend en zonder beperking lijken te kunnen doen plaatsvinden. De Godheid lijkt slechts in één opzicht beperkt te zijn: er kan slechts één Oorspronkelijke, Oneindige Geest bestaan, slechts één oneindige uitvoerder van de verenigde wil van de Vader-Zoon.
22:7.4 (249.4) De opklimmende, met hun Richter gefuseerde sterfelijke volkomenen die bepaalde niveaus van Paradijs-cultuur en geestelijke ontwikkeling hebben bereikt, behoren tot degenen die mogen trachten een geschapen wezen te trinitiseren. De compagnieën van stervelingen-volkomenen die op het Paradijs zijn gestationeerd, krijgen iedere duizend jaar Havona-tijd verlof. De volkomenen kunnen kiezen tussen zeven verschillende mogelijkheden om deze verlofperiode door te brengen, en een daarvan is om in associatie met een medevolkomene of met een Paradijs-Havona-persoonlijkheid, te trachten de trinitisatie van een schepsel te bewerkstelligen.
22:7.5 (249.5) Indien twee sterfelijke volkomenen voor de Architecten van het Meester-Universum verschijnen en aantonen dat zij onafhankelijk van elkaar een identiek concept hebben uitgekozen voor trinitisatie, zijn de Architecten gemachtigd naar eigen inzicht mandaten uit te vaardigen die het deze verheerlijkte stervelingen in opklimming mogelijk maken om hun verlofperiode te verlengen en zich een tijdlang af te zonderen in de trinitisatie-sector van de Paradijs-Burgers. Indien zij aan het einde van deze hun toegewezen retraite rapporteren dat zij elk voor zich en gezamenlijk besloten hebben de paradijselijke poging te doen om een door hen verkozen, oorspronkelijk concept, dat tevoren nog niet getrinitiseerd was, te vergeestelijken, te idealiseren en te verwerkelijken, dan verleent Meester-Geest Nummer Zeven hun machtiging voor deze buitengewone onderneming.
22:7.6 (249.6) Soms nemen deze avontuurlijke ondernemingen een ongelooflijk lange tijd in beslag; eeuwen lijken te verstrijken voordat deze trouwe, vastbesloten vroegere stervelingen — en soms Paradijs-Havona-persoonlijkheden — ten slotte hun doel bereiken en er werkelijk in slagen om hun gekozen concept van universele waarheid daadwerkelijk tot aanzijn te brengen. De pogingen van zulke toegewijde paren worden ook niet altijd met succes bekroond; dikwijls falen zij terwijl er toch geen dwaling hunnerzijds te ontdekken valt. Kandidaten voor trinitisatie die op deze wijze falen, worden opgenomen in een speciale groep volkomenen die worden aangeduid als wezens die de allerhoogste inspanning hebben geleverd en de allerhoogste teleurstelling hebben doorstaan. Wanneer de Paradijs-Godheden zich verenigen om te trinitiseren, slagen zij altijd, doch dit is niet het geval met een paar gelijksoortige schepselen, de poging tot vereniging van twee leden van dezelfde bestaansorde.
22:7.7 (250.1) Wanneer een nieuw en oorspronkelijk wezen door de Goden wordt getrinitiseerd, veranderen de goddelijke ouders niet van godheidspotentieel; als verheven geschapen wezens echter zulk een creatieve gebeurtenis tot stand brengen, ondergaat één der zich verbindende en deelnemende individuën een unieke persoonlijkheidsmodificatie. De twee ouders van een door schepselen getrinitiseerde zoon worden in zekere zin geestelijk als één. Wij geloven dat deze status van tot eenheid gebrachte tweeheid van bepaalde geestelijke persoonlijkheidsfasen waarschijnlijk zal prevaleren tot de tijd dat de Allerhoogste zijn algehele en volledige manifestatie van persoonlijkheid in het groot universum zal hebben bereikt.
22:7.8 (250.2) Deze functionele geestelijke vereniging van de twee ouders vindt plaats tegelijk met de verschijning van een nieuwe, door schepselen getrinitiseerde zoon: de twee trinitiserende ouders worden één op het ultieme functionele niveau. Geen enkel geschapen wezen in het universum kan dit verbazingwekkende verschijnsel geheel verklaren: het is een bijna-goddelijke ervaring. Toen de Vader en de Zoon zich verenigden om de Oneindige Geest te vereeuwigen, werden zij onmiddellijk nadat zij hun doel hadden bereikt als één, en sindsdien zijn zij één gebleven. En hoewel de trinitisatie-vereniging van twee schepselen van de orde is van de oneindige reikwijdte der volmaakte Godheidsvereniging van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon, zijn de repercussies van trinitisaties door schepselen niet eeuwig van natuur; zij zullen ophouden wanneer de volledige wording der experiëntiële Godheden een feit zal zijn.
22:7.9 (250.3) Hoewel deze ouders van door schepselen getrinitiseerde zonen in hun aanstellingen in het universum als één worden, blijven zij in de samenstelling en op de appèls van het Korps der Volkomenheid en van de Architecten van het Meester-Universum als twee persoonlijkheden tellen. Gedurende het huidige universum-tijdperk zijn alle door trinitisatie verenigde ouders onscheidbaar in aanstellingen en functies; waar de een gaat, gaat ook de ander, wat de een doet, doet ook de ander. Indien een der uit twee verenigde ouders een volkomene van sterfelijke (of andere) afkomst is en de andere een Paradijs-Havona-persoonlijkheid, dan functioneren de verenigde ouders niet samen met de bewoners van het Paradijs, noch met die van Havona, noch met de volkomenen. Dergelijke gemengde verbintenissen worden in een speciaal korps van soortgelijke wezens bijeengebracht. En in alle trinitisatie-verbintenissen, de gemengde zowel als de andere, zijn de ouders zich van elkaar bewust, kunnen zij met elkaar communiceren en kunnen zij taken volbrengen die geen van beiden voorheen zou hebben kunnen verrichten.
22:7.10 (250.4) De Zeven Meester-Geesten hebben het gezag om machtiging te verlenen voor de trinitisatie-verbintenis van volkomenen en Paradijs-Havona-persoonlijkheden, en zulke gemengde verbindingen slagen altijd. De prachtige door schepselen getrinitiseerde zonen die het gevolg zijn van deze verbindingen, vertegenwoordigen concepten die niet geschikt zijn om begrepen te worden door de eeuwige schepselen van het Paradijs noch door de schepselen in tijd en ruimte; vandaar dat zij pupillen worden van de Architecten van het Meester-Universum. Deze getrinitiseerde zonen met bijzondere bestemming belichamen ideeën, idealen en ervaring die blijkbaar tot een toekomstig universum-tijdperk behoren en derhalve noch voor het bestuur van het superuniversum, noch voor dat van het centrale universum van onmiddellijke praktische waarde zijn. Deze unieke zonen van de kinderen van de tijd en de burgers der eeuwigheid worden allen in reserve gehouden op Vicegerington waar zij, in een speciale sector van de wereld die plaatsbiedt aan de geheime academies van het korps der Schepper-Zonen, zich bezighouden met de studie van de concepten van de tijd en de realiteiten der eeuwigheid.
22:7.11 (251.1) De Allerhoogste is de unificatie van drie fasen van Godheidsrealiteit: God de Allerhoogste, de geestelijke unificatie van bepaalde eindige aspecten van de Paradijs-Triniteit; de Almachtig Allerhoogste, de unificatie van de kracht van de Scheppers van het groot universum; en het Allerhoogst Bewustzijn, de individuele bijdrage van de Derde Bron en Centrum en zijn gecoördineerde medewerkers aan de realiteit van de Allerhoogste. In hun trinitisatie-avonturen houden de luisterrijke schepselen van het centrale universum en het Paradijs zich bezig met een drievoudige verkenning van de Godheid van de Allerhoogste, die resulteert in de voortbrenging van drie orden van door schepselen getrinitiseerde zonen:
22:7.12 (251.2) 1. Zonen die door opklimmende schepselen zijn getrinitiseerd. In hun creatieve inspanningen trachten de volkomenen bepaalde conceptuele werkelijkheden van de Almachtig Allerhoogste te trinitiseren, die zij experiëntieel in hun opklimming door tijd en ruimte naar het Paradijs hebben verworven.
22:7.13 (251.3) 2. Zonen die door Paradijs-Havona-persoonlijkheden zijn getrinitiseerd. De scheppingsinspanningen van de Burgers van het Paradijs en Havona resulteren in de trinitisatie van bepaalde hoge geestelijke aspecten van de Allerhoogste, die zij experiëntieel verworven hebben tegen een boven-allerhoogste achtergrond die aan het Ultieme en Eeuwige grenst.
22:7.14 (251.4) 3. Getrinitiseerde Zonen van Bestemming. Wanneer echter een voleindigde en een Paradijs-Havona-persoonlijkheid samen een nieuw schepsel trinitiseren, heeft deze gezamenlijke inspanning repercussies in bepaalde fasen van het Allerhoogst-Ultieme Bewustzijn. De door schepselen getrinitiseerde zonen die hiervan het gevolg zijn, zijn meer dan geschapen; zij vertegenwoordigen actualiteiten van de Allerhoogst-Ultieme Godheid die niet anderszins experiëntieel zijn bereikt, en die derhalve automatisch vallen onder de Architecten van het Meester-Universum, de beheerders van de zaken die de scheppingsgrenzen van het huidige universum-tijdperk overschrijden. De getrinitiseerde zonen van bestemming belichamen bepaalde aspecten van de nog niet geopenbaarde functie van de Allerhoogst-Ultieme in het meester-universum. Wij weten niet zoveel aangaande deze gezamenlijke kinderen van tijd en eeuwigheid, maar veel meer dan ons geoorloofd is u te openbaren.
22:8.1 (251.5) Naast de door schepselen getrinitiseerde zonen die in deze verhandeling worden besproken, bestaan er nog talrijke ongeopenbaarde orden van door schepselen getrinitiseerde wezens: de uiteenlopende nakomelingen van de meervoudige verbindingen tussen de leden van de zeven korpsen van volkomenen en Paradijs-Havona-persoonlijkheden. Doch al deze door schepselen getrinitiseerde wezens, zowel de geopenbaarde als de ongeopenbaarde, worden door de Universele Vader met persoonlijkheid begiftigd.
22:8.2 (251.6) Wanneer nieuwe zonen die door schepselen in opklimming en door Paradijs-Havona-persoonlijkheden zijn getrinitiseerd, nog jong en ongeschoold zijn, worden zij gewoonlijk voor lange dienstperioden naar de zeven Paradijs-werelden van de Oneindige Geest gezonden, waar zij dienen onder de bescherming van de Zeven Allerhoogste Bestuurders. Vervolgens kunnen zij voor verdere opleiding in de plaatselijke universa worden geadopteerd door de Leraar-Zonen van de Triniteit.
22:8.3 (251.7) Deze geadopteerde zonen met een hoge, verheerlijkte schepsel-oorsprong zijn de leerlingen, de student-assistenten van de Leraar-Zonen, en naar classificatie worden zij dikwijls tijdelijk tot deze Zonen gerekend. Ten behoeve van de gebieden waar zij verkozen hebben dienst te doen, kunnen zij vele edele opdrachten in zelfverzaking uitvoeren, en dit doen zij ook.
22:8.4 (251.8) De Leraar-Zonen in de plaatselijke universa kunnen hun door schepselen getrinitiseerde pupillen voordragen om door de Paradijs-Triniteit omhelsd te worden. Uit deze omhelzing komen zij tevoorschijn als Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid, en zij treden vervolgens in dienst bij de Ouden der Dagen in de zeven superuniversa; dit is de thans bekende bestemming van deze unieke groep tweemaal getrinitiseerde wezens.
22:8.5 (252.1) Niet alle door schepselen getrinitiseerde zonen worden door de Triniteit omhelsd; velen worden medewerkers en ambassadeurs van de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs, van de Reflectieve Geesten van de superuniversa, of van de Moeder-Geesten der plaatselijke scheppingen. Anderen aanvaarden soms speciale opdrachten op het eeuwige Eiland. Weer anderen kunnen toetreden tot de speciale diensten op de geheime werelden van de Vader en op de Paradijs-werelden van de Geest. Uiteindelijk bereiken velen het vereende korps der Getrinitiseerde Zonen op het binnenste circuit van Havona.
22:8.6 (252.2) Met uitzondering van de Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid en van degenen die op Vicegerington worden verzameld, lijkt het de allerhoogste bestemming van alle door schepselen getrinitiseerde zonen om toe te treden tot het Korps van Getrinitiseerde Volkomenen, een van de zeven Paradijs-Korpsen der Volkomenheid.
22:9.1 (252.3) De door schepselen getrinitiseerde zonen worden door de Paradijs-Triniteit omhelsd in klassen van zevenduizend. Deze getrinitiseerde afstammelingen van volmaakt geworden mensen en Paradijs-Havona-persoonlijkheden worden allen gelijkelijk door de Godheden omhelsd, doch worden aan de superuniversa toegewezen overeenkomstig het advies van hun voormalige leraren, de Leraar-Zonen van de Triniteit. Zij die op zeer goede wijze gediend hebben, worden benoemd tot Hoge Zoon-Assistenten, terwijl zij die zich in iets mindere mate hebben onderscheiden tot Hemelse Bewaarders worden benoemd.
22:9.2 (252.4) Wanneer deze unieke wezens door de Triniteit zijn omhelsd, worden zij waardevolle adjuncten bij de regeringen van de superuniversa. Zij zijn doorkneed in de aangelegenheden van de opklimmingsloopbaan, niet doordat zij persoonlijk zijn opgeklommen, maar tengevolge van hun dienst bij de Leraar-Zonen van de Triniteit op de werelden in de ruimte.
22:9.3 (252.5) Er zijn in Orvonton bijna een miljard Hemelse Bewaarders benoemd. Zij zijn voornamelijk toegewezen aan de bestuurscolleges van de Volmaakten der Dagen op de hoofdkwartieren van de grote sectoren en worden op bekwame wijze bijgestaan door een korps van stervelingen in opklimming die met de Zoon zijn gefuseerd.
22:9.4 (252.6) De Hemelse Bewaarders zijn de functionarissen van de rechtscolleges van de Ouden der Dagen, en treden op als boodschappers van deze rechtscolleges en als bodes van de dagvaardingen en beslissingen van de verschillende rechtbanken van de regeringen der superuniversa. Zij nemen ook persoonlijkheden in hechtenis voor de Ouden der Dagen; zij gaan uit van Uversa om wezens te halen die voor de rechters van de superuniversa moeten verschijnen; bevelen om persoonlijkheden in het superuniversum in verzekerde bewaring te stellen worden door hen uitgevoerd. Ook begeleiden zij de met de Geest gefuseerde stervelingen van de plaatselijke universa wanneer hun aanwezigheid om de een of andere reden vereist is op Uversa.
22:9.5 (252.7) De Hemelse Bewaarders en hun medewerkers, de Hoge Zoon-Assistenten, hebben nimmer de inwoning van een Richter genoten. Evenmin zijn zij gefuseerd met de Geest of de Zoon. De omhelzing door de Paradijs-Triniteit compenseert echter wel de niet-gefuseerde status van de Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid. De omhelzing door de Triniteit kan uitsluitend inwerken op de idee die in een door schepselen getrinitiseerde zoon is gepersonifieerd en de omhelsde zoon verder onveranderd laten, doch een dergelijke beperking doet zich slechts voor wanneer aldus is beraamd.
22:9.6 (252.8) Deze tweemaal getrinitiseerde zonen zijn wonderbare wezens, maar zij zijn niet zo veelzijdig en betrouwbaar als hun medewerkers in opklimming; zij missen die geweldige, diep ingrijpende persoonlijke ervaring die de andere tot deze groep behorende zonen hebben verworven door daadwerkelijk vanuit de duistere gebieden der ruimte op te klimmen naar de heerlijkheid. Wij, die de loopbaan naar omhoog kennen, hebben hen lief en doen alles wat in ons vermogen ligt om het hun ontbrekende te compenseren, doch zij stemmen ons immer dankbaar voor onze lage afkomst en ons vermogen tot ervaren. Hun bereidheid om hun tekorten in de ervaarbare werkelijkheden van de opklimming in het universum te onderkennen en te accepteren, is vol transcendente schoonheid en soms zeer ontroerend en aandoenlijk.
22:9.7 (253.1) Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid zijn beperkt in tegenstelling tot andere door de Triniteit omhelsde zonen, doordat hen de experiëntiële capaciteit in tijd en ruimte is ontzegd. Het ontbreekt hun aan ervaring, ondanks hun langdurige opleiding bij de Allerhoogste Bestuurders en de Leraar-Zonen, en indien dit niet zo zou zijn, zouden zij door een oververzadiging van ervaring niet in reserve kunnen worden gehouden om in een toekomstig universum-tijdperk ervaring op te doen. Er is eenvoudig niets in heel het universele bestaan dat daadwerkelijke persoonlijke ervaring kan vervangen, en deze door schepselen getrinitiseerde zonen worden in reserve gehouden om in een toekomstig universum-tijdperk experiëntieel te functioneren.
22:9.8 (253.2) Op de woningwerelden heb ik deze waardige functionarissen van de hoge rechtscolleges van het superuniversum zo dikwijls verlangend en smekend zien kijken naar zelfs degenen die pas kort tevoren uit de evolutionaire werelden in de ruimte waren aangekomen, dat ik wel moest beseffen dat deze bezitters van niet-experiëntiële trinitisatie werkelijk hun vermeend minder fortuinlijke broeders benijdden, hun broeders die de opwaartse weg door het universum stap voor stap afleggen, in echte ervaring en daadwerkelijke beleving. Ondanks hun handicaps en beperkingen vormen zij een wonderbaarlijk nuttig en immer bereidwillig korps van werkers wanneer het erop aankomt om de ingewikkelde bestuurlijke plannen van de regeringen der superuniversa tot uitvoering te brengen.
22:10.1 (253.3) De Hoge Zoon-Assistenten vormen de hoogste groep der hertrinitiseerde, getrinitiseerde zonen van verheerlijkte wezens in opklimming van het Sterfelijke Korps der Volkomenheid en van hun eeuwige partners, de Paradijs-Havona-persoonlijkheden. Zij worden aangesteld bij de dienst van het superuniversum en zijn werkzaam als persoonlijke adjudanten van de hoge zonen in de regeringen van de Ouden der Dagen. Zij zouden terecht particuliere secretarissen genoemd kunnen worden. Van tijd tot tijd treden zij op als griffiers van speciale commissies en andere groepsverbanden van de hoge zonen. Zij dienen de Volmakers der Wijsheid, Goddelijke Raadslieden, Universele Censors, Machtige Boodschappers, Hoge Gezagsdragers en Degenen zonder Naam en Getal.
22:10.2 (253.4) Indien ik bij de bespreking van de Hemelse Bewaarders de aandacht schijn te hebben gevestigd op de beperkingen en handicaps van deze tweemaal getrinitiseerde zonen, wil ik nu in alle billijkheid de aandacht vestigen op hun ene punt van grote kracht, de eigenschap die hen voor ons van bijna onschatbare waarde maakt. Deze wezens danken hun bestaan aan het feit dat zij de personificatie zijn van één enkel allerhoogst concept. Zij zijn de persoonlijkheidsbelichaming van een goddelijke idee, een universeel ideaal, dat nimmer tevoren geconcipieerd, uitgedrukt, of getrinitiseerd was. En zij zijn daarna door de Triniteit omhelsd; aldus spreiden zij tentoon en belichamen zij daadwerkelijk de wijsheid zelve van de goddelijke Triniteit inzake het idee-ideaal van hun persoonlijkheidsbestaan. Voorzover dit speciale begrip aan de universa geopenbaard kan worden, belichamen deze persoonlijkheden alles wat enige schepsel- of Schepper-intelligentie ooit zou kunnen concipiëren, uitdrukken, of laten zien. Zij zijn die idee in persoon.
22:10.3 (253.5) Kunt ge niet inzien dat zulke levende concentraties van één enkel allerhoogst begrip van universum-realiteit van onmetelijk nut kunnen zijn voor hen aan wie het bestuur van de super-universa is toevertrouwd?
22:10.4 (254.1) Niet lang geleden ben ik aangesteld als voorzitter van een commissie van zes — één uit elke groep der hoge zonen — met de opdracht om drie problemen te bestuderen die betrekking hadden op een groep nieuwe universa in het zuiden van Orvonton. Ik werd mij scherp bewust van de waarde van de Hoge Zoon-Assistenten toen ik het hoofd van hun orde op Uversa verzocht dergelijke secretarissen tijdelijk toe te voegen aan mijn commissie. Ons eerste idee werd namelijk vertegenwoordigd door een Hoge Zoon-Assistent op Uversa, die meteen aan onze groep werd verbonden. Ons tweede probleem was belichaamd in een Hoge Zoon-Assistent die was aangesteld in superuniversum nummer drie. Wij kregen veel hulp uit deze bron via het distributiecentrum van het centrale universum voor de coördinatie en verbreiding van essentiële kennis, doch niets dat in de schaduw kon staan van de assistentie die ons werd gegeven door de daadwerkelijke aanwezigheid van een persoonlijkheid die een begrip is, die door schepselen is getrinitiseerd in allerhoogste macht en door de Godheid is getrinitiseerd in finaliteit. Wat ons derde probleem betreft, uit de archieven van het Paradijs bleek dat dit idee nog nimmer door schepselen was getrinitiseerd.
22:10.5 (254.2) Hoge Zoon-Assistenten zijn unieke, oorspronkelijke personalisaties van geweldige concepten en ontzagwekkende idealen. Als zodanig zijn zij dan ook in staat om onze beraadslagingen van tijd tot tijd onuitsprekelijk te verhelderen. Denkt u zich eens in wat het betekent, wanneer ik ver weg in de universa in de ruimte bezig ben met een opdracht, en zo fortuinlijk ben dat ik de bijstand heb van een Hoge Zoon-Assistent die aan mijn missie is toegevoegd en zelf de volheid belichaamt van de goddelijk voorstelling inzake juist dat probleem dat ik volgens mijn opdracht moet aanpakken en oplossen. Dit nu heb ik herhaaldelijk ondervonden. De enige moeilijkheid met dit plan is dat geen enkel superuniversum een complete uitgave van deze getrinitiseerde ideeën kan bezitten; wij krijgen slechts een zevende deel van deze wezens, en dus gebeurt het maar eens op de zeven keer dat wij het genoegen mogen smaken van de persoonlijke omgang met deze wezens, ook al geven de archieven aan dat de betreffende idee getrinitiseerd is.
22:10.6 (254.3) Wij zouden er veel baat bij hebben als wij veel grotere aantallen van deze wezens te onzen dienste zouden hebben op Uversa. Wegens hun grote waarde voor de regeringen van de superuniversa moedigen wij de pelgrims uit de ruimte en de inwoners van het Paradijs dan ook op alle mogelijke manieren aan om een poging tot trinitisatie te ondernemen, nadat zij elkaar die experiëntiële werkelijkheden hebben meegedeeld die van wezenlijk belang zijn voor de uitvoering van deze creatieve avontuurlijke ondernemingen.
22:10.7 (254.4) In ons superuniversum hebben wij nu ongeveer één en een kwart miljoen Hoge Zoon-Assistenten die zowel in de kleine als de grote sector dienen, en eveneens op Uversa functioneren. Zij vergezellen ons zeer dikwijls wanneer wij opdrachten moeten uitvoeren in de ververwijderde universa. Hoge Zoon-Assistenten worden niet permanent toegewezen aan enige Zoon of aan enige commissie. Zij circuleren voortdurend en dienen waar de idee of het ideaal, dat zij zijn, het beste de eeuwige doeleinden kan bevorderen van de Paradijs-Triniteit, wier zonen zij zijn geworden.
22:10.8 (254.5) Zij zijn ontroerend hartelijk, voortreffelijk trouw, munten uit in intelligentie, bezitten een zeer grote mate van wijsheid — met betrekking tot een enkele idee — en hun nederigheid is onovertroffen. Hoewel zij u geheel op de hoogte kunnen brengen van de tradities in het universum aangaande hun ene idee of ideaal, is het bijna meelijwekkend hen gade te slaan terwijl zij trachten kennis en inlichtingen te vergaren aangaande tal van andere onderwerpen, zelfs bij de stervelingen in opklimming.
22:10.9 (254.6) Dit nu is het verhaal aangaande de oorsprong, de natuur en het functioneren van bepaalde persoonlijkheden die behoren tot degenen die de Getrinitiseerde Zonen van God genoemd worden, meer in het bijzonder van hen die de goddelijke omhelzing door de Paradijs-Triniteit hebben meegemaakt en daarna in dienst zijn getreden bij de superuniversa om daar wijze, begripvolle samenwerking te bieden aan de staf van de Ouden der Dagen bij hun onvermoeibare inspanningen om de binnenwaartse vooruitgang te vergemakkelijken der opklimmende stervelingen uit de tijd naar Havona, hun directe bestemming, en naar hun uiteindelijk doel op het Paradijs.
22:10.10 (255.1) [Verhaald door een Machtige Boodschapper van het openbaringskorps van Orvonton.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 23
23:0.1 (256.1) SOLITAIRE Boodschappers vormen het persoonlijke, universele korps van de Vereende Schepper; zij zijn de eerste en oudste orde der Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Zij vertegenwoordigen de aanvang van de scheppingsactiviteit van de Oneindige Geest in solitaire functie, met het doel om solitaire geesten met persoonlijkheid tot aanzijn te brengen. Noch de Vader noch de Zoon nam rechtstreeks deel in deze geweldige vergeestelijking.
23:0.2 (256.2) Deze geest-boodschappers zijn in één enkele scheppingsepisode gepersonaliseerd, en hun aantal blijft gelijk. Ofschoon één van deze buitengewone wezens als medewerker aan mijn huidige missie is verbonden, weet ik niet hoeveel van deze persoonlijkheden in het universum van universa bestaan. Ik weet slechts van tijd tot tijd hoevelen van hen in ons superuniversum staan geregistreerd, als tijdelijk werkzaam binnen de jurisdictie daarvan. Ik zie in het laatste verslag van Uversa dat er op dat moment bijna 7.690 biljard Solitaire Boodschappers werkzaam waren binnen de grenzen van Orvonton; ik veronderstel dat dit aantal aanzienlijk kleiner is dan een zevende van hun totale getal.
23:1.1 (256.3) Onmiddellijk na de schepping van de Zeven Geesten van de Havona-circuits, heeft de Oneindige Geest het ontzaglijke korps der Solitaire Boodschappers tot aanzijn gebracht. Niets in de universele schepping, behalve het Paradijs en de Havona-circuits, heeft vóór de Solitaire Boodschappers bestaan; zij zijn bijna van alle eeuwigheid af in heel het groot universum werkzaam geweest. Zij zijn van fundamentele betekenis voor de goddelijke techniek van de Oneindige Geest om zichzelf te openbaren aan, en persoonlijk contact te onderhouden met, de wijdverbreide scheppingen in tijd en ruimte.
23:1.2 (256.4) Niettegenstaande het feit dat deze boodschappers bijna van alle eeuwigheid af hebben bestaan, zijn zij zich allen bewust van het begin van hun individualiteit. Zij zijn zich bewust van de tijd en zijn daarmee de eerste schepselen van de Oneindige Geest die zulk een tijdsbewustzijn bezitten. Zij zijn de eerstgeboren schepselen van de Oneindige Geest die in de tijd gepersonaliseerd en in de ruimte vergeestelijkt zijn.
23:1.3 (256.5) Deze solitaire geesten zijn in de dageraad van de tijd als volwassen en volmaakt begaafde geestelijke wezens verschenen. Zij zijn allen gelijk en kennen geen klassen of onderafdelingen die op persoonlijke verschillen zijn gebaseerd. Hun indeling in klassen is geheel gebaseerd op het soort werk dat hun van tijd tot tijd wordt opgedragen.
23:1.4 (256.6) Stervelingen beginnen op de werelden in de ruimte als bijna geheel materiële wezens en klimmen naar binnen op naar de Grote Centra; deze solitaire geesten beginnen in het centrum van alle dingen en begeren aangesteld te worden in de verre scheppingen, zelfs op de individuele werelden in de buitenste plaatselijke universa en verder.
23:1.5 (256.7) Ofschoon zij Solitaire Boodschappers worden genoemd, zijn zij geen eenzame geesten, want zij houden er echt van om alleen te werken. Zij zijn de enige wezens in de ganse schepping die werkelijk een solitair bestaan kunnen leiden en dit prettig vinden, ofschoon zij het even prettig vinden om samen te werken met de verstandelijke wezens van het zeer kleine aantal orden in het universum met wie zij broederlijk kunnen omgaan.
23:1.6 (257.1) Solitaire Boodschappers zijn niet geïsoleerd in hun dienstbetoon: zij staan voortdurend in contact met de rijkdom van het intellect der ganse schepping, omdat zij in staat zijn alle nieuwsuitzendingen te beluisteren in de gebieden waar zij vertoeven. Zij kunnen ook onderling communiceren met leden van het korps waartoe zij rechtstreeks behoren, de wezens die hetzelfde soort werk in hetzelfde superuniversum verrichten. Zij zouden eveneens kunnen communiceren met andere leden van hun orde, maar de raad van de Zeven Meester-Geesten heeft hun opgedragen dit niet te doen, en hun groep is loyaal: zij zijn niet ongehoorzaam en niet nalatig. Er is geen enkel geval bekend van een Solitaire Boodschapper die tot duisternis is vervallen.
23:1.7 (257.2) De Solitaire Boodschappers behoren evenals de Universum-Krachtdirigenten tot de zeer weinige wezens die in alle gebieden werkzaam zijn en niet gearresteerd of vastgehouden kunnen worden door de rechtbanken in tijd en ruimte. Zij zouden alleen gedagvaard kunnen worden om voor de Zeven Meester-Geesten te verschijnen, doch in geen der annalen van het meester-universum is opgetekend dat beroep is gedaan op deze Paradijs-raad om uitspraak te doen in een zaak waarbij een Solitaire Boodschapper was betrokken.
23:1.8 (257.3) Deze boodschappers met solitaire opdrachten vormen een betrouwbare, niet-afhankelijke, veelzijdige, door en door geestelijke, zeer meevoelende groep geschapen wezens die afstammen van de Derde Bron en Centrum; zij werken op gezag van de Oneindige Geest in zijn residentie op het centrale Paradijs-Eiland en zoals gepersonaliseerd op de hoofdkwartier-werelden van de plaatselijke universa. Zij participeren voortdurend in het rechtstreekse circuit dat emaneert uit de Oneindige Geest, zelfs wanneer zij in de plaatselijke scheppingen functioneren onder de directe invloed van de Moeder-Geesten van de plaatselijke universa.
23:1.9 (257.4) Er is een technische reden waarom deze Solitaire Boodschappers alleen moeten reizen en werken. Gedurende korte perioden en wanneer zij niet op reis zijn, kunnen zij in een groep samenwerken, doch als zij zo een ensemble vormen, zijn zij totaal afgesneden van de steun en leiding die hun Paradijs-circuit hun schenkt; zij zijn dan geheel geïsoleerd. Indien twee of meer leden van deze orde elkaar dicht naderen wanneer zij in transit zijn of werkzaam in de circuits der ruimte of de stromingen van de tijd, verliezen beiden of allen de verbinding met de hogere circulerende krachten. Zij worden ‘kortgesloten,’ zoals ge in verduidelijkende symbolen zoudt kunnen zeggen. Daarom beschikken zij over een inherent vermogen tot automatisch alarm, een waarschuwingssignaal dat hen feilloos op de hoogte stelt van naderende conflicten en hen aldoor in voldoende mate gescheiden houdt, zodat hun goed en doeltreffend functioneren niet gestoord wordt. Zij bezitten ook een ingeschapen automatisch vermogen om de nabijheid van zowel de Geïnspireerde Triniteitsgeesten als de goddelijke Gedachtenrichters te bespeuren en te signaleren.
23:1.10 (257.5) Deze boodschappers bezitten geen vermogen tot persoonlijkheidsuitbreiding of tot voortplanting, doch er is praktisch geen werk in de universa dat zij niet ter hand kunnen nemen of waaraan zij niet iets essentieels en nuttigs kunnen bijdragen. In het bijzonder zijn zij de grote tijdsbespaarders voor hen die betrokken zijn bij het bestuur van universum-zaken; bovendien assisteren zij ons allen, van hoog tot laag.
23:2.1 (257.6) Solitaire Boodschappers worden niet permanent toegevoegd aan bepaalde hemelse persoonlijkheden of aan groepen van dergelijke persoonlijkheden. Zij zijn altijd in opdracht in functie, en gedurende dit dienstbetoon werken zij onder rechtstreeks toezicht van degenen die de leiding hebben over de gebieden waaraan zij zijn toegevoegd. Onderling kennen zij geen organisatie noch enigerlei vorm van regering; zij zijn Solitaire Boodschappers.
23:2.2 (258.1) Solitaire Boodschappers worden door de Oneindige Geest aangesteld bij de volgende zeven afdelingen van dienst:
23:2.3 (258.2) 1. Boodschappers van de Paradijs-Triniteit;
23:2.4 (258.3) 2. Boodschappers van de Havona-Circuits;
23:2.5 (258.4) 3. Boodschappers van de Superuniversa;
23:2.6 (258.5) 4. Boodschappers van de Plaatselijke Universa;
23:2.7 (258.6) 5. Verkenners met vrije opdrachten;
23:2.8 (258.7) 6. Ambassadeurs en Gezanten met speciale opdracht;
23:2.9 (258.8) 7. Zij die waarheid openbaren.
23:2.10 (258.9) Deze geest-boodschappers kunnen elkaar in iedere betekenis van het woord onderling afwisselen in de verschillende takken van dienst: dergelijke overplaatsingen vinden voortdurend plaats. Er zijn geen afzonderlijke orden van Solitaire Boodschappers; zij zijn geestelijk hetzelfde en in alle opzichten gelijk. Hoewel zij in het algemeen met een nummer worden aangeduid, kent de Oneindige Geest hen persoonlijk bij naam. Wat ons betreft, wij kennen hen onder de naam of het nummer waarmee wordt verwezen naar de opdracht die zij op dit moment vervullen.
23:2.11 (258.10) 1. Boodschappers van de Paradijs-Triniteit. Het is mij niet toegestaan u veel te openbaren van het werk van de groep boodschappers die bij de Triniteit zijn aangesteld. Zij zijn de vertrouwde, geheime dienaren van de Godheden en wanneer hun speciale boodschappen zijn toevertrouwd die te maken hebben met het nog ongeopenbaarde beleid en toekomstige optreden van de Goden, is nog nooit voorgekomen dat zij een geheim onthulden of het vertrouwen schonden dat in hun orde wordt gesteld. En wij zeggen dit alles in dit verband, niet om de indruk te geven dat wij ons laten voorstaan op hun volmaaktheid, doch veeleer om aan te geven dat de Godheden volmaakte wezens kunnen scheppen en dit ook doen.
23:2.12 (258.11) De verwarring en beroering op Urantia betekenen niet dat het de Regeerders op het Paradijs aan interesse of bekwaamheid ontbreekt om de zaken op andere wijze aan te vatten. De Scheppers bezitten alle macht om Urantia tot een waar paradijs te maken, doch zo’n Eden zou geen bijdrage vormen aan de ontwikkeling van de sterke, nobele en ervaren karakters die de Goden zo stellig en zeker, met de hamer van het lijden op het aambeeld der nood, bezig zijn op uw wereld te smeden. Uw angsten en smarten, uw beproevingen en teleurstellingen, maken evenzeer deel uit van het goddelijke plan op uw wereld, als de verfijnde volmaaktheid en de oneindige afstelling van alle dingen op hun allerhoogste doeleinde op de werelden van het centrale, volmaakte universum.
23:2.13 (258.12) 2. Boodschappers van de Havona-Circuits. Tijdens uw gehele opklimmingsloopbaan zult ge vagelijk, doch steeds beter, in staat zijn de aanwezigheid van de Solitaire Boodschappers te bespeuren, maar pas wanneer ge Havona bereikt, zult ge hen duidelijk herkennen. De eersten die ge van aangezicht tot aangezicht zult zien, zijn de boodschappers van de Havona-Circuits.
23:2.14 (258.13) Solitaire Boodschappers hebben een speciale verhouding met de ingeborenen van de Havona-werelden. Deze boodschappers die functioneel zo belemmerd worden wanneer zij met elkaar zijn verbonden, kunnen wel een zeer nauwe persoonlijke omgang hebben met de ingeborenen van Havona en hebben deze ook inderdaad. Het is echter volstrekt onmogelijk om aan het menselijk bewustzijn de allerhoogste voldoening duidelijk te maken, die voortvloeit uit het contact van het bewustzijn van deze goddelijk volmaakte wezens met de geest van deze bijna-transcendente persoonlijkheden.
23:2.15 (259.1) 3. Boodschappers van de Superuniversa. De Ouden der Dagen, de van de Triniteit afstammende persoonlijkheden die waken over de bestemming van de zeven superuniversa, de drietallen met goddelijke macht en bestuurlijke wijsheid, worden overvloedig van Solitaire Boodschappers voorzien. Alleen door deze orde van boodschappers kunnen de drieënige regeerders van het ene superuniversum rechtstreeks persoonlijk communiceren met de regeerders van een ander. Behalve misschien de Geïnspireerde Triniteitsgeesten, zijn de Solitaire Boodschappers het enig beschikbare type geest-verstandelijk wezen dat rechtstreeks van het hoofdkwartier van het ene superuniversum naar dat van een ander superuniversum gezonden kan worden. Alle andere persoonlijkheden moeten dergelijke tochten maken via Havona en de bestuurswerelden van de Meester-Geesten.
23:2.16 (259.2) Er zijn bepaalde soorten informatie die niet door Zwaartekracht-Boodschappers verkregen kunnen worden, noch door de reflectiviteit, noch door uitgezonden berichten. Wanneer de Ouden der Dagen zulke zaken bepaald willen weten, moeten zij een Solitaire Boodschapper naar de bron van deze wetenschap zenden. De boodschapper die nu met mij samenwerkt, kreeg lang geleden, nog voor er leven op Urantia bestond, de opdracht voor een missie vanuit Uversa naar het centrale universum — hij was gedurende bijna een miljoen jaar afwezig bij de appèls van Orvonton, doch keerde te juister tijd met de verlangde inlichtingen terug.
23:2.17 (259.3) Het dienstbetoon van de Solitaire Boodschappers in de superuniversa kent geen beperkingen; zij kunnen functioneren als degenen die de vonnissen van de hoge rechtbanken ten uitvoer leggen of als verzamelaars van inlichtingen in het belang van het betrokken gebied. Van alle superscheppingen verschaft Orvonton hun de grootste vreugde bij hun dienen, omdat hier de behoefte het grootst is en er veel meer gelegenheid is voor heldhaftige krachtsinspanningen. In de meer behoeftige gebieden genieten wij allen de voldoening vollediger te kunnen functioneren.
23:2.18 (259.4) 4. Boodschappers van de Plaatselijke Universa. In de diensten van een plaatselijk universum is het functioneren van de Solitaire Boodschappers aan geen beperking onderhevig. Zij zijn degenen die getrouw de motieven en bedoelingen van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum openbaren, ofschoon zij geheel onder de jurisdictie vallen van de regerende Meester-Zoon. En dit geldt voor alle boodschappers die in een plaatselijk universum werkzaam zijn, of zij nu rechtstreeks vanuit het hoofdkwartier van het universum op reis gaan, of tijdelijk optreden in verbinding met Constellatie-Vaders, Stelsel-Soevereinen, of Planetaire Vorsten. Voordat alle macht geconcentreerd wordt in de handen van een Schepper-Zoon, ten tijde van zijn verheffing tot soeverein regeerder over zijn universum, functioneren deze boodschappers van de plaatselijke universa onder de algemene leiding van de Ouden der Dagen en zijn zij rechtstreeks verantwoordelijk aan de Unie der Dagen, die hen in de plaatselijke universa vertegenwoordigt.
23:2.19 (259.5) 5. Verkenners met vrije opdrachten. Wanneer het reservekorps der Solitaire Boodschappers teveel leden telt, worden door een van de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten vrijwilligers opgeroepen voor verkenningsdoeleinden; er is dan ook nooit gebrek aan vrijwilligers, want zij vinden het heerlijk om uitgezonden te worden als vrije, ongebonden ontdekkingsreizigers, om de opwindende ervaring te ondergaan van het ontdekken van de kernen van nieuwe werelden en universa die zich organiseren.
23:2.20 (259.6) Zij trekken erop uit om de aanwijzingen te onderzoeken die afkomstig zijn van degenen die in de verschillende gebieden de ruimte bestuderen. Ongetwijfeld zijn de Paradijs-Godheden bekend met het bestaan van deze nog onontdekte energiesystemen in de ruimte, maar zij onthullen dit nooit. Als de Solitaire Boodschappers deze nieuwe energiecentra die zich aan het organiseren zijn, niet zouden verkennen en in kaart zouden brengen, zouden deze verschijnselen lang onopgemerkt blijven, zelfs door de verstandelijke wezens in aangrenzende gebieden. Als groep zijn Solitaire Boodschappers in hoge mate gevoelig voor zwaartekracht; bijgevolg kunnen zij soms de waarschijnlijke aanwezigheid bespeuren van zeer kleine donkere planeten — de werelden die zich het beste lenen voor experimenten met leven.
23:2.21 (260.1) Deze boodschapper-verkenners met vrije opdrachten doorkruisen het meester-universum. Zij zijn voortdurend onderweg op ontdekkingsexpedities naar de gebieden in de hele buiten-ruimte die nog niet in kaart zijn gebracht. Zeer veel van de informatie die wij bezitten over wat er in de gebieden der buiten-ruimte gebeurt, danken wij aan de ontdekkingsreizen van de Solitaire Boodschappers omdat dezen in hun onderzoek dikwijls samenwerken met de hemelse astronomen.
23:2.22 (260.2) 6. Ambassadeurs en Gezanten met speciale opdracht. Plaatselijke universa die binnen hetzelfde superuniversum zijn gelegen, wisselen gewoonlijk ambassadeurs uit die uit hun eigen orden van zonen worden gekozen. Om oponthoud te voorkomen, wordt Solitaire Boodschappers echter dikwijls gevraagd om als ambassadeurs van de ene plaatselijke schepping naar een andere te gaan, om het ene gebied bij het andere te vertegenwoordigen en te vertolken. Wanneer er bijvoorbeeld een nieuw bewoond gebied is ontdekt, kan het zo ver weg in de ruimte blijken te liggen, dat er veel tijd zou zal verlopen alvorens een door een serafijn vervoerde ambassadeur dit verafgelegen universum zou kunnen bereiken. Een door een serafijn vervoerd wezen kan onmogelijk de snelheid van 747.556 Urantia kilometers per seconde van uw tijd overschrijden. Massieve sterren, tegenstromingen en omwegen, alsook de tangenten van de aantrekkingskracht zullen deze snelheid alle vertragen, zodat de snelheid op een lange tocht gemiddeld ongeveer 741.620 kilometers per seconde zal zijn.
23:2.23 (260.3) Indien een ingezetene-ambassadeur er honderden jaren over zou doen om een verafgelegen plaatselijk universum te bereiken, wordt een Solitaire Boodschapper dikwijls verzocht om daar ogenblikkelijk heen te gaan en als waarnemend ambassadeur op te treden. Solitaire Boodschappers kunnen er op zeer korte termijn zijn, niet geheel onafhankelijk van tijd en ruimte, zoals de Zwaartekracht-Boodschappers, maar toch bijna. Zij dienen ook in andere omstandigheden als gezanten met speciale opdracht.
23:2.24 (260.4) 7. Zij die waarheid openbaren. De Solitaire Boodschappers beschouwen de opdracht om waarheid te openbaren als de hoogste verantwoordelijkheid van hun orde. In de superuniversa tot op de afzonderlijke planeten in de ruimte, functioneren zij zo nu en dan ook in deze hoedanigheid. Zij worden vaak toegevoegd aan de commissies die worden uitgezonden om de openbaring van waarheid aan de werelden en de stelsels uit te breiden.
23:3.1 (260.5) De Solitaire Boodschappers zijn het hoogste type volmaakte vertrouwenspersoonlijkheden die in alle gebieden beschikbaar zijn om belangrijke, dringende boodschappen over te brengen, wanneer het niet raadzaam is hiervoor gebruik te maken van de omroepdienst of van het reflectiviteitsmechanisme. Zij vervullen een eindeloze verscheidenheid van opdrachten, waarbij zij de geestelijke en materiële wezens in de gebieden uit hun moeilijkheden helpen, in het bijzonder wanneer het element tijd een rol speelt. Van alle orden die worden aangesteld bij de diensten in de domeinen van de superuniversa, zijn zij de hoogste en veelzijdigste gepersonaliseerde wezens die tijd en ruimte zo bijna geheel kunnen trotseren.
23:3.2 (260.6) Het universum is welvoorzien van geesten die de zwaartekracht aanwenden om zich te verplaatsen; zij kunnen te allen tijde overal heen gaan — ogenblikkelijk — doch zijn geen personen. Bepaalde andere wezens die zich via de zwaartekracht verplaatsen, zijn wel persoonlijk, zoals de Zwaartekracht-Boodschappers en Transcendentale Rapporteurs, doch dezen staan de bestuurders van een superuniversum of een plaatselijk universum niet ter beschikking. De werelden zijn vol engelen en mensen en andere zeer persoonlijke wezens, doch dezen zijn onderhevig aan de beperkingen van tijd en ruimte: de maximumsnelheid voor de meeste niet door serafijnen vervoerde wezens bedraagt 299.780 aardse kilometers per seconde aardse tijd; de middenwezens en sommige anderen kunnen vaak het tweevoud van deze snelheid bereiken — 599.560 kilometer per seconde — terwijl de serafijnen en anderen de ruimte met het drievoudige van deze snelheid kunnen doorkruisen, ongeveer 899.341 kilometer per seconde. Er bestaan echter geen passage- of boodschapper-persoonlijkheden die functioneren in het gebied tussen de bliksemachtige snelheden van de zwaartekrachtgebruikers en de betrekkelijk langzame snelheden van de serafijnen, behalve de Solitaire Boodschappers.
23:3.3 (261.1) Solitaire Boodschappers worden daarom doorgaans gebruikt om boodschappen te verzenden en dienst te doen in die situaties waar persoonlijkheid van wezenlijk belang is voor het welslagen van de opdracht, en waar het wenselijk is het tijdverlies te vermijden dat zou optreden als enig ander direct beschikbaar type persoonlijke boodschapper zou worden gestuurd. Zij zijn de enige duidelijk gepersonaliseerde wezens die kunnen synchroniseren met de gecombineerde universele stromingen in het groot universum. De snelheid waarmee zij de ruimte doorkruisen, is veranderlijk en afhankelijk van een grote verscheidenheid van interfererende invloeden, doch volgens het rapport heeft de boodschapper die mijn medewerker is, zich tijdens de reis om deze missie te volbrengen verplaatst met de snelheid van 1.354.421.708.470 kilometer per seconde van uw tijd.
23:3.4 (261.2) Het is mij volstrekt onmogelijk om aan het materiële type bewustzijn uit te leggen hoe een geest een werkelijke persoon kan zijn en tegelijk de ruimte met zulke geweldige snelheden kan doorkruisen. Maar het is een feit dat deze zelfde Solitaire Boodschappers Urantia inderdaad met deze onbegrijpelijke snelheden bezoeken en verlaten; de hele organisatie van het bestuur van het universum zou zelfs grotendeels haar persoonlijke element verliezen indien dit niet het geval zou zijn.
23:3.5 (261.3) De Solitaire Boodschappers kunnen als noodverbindingslijnen functioneren in alle ververwijderde regionen in de ruimte, gebieden die niet worden omspannen door de vaste circuits van het groot universum. Het blijkt dat een boodschapper, wanneer hij op deze wijze functioneert, een boodschap kan overbrengen of een impuls door de ruimte naar een medeboodschapper kan zenden over een afstand van ongeveer honderd lichtjaren, zoals de astronomen van Urantia stellaire afstanden schatten.
23:3.6 (261.4) Onder de ontelbare wezens die met ons samenwerken bij het regelen van de aangelegenheden van het superuniversum, zijn zij het belangrijkst wat praktische hulpvaardigheid en tijdbesparende assistentie betreft. In de universa in de ruimte moeten wij rekening houden met de belemmeringen van de tijd; vandaar het grote belang van het dienstbetoon van de Solitaire Boodschappers, die vanwege hun persoonlijke prerogatieven op het gebied van communicatie enigermate onafhankelijk zijn van de ruimte, en krachtens de geweldige snelheden waarmede zij zich kunnen verplaatsen, bijna geheel onafhankelijk van de tijd.
23:3.7 (261.5) Ik weet werkelijk niet hoe ik aan Urantia-stervelingen moet uitleggen hoe het mogelijk is dat de Solitaire Boodschappers geen gestalte hebben en toch in het bezit zijn van echte, duidelijke persoonlijkheid. Ofschoon zij niet de gedaante hebben die natuurlijkerwijze met persoonlijkheid wordt geassocieerd, bezitten zij toch een geest-tegenwoordigheid die door alle hogere typen geestelijke wezens kan worden waargenomen. De Solitaire Boodschappers vormen de enige klasse wezens die haast alle voordelen van een gestalteloze geest schijnen te bezitten, gepaard met prerogatieven van een ten volle ontwikkelde persoonlijkheid. Zij zijn ware personen en toch begiftigd met bijna alle eigenschappen van onpersoonlijke geest-manifestatie.
23:3.8 (261.6) In de zeven superuniversa is het gewoonlijk — doch niet altijd — zo, dat alles wat ertoe bijdraagt een schepsel vrijer te maken van de belemmeringen van tijd en ruimte, zijn persoonlijkheidsprerogatieven in dezelfde mate vermindert. De Solitaire Boodschappers vormen een uitzondering op deze algemene wet. Zij kunnen in hun activiteiten nagenoeg ongelimiteerd gebruik maken van alle onbeperkte middelen van geestelijke expressie, goddelijk dienstbetoon, persoonlijke bijstand en kosmische communicatie. Indien ge deze buitengewone wezens zoudt kunnen beschouwen in het licht van mijn ervaring met het bestuur van het universum, zoudt ge begrijpen hoe moeilijk het zou zijn om de aangelegenheden van het superuniversum te coördineren zonder hun veelzijdige medewerking.
23:3.9 (262.1) Hoe groot het universum ook moge worden, er zullen waarschijnlijk nooit méér Solitaire Boodschappers worden geschapen. Naarmate de universa groeien, moet het uitgebreidere bestuurswerk steeds meer voor rekening komen van andere soorten geest-dienaren en van de wezens die uit deze nieuwe scheppingen stammen, zoals de schepselen van de Soevereine Zonen en de Moeder-Geesten van de plaatselijke universa.
23:4.1 (262.2) De Solitaire Boodschappers lijken persoonlijkheidscoördinatoren te zijn voor alle typen geestelijke wezens. Hun dienstbetoon helpt om alle persoonlijkheden in de wijdverbreide geestelijke wereld gelijksoortig te maken. Zij dragen veel bij tot de ontwikkeling in alle geest-wezens van een bewustzijn van groepsidentiteit. Ieder type geest-wezen wordt gediend door speciale groepen Solitaire Boodschappers, die bij deze wezens het vermogen doen groeien om alle andere typen en orden, hoe ongelijk ook, te begrijpen en broederlijk met hen om te gaan.
23:4.2 (262.3) De Solitaire Boodschappers vertonen zulk een verbazingwekkend vermogen om alle typen en orden van eindige persoonlijkheid te coördineren — zij maken zelfs contact met het absoniete regime van de supervisoren van het meester-universum — dat sommigen van ons postuleren dat de schepping van deze boodschappers door de Oneindige Geest op de een of andere wijze verband houdt met de schenking door de Vereend Handelende Geest van het Allerhoogst-Ultieme Bewustzijn.
23:4.3 (262.4) Wanneer een volkomene en een Burger van het Paradijs samenwerken in de trinitisatie van een ‘kind van de tijd en van de eeuwigheid’ — een verrichting waarbij het ongeopenbaarde bewustzijnspotentieel van de Allerhoogste-Ultieme is betrokken — en wanneer zulk een niet-geklassificeerde persoonlijkheid naar Vicegerington wordt gezonden, wordt aan zulk een door schepselen getrinitiseerde zoon steeds een Solitaire Boodschapper (een vermoedelijke persoonlijkheidsrepercussie van de schenking van dergelijk godheidsbewustzijn) als behoeder-metgezel toegewezen. Deze boodschapper vergezelt de nieuwe zoon van bestemming naar de wereld waar hij wordt aangesteld en verlaat Vicegerington nooit meer. Wanneer een Solitaire Boodschapper aldus verbonden is aan de bestemming van een kind van de tijd en de eeuwigheid, komt hij voorgoed en uitsluitend onder het toezicht van de Architecten van het Meester-Universum. Wat de toekomst van zulk een buitengewone associatie moge zijn, is ons onbekend. Vele eeuwen lang reeds verzamelen zich deze partnerschappen van unieke persoonlijkheden op Vicegerington, maar geen enkel paar is daarvandaan nog uitgetrokken.
23:4.4 (262.5) Solitaire Boodschappers blijven gelijk in aantal, doch de trinitisatie van de zonen van bestemming is blijkbaar een techniek die geen beperkingen kent. Aangezien iedere getrinitiseerde zoon van bestemming een Solitaire Boodschapper krijgt toegewezen, komt het ons voor dat te eniger tijd in de verre toekomst het aantal beschikbare boodschappers uitgeput zal raken. Wie zullen dan hun werk in het groot universum overnemen? Zal hun dienstbetoon worden overgenomen door een nieuwe ontwikkeling onder de Geïnspireerde Triniteitsgeesten? Kan het zijn dat het groot universum in de verre toekomst vrijwel geheel bestuurd zal worden door wezens van Triniteitsoorsprong, terwijl de schepselen van enkelvoudige of tweevoudige oorsprong verder gaan naar de gebieden der buiten-ruimte? Indien de boodschappers hun vorig dienstbetoon hervatten, zullen deze zonen van bestemming hen dan vergezellen? Zullen de trinitisaties tussen volkomenen en ingeborenen van het Paradijs en Havona ophouden wanneer het aantal Solitaire Boodschappers uitgeput raakt doordat zij behoeders en metgezellen van deze zonen van bestemming zijn geworden? Zullen al onze efficiënte Solitaire Boodschappers geconcentreerd worden op Vicegerington? Zullen deze buitengewone geest-persoonlijkheden eeuwig met deze getrinitiseerde zonen van ongeopenbaarde bestemming geassocieerd blijven? Welke betekenis moeten wij hechten aan het feit dat deze paren die zich op Vicegerington verzamelen, onder de exclusieve leiding staan van die machtige, mysterieuze wezens, de Architecten van het Meester-Universum? Deze en vele soortgelijke vragen stellen wij onszelf en stellen wij talrijke andere orden van hemelse wezens, maar de antwoorden kennen wij niet.
23:4.5 (263.1) Deze verrichting, alsmede vele andere gelijksoortige gebeurtenissen in het bestuur van het universum, duidt er onmiskenbaar op dat de personeelsbezetting van het groot universum, en zelfs van Havona en het Paradijs, een duidelijke, zekere reorganisatie ondergaat in coördinatie met, en met betrekking tot, de geweldige energetische evolutieprocessen die thans overal in de gebieden der buiten-ruimte plaatsvinden.
23:4.6 (263.2) Wij zijn geneigd te geloven dat de eeuwige toekomst verschijnselen van universum-evolutie te zien zal geven die alle ervaring van het eeuwige verleden verre zullen overtreffen. En wij zien vol genoegen en steeds groeiende verwachting uit naar deze geweldige avontuurlijke gebeurtenissen, zoals ook gij dient te doen.
23:4.7 (263.3) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 24
24:0.1 (264.1) OP Uversa delen wij alle persoonlijkheden en entiteiten van de Vereende Schepper in drie hoofdafdelingen in: de Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest, de Scharen der Boodschappers in de Ruimte, en de Dienende Geesten in de Tijd, de geest-wezens die zich bezig houden met het onderricht van en de bijstand aan de wilsschepselen die vallen onder het opklimmingsplan voor de vooruitgang van stervelingen.
24:0.2 (264.2) De Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest die in deze verhandelingen worden vermeld, functioneren in zeven afdelingen in het hele groot universum:
24:0.3 (264.3) 1. Solitaire Boodschappers;
24:0.4 (264.4) 2. Supervisoren van de Universum-Circuits;
24:0.5 (264.5) 3. Leiders der Tellingen;
24:0.6 (264.6) 4. Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest;
24:0.7 (264.7) 5. Ondergeschikte Inspecteurs;
24:0.8 (264.8) 6. Aangestelde Wachters.
24:0.9 (264.9) 7. Gidsen voor Gegradueerden.
24:0.10 (264.10) Solitaire Boodschappers, Circuit-Supervisoren, Leiders der Tellingen en de Persoonlijke Adjudanten worden gekenmerkt door de ontzaglijke hoeveelheid anti-zwaartekracht die zij bezitten. De Solitaire Boodschappers hebben geen algemeen bekend hoofdkwartier; zij bewegen zich door het hele universum van universa. De Supervisoren van de Universum-Circuits en de Leiders der Tellingen hebben hun hoofdkwartier op de hoofdwerelden van de super- universa. De Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest zijn gestationeerd op het centrale Eiland van Licht. De Toegevoegde Inspecteurs en de Aangestelde Wachters zijn respectievelijk gestationeerd op de hoofdwerelden van de plaatselijke universa en op de hoofdwerelden van de stelsels waaruit de plaatselijke universa bestaan. De Gidsen voor de Gegradueerden resideren in het Havona-universum en functioneren op alle miljard werelden daarvan. De meesten van deze hogere persoonlijkheden hebben wel een standplaats in de plaatselijke universa, doch zijn niet organiek verbonden aan het bestuur van de evolutionaire gebieden.
24:0.11 (264.11) Van de zeven klassen die deze groep omvat, bewegen slechts de Solitaire Boodschappers en misschien de Persoonlijke Adjudanten zich door het gehele universum van universa. Solitaire Boodschappers worden, van het Paradijs uitgaande, aangetroffen in de circuits van Havona, op de hoofdwerelden van de superuniversa en verder, via de sectoren en de plaatselijke universa met hun onderafdelingen tot op zelfs de bewoonde werelden. Ofschoon Solitaire Boodschappers tot de Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest behoren, zijn hun oorsprong, natuur, en dienstbetoon reeds in de voorgaande verhandeling besproken.
24:1.1 (265.1) De enorme krachtstromen in de ruimte en de circuits van geest-energie lijken wellicht automatisch te werken, ogenschijnlijk functioneren ze misschien zonder enige belemmering, doch dit is niet het geval. Al deze ontzagwekkende energiesystemen staan onder controle: zij zijn onderworpen aan intelligente supervisie. De Supervisoren van de Universum-Circuits houden zich niet bezig met de domeinen van de zuiver fysische of materiële energie — het domein van de Universum-Krachtdirigenten — doch met de circuits van relatieve geestelijke energie en met de gemodificeerde circuits die essentieel zijn voor de instandhouding van zowel de hoog ontwikkelde geestelijke wezens als de verstandelijke schepselen van het morontia-of overgangstype. De supervisoren doen geen circuits van energie of super-essentie van goddelijkheid ontstaan, doch in het algemeen hebben zij bemoeienis met alle hogere geest-circuits in tijd en eeuwigheid en met alle relatieve geest-circuits die betrokken zijn bij het bestuur van de samenstellende delen van het groot universum. Zij geleiden en manipuleren al dergelijke geest-energiecircuits buiten het Paradijs-Eiland.
24:1.2 (265.2) De Supervisoren van de Universum-Circuits zijn de exclusieve schepping van de Oneindige Geest en functioneren uitsluitend als instrument van de Vereend Handelende Geest. Zij worden gepersonaliseerd teneinde in de volgende vier orden dienst te doen:
24:1.3 (265.3) 1. Allerhoogste Circuit-Supervisoren;
24:1.4 (265.4) 2. Toegevoegde Circuit-Supervisoren;
24:1.5 (265.5) 3. Secundaire Circuit-Supervisoren;
24:1.6 (265.6) 4. Tertiaire Circuit-Supervisoren.
24:1.7 (265.7) Het getal der allerhoogste supervisoren van Havona en van de toegevoegde supervisoren der zeven superuniversa is compleet; er worden niet meer nieuwe wezens van deze orden geschapen. Er zijn zeven allerhoogste supervisoren, gestationeerd op de loodswerelden van de zeven circuits van Havona. De circuits van de zeven superuniversa staan onder de hoede van een wonderbare groep van zeven toegevoegde supervisoren die hun hoofdkwartier hebben op de zeven Paradijs-werelden van de Oneindige Geest, de werelden van de Zeven Allerhoogste Bestuurders. Van daaruit superviseren en dirigeren zij de circuits van de superuniversa in de ruimte.
24:1.8 (265.8) Op deze Paradijs-werelden van de Geest brengen de zeven toegevoegde circuit-supervisoren en de eerste orde der Allerhoogste Krachtcentra een verbinding tot stand die, onder leiding van de Allerhoogste Bestuurders, resulteert in de sub-Paradijselijke coördinatie van alle materiële en geestelijke circuits die naar de zeven superuniversa uitgaan.
24:1.9 (265.9) Op de hoofdkwartierwereld van ieder superuniversum zijn de secundaire supervisoren voor de plaatselijke universa in tijd en ruimte gestationeerd. De grote en kleine sectoren zijn wel bestuurlijke afdelingen van de superregeringen, maar niet betrokken in deze zaken van de supervisie over geest-energie. Ik weet niet hoeveel secundaire circuit-supervisoren er zijn in het groot universum, maar op Uversa bevinden zich 84.691 van deze wezens. Er worden nog steeds secundaire supervisoren geschapen; van tijd tot tijd verschijnen zij in groepen van zeventig op de werelden van de Allerhoogste Bestuurders. Wij krijgen hen op aanvraag toegewezen wanneer wij voorbereidingen treffen om afzonderlijke circuits van geest-energie en verbindingskracht tot stand te brengen naar de nieuwe evoluerende universa die tot ons rechtsgebied behoren.
24:1.10 (265.10) Op de hoofdkwartierwereld van ieder plaatselijk universum functioneert een tertiaire circuit-supervisor. Evenals de secundaire supervisoren, wordt ook deze orde continu geschapen, en wel in groepen van zevenhonderd. Zij worden door de Ouden der Dagen aan de plaatselijke universa toegewezen.
24:1.11 (266.1) Supervisoren van de circuits worden geschapen voor hun specifieke taken en dienen eeuwig in de groepen waarin zij oorspronkelijk zijn aangesteld. Zij roteren niet in hun diensten en maken daardoor een eeuwenlange studie van de problemen die zij aantreffen in de gebieden waar zij oorspronkelijk werden aangesteld. De tertiaire circuit-supervisor no. 572.842 functioneert bijvoorbeeld op Salvington al sinds de allereerste conceptie van uw plaatselijk universum, en is lid van de persoonlijke staf van Michael van Nebadon.
24:1.12 (266.2) Of zij nu optreden in de plaatselijke of de hogere universa, circuit-supervisoren geven leiding aan alle betrokkenen inzake het gebruik van de juiste circuits voor het overbrengen van alle geest-boodschappen en voor het vervoer van alle persoonlijkheden. Bij hun arbeid van toezicht op de circuits benutten deze efficiënte wezens alle instanties, krachten, en persoonlijkheden in het universum van universa. Zij maken gebruik van de niet-geopenbaarde ‘hoge geest-persoonlijkheden voor de supervisie over circuits’ en worden op bekwame wijze bijgestaan door talrijke staven, bestaande uit persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Zij zouden een evolutionaire wereld isoleren indien haar Planetaire Vorst in opstand zou komen tegen de Universele Vader en diens plaatsvervangende Zoon. Zij kunnen iedere wereld losmaken uit bepaalde universum-circuits van hogere geestelijke orde, doch kunnen de materiële stromen van de krachtdirigenten niet opheffen.
24:1.13 (266.3) De Supervisoren van de Universum-Circuits staan ongeveer in dezelfde relatie tot geest-circuits als de Universum-Krachtdirigenten tot materiële circuits. De twee orden zijn complementair, daar zij tezamen de supervisie hebben over alle geestelijke en alle materiële circuits die door schepselen beheerst en gemanipuleerd kunnen worden.
24:1.14 (266.4) De circuit-supervisoren hebben het vaste toezicht op die circuits van bewustzijn die met geest verwant zijn, ongeveer zoals de krachtdirigenten vaste zeggenschap hebben over de fasen van bewustzijn die verbonden zijn met fysische energie — het mechanische bewustzijn. In het algemeen worden de functies van beide orden uitgebreid door verbinding met de andere, doch de circuits van zuiver bewustzijn zijn onderworpen aan de supervisie van geen van beide orden. Evenmin zijn de twee orden gecoördineerd: bij al hun veelzijdige werk zijn de Circuit-Supervisoren van het Universum ondergeschikt aan de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten en aan hun ondergeschikten.
24:1.15 (266.5) Hoewel de circuit-supervisoren binnen hun respectieve orden volkomen gelijk zijn aan elkaar, zijn zij allen onmiskenbare individuen. Zij zijn waarlijk persoonlijke wezens, doch bezitten een andere soort persoonlijkheid dan die door de Vader wordt verleend, en deze komt bij geen enkel ander soort schepsel in heel het bestaande universum voor.
24:1.16 (266.6) Ofschoon ge hen zult herkennen en kennen op uw reis binnenwaarts naar het Paradijs, zult ge geen persoonlijke betrekkingen met hen onderhouden. Zij zijn circuit-supervisoren en houden zich strikt en efficiënt met hun eigen zaken bezig. Zij gaan uitsluitend om met de persoonlijkheden en entiteiten die toezicht houden op de activiteiten die een rol spelen in de circuits die onder hun supervisie staan.
24:2.1 (266.7) Niettegenstaande het feit dat het kosmische bewustzijn van de Universele Intelligentie kennis draagt van de tegenwoordigheid en verblijfplaats van alle denkende schepselen, wordt er in het universum van universa een onafhankelijke werkwijze toegepast om de aantallen van alle wilsschepselen bij te houden.
24:2.2 (266.8) De Leiders der Tellingen zijn een speciale, voltooide schepping van de Oneindige Geest, en bestaan in aantallen die ons niet bekend zijn. Zij zijn zo geschapen, dat zij in staat zijn in volmaakte synchronie te blijven met de reflectiviteitstechniek van de superuniversa, terwijl zij tegelijkertijd persoonlijk gevoelig zijn voor, en reageren op, intelligente wil. Deze leiders worden door middel van een niet geheel begrepen techniek ogenblikkelijk bewust gemaakt van de geboorte van wil in enig deel van het groot universum. Zij kunnen ons daarom altijd opgave doen van het aantal, de natuur en de locatie van alle wilsschepselen in ieder deel van de centrale schepping en de zeven superuniversa. Zij functioneren echter niet op het Paradijs; daar bestaat geen behoefte aan hen. Op het Paradijs is kennis inherent: de Godheden weten alle dingen.
24:2.3 (267.1) In Havona zijn zeven Leiders der Tellingen werkzaam, want op de loodswereld van ieder Havona-circuit is er één gestationeerd. Met uitzondering van deze zeven en de reserves van deze orde op de Paradijs-werelden van de Geest, functioneren alle Leiders der Tellingen onder de jurisdictie van de Ouden der Dagen.
24:2.4 (267.2) Eén Leider der Tellingen heeft de leiding op het hoofdkwartier van ieder superuniversum, terwijl er aan deze hoofdleider vele duizenden ondergeschikt zijn, op de hoofdwereld van ieder plaatselijk universum één. Alle persoonlijkheden van deze orde zijn van gelijke rang, met uitzondering van degenen op de loodswerelden van Havona en de zeven hoofden van de superuniversa.
24:2.5 (267.3) In het zevende superuniversum bevinden zich honderdduizend Leiders der Tellingen. Dit aantal omvat alleen diegenen die bij plaatselijke universa kunnen worden aangesteld; het omvat niet de persoonlijke staf van Usatia, het superuniversum-hoofd van alle leiders in Orvonton. Evenmin als de andere superuniversum-hoofden, is Usatia rechtstreeks ingesteld op het registreren van intelligente wil. Hij is uitsluitend ingesteld op zijn onderschikten die in de universa in Orvonton zijn gestationeerd; aldus treedt hij op als een luisterrijke persoonlijkheid die hun rapporten bij binnenkomst vanaf de hoofdwerelden van de plaatselijke scheppingen totaliseert.
24:2.6 (267.4) Van tijd tot tijd vermelden de officiële rapporteurs van Uversa in hun verslagen de stand van zaken in het superuniversum zoals deze wordt aangegeven door hetgeen in en op de persoonlijkheid van Usatia wordt geregistreerd. Deze tellingsgegevens horen thuis in de superuniversa; deze rapporten worden niet doorgegeven naar Havona of naar het Paradijs.
24:2.7 (267.5) De Leiders der Tellingen houden zich alleen in zoverre met mensen — en andere wilsschepselen — bezig, dat zij het feit van het functioneren van wil registreren. Zij houden zich niet bezig met hetgeen vastgelegd wordt omtrent uw leven en wat daarin wordt gedaan; zij zijn in geen enkel opzicht rapporterende persoonlijkheden. De Leider der Tellingen van Nebadon, nummer 81.412 van Orvonton, die nu gestationeerd is op Salvington, is zich op ditzelfde ogenblik persoonlijk bewust van uw aanwezigheid als levend wezen hier op Urantia; door hem zal in de annalen uw dood bevestigd worden op het moment dat ge ophoudt te functioneren als wilsschepsel.
24:2.8 (267.6) Leiders der Tellingen registreren het bestaan van een nieuw wilsschepsel wanneer het zijn eerste wilsdaad doet; zij geven de dood van een wilsschepsel aan wanneer de laatste wilsdaad plaatsvindt. Het gedeeltelijk verschijnen van wil dat wordt waargenomen in de reacties van bepaalde hogere diersoorten, behoort niet tot het domein van de Leiders der Tellingen. Zij tellen alleen maar echte wilsschepselen en reageren op niets anders dan wilsfunctie. Hoe zij precies het functioneren van wil registreren, weten wij niet.
24:2.9 (267.7) Deze wezens zijn altijd Leiders der Tellingen geweest en zullen het altijd blijven. Zij zouden in alle andere afdelingen van universum-arbeid betrekkelijk nutteloos zijn. Wanneer zij in functie zijn, zijn zij echter onfeilbaar; zij zijn nooit nalatig en geven nooit verkeerde voorstellingen van zaken. Niettegenstaande hun wonderbare vermogens en ongelooflijke prerogatieven zijn zij toch personen; ze hebben een herkenbare geest-persoonlijkheid en gestalte.
24:3.1 (268.1) Wij hebben geen authentieke wetenschap van het tijdstip en de wijze waarop de Persoonlijke Adjudanten zijn geschapen. Zij moeten wel met talloos velen zijn, doch hun aantal is op Uversa niet te boek gesteld. Uit voorzichtige gevolgtrekkingen, gebaseerd op wat wij weten aangaande hun werk, durf ik te schatten dat hun aantal ver in de biljarden moet lopen. Wij zijn van mening dat de Oneindige Geest deze Persoonlijke Adjudanten onbeperkt kan scheppen.
24:3.2 (268.2) De Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest bestaan uitsluitend om de Paradijs-persoonlijkheid van de Derde Persoon der Godheid te assisteren. Ofschoon zij rechtstreeks met de Oneindige Geest zijn verbonden en op het Paradijs zijn gevestigd, flitsen zij heen en weer naar de verstgelegen delen der schepping. Hoever de circuits van de Vereende Schepper zich ook mogen uitstrekken, overal kunnen deze Persoonlijke Adjudanten verschijnen om de bevelen van de Oneindige Geest uit te voeren. Zij doorkruisen de ruimte en lijken daarin veel op de Solitaire Boodschappers, maar zij zijn geen personen, in tegenstelling tot de boodschappers.
24:3.3 (268.3) De Persoonlijke Adjudanten zijn allen gelijk en identiek; zij vertonen geen differentiatie van individualiteit. Ofschoon de Vereend Handelende Geest hen als ware persoonlijkheden beschouwt, is het voor anderen moeilijk hen als echte personen te zien; zij manifesteren geen geest-persoonlijkheid voor andere geest-wezens. Wezens die uit het Paradijs stammen, zijn zich altijd bewust van de nabijheid van deze Adjudanten: wij echter onderkennen bij hen geen persoonlijkheidspresentie. Het ontbreken van zo’n presentie-gedaante maakt hen ongetwijfeld des te bruikbaarder voor de Derde Persoon der Godheid.
24:3.4 (268.4) Van alle geopenbaarde orden van geest-wezens die hun oorsprong hebben in de Oneindige Geest, zijn de Persoonlijke Adjudanten ongeveer de enigen die ge niet zult ontmoeten op uw binnenwaartse opklimming naar het Paradijs.
24:4.1 (268.5) De Zeven Allerhoogste Bestuurders op de zeven Paradijs-werelden van de Oneindige Geest functioneren collectief als de raad van superbestuur van de zeven superuniversa. De Ondergeschikte Inspecteurs zijn voor de plaatselijke universa in tijd en ruimte de persoonlijke belichaming van het gezag van de Allerhoogste Bestuurders. Deze hoge waarnemers die de aangelegenheden van de plaatselijke scheppingen in het oog houden, zijn de gezamenlijke afstammelingen van de Oneindige Geest en de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs. Nog kort geleden in de eeuwigheid werden er zevenhonderdduizend gepersonaliseerd, en hun reservekorps verblijft op het Paradijs.
24:4.2 (268.6) Ondergeschikte Inspecteurs werken onder het rechtstreekse toezicht van de Zeven Allerhoogste Bestuurders, want zij zijn hun persoonlijke, machtige vertegenwoordigers in de plaatselijke universa in tijd en ruimte. Op de hoofdwereld van iedere plaatselijke schepping is een inspecteur gestationeerd, en deze werkt nauw samen met de aldaar residerende Eenheid der Dagen.
24:4.3 (268.7) De Ondergeschikte Inspecteurs ontvangen alleen rapporten en aanbevelingen van hun ondergeschikten, de Aangestelde Wachters, die gestationeerd zijn op de hoofdwerelden van de plaatselijke stelsels van bewoonde werelden, terwijl zij zelf alleen verslag uitbrengen aan hun onmiddellijke superieur, de Allerhoogste Bestuurder van het betrokken superuniversum.
24:5.1 (268.8) De Aangestelde Wachters zijn coördinerende persoonlijkheden en verbindingsvertegenwoordigers van de Zeven Allerhoogste Bestuurders. Zij zijn op het Paradijs door de Oneindige Geest gepersonaliseerd en voor de specifieke doeleinden van hun taak geschapen. Hun aantal is stationair, er bestaan precies zeven miljard van hen.
24:5.2 (269.1) Ongeveer zoals een Ondergeschikte Inspecteur de Zeven Allerhoogste Bestuurders vertegenwoordigt in heel een plaatselijk universum, zo is er in elk van de tienduizend stelsels van die plaatselijke schepping een Aangestelde Wachter, die optreedt als de rechtstreekse vertegenwoordiger van die verre, allerhoogste raad van supertoezicht op de aangelegenheden van alle zeven superuniversa. De wachters die dienst doen in de plaatselijke regeringen van de stelsels in Orvonton handelen onder het rechtstreekse gezag van de Allerhoogste Bestuurder Nummer Zeven, de coördinator van het zevende superuniversum. In hun bestuurlijke organisatie zijn echter alle wachters die in een plaatselijk universum zijn aangesteld, ondergeschikt aan de Toegevoegde Inspecteur, die op het hoofdkwartier van het universum is gestationeerd.
24:5.3 (269.2) Binnen een plaatselijke schepping dienen de Aangestelde Wachters bij toerbeurt; zij worden van stelsel naar stelsel overgeplaatst. Gewoonlijk worden zij iedere duizend jaar naar de tijdrekening van het plaatselijk universum gewisseld. Zij behoren tot de persoonlijkheden van de hoogste rang die op de hoofdwerelden van stelsels zijn gestationeerd, doch nemen nimmer deel in beraadslagingen inzake de aangelegenheden van het stelsel. In de plaatselijke stelsels dienen zij ambtshalve als voorzitters van de vierentwintig bestuurders die uit de evolutionaire werelden afkomstig zijn, maar voor het overige komen stervelingen in opklimming weinig met hen in aanraking. De wachters houden zich bijna uitsluitend bezig met hun inspanningen om de Ondergeschikte Inspecteur van hun universum volledig op de hoogte te houden van alle zaken die het welzijn en de toestand betreffen van de stelsels waar zij zijn aangesteld.
24:5.4 (269.3) Aangestelde Wachters en Ondergeschikte Inspecteurs rapporteren niet aan de Allerhoogste Bestuurders via het hoofdkwartier van een superuniversum. Zij zijn uitsluitend verantwoording schuldig aan de Allerhoogste Bestuurder van het betrokken superuniversum; hun activiteiten verschillen van het bestuur van de Ouden der Dagen.
24:5.5 (269.4) De Allerhoogste Bestuurders, de Ondergeschikte Inspecteurs en de Aangestelde Wachters vormen tezamen met de omniafijnen en een schare van niet-geopenbaarde persoonlijkheden, een doeltreffend, rechtstreeks, gecentraliseerd maar wijdvertakt systeem voor de adviserende en bestuurlijke coördinatie van heel het groot universum van dingen en wezens.
24:6.1 (269.5) Als groep ondersteunen en leiden de Gidsen voor Gegradueerden, de hoge universiteit voor technisch onderricht en geestelijke training die voor de stervelingen van zulk een wezenlijk belang is voor het bereiken van de eindbestemming der eeuwen: God, rust, en dan vervolmaakt dienstbetoon in de eeuwigheid. Deze zeer persoonlijke wezens ontlenen hun naam aan de natuur en het doel van hun werk. Zij wijden zich uitsluitend aan hun taak om de sterfelijke gegradueerden uit de superuniversa in de tijd te begeleiden in het regime van onderricht en training van Havona, een regime dat dient om de opklimmende pelgrims voor te bereiden op hun toelating tot het Paradijs en het Korps der Volkomenheid.
24:6.2 (269.6) Het is mij niet verboden te trachten u iets over het werk van deze Gidsen voor Gegradueerden te vertellen, maar dit werk is zo buitengemeen geestelijk, dat ik ernstig betwijfel of ik aan uw materiële bewustzijn wel een adequate beschrijving zal kunnen geven van hun veelsoortige activiteiten. Wanneer op de woningwerelden uw gezichtsveld vergroot zal zijn en ge bevrijd zult zijn van de kluisters van materiële vergelijkingen, kunt ge de betekenis beginnen te begrijpen van die werkelijkheden die ‘geen oog kan zien en geen oor kan horen, en waarvan het menselijk bewustzijn zich nimmer een voorstelling heeft kunnen vormen,’ ja, de dingen die ‘God bereid heeft voor hen die zulke eeuwige waarheden liefhebben.’ De reikwijdte van uw blik en uw geestelijk begrip zullen niet altijd zo beperkt blijven.
24:6.3 (270.1) De Gidsen voor Gegradueerden zijn bezig de pelgrims uit de tijd door de zeven circuits van de Havona-werelden te loodsen. De gids die u begroet bij uw aankomst op de ontvangstwereld in het buitenste Havona-circuit, zal gedurende uw gehele loopbaan door de hemelse circuits bij u blijven. Ofschoon ge met talloze andere persoonlijkheden zult omgaan tijdens uw verblijf op dit miljard werelden, zal uw Gids voor Gegradueerden u volgen tot het einde van uw voortgang door Havona en zal hij tegenwoordig zijn als ge voor de laatste maal in de tijd inslaapt, in de slaap van de eeuwigheidsovergang naar de Paradijsbestemming, waar ge na uw ontwaken begroet zult worden door uw Paradijs-Metgezel, die is aangewezen om u te verwelkomen en wellicht bij u te blijven totdat ge wordt ingewijd als lid van het Sterfelijke Korps der Volkomenheid.
24:6.4 (270.2) Het getal der Gidsen voor Gegradueerden is te groot dan dat het menselijk verstand het zou kunnen bevatten, en er verschijnen er steeds meer. Hun ooorsprong heeft iets van een mysterie. Zij hebben niet eeuwig bestaan; zij verschijnen op mysterieuze wijze naargelang de behoefte die er aan hen bestaat. Nergens in enig gebied van het centrale universum wordt er melding gemaakt van een Gids voor Gegradueerden, tot de dag in het verre verleden toen de allereerste sterfelijke pelgrim aller tijden zijn weg vond naar de buitenste gordel van de centrale schepping. Op het moment dat deze pelgrim op de loodswereld van het buitenste circuit aankwam, werd hij vriendelijk begroet door Malvorian, de eerste Gids voor Gegradueerden, die nu het hoofd is van hun allerhoogste raad en de leiding heeft over hun enorme onderwijs-organisatie.
24:6.5 (270.3) In de Paradijs-annalen die betrekking hebben op Havona, in de afdeling getiteld: ‘Gidsen voor Gegradueerden’ komt de volgende eerste vermelding voor:
24:6.6 (270.4) ‘En Malvorian, de eerste van deze orde, begroette en instrueerde de pelgrim die Havona ontdekte en begeleidde hem stap voor stap en van circuit tot circuit, vanaf de buitenste circuits van de eerste ervaring, tot hij tegenover de Bron en Bestemming van alle persoonlijkheid zelve stond, en vervolgens de drempel der eeuwigheid naar het Paradijs overschreed.’
24:6.7 (270.5) In dat verre verleden was ik verbonden aan de dienst van de Ouden der Dagen op Uversa, en wij verheugden ons allen in de zekerheid dat pelgrims uit ons superuniversum uiteindelijk Havona zouden bereiken. Eeuwenlang was ons onderricht dat de evolutionaire schepselen uit de ruimte het Paradijs zouden bereiken, en het was voor de hemelhoven het aangrijpendste ogenblik aller tijden toen de eerste pelgrim daadwerkelijk arriveerde.
24:6.8 (270.6) De naam van deze pelgrim-ontdekker van Havona is Grandfanda, en hij was afkomstig van planeet 341 van stelsel 84 in de constellatie 62 van het plaatselijk universum 1.131, gelegen in het superuniversum nummer 1. Zijn aankomst was het signaal voor het instellen van de omroepdienst van het universum van universa. Tot dan waren alleen de omroepdiensten van de superuniversa en de plaatselijke universa in werking geweest, maar de aankondiging van de aankomst van Grandfanda bij de poorten van Havona betekende de inauguratie van de ‘ruimteverslagen der heerlijkheid,’ zo genoemd omdat de eerste universum-uitzending het rapport behelsde van de aankomst in Havona van de eerste der evolutionaire wezens die werden toegelaten tot de bestemming van het opklimmende bestaan.
24:6.9 (270.7) Gidsen voor Gegradueerden verlaten de Havona-werelden nooit; zij wijden zich aan het dienen van de gegradueerde pelgrims uit tijd en ruimte. En te eniger tijd zult ge deze edele wezens daadwerkelijk zien van aangezicht tot aangezicht, tenzij ge het beproefde en in alle opzichten volmaakte plan dat is ontworpen om uw overleving en opklimming te bewerkstelligen, afwijst.
24:7.1 (270.8) Ofschoon evolutie niet de bestaansorde is van het centrale universum, geloven wij dat de Gidsen voor Gegradueerden de vervolmaakte of meer ervaren leden zijn van een andere orde van schepselen van het centrale universum, de Havona-Dienstbaren. De Gidsen voor Gegradueerden leggen zulk een vèrgaande sympathie aan de dag en zulk een vermogen om de schepselen in opklimming te begrijpen, dat wij ervan overtuigd zijn dat zij deze beschaving hebben bereikt door daadwerkelijk te dienen in de gebieden van de superuniversa als de Havona-Dienstbaren van universele bijstand. Indien deze opvatting niet juist is, weten wij niet hoe wij het voortdurend verdwijnen van de oudere of meest ervarenen van deze dienstbaren zouden moeten verklaren.
24:7.2 (271.1) Het gebeurt dat een dienstbare lange tijd niet aanwezig is in Havona omdat hij een opdracht in het superuniversum vervult, een missie zoals hij vele malen eerder volbracht, en dat hem bij zijn terugkeer naar huis het voorrecht wordt geschonken van ‘persoonlijk contact’ met de Centrale Straling van het Paradijs, dat hij omhelsd wordt door de Lichtende Personen, en uit het gezicht van zijn medegeesten verdwijnt om nimmer meer onder zijn soortgenoten te verschijnen.
24:7.3 (271.2) Wanneer een Havona-Dienstbare terugkeert van dienstbetoon in een superuniversum, kan hij talrijke malen een goddelijke omhelzing ontvangen en daaruit niet anders te voorschijn treden dan als een verheven dienstbare. Het ervaren van de lichtende omhelzing betekent niet noodzakelijkerwijs dat de dienaar moet veranderen in een Gids voor Gegradueerden, maar bijna een kwart van degenen die de goddelijke omhelzing bereiken, keert nooit meer terug naar de dienst in die gebieden.
24:7.4 (271.3) In de hoge archieven komt een reeks registraties voor zoals de volgende:
24:7.5 (271.4) ‘En dienstbare nummer 842.842.682.846.782 van Havona, Sudna genaamd, kwam naar hier uit de dienst van het superuniversum, werd op het Paradijs ontvangen, bekende de Vader, onderging de goddelijke omhelzing, en is niet meer.’
24:7.6 (271.5) Wanneer zulk een registratie in de archieven verschijnt, is de loopbaan van zo’n dienstbare afgesloten. Doch in minder dan drie ogenblikken (iets korter dan drie dagen naar uw tijdrekening) verschijnt er ‘spontaan’ een nieuwgeboren Gids voor Gegradueerden op het buitenste circuit van het Havona-universum. En het aantal Gidsen voor Gegradueerden komt precies overeen met het aantal verdwenen dienstbaren, een klein verschil buiten beschouwing gelaten dat ongetwijfeld wordt veroorzaakt door het aantal van degenen die in overgang zijn.
24:7.7 (271.6) Er is een bijkomende reden om aan te nemen dat de Gidsen voor Gegradueerden geëvolu-eerde Havona-Dienstbaren zijn, namelijk de neiging die deze gidsen en de met hen verbonden dienstbaren onophoudelijk vertonen om vriendschappen te sluiten van zulk een buitengewone aard. De wijze waarop deze zogenaamd afzonderlijke orden van wezens elkaar begrijpen en met elkaar meevoelen, is volkomen onbegrijpelijk. Het is verkwikkend en inspirerend om getuige te zijn van hun wederzijdse toewijding.
24:7.8 (271.7) De Zeven Meester-Geesten en de met hen verbonden Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten zijn de persoonlijke repositoria van respectievelijk het bewustzijnspotentieel en het kracht-potentieel van de Allerhoogste, dat hij nog niet persoonlijk in werking brengt. En wanneer deze Paradijs-deelgenoten samenwerken om de Havona-Dienstbaren te scheppen, zijn de laatstgenoemden inherent betrokken in zekere fasen van de Allerhoogste Macht. Havona-Dienstbaren zijn aldus, in actualiteit, een weerspiegeling in het volmaakte centrale universum van bepaalde evolutionaire potentialiteiten van de tijd-ruimte-gebieden, en dit alles treedt aan de dag wanneer een dienstbare een transformatie en herschepping ondergaat. Wij geloven dat deze transformatie plaatsvindt in antwoord op de wil van de Oneindige Geest, die ongetwijfeld voor de Allerhoogste optreedt. Gidsen voor Gegradueerden worden niet door de Allerhoogste geschapen, doch wij vermoeden allen dat de experiëntiële Godheid op de een of andere wijze betrokken is bij de verrichtingen die aan deze wezens het aanzijn geven.
24:7.9 (271.8) Het Havona waardoor de stervelingen in opklimming nu heen gaan, verschilt in menig opzicht van het centrale universum zoals het was vóór de tijd van Grandfanda. De aankomst op de Havona-circuits van opklimmende stervelingen heeft vèrstrekkende modificaties ingeluid in de organisatie van de centrale, goddelijke schepping, en de aanzet tot deze modificaties is ongetwijfeld afkomstig geweest van de Allerhoogste — de God der evolutionaire schepselen — als antwoord op de aankomst van zijn eerste experiëntiële kind uit de zeven superuniversa. Het verschijnen van de Gidsen voor Gegradueerden, alsmede de schepping van de tertiaire supernafijnen, duidt op deze verrichtingen van God de Allerhoogste.
24:7.10 (272.1) [Aangeboden door een Goddelijk Raadsman van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 25
25:0.1 (273.1) EEN middenpositie in de familie van de Oneindige Geest wordt ingenomen door de Boodschappersscharen in de Ruimte. Deze veelzijdige wezens functioneren als verbindingsschakels tussen de hogere persoonlijkheden en de dienende geesten. De boodschappersscharen omvatten hemelse wezens van de volgende orden:
25:0.2 (273.2) 1. Havona Dienstbaren;
25:0.3 (273.3) 2. Universele Bemiddelaars;
25:0.4 (273.4) 3. Rechtskundige Adviseurs;
25:0.5 (273.5) 4. Bewaarders der Archieven op het Paradijs;
25:0.6 (273.6) 5. Hemelse Registrators;
25:0.7 (273.7) 6. Morontia-Metgezellen;
25:0.8 (273.8) 7. Paradijs-Metgezellen.
25:0.9 (273.9) Van de zeven genoemde groepen worden er slechts drie, namelijk de dienstbaren, de bemiddelaars en de Morontia-Metgezellen, als zodanig geschapen; de overige vier vertegenwoordigen niveaus van bekwaamheid der engelenorden. Naargelang hun inherente natuur en bereikte status dienen de scharen der boodschappers in het universum van universa op verschillende wijzen, maar altijd onder de leiding van hen die regeren over de gebieden waar zij zijn aangesteld.
25:1.1 (273.10) Ofschoon zij dienstbaren worden genoemd, zijn deze ‘middenwezens’ van het centrale universum geenszins dienaren in de lage betekenis des woords. In de geestelijke wereld bestaat in feite geen lager soort werk: alle dienen is heilig en verblijdend. De hogere orden van wezens zien ook niet neer op de lagere orden van bestaan.
25:1.2 (273.11) De Havona-Dienstbaren zijn het gezamenlijke scheppingswerk van de Zeven Meester-Geesten en hun medewerkers, de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten. Deze creatieve samenwerking heeft het meeste weg van het patroon voor de lange lijst voortplantingsvormen van de tweevoudige orde in de evolutionaire universa, te beginnen met de schepping van een Blinkende Morgenster door de verbintenis van een Schepper-Zoon en een Scheppende Geest, tot en met de geslachtelijke voortplanting op werelden zoals Urantia.
25:1.3 (273.12) Het aantal dienstbaren is gigantisch groot en er worden nog steeds meer geschapen. Zij verschijnen in groepen van duizend op het derde ogenblik nadat de Meester-Geesten en de Allerhoogste Krachtdirigenten bijeen zijn gekomen op hun gemeenschappelijke terrein in de ver in het noorden gelegen sector van het Paradijs. Een op de vier dienstbaren is qua type materiëler dan de anderen; dit wil zeggen dat zevenhonderdvijftig van iedere duizend van het echt geestelijke type lijken te zijn, maar dat tweehonderdvijftig een half-fysieke natuur bezitten. Deze vierde schepselen lijken enigszins op materiële wezens (materieel in de Havona-betekenis), en meer op de fysische krachtdirigenten dan op de Meester-Geesten.
25:1.4 (274.1) In persoonlijkheidsbetrekkingen is het geestelijke dominant over het materiële, ook al lijkt het op Urantia nu anders te zijn; in de voortbrenging van Havona-Dienstbaren geldt dan ook de wet van geestelijke dominantie: de vaste verhouding is drie geestelijke wezens op één half-materieel wezen.
25:1.5 (274.2) De nieuw geschapen dienstbaren doorlopen samen met de nieuw verschijnende Gidsen voor Gegradueerden de opleidingscursussen die op alle zeven Havona-circuits voortdurend door de oudere gidsen worden gegeven. De dienstbaren worden daarna aangesteld bij de diensten waarvoor zij het meest geschikt zijn, en aangezien ze in twee typen voorkomen — geestelijk en halfmaterieel — bestaan er maar weinig beperkingen aan het soort werk dat deze veelzijdige wezens kunnen verrichten. De hogere of geestelijke groepen worden selectief aangesteld bij de diensten van de Vader, de Zoon en de Geest, en bij het werk van de Zeven Meester-Geesten. Van tijd tot tijd worden zij in groten getale uitgezonden om dienst te doen op de studiewerelden die de hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa omringen, de werelden die gewijd zijn aan de laatste training en de geestelijke culturele vorming van de opklimmende zielen uit de tijd die zich voorbereiden om bevorderd te worden naar de circuits van Havona. Zowel geest-dienstbaren als hun meer fysieke soortgenoten worden ook benoemd tot assistenten en medewerkers van de Gidsen voor Gegradueerden, teneinde hulp en onderricht te geven aan de opklimmende schepselen van verschillende orden die Havona hebben bereikt en trachten het Paradijs te bereiken.
25:1.6 (274.3) De Havona-Dienstbaren en de Gidsen voor Gegradueerden geven blijk van een alles overtreffende toewijding aan hun werk en van een roerende genegenheid voor elkaar, een genegenheid die hoewel zij geestelijk is, door u slechts begrepen kan worden als ge haar vergelijkt met het verschijnsel der menselijke liefde. De scheiding van de dienstbaren van de gidsen, die dikwijls plaatsvindt wanneer de dienstbaren opdrachten krijgen buiten de grenzen van het centrale universum, gaat met goddelijk pathos gepaard, maar zij gaan met vreugde en niet met verdriet. Bij geestelijke wezens is de voldoening gevende vreugde dat men een hoge plicht vervult het gevoel dat alle andere gevoelens doet verdwijnen. Er kan geen verdriet bestaan wanneer men zich bewust is een goddelijke plicht getrouw te hebben uitgevoerd. En wanneer ’s mensen opklimmende ziel voor de Allerhoogste Rechter staat, zal de beslissing van eeuwige draagwijdte niet worden bepaald door materiële successen of kwantitatieve prestaties; het oordeel dat zal weerklinken in de hoge gerechtshoven luidt: ‘Goed gedaan, goede en getrouwe dienstknecht; ge zijt getrouw geweest over enkele essentiële dingen, ge zult heerser worden over universum-werkelijkheden.’
25:1.7 (274.4) Bij hun dienstbetoon in een superuniversum worden de Havona-Dienstbaren altijd aangesteld in het gebied dat onder leiding staat van de Meester-Geest op wie zij het meest gelijken in algemene en speciale geestelijke prerogatieven. Zij doen alleen dienst op de opleidingswerelden die de hoofdwerelden van de zeven superuniversa omringen, en het laatste rapport van Uversa geeft aan dat op haar 490 satellieten bijna 138 miljard dienstbaren bijstand verleenden. Zij houden zich bezig met een eindeloze verscheidenheid aan activiteiten in verband met het werk op deze opleidingswerelden, waaronder ook de superuniversiteiten van het superuniversum Orvonton. Hier zijn zij uw metgezellen; zij zijn uit het gebied van uw volgende loopbaan afgedaald om u te bestuderen en u te inspireren met de werkelijkheid en zekerheid van uw uiteindelijke bevordering van de universa in de tijd naar de gebieden der eeuwigheid. Door deze contacten doen de dienstbaren de voorbereidende ervaring op in het bijstaan van opklimmende schepselen uit de tijd, die zo van pas komt in hun latere werk op de Havona-Circuits als medewerkers van de Gidsen voor Gegradueerden of wanneer zij — als overgebrachte dienstbaren — zelf optreden als Gidsen voor Gegradueerden.
25:2.1 (275.1) Voor iedere Havona-Dienstbare die wordt geschapen, worden er zeven Universele Bemiddelaars tot aanzijn gebracht, één in ieder superuniversum. In deze scheppingsdaad is een welomlijnde superuniversum-techniek betrokken van reflectieve respons op verrichtingen die op het Paradijs plaatsvinden.
25:2.2 (275.2) Op de hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa functioneren de zeven reflecties van de Zeven Meester-Geesten. Het is lastig om de natuur van deze Reflectieve Geesten aan uw materiële bewustzijn te beschrijven. Zij zijn echte persoonlijkheden, maar toch reflecteert ieder lid van een superuniversumgroep slechts één van de Zeven Meester-Geesten op volmaakte wijze. En telkens wanneer de Meester-Geesten zich met de krachtdirigenten verbinden teneinde een groep Havona-Dienstbaren te scheppen, vindt er een gelijktijdige focalisering plaats op één der Reflectieve Geesten in elk der superuniversumgroepen, en verschijnt er terstond een gelijk aantal volledig ontwikkelde Universele Bemiddelaars op de hoofdkwartierwereld van elke superschepping. Indien bij de schepping van dienstbaren Meester-Geest Nummer Zeven het initiatief zou nemen, zouden alleen de Reflectieve Geesten van de zevende orde zwanger worden van bemiddelaars; tegelijk met de schepping van duizend dienstbaren van het Orvonton-type, zouden er dan duizend bemiddelaars van de zevende orde op de hoofdwereld van ieder superuniversum verschijnen. Uit deze gebeurtenissen die de zevenvoudige natuur van de Meester-Geesten reflecteren, ontstaan de zeven geschapen orden van bemiddelaars die dienst doen in elk superuniversum.
25:2.3 (275.3) Bemiddelaars van pre-Paradijs-status kunnen in hun dienen niet onderling worden uitgewisseld tussen de superuniversa, daar zij beperkt zijn tot het segment van de schepping waar zij zijn ontstaan. Ieder superuniversumkorps, dat een zevende deel van iedere geschapen orde omvat, staat daarom zeer lang en uitsluitend onder de invloed van één der Meester-Geesten, want hoewel alle zeven gereflecteerd worden op de hoofdwerelden van de superuniversa, is er slechts één dominant in iedere superschepping.
25:2.4 (275.4) Elk van de zeven superscheppingen wordt daadwerkelijk doordrongen door de Meester-Geest die haar bestemmingen bewaakt. Elk superuniversum wordt aldus een gigantische spiegel die de natuur en het karakter van de toezichthoudende Meester-Geest reflecteert, en dit alles wordt in ieder ondergeschikt plaatselijk universum voortgezet in de presentie en functie van de Scheppende Moeder-Geest. Het effect van zulk een omgeving op de evolutionaire groei is zo diepgaand, dat de bemiddelaars in hun post-superuniversum-loopbaan gezamenlijk negenenveertig experiëntiële gezichtspunten, of inzichten, aan de dag leggen; deze zijn alle hoekvormig — en dus onvolledig — maar zij compenseren elkaar alle onderling, en gezamenlijk dragen zij bij tot het omsluiten van de cirkel van Allerhoogste Macht.
25:2.5 (275.5) In ieder superuniversum zien de Universele Bemiddelaars zich op een onverklaarbare, aangeboren wijze in afzonderlijke groepen van vier ingedeeld en blijven zij in dit verband hun diensten verrichten. Van iedere groep zijn er drie geest-persoonlijkheden, en is één een semi-materieel wezen, zoals de vierde schepselen van de dienstbaren. Zulk een viertal vormt een bemiddelingscommissie en is als volgt samengesteld:
25:2.6 (275.6) 1. De Rechter-Arbiter Dit is degene die unaniem door de andere drie is aangewezen als het meest competent en het best gekwalificeerd om als gerechtelijk hoofd van de groep op te treden.
25:2.7 (275.7) 2. De Geest-Advocaat. Dit is degene die door de rechter-arbiter is benoemd om de getuigenverklaringen aan te bieden en de rechten veilig te stellen van alle persoonlijkheden die betrokken zijn bij aangelegenheden welke ter beoordeling worden voorgelegd aan de bemiddelingscommissie.
25:2.8 (276.1) 3. De Goddelijke Executeur. De bemiddelaar die door zijn inherente natuur in staat is contact te maken met de materiële wezens in zijn gebieden en om de beslissingen van de commissie ten uitvoer te leggen. Daar de goddelijke executeurs schepselen van de vierde soort zijn — half-materiële wezens — zijn zij bijna, doch niet helemaal, zichtbaar voor de beperkte blik van de sterfelijke geslachten.
25:2.9 (276.2) 4. De Griffier. Het laatste lid van de commissie wordt automatisch de griffier, de secretaris van de rechtbank. Hij zorgt dat alle verslagen op de juiste wijze worden opgesteld ten behoeve van de archieven van het superuniversum en die van het plaatselijk universum. Indien de commissie dienst doet op een evolutionaire wereld, wordt er met assistentie van de executeur een derde verslag opgesteld voor de materiële archieven van de stelselregering onder wier jurisdictie het geschil valt.
25:2.10 (276.3) Wanneer een commissie zitting houdt, functioneert zij als een groep van drie, daar de advocaat geen partij is gedurende het arbitrageproces en pas aan het einde van de hoorzitting deelneemt aan het formuleren van de uitspraak. Vandaar dat deze commissies soms arbitrage-trio’s worden genoemd.
25:2.11 (276.4) De bemiddelaars zijn van grote waarde voor het probleemloos bestuur van het universum van universa. Daar zij de ruimte kunnen doorkruisen met dezelfde drievoudige snelheid als de engelen, doen zij dienst als de reizende rechtbanken van de werelden, commissies die zich wijden aan de snelle arbitrage van kleine geschillen. Zonder deze mobiele en bij uitstek eerlijke commissies zouden de rechtbanken van de werelden hopeloos overspoeld worden door de kleine misverstanden in die gebieden.
25:2.12 (276.5) Deze arbitrage-trio’s vellen geen oordeel over zaken die van eeuwige draagwijdte zijn: de ziel, het vooruitzicht op de eeuwigheid van een schepsel in de tijd, komt door hun handelingen nimmer op het spel te staan. Bemiddelaars houden zich niet bezig met kwesties die uitgaan boven het tijdelijk bestaan en het kosmische welzijn van de schepselen in de tijd. Wanneer een commissie echter eenmaal de rechtsbevoegdheid inzake een probleem heeft aanvaard, zijn haar uitspraken definitief en altijd unaniem; er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van de rechter-arbiter.
25:3.1 (276.6) Het groepshoofdkwartier van de bemiddelaars bevindt zich op de hoofdwereld van hun superuniversum, waar ook hun primaire reservekorps is verzameld. Hun secundaire reserves zijn gestationeerd op de hoofdwerelden van de plaatselijke universa. De jongere en minder ervaren commissieleden vangen hun dienstbetoon aan op de lagere werelden, werelden zoals Urantia, en worden bevorderd tot het rechtspreken inzake de grotere problemen wanneer zij gerijpt zijn in ervaring.
25:3.2 (276.7) De orde van bemiddelaars is volkomen betrouwbaar: geen hunner is ooit op een dwaalspoor geraakt. Ofschoon zij niet onfeilbaar zijn in hun wijsheid en beoordelingsvermogen, is hun betrouwbaarheid onbetwistbaar en zijn zij feilloos nauwgezet. Zij ontstaan op het hoofdkwartier van een superuniversum en keren uiteindelijk daarheen terug, waarbij zij bevorderd worden via de volgende niveaus van universum-dienst:
25:3.3 (276.8) 1. Bemiddelaars voor de werelden. Altijd wanneer de toezichthoudende persoonlijkheden van de individuele werelden in ernstige verlegenheid zijn of in een daadwerkelijke impasse raken ten aanzien van de juiste procedure in gegeven omstandigheden en indien het een zaak betreft die niet belangrijk genoeg is om voor de reguliere rechtbanken van het betrokken gebied te worden gebracht, dan zal er een commissie van bemiddelaars beginnen te functioneren, zodra er een aanvraag daartoe is binnengekomen van twee persoonlijkheden, één van elke partij.
25:3.4 (277.1) Wanneer deze bestuurlijke en bevoegheidsproblemen aan de bemiddelaars ter bestudering en beoordeling in handen zijn gegeven, vormen dezen het allerhoogst gezag in zulk een zaak. Zij zullen echter geen beslissing formuleren alvorens alle getuigen zijn gehoord, en er is absoluut geen beperking aan hun macht om van heinde en ver getuigen op te roepen. En hoewel er geen beroep tegen hun beslissingen kan worden aangetekend, kunnen de zaken soms zo lopen, dat de commissie op een bepaald punt haar verslagen afsluit, haar bevindingen afrondt en de gehele kwestie verwijst naar de hogere rechtbanken van het betrokken gebied.
25:3.5 (277.2) De beslissingen van de commissieleden worden in de registers van de planeet ingeschreven en, indien nodig, ten uitvoer gebracht door de goddelijke executeur. Diens macht is zeer groot en zijn activiteiten op een bewoonde wereld hebben een zeer wijd bereik. Goddelijke executeurs kunnen dat wat is, meesterlijk manipuleren ten behoeve van dat wat moet zijn. Soms verrichten zij hun werk ten behoeve van het klaarblijkelijk welzijn van het betrokken gebied, maar soms ook zijn hun daden op de werelden in tijd en ruimte moeilijk te verklaren. Ofschoon zij besluiten uitvoeren die noch met de natuurwetten, noch met de vaste gebruiken van het gebied in strijd zijn, zijn hun ongewone handelingen en de mandaten van de bemiddelaars die zij afdwingen, dikwijls in overeenstemming met de hogere wetten van het stelselbestuur.
25:3.6 (277.3) 2. Bemiddelaars ten dienste van het hoofdkwartier van het Stelsel. Van het dienstbetoon op de evolutionaire werelden worden deze commissies van vier bevorderd tot taken op het hoofdkwartier van hun stelsel. Daar wacht hun veel werk, en blijken zij begripvolle vrienden van mensen, engelen en andere geest-wezens te zijn. De arbitrage-drietallen houden zich niet zozeer bezig met meningsverschillen tussen personen, als wel met geschillen tussen groepen en met de misverstanden die tussen verschillende orden van schepselen ontstaan; en op het hoofdkwartier van een stelsel wonen zowel geestelijke als materiële wezens, alsmede de gecombineerde typen, zoals de Materiële Zonen.
25:3.7 (277.4) Zodra de Scheppers het aanzijn geven aan evoluerende individuën met het vermogen tot vrije keuze, wordt de probleemloze werking van de goddelijke volmaaktheid op hetzelfde tijdstip losgelaten; het is zeker dat er misverstanden zullen ontstaan en er moeten voorzieningen worden getroffen voor een billijke harmonisering van deze eerlijk gemeende verschillen van zienswijze. Wij moeten allen in gedachten houden dat de alwijze en almachtige Scheppers de plaatselijke universa even volmaakt als Havona hadden kunnen maken. In het centrale universum behoeven geen commissies van bemiddelaars te functioneren. De Scheppers hebben in hun alwijsheid echter niet verkozen dit te doen. En hoewel zij universa hebben voortgebracht die overvloeien van geschilpunten en waar het wemelt van de meningsverschillen, hebben zij tevens voorzien in de mechanismen en de middelen om al deze geschillen te beslechten en al deze schijnbare verwarring te harmoniseren.
25:3.8 (277.5) 3. Bemiddelaars voor de Constellaties. Na dienst te hebben gedaan in de stelsels, worden de bemiddelaars bevorderd tot de arbitrage van de problemen van een constellatie en nemen zij de kleinere meningsverschillen ter hand die tussen haar honderd stelsels van bewoonde werelden ontstaan. Slechts weinig problemen die zich op het hoofdkwartier van de constellatie voordoen, vallen onder hun rechtsbevoegdheid, maar zij blijven druk bezig met reizen van stelsel tot stelsel om getuigenverklaringen bijeen te brengen, en met het opstellen van voorlopige uitspraken. Indien het een eerlijk geschil betreft, indien de problemen ontstaan uit oprechte meningsverschillen en een eerlijke verscheidenheid van standpunten, ongeacht hoe klein het aantal betrokken personen ook moge zijn en hoe onbeduidend het misverstand ook moge schijnen, dan is er altijd een commissie van bemiddelaars beschikbaar om een oordeel uit te spreken inzake de merites van de controverse.
25:3.9 (277.6) 4. Bemiddelaars voor de Plaatselijke Universa. In dit grotere werk van een universum zijn de bemiddelaars een grote hulp zowel voor de Melchizedeks en de Magistraat-Zonen, als voor de bestuurders van de constellaties en de scharen persoonlijkheden die te maken heeft met de coördinatie en het bestuur van de honderd constellaties. De verschillende orden der serafijnen en andere inwonenden van de hoofdkwartierwerelden van een plaatselijk universum maken eveneens gebruik van de diensten en de beslissingen van de arbitrage-trio’s.
25:3.10 (278.1) Het is bijna onmogelijk u uit te leggen wat de aard is van de geschillen die zich kunnen voordoen in de details van de aangelegenheden van een stelsel, een constellatie, of een universum. Er doen zich inderdaad problemen voor, doch deze zijn van geheel andere aard dan de onbeduidende zorgen en beproevingen van het materiële bestaan, zoals dit op de evolutionaire werelden wordt geleid.
25:3.11 (278.2) 5. Bemiddelaars voor de Kleine Sectoren van een Superuniversum. Na de problemen van de plaatselijke universa worden de commissieleden bevorderd tot het bestuderen van kwesties die zich voordoen in de kleine sectoren van hun superuniversum. Hoe verder zij van de individuele planeten opklimmen naar binnen, des te geringer worden de materiële taken van de goddelijke executeur: geleidelijk gaat hij een nieuwe rol spelen, en wel die van vertolker van barmhartigheid-gerechtigheid, terwijl hij tegelijkertijd — aangezien hij half-materieel is — de commissie in haar geheel in meevoelend contact houdt met de materiële aspecten van haar onderzoekingen.
25:3.12 (278.3) 6. Bemiddelaars voor de Grote Sectoren van een Superuniversum. Het karakter van het werk van de commissieleden blijft veranderen naarmate zij zelf verder komen. Er zijn steeds minder misverstanden te berechten en steeds meer mysterieuze verschijnselen uit te leggen en te interpreteren. Stapsgewijs ontwikkelen zij zich van arbiters in geschillen tot uitleggers van mysteries — rechters die zich ontwikkelen tot uitleg-gevende leraren. Eens waren zij arbiters tussen hen die door onwetendheid toelaten dat er meningsverschillen en misverstanden ontstaan, doch nu worden zij leermeesters van degenen die intelligent en verdraagzaam genoeg zijn om botsingen van verschillende denkwijzen en onenigheid over verschillen van mening te vermijden. Hoe hoger een persoon is ontwikkeld, hoe meer respect hij heeft voor de kennis, ervaring en meningen van anderen.
25:3.13 (278.4) 7. Bemiddelaars voor het Superuniversum. Hier worden de bemiddelaars gelijkwaardig — vier arbiter-leraren die elkaar onderling begrijpen en volmaakt functioneren. De goddelijke executeur wordt ontheven van zijn macht om te vergelden en wordt de fysieke stem van het geestelijke trio. Nu zijn deze raadgevers en leraren als experts vertrouwd geraakt met de meeste actuele problemen en meningsverschillen die zich kunnen voordoen bij het bestuur van de aangelegenheden van een superuniversum. Aldus worden zij voortreffelijke adviseurs en wijze leraren van de pelgrims in opklimming, die verblijfhouden op de opleidingswerelden waardoor de hoofdkwartierwerelden van de superuniversa zijn omringd.
25:3.14 (278.5) Alle bemiddelaars dienen onder de algemene supervisie van de Ouden der Dagen en onder de directe leiding van de Beeld-Adjudanten totdat het moment is gekomen dat zij bevorderd worden naar het Paradijs. Gedurende het verblijf op het Paradijs leggen zij verantwoording af aan de Meester-Geest die waakt over het superuniversum waaruit zij afkomstig zijn.
25:3.15 (278.6) De registers van een superuniversum vermelden niet de bemiddelaars die zich buiten dit rechtsgebied bevinden, en zulke commissies bevinden zich overal in het hele groot universum. Het laatste rapport van registratie op Uversa geeft aan dat het aantal commissies dat werkzaam is in Orvonton bijna achttien biljard is — meer dan zeventig biljard individuele leden. Doch dit vormt slechts een zeer klein gedeelte van de grote menigte bemiddelaars die in Orvonton zijn geschapen: dit aantal is van een veel grotere orde en staat gelijk met het totale aantal Havona-Dienstbaren, rekening houdend met de omvorming tot Gidsen voor Gegradueerden.
25:3.16 (278.7) Van tijd tot tijd, naarmate hun aantal toeneemt, worden de bemiddelaars in een superuniversum overgebracht naar de raad van volmaaktheid op het Paradijs, waaruit zij vervolgens weer te voorschijn treden als het coördinerende korps dat door de Oneindige Geest wordt ontwikkeld ten behoeve van het universum van universa, een wonderbare groep wezens, die voortdurend toeneemt in aantal en efficiëntie. Door hun experiëntiële opklimming en hun Paradijs-training hebben zij een uitzonderlijk begrip verworven van de wordende werkelijkheid van de Allerhoogste, en zij doorkruisen het hele universum van universa met speciale opdrachten.
25:3.17 (279.1) De leden van een bemiddelingscommissie worden nimmer van elkaar gescheiden. Een groep van vier blijft voor altijd samen dienst doen, precies zoals zij oorspronkelijk met elkaar zijn verbonden. Zelfs in hun verheerlijkt dienstbetoon blijven zij functioneren als viertallen met vergaarde kosmische ervaring en vervolmaakte experiëntiële wijsheid. Zij zijn voor eeuwig met elkaar verbonden als de belichaming van de allerhoogste gerechtigheid in tijd en ruimte.
25:4.1 (279.2) Deze juridisch en technisch aangelegde denkers van de geest-wereld zijn niet als zodanig geschapen. Uit de eerste supernafijnen en omniafijnen werden door de Oneindige Geest een miljoen der meest ordelijke geesten uitgekozen om als kern te dienen van deze ontzaglijk uitgebreide, veelzijdige groep. En vanaf dat tijdstip in het verre verleden is voor allen die ernaar streven Rechtskundig Adviseur te worden, daadwerkelijke ervaring in de toepassing van de wetten der volmaaktheid op de plannen voor de evolutionaire schepping een vereiste geweest.
25:4.2 (279.3) De Rechtskundige Adviseurs worden aangetrokken uit de rangen van de volgende orden van persoonlijkheden:
25:4.3 (279.4) 1. de Supernafijnen;
25:4.4 (279.5) 2. de Seconafijnen;
25:4.5 (279.6) 3. de Tertiafijnen;
25:4.6 (279.7) 4. de Omniafijnen;
25:4.7 (279.8) 5. de Serafijnen;
25:4.8 (279.9) 6. bepaalde typen Opklimmende Stervelingen;
25:4.9 (279.10) 7. bepaalde typen Opklimmende Middenwezens.
25:4.10 (279.11) Wanneer de stervelingen en middenwezens die allen slechts tijdelijk deel uitmaken van het korps, niet worden meegerekend, bedraagt het aantal Rechtskundige Adviseurs dat momenteel op Uversa geregistreerd staat en in Orvonton werkzaam is, iets meer dan eenenzestig biljard.
25:4.11 (279.12) Rechtskundige Adviseurs functioneren dikwijls als individuën, doch worden voor hun dienstbetoon georganiseerd in groepen van zeven en hebben ook in groepen van zeven een gemeenschappelijke hoofdkwartieren op de werelden waar zij zijn aangesteld. In iedere groep moeten minstens vijf van hen van permanente status zijn, terwijl er twee tijdelijk geattacheerd kunnen zijn. Stervelingen en middenwezens in opklimming doen dienst in deze adviescommissies terwijl zij de opklimming naar het Paradijs voortzetten, doch zij nemen niet deel aan de reguliere scholingscursussen voor Rechtskundige Adviseurs en evenmin worden zij ooit permanent lid van de orde.
25:4.12 (279.13) De stervelingen en middenwezens die tijdelijk bij de adviseurs dienst doen, worden voor dit werk uitgekozen vanwege hun deskundigheid in het begrip van het universele recht en allerhoogste gerechtigheid. Op uw reis naar uw Paradijsbestemming, waarbij ge constant meer kennis en grotere deskundigheid verzamelt, wordt ge voortdurend in de gelegenheid gesteld om aan anderen de wijsheid en ervaring door te geven die ge reeds verzameld hebt: op de gehele reis binnenwaarts naar Havona vervult ge de rol van leerling-leraar. Ge zult u als werkstudent door de steeds hogere niveaus van deze ontzaglijke, experiëntiële universiteit heenwerken, door de nieuw ontdekte kennis van uw voortgaande loopbaan mede te delen aan hen die zich net even onder u bevinden. In het regime van het universum wordt ge pas geacht kennis en waarheid te bezitten, wanneer ge bekwaamheid en bereidheid hebt getoond om deze kennis en waarheid aan anderen over te dragen.
25:4.13 (280.1) Na een lange opleiding en na daadwerkelijke ervaring komt iedere dienende geest van hogere status dan die van de cherubijnen in aanmerking om als permanent Rechtskundig Adviseur te worden aangesteld. Alle kandidaten worden vrijwillig lid van deze orde van dienstverlening; wanneer zij deze verantwoordelijkheden echter eenmaal op zich hebben genomen, mogen zij die niet meer neerleggen. Slechts de Ouden der Dagen kunnen deze adviseurs overplaatsen naar werkzaamheden op ander terrein.
25:4.14 (280.2) De opleiding van de Rechtskundige Adviseurs, die begint in de scholen der Melchizedeks in de plaatselijke universa, gaat door tot in de rechtscolleges van de Ouden der Dagen. Van deze opleiding in het superuniversum gaan zij verder naar de ‘scholen der zeven cirkels’ die zich op de loodswerelden van de Havona-circuits bevinden. En na de loodswerelden worden zij toegelaten tot het ‘college van wetsethiek en de procedures van het Allerhoogst Bewind,’ de opleidingsschool van het Paradijs voor de vervolmaking van de Rechtskundige Adviseurs.
25:4.15 (280.3) Deze adviseurs zijn meer dan rechtsgeleerden; zij bestuderen en onderrichten de toepassing van het recht, de wetten van het universum toegepast op de levens en lotgevallen van allen die de enorme domeinen van de uitgestrekte schepping bewonen. Na verloop van tijd worden zij de levende juridische bibliotheken in tijd en ruimte, en voorkomen zij eindeloze moeilijkheden en nodeloos oponthoud door het instrueren van de persoonlijkheden in de tijd inzake de procedurele vormen en modi die het meest aanvaardbaar zijn voor de heersers der eeuwigheid. Zij zijn in staat de werkers in de ruimte zo te adviseren, dat zij in harmonie met de eisen van het Paradijs kunnen gaan functioneren; zij onderrichten alle schepselen inzake de techniek van de Scheppers.
25:4.16 (280.4) Zulk een levende bibliotheek van toegepaste wetskennis zou niet geschapen kunnen worden: zulke wezens moeten door daadwerkelijke ervaring worden ontwikkeld. De oneindige Godheden zijn existentieel, en dit vormt hun compensatie voor het ontberen van ervaring; zij weten alles zelfs voordat zij alles ervaren, doch zij dragen deze niet-experiëntiële kennis niet over op hun ondergeschikte schepselen.
25:4.17 (280.5) Rechtskundige Adviseurs wijden zich aan het voorkomen van oponthoud, het bevorderen van vooruitgang en raadgeven inzake het bereiken van resultaten. Er is altijd een beste en juiste manier om iets te doen; er is altijd de techniek van volmaaktheid, een goddelijke methode, en deze adviseurs weten hoe zij ons allen moeten leiden om deze betere weg te ontdekken.
25:4.18 (280.6) Deze uiterst wijze, praktische wezens zijn altijd nauw verbonden met de dienst en het werk van de Universele Censors. De Melchizedeks beschikken over een bekwaam korps Rechtskundige Adviseurs. De bestuurders van de stelsels, de constellaties, de universa, en de sectoren van de superuniversa zijn allen in ruime mate voorzien van deze technische of rechtskundige naslagbreinen van de geestelijke wereld. Een speciale groep treedt op als juridische raadslieden voor de Levendragers en adviseert deze Zonen inzake de mate waarin het toelaatbaar is af te wijken van de gevestigde orde van de voortplanting van het leven, en onderricht hen ook anderszins inzake hun prerogatieven en vrijheid van handelen. Zij zijn de adviseurs van de wezens van alle klassen inzake de juiste gebruiken en methoden bij alle verrichtingen in de geestelijke wereld. Zij gaan echter niet rechtstreeks en persoonlijk om met de materiële schepselen der werelden.
25:4.19 (280.7) Naast het adviseren inzake juridische gebruiken, wijden de Rechtskundige Adviseurs zich evenzeer aan de doeltreffende interpretatie van alle wetten die betrekking hebben op geschapen wezens — fysisch, mentaal en geestelijk. Zij staan ten dienste van de Universele Bemiddelaars en alle anderen die de waarheid van de wet wensen te kennen, die, met andere woorden, willen weten welke reactie van het Allerhoogst Bewind van de Godheid te verwachten is in een gegeven situatie waarin factoren van gevestigde fysische, mentale en geestelijke orde een rol spelen. Zij trachten zelfs de werkwijze van de Ultieme te verhelderen.
25:4.20 (281.1) Rechtskundige Adviseurs zijn wezens die geselecteerd en beproefd zijn; ik heb nooit meegemaakt dat er een van hen op een dwaalspoor raakte. In geen enkel rapport op Uversa staat vermeld dat zij ooit veroordeeld zijn wegens een laakbare afwijking van de goddelijke wetten die zij zo doeltreffend interpreteren en zo welsprekend uiteenzetten. Voorzover bekend, bestaat er geen beperking aan het domein van hun dienstbetoon en evenmin is er een grens gesteld aan hun vooruitgang. Zij blijven adviseurs tot zelfs aan de poorten van het Paradijs; het hele universum van recht en ervaring staat voor hen open.
25:5.1 (281.2) Uit de tertiaire supernafijnen in Havona worden bepaalde hogere hoofd-registrators uitgekozen als Beheerders der Archieven, als archivarissen van de formele verslagen van het Licht-Eiland, de archieven die de tegenhangers zijn van de levende geregistreerde verslagen in het bewustzijn van de beheerders der kennis, soms aangeduid als de ‘levende bibliotheek van het Paradijs.’
25:5.2 (281.3) De registrerende engelen op de bewoonde planeten zijn de bronnen van alle individuele verslagen. Overal in de universa functioneren er andere registrators met betrekking tot zowel de formele als de levende verslagen. Van Urantia tot het Paradijs worden beide soorten verslagen aangetroffen: in een plaatselijk universum zijn het meer schriftelijke verslagen en minder levende; op het Paradijs meer levende en minder formele; op Uversa zijn beide gelijkelijk beschikbaar.
25:5.3 (281.4) Van iedere belangrijke gebeurtenis in de georganiseerde en bewoonde schepping wordt aantekening gehouden. Terwijl voorvallen die slechts van plaatselijk belang zijn, ook alleen plaatselijk worden opgetekend, wordt van gebeurtenissen die van verder strekkende betekenis zijn, ook dienovereenkomstig aantekening gehouden. Van de planeten, stelsels en constellaties van Nebadon wordt al wat van universum-belang is, op Salvington bekend gemaakt; van zulke hoofdwerelden van de universa worden de gebeurtenissen die betrekking hebben op de aangelegenheden van de regeringen van de sector en het superuniversum doorgegeven om te worden opgetekend in hogere verslagen. Het Paradijs bezit ook een onmisbaar overzicht van gegevens van de superuniversa en Havona; dit historische, cumulatieve verhaal over het universum van universa nu, wordt bewaard door deze verheven tertiaire supernafijnen.
25:5.4 (281.5) Hoewel een bepaald aantal van deze wezens naar de superuniversa is uitgezonden om als Hoofden der Archieven de werkzaamheden van de Hemelse Registrators te leiden, is geen van hen ooit afgevoerd van de permanente appèllijst van hun orde.
25:6.1 (281.6) Dit zijn de registrators die alle verslagen in duplo opmaken, waarbij zij een origineel geest-verslag maken en een half-materiële tegenhanger — wat men een doorslag zou kunnen noemen. Zij kunnen dit doen vanwege hun bijzondere vermogen om geestelijke en materiële energie gelijktijdig te bewerken. Hemelse Registrators worden niet als zodanig geschapen; het zijn serafijnen in opklimming uit de plaatselijke universa. Zij worden aangenomen, ingedeeld en aangesteld op de werelden waar zij werkzaam zullen zijn, door de colleges van de Hoofden der Archieven op het hoofdkwartier van elk der zeven superuniversa. Aldaar bevinden zich ook de scholen voor de opleiding van Hemelse Registrators. De school op Uversa wordt geleid door de Volmakers der Wijsheid en de Goddelijke Raadslieden.
25:6.2 (281.7) Bij hun steeds hogere niveaus van dienst in het universum blijven de registrators hun systeem van tweevoudige rapportage toepassen, waardoor hun verslagen altijd beschikbaar zijn voor wezens van alle klassen, van degenen van de materiële orde tot en met de hoge licht-geesten. In uw overgangservaring, terwijl ge opklimt vanaf deze materiële wereld, zult ge altijd in staat zijn de archieven aangaande uw status-wereld te raadplegen en u ook anderszins vertrouwd te maken met de geschiedenis en tradities daarvan.
25:6.3 (282.1) De registrators vormen een getoetst en beproefd korps. Nooit heb ik gehoord van een Hemelse Registrator die nalatig is geweest, en evenmin is er ooit een vervalsing ontdekt in hun verslagen. Zij staan onder tweeledig toezicht, want hun verslagen worden nauwkeurig nagezien door hun verheven collega’s van Uversa en door de Machtige Boodschappers, die de juistheid van de half-materiële duplicaten van de originele geest-verslagen waarmerken.
25:6.4 (282.2) Terwijl er vele biljarden gevorderde Registrators zijn gestationeerd op de ondergeschikte werelden die bekend zijn in de universa van Orvonton, is het aantal van degenen die Uversa-status hebben bereikt nog geen acht miljoen. Deze oudste of gegradueerde registrators zijn degenen die in het superuniversum de belangrijke verslagen uit tijd en ruimte bewaren en verder doorzenden. Hun permanente hoofdkwartier bevindt zich in de cirkelvormige verblijven die het terrein der archieven op Uversa omringen. Zij laten de hoede over deze archieven nimmer aan anderen over; individuele leden kunnen wel afwezig zijn, doch nimmer in groten getale.
25:6.5 (282.3) Evenals de supernafijnen die Bewaarders der Archieven zijn geworden, vormen de Hemelse Registrators een permanent korps. Wanneer serafijnen en supernafijnen eenmaal in deze dienst zijn opgenomen, zullen zij respectievelijk Hemelse Registrators en Bewaarders der Archieven blijven, tot de dag aanbreekt van het nieuwe, gemodificeerde bestuur, wanneer God de Allerhoogste ten volle gepersonaliseerd zal zijn.
25:6.6 (282.4) Op Uversa kunnen hogere Hemelse Registrators de verslagen tonen van al hetgeen in heel Orvonton van kosmisch belang is geweest sinds de tijd van de aankomst van de Ouden der Dagen in het verre verleden, terwijl door de Bewaarders der Archieven op het eeuwige Eiland de verslagen van dit gebied worden bewaard die getuigen van de verrichtingen op het Paradijs sinds de tijden van de personalisering van de Oneindige Geest.
25:7.1 (282.5) Deze kinderen van de Moeder-Geesten van de plaatselijke universa zijn vrienden en deelgenoten van allen die het opklimmende morontia-leven leiden. Zij zijn niet onmisbaar voor de werkelijke arbeid van een opklimmende, zijn voortgang als schepsel, en evenmin nemen zij in enig opzicht het werk over van de serafijnse beschermers die hun sterfelijke metgezellen op de reis naar het Paradijs dikwijls vergezellen. De Morontia-Metgezellen zijn eenvoudig beminnelijke gastheren voor hen die juist aan de lange binnenwaartse opklimming beginnen. Zij zijn ook bedreven in het bevorderen van het spel, waarbij zij bekwaam worden bijgestaan door de reversie-leiders.
25:7.2 (282.6) Ofschoon ge serieuze en steeds moeilijker taken zult krijgen te verrichten op de morontia-opleidingswerelden van Nebadon, zult ge ook steeds over vaste perioden van rust en reversie kunnen beschikken. Tijdens de gehele reis naar het Paradijs zal er steeds gelegenheid zijn voor rust en geestelijk spel; en tijdens de loopbaan van licht en leven is er steeds tijd voor godsverering en nieuwe prestaties.
25:7.3 (282.7) Deze Morontia-Metgezellen zijn zulke goede vrienden, dat het u echt zal spijten dat deze kameraadschappelijke wezens u niet verder kunnen vergezellen wanneer ge tenslotte het laatste stadium der morontia-ervaring achter u laat en u gereedmaakt om aan het geestelijke avontuur in het superuniversum te beginnen. Zij verrichten echter hun diensten uitsluitend in de plaatselijke universa. In ieder stadium van de loopbaan omhoog zullen alle persoonlijkheden met wie ge in aanraking kunt komen vriendschappelijk en kameraadschappelijk zijn, doch pas wanneer ge de Paradijs-Metgezellen ontmoet, zult ge opnieuw een groep aantreffen die zich zozeer toelegt op vriendschap en kameraadschap.
25:7.4 (283.1) Het werk van de Morontia-Metgezellen wordt vollediger beschreven in de verhandelingen over de aangelegenheden van uw plaatselijk universum.
25:8.1 (283.2) De Paradijs-Metgezellen vormen een samengestelde of bijeengebrachte groep, want zij worden aangetrokken uit de rangen der serafijnen, seconafijnen, supernafijnen en omniafijnen. Ofschoon de perioden waarin zij dienstdoen u buitengewoon lang zouden toeschijnen, hebben zij geen permanente status. Wanneer zij dit dienstbetoon hebben voltooid, hervatten zij als regel (doch niet altijd) de taken die zij verrichtten toen zij opgeroepen werden om dienst te doen op het Paradijs.
25:8.2 (283.3) Leden van de engelenscharen worden voor deze dienst voorgedragen door de Moeder-Geesten van de plaatselijke universa, door de Reflectieve Geesten van de superuniversa en door Majeston van het Paradijs. Zij worden op het centrale Eiland ontboden en aldaar door een van de Zeven Meester-Geesten aangesteld als Paradijs-Metgezellen. Naast de permanente status op het Paradijs, is deze tijdelijke dienst als Paradijs-Metgezel het hoogste eerbetoon dat ooit aan de dienende geesten verleend wordt.
25:8.3 (283.4) Deze geselecteerde engelen wijden zich aan de dienst van kameraadschap en worden als partners toegewezen aan wezens van alle klassen die toevallig alleen zijn op het Paradijs, voornamelijk aan stervelingen in opklimming, maar ook aan alle anderen die alleen zijn op het centrale Eiland. De Paradijs-Metgezellen hebben niets speciaals te doen voor degenen met wie zij broederlijk omgaan; zij zijn eenvoudig metgezellen. Bijna ieder ander wezen dat gij, stervelingen, gedurende uw verblijf op het Paradijs zult ontmoeten — afgezien van uw medepelgrims — zal iets bepaalds met of voor u te doen hebben; deze metgezellen worden echter slechts aangesteld om bij u te zijn en vertrouwelijk met u om te gaan, als persoonlijkheidspartners. In hun dienstbetoon worden zij dikwijls bijgestaan door de beminnelijke, briljante Paradijs-Burgers.
25:8.4 (283.5) Stervelingen komen voort uit soorten die zeer sociaal zijn. De Scheppers weten heel goed dat het ‘niet goed is voor de mens alleen te zijn,’ en bijgevolg wordt er zelfs op het Paradijs voor gezelschap gezorgd.
25:8.5 (283.6) Indien ge als sterveling in opgang het Paradijs zoudt bereiken in gezelschap van de mens die tijdens uw aardse leven uw metgezel was of van degene die u toen na stond, of indien uw serafijnse bestemmingsbehoeder wellicht tegelijk met u zou arriveren of op u zou wachten, dan zou u geen permanente metgezel worden toegewezen. Indien ge echter alleen aankomt, zal een metgezel u stellig verwelkomen wanneer ge op het Licht-Eiland ontwaakt uit de laatste slaap van de tijd. Zelfs indien bekend is dat ge door iemand vergezeld zult zijn met wie ge op uw weg omhoog verbonden bent geweest, zullen er tijdelijke metgezellen worden aangewezen om u op de eeuwige kusten te verwelkomen en u te geleiden naar het reservaat dat gereed is gemaakt om u en uw partners te ontvangen. Ge kunt er zeker van zijn dat ge hartelijk verwelkomd zult worden wanneer ge de opstanding in de eeuwigheid ervaart op de eeuwige kusten van het Paradijs.
25:8.6 (283.7) De Metgezellen die u zullen ontvangen, worden reeds aangesteld tijdens de laatste dagen van het verblijf van de opklimmenden op het laatste circuit van Havona, en zij bezien zorgvuldig de verslagen inzake de oorsprong van de sterveling en zijn bewogen opklimming via de werelden in de ruimte en de cirkelgangen van Havona. Wanneer zij de stervelingen uit de tijd begroeten, zijn zij reeds terdege bekend met de levens van deze nieuw-aangekomen pelgrims en blijken zij onmiddellijk meevoelende, boeiende metgezellen te zijn.
25:8.7 (283.8) Indien ge tijdens uw verblijf op het Paradijs als pre-voleindigde om de een of andere reden tijdelijk gescheiden zoudt worden van uw partner in de opklimmingsloopbaan — hetzij een sterveling hetzij een serafijn — dan zou er meteen een Paradijs-Metgezel worden aangesteld om u raad te geven en gezelschap te houden. Wanneer een metgezel eenmaal is toegewezen aan een sterveling in opklimming die alleen is op het Paradijs, blijft de metgezel bij deze persoon, totdat zijn opklimmende deelgenoten zich weer bij hem gevoegd hebben of totdat hij te zijner tijd in het Korps der Volkomenheid wordt opgenomen.
25:8.8 (284.1) De Paradijs-Metgezellen worden aangesteld in de volgorde waarin zij wachtende zijn, met dien verstande dat een sterveling in opklimming nooit wordt toevertrouwd aan de hoede van een metgezel wiens natuur niet overeenkomt met het type van zijn superuniversum. Indien een sterveling van Urantia vandaag op het Paradijs zou aankomen, zou hem de eerste wachtende metgezel worden toegewezen die ofwel afkomstig zou zijn uit Orvonton, ofwel anderszins de natuur van de Zevende Meester-Geest zou hebben. Vandaar dat de omniafijnen niet dienen bij de opklimmende schepselen uit de zeven superuniversa.
25:8.9 (284.2) Er worden nog vele andere diensten verricht door de Paradijs-Metgezellen: indien een sterveling in opklimming het centrale universum alleen zou bereiken en bij het doorlopen van Havona in een bepaalde fase van het Godheidsavontuur zou falen, dan zou hij te zijner tijd naar de universa in de tijd worden terugverwezen, waarop er meteen een beroep zou worden gedaan op de reserves van de Paradijs-Metgezellen. Eén van deze orde zou worden aangewezen om de pelgrim die door deze tegenslag is getroffen, te volgen, hem bij te staan, te troosten en te bemoedigen en bij hem te blijven totdat hij naar het centrale universum zou terugkeren om de opklimming naar het Paradijs te hervatten.
25:8.10 (284.3) Indien een pelgrim in opklimming niet zou slagen in het Godheidsavontuur terwijl hij Havona doorloopt in gezelschap van een serafijn in opklimming, de beschermengel van zijn sterfelijke loopbaan, zou zij verkiezen haar sterveling-partner te vergezellen. Deze serafijnen bieden zich altijd vrijwillig aan om de sterveling met wie zij reeds zo lang kameraadschappelijk verbonden zijn, te vergezellen wanneer hij terugkeert naar het dienstbetoon in tijd en ruimte, en dit wordt hun ook toegestaan.
25:8.11 (284.4) Het ligt echter anders waar het twee nauw met elkaar verbonden stervelingen in opklimming betreft: indien de een God bereikt terwijl dit de ander tijdelijk mislukt, verkiest de geslaagde altijd om met de teleurgestelde persoonlijkheid terug te keren naar de evolutionaire scheppingen, doch wordt dit niet toegestaan. In plaats daarvan wordt er een beroep gedaan op de reserves van de Paradijs-Metgezellen en wordt één van degenen die zich aanbieden uitgekozen om de teleurgestelde pelgrim te vergezellen. Een vrijwilliger uit het midden der Paradijs-Burgers wordt dan de partner van de geslaagde sterveling; deze wacht op het centrale Eiland tot zijn met tegenslag kampende kameraad terugkeert uit Havona en onderricht in de tussentijd in bepaalde Paradijs-scholen, waarbij hij het avontuurlijke verhaal van de evolutionaire opklimming uiteenzet.
25:8.12 (284.5) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Hoge Gezagsdrager uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 26
26:0.1 (285.1) SUPERNAFIJNEN zijn de dienende geesten van het Paradijs en het centrale universum; zij vormen de hoogste orde van de laagste groep kinderen van de Oneindige Geest — de engelenscharen. Deze dienende geesten kan men aantreffen van het Paradijs-Eiland tot op de werelden in tijd en ruimte. In elk belangrijk deel van de georganiseerde en bewoonde schepping verrichten zij hun diensten.
26:1.1 (285.2) Engelen zijn als dienende geesten de medewerkers van de evolutionaire, opklimmende wilsschepselen uit de gehele ruimte; zij zijn ook collega’s en medewerkers van de hogere heerscharen der goddelijke persoonlijkheden op de werelden. De engelen van alle orden zijn duidelijke persoonlijkheden en in hoge mate geïndividualiseerd. Allen weten de vormen van dienstbetoon van de reversie-leiders hogelijk te waarderen. Samen met de Boodschappersscharen in de Ruimte, genieten de dienende geesten perioden van rust en verandering; zij hebben een zeer sociale natuur en een vermogen om zich bij anderen aan te sluiten welk dat van mensen verre overtreft.
26:1.2 (285.3) De dienende geesten van het groot universum worden als volgt ingedeeld:
26:1.3 (285.4) 1. Supernafijnen;
26:1.4 (285.5) 2. Seconafijnen;
26:1.5 (285.6) 3. Tertiafijnen;
26:1.6 (285.7) 4. Omniafijnen;
26:1.7 (285.8) 5. Serafijnen;
26:1.8 (285.9) 6. Cherubijnen en Sanobijnen;
26:1.9 (285.10) 7. Middenwezens.
26:1.10 (285.11) De individuele leden van de orden der engelen zijn niet geheel stationair voorzover het hun persoonlijke status in het universum betreft. Engelen van bepaalde orden kunnen een tijdlang Paradijs-Metgezellen zijn, terwijl sommigen van hen Hemelse Registrators worden; anderen kunnen opklimmen tot de rang van Rechtskundig Adviseur. Bepaalde cherubijnen kunnen streven naar de status en bestemming van serafijn, terwijl evolutionaire serafijnen de geestelijke niveaus van de opklimmende Zonen van God kunnen bereiken.
26:1.11 (285.12) Om hen bij u te introduceren, worden de zeven orden van dienende geesten, zoals hier geopenbaard, gegroepeerd naar de functies die voor de opklimmende geschapen wezens het meest van belang zijn:
26:1.12 (285.13) 1. De dienende geesten van het Centrale Universum. De drie orden der supernafijnen dienen in het Paradijs-Havona-stelsel. Primaire of Paradijs-supernafijnen worden geschapen door de Oneindige Geest. De secundaire en tertiaire orden die in Havona dienen, zijn afstammelingen van respectievelijk de Meester-Geesten en de Geesten van de Circuits.
26:1.13 (286.1) 2. De dienende geesten van de Superuniversa — de seconafijnen, de tertiafijnen en de omniafijnen. Seconafijnen, de kinderen van de Reflectieve Geesten, dienen op verschillende wijzen in de zeven superuniversa. Tertiafijnen, die afstammen van de Oneindige Geest, wijden zich uiteindelijk aan de verbindingsdienst tussen de Schepper-Zonen en de Ouden der Dagen. Omniafijnen worden door de Oneindige Geest en de Zeven Allerhoogste Regeerders gezamenlijk geschapen, en zijn uitsluitend dienaren van de laatstgenoemden. De bespreking van deze drie orden vormt het onderwerp van een volgende verhandeling in deze serie.
26:1.14 (286.2) 3. De dienende geesten van de Plaatselijke Universa omvatten de serafijnen en hun assistenten, de cherubijnen. Met deze afstammelingen van de Moeder-Geest van hun Universum hebben opklimmende stervelingen hun eerste contact. De middenwezens, die op de bewoonde werelden zijn geboren, maken niet echt deel uit van de eigenlijke orden van engelen, ofschoon zij functioneel dikwijls onder de dienende geesten worden gegroepeerd. Hun verhaal, alsmede een relaas over de serafijnen en cherubijnen, vindt ge in de verhandelingen die betrekking hebben op de aangelegenheden van uw plaatselijk universum.
26:1.15 (286.3) Alle orden der engelenscharen wijden zich aan de verschillende takken van dienst in het universum en dienen op enige wijze de hogere orden der hemelse wezens, maar het zijn de supernafijnen, seconafijnen en serafijnen die in groten getale worden ingezet ter bevordering van het opklimmingsplan der progressieve vervolmaking van de kinderen uit de tijd. Zij functioneren in het centrale universum, in de super- en plaatselijke universa en vormen de schakels in de ononderbroken keten van geestelijke dienaren die door de Oneindige Geest zijn verschaft om allen die de Universele Vader door de Eeuwige Zoon trachten te bereiken, te helpen en te leiden.
26:1.16 (286.4) Supernafijnen zijn met betrekking tot slechts één aspect van hun activiteit beperkt in ‘geest-polariteit,’ namelijk in hun handelen samen met de Universele Vader. Zij kunnen alleen werken, behalve wanneer zij rechtstreeks gebruik maken van de exclusieve circuits van de Vader. Wanneer zij door rechtstreeks dienstbetoon van de Vader kracht ontvangen, moeten de supernafijnen zich vrijwillig tot paren verbinden om te kunnen functioneren. Seconafijnen zijn eveneens beperkt en moeten bovendien in paren werken om te kunnen synchroniseren met de circuits van de Eeuwige Zoon. Serafijnen kunnen wel afzonderlijk als onderscheiden, gelocaliseerde persoonlijkheden werken, doch kunnen slechts in een circuit worden opgenomen wanneer zij gepolariseerd zijn als een verbonden paar. Wanneer zulke geest-wezens als een paar verbonden zijn, wordt de ene het complement van de ander genoemd. Complementaire verhoudingen kunnen van voorbijgaande aard zijn; zij zijn niet noodzakelijkerwijs permanent.
26:1.17 (286.5) Deze schitterende lichtschepselen worden rechtstreeks gevoed door opname van de geestelijke energie van de primaire circuits van het universum. De stervelingen van Urantia nemen licht-energie op door de vegetatieve incarnatie ervan, doch de engelenscharen zijn aangesloten op een circuit; zij ‘hebben voedsel waarvan gij niet weet.’ Zij volgen ook het circulerende onderricht van de wonderbare Leraar-Zonen der Triniteit; zij ontvangen kennis en nemen wijsheid op, op een wijze die veel overeenkomst vertoont met de techniek waardoor zij de levensenergieën tot zich nemen.
26:2.1 (286.6) De supernafijnen zijn de ervaren dienaren van alle soorten wezens die op het Paradijs en in het centrale universum verblijven. Deze hoge engelen worden in drie hoofdorden geschapen: de primaire, de secundaire en de tertiaire.
26:2.2 (287.1) Primaire supernafijnen zijn de nakomelingen van alleen de Vereende Schepper. Zij verdelen hun dienstbetoon min of meer gelijkelijk over bepaalde groepen Paradijs-Burgers en het steeds aanwassende korps van pelgrims in opklimming. Deze engelen van het eeuwige Eiland zijn zeer effectief in het bevorderen van de noodzakelijke training van beide groepen Paradijs-bewoners. Zij dragen veel bij tot het wederzijdse begrip van deze twee unieke orden universum-schepselen — de ene het hoogste type goddelijke, volmaakte wilsschepsel, en de andere de vervolmaakte evolutie van het laagste type wilsschepsel in het gehele universum van universa.
26:2.3 (287.2) Het werk van de primaire supernafijnen is zo uitzonderlijk en karakteristiek, dat het afzonderlijk zal worden besproken in de volgende verhandeling.
26:2.4 (287.3) Secundaire supernafijnen besturen de aangelegenheden van de opklimmende wezens in de zeven circuits van Havona. Zij zijn evenzeer betrokken bij de educatieve training van talrijke orden Paradijs-Burgers die gedurende lange perioden op de werelden van de circuits van de centrale schepping verblijven, doch dit aspect van hun dienstbetoon mogen wij niet bespreken.
26:2.5 (287.4) De zeven typen van deze hoge engelen ontstaan elk in één der Zeven Meester-Geesten en hebben elk een natuur die qua patroon overeenkomt met deze Meester-Geest. Collectief scheppen de Zeven Meester-Geesten vele verschillende groepen unieke wezens en entiteiten, en de individuele leden van elk van deze orden zijn betrekkelijk uniform van natuur. Wanneer dezelfde Zeven Geesten echter individueel scheppen, zijn de zeven orden die hieruit voortvloeien altijd van verschillende aard: de kinderen van elke Meester-Geest delen in de natuur van hun schepper en verschillen bijgevolg van de anderen. Zo is ook de oorsprong van de secundaire supernafijnen, en de engelen van alle zeven geschapen soorten functioneren in alle kanalen van activiteit die toegankelijk zijn voor hun gehele orde, voornamelijk in de zeven circuits van het centrale, goddelijke universum.
26:2.6 (287.5) Elk van de zeven planetaire circuits van Havona staat onder het rechtstreekse toezicht van de Zeven Geesten van de Circuits, zelf de collectieve — en dus uniforme — schepping van de Zeven Meester-Geesten. Ofschoon deze zeven ondergeschikte Geesten van Havona deelhebben aan de natuur van de Derde Bron en Centrum, maakten zij geen deel uit van het oorspronkelijke patroon-universum. Zij kwamen in functie na de oorspronkelijke (eeuwige) schepping, doch lang vóór de dagen van Grandfanda. Zij zijn ongetwijfeld verschenen als een creatieve respons van de Meester-Geesten op het wordende voornemen van de Allerhoogste, en werden in functie ontdekt toen het groot universum was georganiseerd. De Oneindige Geest en allen die creatief met hem zijn verbonden, lijken als universele coördinators overvloedig begiftigd met het vermogen om op de juiste wijze creatieve respons te kunnen geven op gelijktijdige ontwikkelingen in de experiëntiële Godheden en in de evoluerende universa.
26:2.7 (287.6) Tertiaire supernafijnen ontstaan in deze Zeven Geesten van de Circuits. Ieder van dezen is in de afzonderlijke Havona-cirkels door de Oneindige Geest gemachtigd een voldoende aantal hoge superafijnse dienaren van de tertiaire orde te scheppen om tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van het centrale universum. Terwijl de Geesten van de Circuits voordat de pelgrims uit de tijd in Havona aankwamen, slechts betrekkelijk weinigen van deze engelen-dienaren hadden voortgebracht, waren de Zeven Meester-Geesten zelfs nog niet begonnen de secundaire supernafijnen te scheppen totdat Grandfanda was geland. Daarom zullen wij de tertiaire supernafijnen, als zijnde de oudste van de twee orden, eerst bespreken.
26:3.1 (288.1) Deze dienaren van de Zeven Meester-Geesten zijn de engelen-specialisten van de verschillende circuits van Havona, en hun dienstbetoon richt zich zowel op de opklimmende pelgrims uit de tijd, als op de afdalende pelgrims uit de eeuwigheid. Op het miljard studiewerelden van de volmaakte centrale schepping zullen uw superafijnse metgezellen van alle orden volledig zichtbaar voor u zijn. Daar zult ge allen in de hoogste zin broederlijke en begripvolle wezens zijn, die onderling contact hebben en met elkaar meevoelen. Ge zult ook de afdalende pelgrims, de Burgers van het Paradijs, geheel onderkennen en op een verfijnd broederlijke wijze met hen omgaan; dezen doorlopen deze circuits van binnen naar buiten, waarbij zij Havona binnengaan via de loodswereld van het eerste circuit, en vandaar ook naar buiten trekken naar het zevende circuit.
26:3.2 (288.2) De opklimmende pelgrims uit de zeven superuniversa doorlopen Havona in omgekeerde richting; zij komen via de loodswereld van het zevende circuit binnen en gaan vandaar verder door naar binnen. Er is geen tijdslimiet gesteld aan de voortgang van de schepselen in opklimming van wereld naar wereld en van circuit naar circuit, evenmin als er een vaste tijdsspanne is vastgelegd voor het verblijf op de morontia-werelden. Maar hoewel voldoende ontwikkelde personen vrijgesteld kunnen worden van het verblijf op één of meer van de opleidingswerelden in het plaatselijk universum, kan geen enkele pelgrim aan de noodzaak ontkomen om alle zeven Havona-circuits van voortgaande vergeestelijking te doorlopen.
26:3.3 (288.3) Het korps der tertiaire supernafijnen dat hoofdzakelijk is aangesteld bij de dienst van de pelgrims uit de tijd, is als volgt ingedeeld:
26:3.4 (288.4) 1. De Harmonie-Supervisoren. Het moet u duidelijk zijn dat zelfs in het volmaakte Havona een zekere coördinerende invloed nodig is om het stelsel in stand te houden en te verzekeren dat er harmonie is in alle arbeid om de pelgrims uit de tijd voor te bereiden voor hun latere prestaties op het Paradijs. De werkelijke missie van de harmonie-supervisoren is dan ook om alles probleemloos en voorspoedig te laten verlopen. Zij zijn afkomstig van het eerste circuit en dienen overal in Havona, en hun aanwezigheid in de circuits houdt in dat er met geen mogelijkheid iets verkeerd kan gaan. Hun grote bekwaamheid in het coördineren van een verscheidenheid van activiteiten waarin persoonlijkheden van verschillende orden — en zelfs van velerlei niveaus — zijn betrokken, stelt deze supernafijnen in staat om assistentie te verlenen waar en wanneer deze maar nodig is. Zij dragen enorm bij tot het wederzijdse begrip van de pelgrims uit de tijd en de pelgrims uit de eeuwigheid.
26:3.5 (288.5) 2. De Hoofd-Registrators. Deze engelen worden in het tweede circuit geschapen, doch zijn overal in het centrale universum werkzaam. Zij registreren in drievoud, want zij stellen verslagen op voor de letterlijke dossiers van Havona, voor de geestelijke dossiers van hun eigen orde, en voor de formele verslagen van het Paradijs. Bovendien geven zij de verrichtingen die van belang zijn voor ware kennis, automatisch door aan de levende bibliotheken van het Paradijs, de bewaarders van kennis van de primaire orde der supernafijnen.
26:3.6 (288.6) 3. De Omroepers. De kinderen van de derde Circuit-Geest functioneren overal in Havona, ofschoon hun officiële standplaats zich bevindt op planeet zeventig in de buitenste cirkel. Deze meester-technici zijn de nieuwsontvangers en -uitzenders van de centrale schepping en zenden bovendien de ruimterapporten van alle Godheidsverschijnselen op het Paradijs door. Zij kunnen zich van alle fundamentele ruimtecircuits bedienen.
26:3.7 (288.7) 4. De Boodschappers hebben hun oorsprong op circuit vier. Zij doorkruisen het Paradijs-Havona-stelsel als dragers van alle boodschappen die persoonlijk overgebracht moeten worden. Zij dienen hun soortgenoten, de hemelse persoonlijkheden, de pelgrims op weg naar het Paradijs, en zelfs de zielen in opklimming uit de tijd.
26:3.8 (289.1) 5. De Inlichtingen-Coördinators. Deze tertiaire supernafijnen, kinderen van de vijfde Circuit-Geest, bevorderen altijd op een wijze en begripvolle manier de broederlijke omgang tussen de opklimmende en neerdalende pelgrims. Zij helpen alle inwoners van Havona, en speciaal degenen die in opklimming zijn, door hen geregeld op de hoogte te houden van de aangelegenheden van het universum van universa. Krachtens persoonlijke contacten met de omroepers en de reflectoren zijn deze ‘levende dagbladen’ van Havona ogenblikkelijk op de hoogte van alle informatie die over de enorme nieuwscircuits van het centrale universum circuleert. Zij bemachtigen hun inlichtingen door de grafische voorstellingsmethode van Havona, die hen in staat stelt in één uur Urantia-tijd automatisch evenveel informatie te verwerken als door middel van uw snelste telegrafische methode in duizend jaar vergaard zou kunnen worden.
26:3.9 (289.2) 6. De Transport-Persoonlijkheden. Deze wezens, die hun oorsprong hebben in circuit zes, verrichten hun werk gewoonlijk vanaf planeet veertig in het buitenste circuit. Zij zijn het die de teleurgestelde kandidaten die tijdelijk hebben gefaald in het Godheidsavontuur, wegvoeren. Zij staan gereed om allen van dienst te zijn die in de dienst van Havona heen en weer moeten reizen en zelf niet de ruimte kunnen doorkruisen.
26:3.10 (289.3) 7. Het Reservekorps. De schommelingen in het werk met de wezens in opklimming, met de pelgrims uit het Paradijs, en met wezens van andere orden die in Havona verblijven, maken het noodzakelijk om deze reserves van supernafijnen aan te houden op de loodswereld van de zevende cirkel, waar zij ook ontstaan. Zij worden zonder specifiek ontwerp geschapen en zijn bevoegd om dienst te doen in de minder veeleisende fasen van alle taken die hun superafijnse metgezellen van de tertiaire orde zijn opgedragen.
26:4.1 (289.4) De secundaire supernafijnen dienen in de zeven planetaire circuits van het centrale universum. Een gedeelte van hen wijdt zich aan de dienst aan de pelgrims uit de tijd, en de helft van hun gehele orde is aangesteld bij de opleiding van de pelgrims uit de eeuwigheid die van het Paradijs komen. Deze Burgers van het Paradijs worden op hun pelgrimstocht door de Havona-circuits ook vergezeld door vrijwilligers uit het Stervelingen-Korps der Volkomenheid, een regeling die van kracht is geweest sedert de eerste groep volkomenen voltallig was geworden.
26:4.2 (289.5) Volgens hun periodieke aanstelling bij de dienst voor de pelgrims in opklimming, werken de secundaire supernafijnen in de volgende zeven groepen:
26:4.3 (289.6) 1. Pelgrimhelpers;
26:4.4 (289.7) 2. Allerhoogst Bewind-Gidsen;
26:4.5 (289.8) 3. Triniteitsgidsen;
26:4.6 (289.9) 4. Zoon-Zoekers;
26:4.7 (289.10) 5. Vader-Gidsen;
26:4.8 (289.11) 6. Raadslieden en Adviseurs;
26:4.9 (289.12) 7. Complementen van Rust.
26:4.10 (289.13) Elk van deze werkgroepen omvat engelen van alle zeven geschapen soorten, en het persoonlijke onderricht van een pelgrim uit de ruimte berust altijd bij secundaire supernafijnen die hun oorsprong hebben in de Meester-Geest die de leiding heeft over het superuniversum waaruit die pelgrim afkomstig is. Wanneer gij stervelingen van Urantia Havona bereikt, zult ge zeker geloodst worden door supernafijnen wier geschapen natuur — zoals ook uw eigen geëvolueerde natuur — ontleend is aan de Meester-Geest van Orvonton. En daar uw mentoren zijn voortgekomen uit de Meester-Geest van uw eigen superuniversum, zijn zij bij uitstek in staat u te begrijpen, te bemoedigen en bij te staan in al uw pogingen om de volmaaktheid van het Paradijs te bereiken.
26:4.11 (290.1) De pelgrims uit de tijd worden voorbij de donkere zwaartekrachtlichamen naar het buitenste planetaire circuit van Havona gebracht door de transport-persoonlijkheden van de primaire orde der seconafijnen, die werken vanuit de zeven hoofdkwartieren der superuniversa. De meeste, doch niet alle serafijnen die tot de dienst van de planeet en het plaatselijk universum behoren en gemachtigd zijn om op te gaan naar het Paradijs, zullen voor de lange vlucht naar Havona afscheid nemen van de stervelingen die hun metgezellen waren en zullen meteen aan een lange, intensieve training beginnen ten behoeve van plaatsing in den hoge, in de verwachting dat zij, als serafijnen, volmaaktheid van bestaan en de allerhoogste graad van dienstbetoon zullen bereiken. En zij doen dit in de de hoop zich opnieuw bij de pelgrims uit de tijd te kunnen voegen en geteld te zullen worden onder degenen die voor immer de loopbaan volgen van de stervelingen die de Universele Vader hebben bereikt en zijn aangesteld bij de nog niet onthulde dienst van het Korps der Volkomenheid.
26:4.12 (290.2) De pelgrim landt op de loodswereld van het zevende circuit, de ontvangstplaneet van Havona, met slechts één gave van volmaaktheid, volmaaktheid van voornemen. De Universele Vader heeft verordineerd: ‘Weest gijlieden volmaakt zoals ik volmaakt ben.’ Dit is het verbazende uitnodigingsgebod dat naar de eindige kinderen van de werelden in de ruimte is uitgegaan. De afkondiging van dit bevel heeft de gehele schepping in beweging gebracht in de coöperatieve inspanning van de hemelse wezens om het ontzagwekkende gebod van de Eerste Grote Bron en Centrum te vervullen en te verwezenlijken.
26:4.13 (290.3) Wanneer ge, door de bijstand van alle scharen der helpers die betrokken zijn bij het universele overlevingsplan, ten slotte op de ontvangstwereld van Havona bent afgeleverd, arriveert ge met slechts één soort volmaaktheid — volmaaktheid van voornemen. Uw doelstelling is grondig beproefd, uw geloof is getoetst. Er is van u bekend dat ge tegen teleurstelling bestand zijt. Zelfs als een opklimmende sterveling die de ervaring heeft doorgemaakt die allen moeten doorlopen teneinde de volmaakte werelden van Havona te kunnen bereiken, er niet in slaagt om de Universele Vader te onderscheiden, wordt zijn geloof niet aan het wankelen gebracht, noch zijn vertrouwen ernstig geschokt. Tegen de tijd dat ge Havona bereikt, is uw oprechtheid subliem geworden. Volmaaktheid van voornemen en goddelijkheid van verlangen, alsmede standvastig geloof, hebben u toegang verschaft tot de bestendigde verblijven der eeuwigheid; uw bevrijding uit de onzekerheden van de tijd is volkomen en volledig; nu wachten u de opgaven van Havona en de onmetelijkheden van het Paradijs, waarvoor ge zolang zijt opgeleid op de wereldscholen der ruimte in de experiëntiële tijdvakken van de tijd.
26:4.14 (290.4) Zijn geloof heeft de pelgrim in opklimming een volmaaktheid van voornemen doen verwerven waardoor de kinderen uit de tijd door de poorten der eeuwigheid mogen gaan. Nu moeten de pelgrimhelpers hun werk aanvangen, het ontwikkelen van die volmaaktheid van verstaan en die vaardigheid van begrip welke zo onmisbaar zijn voor de Paradijs-volmaaktheid van persoonlijkheid.
26:4.15 (290.5) Het vermogen om te begrijpen is het paspoort van de sterveling naar het Paradijs. Bereidheid tot geloven is de sleutel tot Havona. De aanvaarding van het zoonschap, samenwerking met de inwonende Richter, is de prijs van de evolutionaire overleving.
26:5.1 (291.1) De eerste van de zeven groepen secundaire supernafijnen die ge zult tegenkomen zijn de pelgrimhelpers, wezens die snel van begrip zijn met een ruim meevoelend vermogen, en die tot taak hebben de pelgrims in opklimming uit de ruimte na hun lange reizen welkom te heten op de stabiele werelden en in de bestendigde organisatie van het centrale universum. Tegelijkertijd beginnen deze verheven dienaren hun werk voor de Paradijs-pelgrims uit de eeuwigheid, van wie de eerste aankwam op de loodswereld van het binnenste circuit van Havona gelijktijdig met de landing van Grandfanda op de loodswereld van het buitenste circuit. In die dagen in het verre verleden ontmoetten de pelgrims uit het Paradijs en de pelgrims uit de tijd elkaar voor het eerst op de ontvangstwereld van circuit vier.
26:5.2 (291.2) De arbeid die deze pelgrimhelpers, die op het zevende circuit van de Havona-werelden functioneren, voor de opklimmende stervelingen verrichten, is ingedeeld in drie grote afdelingen: ten eerste het allerhoogste verstaan van de Paradijs-Triniteit; ten tweede, het geestelijk begrijpen van het Vader-Zoon-partnerschap, en ten derde, het verstandelijk onderkennen van de Oneindige Geest. Elk van deze fasen van onderricht is onderverdeeld in zeven takken, met twaalf onderafdelingen van zeventig subsidiaire groepen; elk van deze zeventig subsidiaire groeperingen van onderricht wordt in duizend categorieën aangeboden. Meer gedetailleerd onderricht wordt op de volgende cirkels gegeven, doch de pelgrim-helpers onderrichten een overzicht van iedere eis voor toelating tot het Paradijs.
26:5.3 (291.3) Dit nu is de primaire of elementaire cursus die de in geloof beproefde en zeer bereisde pelgrims uit de ruimte te wachten staat. Doch reeds lang voordat deze opklimmende kinderen uit de tijd Havona hebben bereikt, hebben zij geleerd zich te verlustigen in onzekerheid, te gedijen in teleurstelling, zich enthousiast te tonen over schijnbare nederlagen, sterker te worden in moeilijkheden, onverzettelijke moed te tonen wanneer zij voor het onmetelijke komen te staan, en onoverwinnelijk geloofsvertrouwen aan de dag te leggen wanneer zij zich geconfronteerd zien met de uitdaging van het onverklaarbare. Reeds lang geleden is de strijdkreet van deze pelgrims geworden: ‘In samenwerking met God is niets — absoluut niets — onmogelijk.’
26:5.4 (291.4) In elk der Havona-cirkelgangen dienen de pelgrims uit de tijd aan een zeer bepaalde eis te voldoen; en hoewel iedere pelgrim onder de hoede blijft van supernafijnen die van nature geschikt zijn om dit speciale type opklimmende schepsel te helpen, is de opleiding die alle opklimmenden in het centrale universum moeten volgen toch tamelijk uniform. De prestaties die in deze opleiding geleverd moeten worden zijn kwantitatief, kwalitatief en experiëntieel — verstandelijk, geestelijk en allerhoogst.
26:5.5 (291.5) Tijd is van weinig belang in de Havona-cirkels. Op beperkte schaal speelt zij wel een rol in de mogelijkheden om voortgang te maken, doch prestatie is de finale, allerhoogste test. Zodra uw superafijnse partner u bekwaam acht om verder te gaan naar binnen, naar de volgende cirkelgang, zult ge voor de twaalf adjudanten van de Geest van het zevende Circuit geleid worden. Hier zult ge de toetsen van de cirkel moeten afleggen die zijn vastgesteld door het superuniversum waaruit ge afkomstig zijt en door het stelsel waarin ge geboren zijt. Het bereiken van goddelijkheid in deze cirkel vindt plaats op de loodswereld, en bestaat uit de geestelijke onderkenning en bewustwording van de Meester-Geest van het superuniversum van de opklimmende pelgrim.
26:5.6 (291.6) Wanneer het werk in de buitenste Havona-cirkelgang klaar is en de daar aangeboden opleiding met goed gevolg is doorlopen, geleiden de pelgrimhelpers degenen die aan hun hoede zijn toevertrouwd naar de loodswereld van de volgende cirkel, waar zij hen overdragen aan de zorg van de allerhoogst bewind-gidsen. De pelgrimhelpers blijven altijd nog een tijdlang in de buurt om de overgang aangenaam en profijtelijk te helpen verlopen.
26:6.1 (292.1) Wanneer de opklimmende pelgrims uit de ruimte van de zevende naar de zesde cirkelgang zijn overgebracht en onder de rechtstreekse supervisie van de allerhoogst bewind-gidsen zijn geplaatst, worden zij aangeduid als ‘geestelijk gegradueerden.’ Deze gidsen dienen niet verward te worden met de Gidsen voor Gegradueerden die behoren tot de Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest en met hun dienstbaren-metgezellen op alle circuits van Havona zowel de opklimmende als de neerdalende pelgrims bijstaan. De allerhoogst bewind-gidsen functioneren alleen in de zesde cirkelgang van het centrale universum.
26:6.2 (292.2) Het is in deze cirkel dat de opklimmenden een nieuw besef van Allerhoogste Goddelijkheid verwerven. Gedurende hun lange loopbaan in de evolutionaire universa hebben de pelgrims uit de tijd een steeds sterker besef ervaren van de realiteit van een almachtige albeheersing over de scheppingen in tijd en ruimte. Hier, in dit Havona-circuit, staan zij op het punt de centrale universum-bron van tijd-ruimte-eenheid te ontmoeten — de geestelijke realiteit van God de Allerhoogste.
26:6.3 (292.3) Ik weet eigenlijk niet hoe ik u kan uitleggen wat er in deze cirkelgang plaatsvindt. Voor de pelgrims in opklimming is er geen gepersonaliseerde tegenwoordigheid van het Allerhoogst Bewind waarneembaar. In bepaalde opzichten wordt het feit dat er geen contact kan worden gemaakt met de Allerhoogste gecompenseerd door nieuwe betrekkingen met de Zevende Meester-Geest. Maar ook al zijn wij niet in staat te begrijpen hoe dit in zijn werk gaat, ieder opklimmend schepsel lijkt een transformerende groei door te maken, een nieuwe integratie van zijn bewustzijn, een nieuwe vergeestelijking van zijn voornemen en een nieuwe gevoeligheid voor goddelijkheid, die nauwelijks bevredigend kan worden verklaard zonder de niet-geopenbaarde werkzaamheid van de Allerhoogste aan te nemen. Voor degenen onder ons die deze mysterieuze verrichtingen hebben gadegeslagen, lijkt het alsof God de Allerhoogste aan zijn experiëntiële kinderen, liefdevol en tot aan het maximum van hun experiëntiële vermogens, die vermeerdering van verstandelijk bevattingsvermogen, van geestelijk inzicht en van persoonlijkheidsuitbreiding schenkt, die zij zo hard nodig zullen hebben bij al hun pogingen om door te dringen tot het goddelijkheidsniveau van de Triniteit van Allerhoogste Macht, om de eeuwige, existentiële Godheden van het Paradijs te bereiken.
26:6.4 (292.4) Wanneer de allerhoogst bewind-gidsen menen dat hun leerlingen klaar zijn om bevorderd te worden, leiden zij hen voor de commissie van zeventig, een gemengde groep die dient als commissie van examinatoren op de loodswereld van circuit zes. Wanneer de pelgrims aan deze commissie naar bevrediging hebben aangetoond dat zij voldoende begrip van de Allerhoogste en van de Triniteit van Allerhoogste Macht hebben verworven, ontvangen zij het getuigschrift dat zij kunnen worden overgebracht naar het vijfde circuit.
26:7.1 (292.5) De Triniteitsgidsen zijn de onvermoeibare dienaren in de vijfde cirkelgang van de Havona-training voor de voortschrijdende pelgrims uit tijd en ruimte. De geestelijke gegradueerden worden hier aangeduid als ‘kandidaten voor het Godheidsavontuur’ aangezien de pelgrims op deze cirkel onder leiding van de Triniteitsgidsen meer uitgebreid onderricht ontvangen aangaande de goddelijke Triniteit, ter voorbereiding op hun pogen om de persoonlijkheid van de Oneindige Geest te herkennen. En hier ontdekken de pelgrims in opklimming ook wat echte studie en werkelijke mentale inspanning betekenen, als zij de natuur beginnen te bespeuren van de nog veeleisender en zwaardere geestelijke inspanning die nodig zal zijn om te voldoen aan de eisen van het verheven doel van hun prestaties op de werelden van dit circuit.
26:7.2 (292.6) Deze Triniteitsgidsen werken zeer getrouw en doeltreffend: iedere pelgrim krijgt de onverdeelde aandacht en volle genegenheid van een tot deze orde behorende secundaire supernafijn. Een pelgrim uit de tijd zou nooit de eerste benaderbare persoon van de Paradijs-Triniteit kunnen vinden zonder de hulp en bijstand van deze gidsen en van de menigte andere geestelijke wezens die zich bezighouden met het instrueren van opklimmenden inzake de aard en de techniek van het Godheid-avontuur dat op handen is.
26:7.3 (293.1) Na de voltooiing van de opleidingscursus op dit circuit, nemen de Triniteitsgidsen hun leerlingen mee naar de betrokken loodswereld en stellen zij hen voor aan één van de vele drieënige commissies die dienst doen als examinatoren van de kandidaten en die hen bevoegd verklaren tot het Godheidsavontuur. Deze commissies bestaan uit één lid van de orde der Volkomenen, één der gedragsadviseurs uit de orde der primaire supernafijnen, en ofwel een Solitaire Boodschapper uit de ruimte òf een Getrinitiseerde Zoon van het Paradijs.
26:7.4 (293.2) Wanneer een ziel in opklimming daadwerkelijk onderweg gaat naar het Paradijs, wordt hij alleen vergezeld door het overgangstrio: de superafijnse cirkel-medewerker, de Gids voor Gegradueerden, en de immer aanwezige dienstbare-metgezel van laatstgenoemde. Deze excursies vanuit de Havona-circuits naar het Paradijs zijn proeftochten: de pelgrims in opklimming hebben nog geen Paradijs-status. Zij bereiken de status van inwoner van het Paradijs pas na de laatste rust in de tijd, nadat zij de Universele Vader hebben bereikt en toestemming hebben verkregen om de Havona-circuits definitief te verlaten. Pas na de goddelijke rustperiode nemen zij deel aan de ‘essentie van goddelijkheid’ en de ‘geest van allerhoogste macht’ en beginnen zij als zodanig werkelijk te functioneren in de cirkelgang der eeuwigheid en in de tegenwoordigheid van de Triniteit.
26:7.5 (293.3) De metgezellen van de opklimmende, de leden van het overgangstrio, behoeven hem niet in staat te stellen om de geografische aanwezigheid van de geestelijke lichtstraling van de Triniteit te localiseren; zij hebben veeleer tot taak om de pelgrim alle mogelijke assistentie te verlenen bij zijn moeilijke opgave om de Oneindige Geest in die mate te gaan herkennen, onderscheiden en begrijpen, dat dit de herkenning van diens persoonlijkheid inhoudt. Iedere opklimmende pelgrim op het Paradijs kan de geografische of plaatselijke aanwezigheid van de Triniteit onderscheiden, de overgrote meerderheid is in staat om in contact te treden met de verstandelijke realiteit der Godheden, speciaal de Derde Persoon, doch niet allen kunnen de werkelijkheid van de geestelijke tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon herkennen, of zelfs maar ten dele begrijpen. Nog moeilijker is het om de Universele Vader ook maar enigszins geestelijk te begrijpen.
26:7.6 (293.4) Zelden gebeurt het dat de queeste naar de Oneindige Geest niet met succes wordt bekroond, en wanneer hun pupillen zijn geslaagd in deze fase van het Godheidsavontuur, treffen de Triniteitsgidsen voorbereidingen om hen over te dragen aan de zorgen van de Zoon-vinders op het vierde circuit van Havona.
26:8.1 (293.5) Het vierde circuit van Havona wordt soms het ‘circuit van de Zonen’ genoemd. Vanuit de werelden van dit circuit gaan de pelgrims in opklimming naar het Paradijs om een begripvol contact met de Eeuwige Zoon te bereiken, terwijl de afdalende pelgrims op de werelden van dit circuit een nieuw inzicht verwerven in de natuur en missie van de Schepper-Zonen in tijd en ruimte. Er zijn zeven werelden in dit circuit waar het reservekorps van de Paradijs-Michaels speciale dienstverlenende scholen hebben voor wederzijdse bijstand aan zowel de opklimmende als de afdalende pelgrims, en op deze werelden van de Michael-Zonen komen de pelgrims uit de tijd en de pelgrims uit de eeuwigheid dan ook voor de eerste maal tot een waarlijk wederzijds begrip. In vele opzichten zijn de ervaringen van dit circuit de meest intrigerende belevenissen van het gehele verblijf in Havona.
26:8.2 (294.1) De Zoon-vinders zijn de superafijnse helpers van de opklimmende stervelingen in het vierde circuit. Naast hun algemene werk, het voorbereiden van hun kandidaten op een besef van de Triniteitsbetrekkingen van de Eeuwige Zoon, moeten deze Zoon-vinders hun pupillen zo volledig onderrichten, dat dezen er ten volle in zullen slagen om, in de eerste plaats, de Zoon voldoende geestelijk te begrijpen; ten tweede, een bevredigende persoonlijkheidsherkenning van de Zoon te verwerven, en ten derde, de Zoon op de juiste wijze te differentiëren van de persoonlijkheid van de Oneindige Geest.
26:8.3 (294.2) Na het bereiken van de Oneindige Geest worden er geen verdere examens afgenomen. De toetsen van de binnenste cirkels bestaan uit de prestaties van de pelgrim-kandidaten wanneer zij in de omhelzing zijn van de omhulling door de Godheden. Vorderingen worden zuiver en alleen bepaald door de geestelijkheid van het individu, en niemand dan de Goden matigt zich een oordeel aan inzake het bezit hiervan. In het geval dat een pelgrim niet slaagt, wordt hiervoor nimmer een reden opgegeven, en evenmin worden de kandidaten zelf, of hun verschillende mentoren en gidsen dienaangaande ooit berispt of bekritiseerd. Op het Paradijs wordt een teleurstelling nooit als een nederlaag beschouwd; uitstel wordt nimmer als een schande gezien; de schijnbare mislukkingen in de tijd worden nimmer verward met de betekenisvolle vertragingen in de eeuwigheid.
26:8.4 (294.3) Niet vele pelgrims ervaren de vertraging van schijnbare mislukking in het Godheidsavontuur. Bijna allen bereiken zij de Oneindige Geest, ofschoon er af en toe een pelgrim uit superuniverum nummer één niet in zijn eerste poging slaagt. De pelgrims die de Geest bereiken, falen zelden in het vinden van de Zoon; zij die toch falen wanneer zij voor de eerste maal dit avontuur ondernemen, zijn bijna allen afkomstig uit de superuniversa drie en vijf. De overgrote meerderheid van hen die falen als zij dit avontuur om de Vader te bereiken voor de eerste maal ondernemen, wanneer zij zowel de Geest als de Zoon reeds hebben gevonden, zijn afkomstig uit superuniversum zes, ofschoon enkelen uit de nummers twee en drie evenmin slagen. En dit alles lijkt er duidelijk op te wijzen dat er een goede, afdoende reden is voor deze schijnbare mislukkingen; in werkelijkheid zijn het eenvoudig onontkoombare vertragingen.
26:8.5 (294.4) De kandidaten voor het Godheidsavontuur die niet geslaagd zijn, worden onder de rechtsbevoegdheid gesteld van de hoofden der aanstellingen, een groep primaire supernafijnen, en voor een periode van tenminste duizend jaar terugverwezen naar het werk in de gebieden der ruimte. Zij keren nooit terug naar het superuniversum waar zij geboren zijn, maar altijd naar die superschepping die het gunstigst is voor hun hernieuwde opleiding ter voorbereiding op hun tweede Godheidsavontuur. Na deze dienst volbracht te hebben, keren zij eigener beweging terug naar de buitenste cirkel van Havona, worden onmiddellijk begeleid naar de cirkel waar hun loopbaan werd onderbroken, en hervatten dan meteen hun voorbereidingen voor het Godheidsavontuur. De secundaire supernafijnen slager er altijd in hun pupillen met succes door hun tweede poging te loodsen, en de kandidaten worden gedurende deze tweede onderneming altijd bijgestaan door dezelfde superafijnse helpers en andere gidsen.
26:9.1 (294.5) Wanneer de pelgrimsziel de derde cirkel van Havona bereikt, komt zij onder de hoede van de Vader-gidsen, de oudere, zeer capabele en meest ervaren superafijnse helpers. Op de werelden van dit circuit hebben de Vader-gidsen wijsheidsscholen en technische academies, waar alle wezens die het centrale univerum bewonen, als leraren dienen. Niets wordt nagelaten wat een schepsel uit de tijd van nut zou kunnen zijn in dit transcendente avontuur om de eeuwigheid te bereiken.
26:9.2 (294.6) Het bereiken van de Universele Vader vormt het paspoort naar de eeuwigheid, ongeacht de circuits die nog doorlopen moeten worden. Daarom is het een gedenkwaardige gebeurtenis op de loodswereld van cirkel drie wanneer het overgangstrio aankondigt dat het laatste waagstuk in de tijd op het punt staat te beginnen: dat opnieuw een schepsel uit de ruimte toegang zoekt tot het Paradijs door de poorten der eeuwigheid.
26:9.3 (295.1) De toets van de tijd is nu bijna voorbij: de wedloop naar de eeuwigheid is zo goed als volbracht. De dagen van onzekerheid lopen ten einde, de verleiding om te twijfelen is aan het vervagen, het gebod om volmaakt te zijn is gehoorzaamd. Vanuit het allerlaagste niveau van intelligent bestaan heeft het schepsel uit de tijd met zijn materiële persoonlijkheid de evolutionaire werelden der ruimte beklommen en aldus de uitvoerbaarheid van het opklimmingsplan bewezen, terwijl hij voor immer de juistheid en rechtvaardigheid heeft aangetoond van het bevel van de Universele Vader, ‘Weest gijlieden volmaakt, evenals ik volmaakt ben,’ aan zijn nederige schepselen op de werelden.
26:9.4 (295.2) Stap voor stap, leven na leven, wereld na wereld, heeft de pelgrim de opklimmingsloopbaan bedwongen, en het doel van de Godheid is bereikt. De overleving is volledig in volmaaktheid, en de volmaaktheid is meer dan volledig in de allerhoogste macht van goddelijkheid. De tijd is opgegaan in de eeuwigheid; de ruimte wordt verzwolgen in eerbiedige identiteit en harmonie met de Universele Vader. De uitzendingen van Havona flitsen de ruimteberichten van heerlijkheid uit, het goede nieuws dat de gewetensvolle schepselen van dierlijke aard en materiële oorsprong, naar diepste waarheid, door evolutionaire opklimming, in werkelijkheid en voor eeuwig vervolmaakte zonen van God zijn geworden.
26:10.1 (295.3) De superafijnse raadslieden en adviseurs van de tweede cirkel zijn instructeurs van de kinderen uit de tijd inzake de loopbaan der eeuwigheid. Het bereiken van het Paradijs brengt verantwoordelijkheden van een nieuwe, hogere orde met zich mee, en het verblijf op de tweede cirkel biedt ruimschoots gelegenheid om de nuttige raad van deze toegewijde supernafijnen te ontvangen.
26:10.2 (295.4) Zij die niet geslaagd zijn in hun eerste poging om de Godheid te bereiken, worden van de cirkel waar zij gefaald hebben, rechtstreeks naar de tweede cirkelgang gebracht, voordat zij worden teruggezonden om in de superuniversa te dienen. Zo treden de raadslieden en adviseurs ook op als raadslieden en troosters van deze teleurgestelde pelgrims. Dezen hebben zojuist hun grootste teleurstelling ondervonden, een teleurstelling die in geen enkel opzicht heeft verschild van de lange lijst van dergelijke ervaringen door middel waarvan zij als langs een ladder zijn opgeklommen van chaos naar heerlijkheid — behalve in de omvang ervan. Dit zijn zij die de experiëntiële kelk tot op de bodem hebben geledigd, en ik heb gezien dat zij tijdelijk terugkeren naar de dienst in de superuniversa als wezens van het hoogste type dat liefdevolle bijstand verleent aan de kinderen van de tijd en haar teleurstellingen.
26:10.3 (295.5) Na een lang verblijf op circuit twee worden degenen die deze teleurstelling hebben ondergaan, geëxamineerd door de raden van volmaaktheid die zitting houden op de loodswereld van deze cirkel, en ontvangen zij het bewijs dat zij de Havona-toets hebben doorstaan; met betrekking tot hun niet-geestelijke status, geeft dit hun hetzelfde aanzien in de universa in de tijd alsof zij daadwerkelijk geslaagd waren in het Godheidsavontuur. De geest van deze kandidaten was geheel aanvaardbaar; hun falen was inherent aan een fase van hun techniek van benadering of aan een bepaald onderdeel van hun experiëntiële achtergrond.
26:10.4 (295.6) Hierna worden zij door de raadslieden van deze cirkel voor de hoofden der aanstellingen op het Paradijs geleid en terugverwezen naar het dienstbetoon in de tijd, op de werelden in de ruimte; zij keren dan ook met vreugde en blijdschap terug naar de taken van eerdere dagen en tijdperken. Op een later tijdstip zullen zij terugkeren naar de cirkelgang van hun grootste teleurstelling en het Godheidsavontuur opnieuw ondernemen.
26:10.5 (296.1) Voor de pelgrims die slagen op het tweede circuit is de stimulans der evolutionaire onzekerheid voorbij, maar is het avontuur van de taak in de eeuwigheid nog niet begonnen; en hoewel het verblijf op dit circuit in alle opzichten aangenaam en zeer profijtelijk is, mist het iets van het verwachtingsvolle enthousiasme van de vorige cirkels. Vele pelgrims kijken in deze tijd met een zekere vreugdevolle afgunst terug op hun zeer, zeer lange worsteling en wensen werkelijk dat zij op de een of andere manier terug konden gaan naar de werelden in de tijd en alles nog eens over konden doen, juist zoals gij stervelingen, wanneer ge de gevorderde leeftijd nadert, soms terugziet op de worstelingen van uw jeugd en uw vroege leven en waarlijk wenst dat ge uw leven nog eens over zoudt kunnen doen.
26:10.6 (296.2) Maar het doorlopen van de binnenste cirkelgang ligt vlak voor u, en spoedig daarna zal de laatste overgangsslaap eindigen en zal het nieuwe avontuur van de loopbaan in de eeuwigheid beginnen. De raadslieden en adviseurs op de tweede cirkel beginnen hun pupillen voor te bereiden op deze grote, laatste rust, de onvermijdelijke slaap waardoor de epochale stadia van de opklimmingsloopbaan steeds van elkaar worden gescheiden.
26:10.7 (296.3) Wanneer de opklimmende pelgrims die de Universele Vader hebben bereikt, de ervaring van de tweede cirkel hebben voltooid, geven de Gidsen voor Gegradueerden die hen steeds begeleiden, de opdracht hen toe te laten tot de laatste cirkelgang. Deze gidsen loodsen hun pupillen persoonlijk naar de binnenste cirkel en vertrouwen hen daar toe aan de complementen van rust, de laatste van de orden der secundaire supernafijnen die zijn aangesteld om de pelgrims uit de tijd op de cirkels van de werelden van Havona bij te staan.
26:11.1 (296.4) Een pelgrim in opklimming op het laatste circuit besteedt zijn tijd grotendeels aan de verdere bestudering van de opgaven die op handen zijn en samenhangen met zijn resideren op het Paradijs. Een zeer grote menigte wezens van verscheiden aard, waarvan de meerderheid niet-geopenbaard, zijn vaste of tijdelijke inwoners van dit binnenste circuit van Havona-werelden. Dit gemengde gezelschap van veelsoortige typen verschaft de superafijnse complementen van rust een omgeving met een rijke variatie aan situaties, waarvan zij nuttig gebruik maken om de opleiding van de opklimmende pelgrims te bevorderen, speciaal met betrekking tot de problemen van aanpassing aan de vele groepen wezens die zij spoedig op het Paradijs zullen ontmoeten.
26:11.2 (296.5) Onder degenen die op dit binnenste circuit verblijven, bevinden zich ook de door schepselen getrinitiseerde zonen. De primaire en secundaire supernafijnen zijn de algemene curatoren van het vereende korps van deze zonen, met inbegrip van de getrinitiseerde nakomelingen van de sterfelijke volkomenen en gelijksoortige nakomelingen van de Burgers van het Paradijs. Sommigen van deze zonen zijn door de Triniteit omhelsd en benoemd in de superregeringen, anderen zijn aangesteld in verschillende andere functies, doch de overgrote meerderheid wordt verzameld in het vereende korps op de volmaakte werelden van het binnenste circuit van Havona. Hier worden zij, onder supervisie van de supernafijnen, voorbereid op een bepaalde toekomstige taak door een speciaal korps hoge Burgers van het Paradijs die hier naamloos moeten blijven, maar die nog vóór de tijd van Grandfanda de eerste bestuursassistenten waren van de Eeuwigen der Dagen. Er zijn vele redenen om te veronderstellen dat deze twee unieke groepen getrinitiseerde wezens in de verre toekomst zullen gaan samenwerken, waarbij één van de belangrijkste is dat het de gemeenschappelijke bestemming is van de reservisten om toe te treden tot het Paradijs-Korps der Getrinitiseerde Volkomenen.
26:11.3 (296.6) Op dit binnenste circuit verbroederen de opklimmende en de neerdalende pelgrims zich met elkaar en met de door schepselen getrinitiseerde zonen. Evenals hun ouders ontlenen deze zonen grote voordelen aan hun onderlinge omgang, en het is de speciale taak van de supernafijnen om de onderlinge broederschap van de getrinitiseerde zonen van de sterfelijke voleindigden en de getrinitiseerde zonen van de Burgers van het Paradijs te vergemakkelijken en zeker te stellen. De superafijnse complementen van rust houden zich niet zozeer bezig met hun opleiding, als wel met de bevordering van hun begripvolle omgang met verschillende groepen.
26:11.4 (297.1) Stervelingen hebben het gebod van het Paradijs ontvangen: ‘Weest gijlieden volmaakt, evenals uw Vader op het Paradijs volmaakt is.’ Aan deze getrinitiseerde zonen van het vereende korps blijven de toezichthoudende supernafijnen immer verkondigen: ‘Hebt begrip voor uw broeders in opklimming, evenals de Schepper-Zonen uit het Paradijs hen kennen en liefhebben.’
26:11.5 (297.2) Het sterfelijke schepsel moet God vinden. De Schepper-Zoon laat niet af totdat hij de mens vindt — het laagste wilsschepsel. De Schepper-Zonen en hun sterfelijke kinderen bereiden zich zonder enige twijfel voor op een toekomstige, onbekende dienst in het universum. Beiden doorlopen het gehele gamma van het experiëntiële universum en worden aldus opgeleid en geoefend voor hun eeuwige missie. Overal in de universa vindt deze unieke eenwording van het menselijke en het goddelijke, de vermenging van het schepsel en de Schepper, plaats. Onnadenkende stervelingen hebben over de manifestatie van goddelijke barmhartigheid en tederheid, vooral jegens de zwakken en ten behoeve van de nooddruftigen, gesproken als wijzend op een antropomorfe God. Welk een vergissing! Deze manifestaties van barmhartigheid en verdraagzaamheid bij mensen dient ge veeleer te zien als het bewijs dat de geest van de levende God in de sterfelijke mens woont: dat het schepsel per slot van rekening door goddelijkheid wordt gemotiveerd.
26:11.6 (297.3) Tegen het einde van hun verblijf op de eerste cirkelgang ontmoeten de pelgrims in opklimming eerst de rustbereiders van de primaire orde der supernafijnen. Dit zijn de engelen van het Paradijs die uitgaan om degenen te begroeten die aan de drempel der eeuwigheid staan, en om hun voorbereiding voor de overgangsslaap van de laatste opstanding te voltooien. Ge zijt pas werkelijk een kind van het Paradijs wanneer ge de binnenste cirkel hebt doorlopen en de opstanding in de eeuwigheid uit de laatste slaap van de tijd hebt ervaren. De vervolmaakte pelgrims beginnen aan deze rust, vallen in slaap, op de eerste cirkel van Havona, maar zij ontwaken op de kusten van het Paradijs. Van allen die opgaan naar het eeuwige Eiland, zijn alleen zij die op deze wijze arriveren kinderen der eeuwigheid; de anderen komen als bezoekers, als gasten zonder residentiële status.
26:11.7 (297.4) En nu gij stervelingen op het culminatiepunt van uw loopbaan in Havona zijt gekomen en ge u te slapen legt op de loodswereld van het binnenste circuit, gaat ge niet alleen ter ruste, zoals op de werelden waarvan ge afkomstig zijt, toen ge uw ogen sloot in de natuurlijke slaap van uw dood als sterveling, en ook niet zoals ge in het verleden aan de lange overgangstrance begon ter voorbereiding op uw reis naar Havona. Wanneer ge u nu voorbereidt voor de rust van de bekwaamheid, plaatst zich naast u uw partner van het eerste circuit, de majesteitelijke complement van rust die u zo lang heeft vergezeld, en die zich gereedmaakt om de rust als één met u in te gaan, als onderpand van Havona dat uw overgang is voltooid, en dat nog slechts de laatste toetsen van volmaaktheid behoeven te worden aangebracht.
26:11.8 (297.5) Uw eerste overgang was inderdaad de dood, de tweede een ideale slaap, en nu is de derde metamorfose de ware rust, de onspanning der eeuwen.
26:11.9 (297.6) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 27
27:0.1 (298.1) PRIMAIRE supernafijnen zijn de verheven dienaren van de Godheden op het eeuwige Paradijs-Eiland. Er is nooit gebleken dat zij de wegen van het licht en de gerechtigheid hadden verlaten. De appèllijsten zijn volledig: in alle eeuwigheid is geen van deze luisterrijke schare verloren gegaan. Deze hoge supernafijnen zijn volmaakte wezens, allerhoogst in volmaaktheid, maar zij zijn niet absoniet en evenmin absoluut. Daar zij deel uitmaken van de volmaaktheid zelve, kunnen deze kinderen der Oneindige Geest elkaar in alle fasen van hun veelvuldige taken naar eigen goeddunken vervangen. Zij functioneren niet op uitgebreide schaal buiten het Paradijs, ofschoon zij wel deelnemen aan de verschillende bijeenkomsten en groepsreünies die iedere duizend jaar in het centrale universum plaatsvinden. Zij worden ook als speciale boodschappers der Godheden uitgezonden, en in groten getale klimmen zij op om Rechtskundige Adviseurs te worden.
27:0.2 (298.2) Primaire supernafijnen krijgen ook het bevel over de serafijnse scharen die hun diensten verrichten op werelden die vanwege rebellie zijn geïsoleerd. Wanneer een Paradijs-Zoon aan zulk een wereld geschonken wordt, er zijn zending voltooit, opvaart naar de Universele Vader, wordt aanvaard, en naar deze geïsoleerde wereld terugkeert als haar algemeen erkende verlosser, wordt er door de hoofden der aanstellingen altijd een primaire supernafijn aangewezen om het bevel op zich te nemen over de dienende geesten die op de pas herwonnen wereld dienst doen. Supernafijnen in deze speciale tak van dienst wisselen elkaar periodiek af. Op Urantia is het huidige ‘hoofd der serafijnen’ de tweede van deze orde die sedert de tijd van de zelfschenking van Christus Michael dienst doet.
27:0.3 (298.3) Van alle eeuwigheid af hebben de primaire supernafijnen op het Eiland des Lichts gediend en zijn zij uitgegaan naar de werelden in de ruimte om daar leidende functies te vervullen, doch zoals zij nu zijn ingedeeld functioneren zij pas sedert de aankomst van de Havona-pelgrims uit de tijd op het Paradijs. Deze hoge engelen dienen nu voornamelijk in de volgende zeven orden van dienst:
27:0.4 (298.4) 1. L eiders van Godsverering;
27:0.5 (298.5) 2. Meesters in de Filosofie;
27:0.6 (298.6) 3. Beheerders van Kennis;
27:0.7 (298.7) 4. Gedragsadviseurs;
27:0.8 (298.8) 5. Vertolkers van Ethiek;
27:0.9 (298.9) 6. Hoofden van Aanstellingen;
27:0.10 (298.10) 7. Rustbereiders.
27:0.11 (298.11) Pas wanneer de pelgrims in opklimming daadwerkelijk residentie op het Paradijs verwerven, komen zij onder de rechtstreekse invloed van deze supernafijnen, en vervolgens doorlopen zij een opleidingservaring onder leiding van deze engelen, in de omgekeerde volgorde zoals zij hier zijn genoemd. Dat wil zeggen dat ge aan uw loopbaan op het Paradijs begint onder begeleiding van de rustbereiders en dat ge, na achtereenvolgende perioden te hebben doorgebracht bij de tussengelegen orden, deze opleidingsperiode afsluit bij de leiders van godsverering. Daarna zijt ge gereed om aan de eeuwige loopbaan van een volkomene te beginnen.
27:1.1 (299.1) De rustbereiders zijn de inspecteurs van het Paradijs die van het centrale Eiland uitgaan naar het binnenste circuit van Havona om daar samen te werken met hun collega’s, de complementen van rust van de secundaire orde der supernafijnen. Het enige dat essentieel is voor het genieten van het Paradijs is rust, goddelijke rust; deze rustbereiders zijn dan ook de laatste leermeesters die de pelgrims uit de tijd voorbereiden om ingeleid te worden in de eeuwigheid. Zij beginnen hun werk op de laatste cirkel die in het centrale universum kan worden bereikt en gaan ermee door wanneer de pelgrim ontwaakt uit de laatste overgangsslaap, de sluimering die een schepsel uit de ruimte bevordert tot het rijk der eeuwigheid.
27:1.2 (299.2) Rust is van zevenvoudige aard: er is de rust van de slaap en van het spel in de lagere orden van het leven, ontdekking bij de hogere wezens, en godsverering bij het hoogste type geestelijke persoonlijkheid. Er is ook de normale rust van het opnemen van energie, het opnieuw opladen van wezens met fysische of geestelijke energie. En dan is er nog de slaap tijdens het transport, de onbewuste sluimering wanneer men door een serafijn is opgenomen en van de ene wereld naar een andere wordt vervoerd. Geheel verschillend van al deze vormen is de diepe slaap der metamorfose, de rust van de overgang van het ene stadium van zijn naar een ander, van het ene leven naar een ander, van de ene bestaanstoestand naar een andere, de slaap waarvan de overgang in daadwerkelijke universum-status altijd vergezeld gaat, dit in tegenstelling tot de evolutionaire ontwikkelingsgang door verschillende stadia binnen een bepaalde status.
27:1.3 (299.3) Doch de laatste metamorfose-slaap houdt meer in dan de voorgaande overgangssluimeringe n die het bereiken van de opeenvolgende staten op de weg naar omhoog hebben aangegeven; met deze slaap overschrijden de schepselen van tijd en ruimte immers de uiterste binnengrenzen van het tijdelijke en ruimtelijke, teneinde residentiële status te bereiken in de tijd- en ruimteloze verblijven van het Paradijs. De rustbereiders en de complementen van rust zijn van even wezenlijk belang voor deze transcenderende metamorfose, als de serafijnen en de wezens die met hen samenwerken voor de overleving van de dood van het sterfelijke schepsel.
27:1.4 (299.4) Ge gaat deze rust in op het laatste Havona-circuit en wordt voor eeuwig opgewekt op het Paradijs. En als ge daar geestelijk repersonaliseert, zult ge de rustbereider die u op de eeuwige kusten verwelkomt onmiddellijk herkennen als dezelfde primaire supernafijn die de laatste slaap op het binnenste circuit van Havona teweegbracht; ge zult u dan ook uw laatste grote geloofsdaad herinneren toen ge u opnieuw opmaakte om de hoede over uw identiteit in handen te leggen van de Universele Vader.
27:1.5 (299.5) De laatste rust in de tijd hebt ge genoten; de laatse overgangsslaap hebt ge doorgemaakt; nu ontwaakt ge tot het eeuwig leven op de kusten van het eeuwig verblijf. ‘En er zal geen slaap meer zijn. De tegenwoordigheid van God en van zijn Zoon zijn voor uw aangezicht, en ge zijt voor eeuwig zijn dienaren; ge hebt zijn gelaat aanschouwd en zijn naam is uw geest. Daar zal geen nacht meer zijn; en zij hebben het licht der zon niet nodig, want de Grote Bron en Centrum geeft hun licht; zij zullen voor immer en eeuwig leven. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; er zal geen dood meer zijn, noch verdriet en wenen, ook zal er geen pijn meer zijn, want de vorige dingen zijn voorbijgegaan.’
27:2.1 (300.1) Dit is de groep die van tijd tot tijd door het hoofd der supernafijnen, ‘de oorspronkelijke patroon-engel,’ wordt aangewezen om leiding te geven aan de organisatie van de drie orden van deze engelen — de primaire, de secundaire, en de tertiaire. Als geheel vormen de supernafijnen een lichaam met volledig zelfbestuur dat zichzelf geheel regelt, behalve waar het de functies betreft van hun gemeenschappelijke hoofd, de eerste engel van het Paradijs, die altijd de leiding heeft over al deze geestelijke persoonlijkheden.
27:2.2 (300.2) De engelen der aanstellingen hebben veel te maken met verheerlijkte stervelingen die op het Paradijs resideren alvorens te worden toegelaten tot het Korps der Volkomenheid. Hun die op het Paradijs aankomen, staan niet uitsluitend studie en onderricht te wachten; dienstbetoon speelt ook een essentiële rol in de educatieve ervaringen op het Paradijs voordat de status van volkomene is bereikt. Ik heb dan ook opgemerkt dat de stervelingen in opklimming, wanneer zij vrije tijd hebben, een zekere voorliefde aan de dag leggen om zich te verbroederen met het reservekorps van de superafijnse hoofden der aanstellingen.
27:2.3 (300.3) Wanneer gij, sterfelijke opklimmenden, het Paradijs bereikt, houden uw betrekkingen met de gemeenschap heel wat meer in dan contact met een schare verheven, goddelijke wezens en met een u bekende menigte verheerlijkte medestervelingen. Ge moet u ook verbroederen met meer dan drieduizend verschillende orden Paradijs-Burgers, met de verschillende groepen der Transcendenten, en met talrijke andere typen inwoners van het Paradijs, permanente zowel als tijdelijke, die niet geopenbaard zijn op Urantia. Na langdurig contact met deze machtige intellecten van het Paradijs, is het zeer ontspannend u te onderhouden met de soorten bewustzijn van de engelen; deze herinneren de stervelingen uit de tijd aan de serafijnen met wie zij zo lange tijd in contact hebben gestaan en zulke verkwikkende omgang hebben gehad.
27:3.1 (300.4) Hoe hoger ge komt op de trap des levens, des te meer aandacht moet er worden geschonken aan de ethiek van het universum. Ethisch bewustzijn is eenvoudig de erkenning door een individu van de rechten die inherent aan het bestaan van alle andere individuen. Doch geestelijke ethiek houdt veel meer in dan het sterfelijke of zelfs morontiale idee van persoonlijke en groepsbetrekkingen.
27:3.2 (300.5) Ethiek is de pelgrims uit de tijd in hun lange opklimming naar de heerlijkheid van het Paradijs naar behoren onderwezen en zij hebben zich daarin voldoende bekwaamd. Bij de ontvouwing van hun binnenwaarts opgaande loopbaan vanaf de werelden in de ruimte waar zij zijn geboren, zijn deze pelgrims voortgegaan groep na groep toe te voegen aan hun steeds ruimer wordende kring van deelgenoten in het universum. Iedere nieuwe groep collega’s die zij ontmoeten, voegt weer een nieuw niveau van ethiek toe dat erkend moet worden en aan de eisen waarvan voldaan moet worden, totdat de stervelingen in opklimming tegen de tijd dat zij het Paradijs bereiken, werkelijk iemand nodig hebben om hun nuttige, vriendschappelijke raad te verschaffen inzake hun ethische interpretaties. Zij behoeven niet in ethiek onderwezen te worden, doch zij hebben er wel behoefte aan om hetgeen zij zo naarstig hebben geleerd op de juiste wijze geïnterpreteerd te krijgen, nu zij geconfronteerd worden met de buitengewone taak om contact te maken met zoveel dat nieuw is.
27:3.3 (300.6) De vertolkers der ethiek zijn een onschatbare steun voor degenen die op het Paradijs aankomen, doordat zij hen helpen zich aan te passen aan talrijke groepen majesteitelijke wezens gedurende de veelbewogen periode tussen het bereiken van residentiële status en hun formele installatie in het Korps der Sterfelijke Volkomenen. Veel van de talrijke typen Paradijs-Burgers hebben de pelgrims in opgang reeds ontmoet op de zeven circuits van Havona. De verheerlijkte stervelingen hebben ook nauw contact genoten met de door schepselen getrinitiseerde zonen van het vereende korps op het binnenste circuit van Havona, waar deze wezens hun opleiding grotendeels ontvangen. En op de andere circuits hebben de opklimmende pelgrims talrijke niet-geopenbaarde inwoners van het Paradijs-Havona-stelsel ontmoet, die daar groepstraining volgen om zich voor te bereiden op niet-geopenbaarde taken in de toekomst.
27:3.4 (301.1) Deze hemelse kameraadschappelijke verhoudingen zijn zonder uitzondering wederzijds. Als opklimmende pelgrims ontleent ge niet alleen voordeel aan de omgang met deze metgezellen in het universum die ge successievelijk ontmoet, en met deze talrijke orden van steeds goddelijker deelgenoten, maar draagt ge aan elk van deze broederlijke wezens ook iets van uw eigen persoonlijkheid en ervaring over, zodat ieder van hen, door zijn omgang met een opklimmende sterveling van de evolutionaire werelden in tijd en ruimte, voor altijd anders en beter wordt.
27:4.1 (301.2) Hoewel de stervelingen in opklimming reeds volledig zijn onderricht in de ethiek van de verhoudingen op het Paradijs — geenszins zinloze formaliteiten, noch geboden van kunstmatige kasten, doch veeleer de intrinsiek gepaste vormen — vinden zij het toch nuttig om raad te krijgen van de superafijnse gedragsadviseurs, die de nieuwe leden der samenleving op het Paradijs instrueren inzake de gewoonten en manieren die tot het volmaakte gedrag behoren van de hoge wezens die op het centrale Eiland van Licht en Leven verblijven.
27:4.2 (301.3) Harmonie is de grondtoon van het centrale universum, en op het Paradijs heerst waarneembare orde. Het juiste gedrag is van wezenlijk belang om langs de weg der kennis, via filosofie, tot de geestelijke hoogten van spontane godsverering te geraken. Er is een goddelijke techniek in het benaderen van Goddelijkheid; de pelgrims kunnen deze techniek pas machtig worden wanneer zij op het Paradijs zijn aangekomen. De geest ervan is de pelgrims uit de tijd wel bijgebracht op de cirkels van Havona, doch de laatste toetsen van hun training kunnen pas worden aangebracht wanneer zij het Eiland van Licht daadwerkelijk hebben bereikt.
27:4.3 (301.4) Alle gedrag op het Paradijs is geheel spontaan, in alle opzichten natuurlijk en vrij. Toch bestaat er wel een juiste, volmaakte manier om de dingen op het eeuwige Eiland te doen, en de gedragsadviseurs staan de ‘vreemdelingen binnen de poorten’ steeds terzijde, om hen te instrueren en hun voetstappen zo te leiden, dat de pelgrims zich volmaakt op hun gemak voelen en tegelijkertijd de gelegenheid krijgen om de verwarring en onzekerheid te vermijden die anders onvermijdelijk zouden zijn. Slechts door zulk een regeling kan eindeloze verwarring worden vermeden; verwarring komt op het Paradijs nooit voor.
27:4.4 (301.5) Deze gedragsadviseurs dienen werkelijk als verheerlijkte leraren en gidsen. Zij houden zich voornamelijk bezig met het onderricht van de nieuwe stervelingen-inwoners inzake de bijna eindeloze reeks nieuwe situaties en onbekende gebruiken. Niettegenstaande hun lange voorbereiding en de lange reis erheen, is het Paradijs voor hen die er tenslotte residentiële status verwerven toch nog onbeschrijflijk vreemd en onverwacht nieuw.
27:5.1 (301.6) De superafijnse beheerders van kennis zijn de hogere ‘levende epistels,’ gekend en gelezen door allen die het Paradijs bewonen. Zij zijn de goddelijke verslagen van waarheid, de levende boeken van werkelijke kennis. Ge hebt gehoord over de verslagen in het ‘boek des levens.’ De beheerders van kennis nu zijn zulke levende boeken, volmaakte verslagen, gegrift op de eeuwige tafelen van goddelijk leven en allerhoogste zekerheid. Zij zijn in werkelijkheid levende, automatische bibliotheken. De feiten van de universa zijn inherent in deze primaire supernafijnen, zijn daadwerkelijk in deze engelen opgeslagen; en het is dan ook intrinsiek onmogelijk dat er een onwaarheid wordt opgeslagen in het bewustzijn van deze complete, vervulde schatkamers van de waarheid der eeuwigheid en de informatie uit de tijd.
27:5.2 (302.1) Deze beheerders geven informele cursussen ter instructie van de bewoners van het eeuwige Eiland, doch hun voornaamste functie is om te dienen als naslagwerk en bron van verificatie. Ieder die op het Paradijs verblijft, kan de levende bron van het speciale feit of de speciale waarheid die hij te weten wil komen, aan zijn zijde hebben wanneer hij maar wil. In het uiterste noorden van het Eiland kunt ge beschikken over de levende zoekers van kennis, die u de leider zullen aanduiden van de groep die de gezochte informatie bewaart, en terstond zullen de briljante wezens verschijnen die zijn wat ge wilt weten. Ge behoeft u niet langer te laten instrueren door u te verdiepen in gedrukte pagina’s, ge communiceert nu van aangezicht tot aangezicht met levende intelligentie. Allerhoogste kennis verkrijgt ge aldus van de levende wezens die er de finale bewaarders van zijn.
27:5.3 (302.2) Wanneer ge de bepaalde supernafijn gelocaliseerd hebt die precies datgene is wat gij wenst te verifiëren, zult ge alle bekende feiten van alle universa tot uw beschikking hebben, want deze beheerders van kennis zijn de finale, levende samenvattingen van het ontzaglijke netwerk der registrerende engelen, van de serafijnen en seconafijnen van de plaatselijke en superuniversa tot en met de hoofd-registrators van de tertiaire supernafijnen in Havona. Deze levende accumulatie van kennis dient onderscheiden te worden van de formele verslagen van het Paradijs, de cumulatieve samenvatting van de geschiedenis van het universum.
27:5.4 (302.3) De wijsheid van waarheid ontstaat in de goddelijkheid van het centrale universum, doch kennis, experiëntiële kennis, heeft zijn aanvang grotendeels in de gebieden van tijd en ruimte — vandaar de noodzaak van het in stand houden van de wijdverbreide superuniversum-organisaties der registrerende serafijnen en supernafijnen, die onder leiding staan van de Hemelse Registrators.
27:5.5 (302.4) Deze primaire supernafijnen, die van nature in het bezit zijn van universum-kennis, zijn ook verantwoordelijk voor de organisatie en indeling van deze kennis. Door het feit dat zij zich tot de levende naslag-bibliotheek van het universum van universa hebben gemaakt, hebben zij hun kennis ingedeeld in zeven grote orden, elk met ongeveer een miljoen onderafdelingen. Het gemak waarmee de inwoners van het Paradijs deze geweldige hoeveelheid kennis kunnen raadplegen, is geheel te danken aan de vrijwillige, wijze inspanningen van de beheerders van kennis. Deze beheerders zijn ook de verheven leraren van het centrale universum, en verspreiden hun levende schatten vrijelijk onder alle wezens op alle circuits van Havona, en bovendien wordt er op uitgebreide schaal, ofschoon indirect, gebruik van hen gemaakt door de rechtscolleges van de Ouden der Dagen. Deze levende bibliotheek die het centrale universum en de superuniversa ter beschikking staat, is echter niet toegankelijk voor de plaatselijke scheppingen. Slechts langs een omweg en reflectief wordt er in de plaatselijke universa voordeel getrokken uit Paradijs-kennis.
27:6.1 (302.5) Direct na de allerhoogste bevrediging der godsverering komt de stimulans van de filosofie. Nooit klimt ge zo hoog of vordert ge zo ver, dat er geen duizenden mysteries overblijven die ge alleen kunt trachten op te lossen door de methode van de filosofie.
27:6.2 (302.6) De meester-filosofen van het Paradijs scheppen er het grootste genoegen in om het denken van de bewoners, zowel de ingeboren als de opklimmende wezens, te helpen bij de stimulerende bezigheid om te trachten universum-problemen op te lossen. Deze superafijnse meesters in de filosofie zijn de ‘wijzen des hemels,’ de wijze wezens die gebruik maken van de waarheid der kennis en de feiten der ervaring bij hun pogingen om u het onbekende te leren beheersen. Bij hen bereikt kennis het niveau van waarheid en stijgt ervaring op tot het niveau van wijsheid. Op het Paradijs ervaren de persoonlijkheden in opklimming uit de ruimte de hoogten van het bestaan: zij beschikken over kennis, zij kennen de waarheid, zij mogen filosoferen — waarheid bedenken; zij kunnen zelfs trachten de denkbeelden van de Ultieme in zich op te nemen en de technieken van de Absoluten te begrijpen.
27:6.3 (303.1) In het uiterste zuiden van het ontzaglijke gebied van het Paradijs staan de meesters in de filosofie aan het hoofd van uitgebreide opleidingen in de zeventig functionele afdelingen van wijsheid. Hier bespreken zij de plannen en doeleinden van de Oneindigheid en trachten zij bij allen die toegang hebben tot hun wijsheid, de ervaringen te coördineren en de kennis tot een samenhangend geheel te maken. Zij hebben een zeer gespecialiseerde instelling ontwikkeld ten aanzien van de verschillende problemen in het universum, doch in hun finale conclusies zijn zij het onveranderlijk eens.
27:6.4 (303.2) Deze filosofen van het Paradijs passen bij hun onderricht alle mogelijke methoden van instructie toe, met inbegrip van de hogere grafische voorstellingstechniek van Havona en bepaalde methoden van het Paradijs om informatie over te dragen. Al deze hogere technieken om kennis te verschaffen en ideeën duidelijk te maken gaan het bevattingsvermogen van zelfs het hoogst ontwikkelde menselijk verstand volstrekt te boven. Eén uur instructie op het Paradijs staat gelijk aan tienduizend jaar van het memoriseren van woorden volgens de methoden van Urantia. Ge kunt zulke communicatietechnieken niet vatten, en er bestaat eenvoudig niets in de ervaring van stervelingen waarmee zij vergeleken kunnen worden, niets waarop zij lijken.
27:6.5 (303.3) De meesters in de filosofie scheppen er het allerhoogste genoegen in om hun interpretatie van het universum van universa mede te delen aan de wezens die uit de werelden in de ruimte zijn opgeklommen. En hoewel de filosofie bij het trekken van haar conclusies nooit zo stellig kan zijn als de feiten der kennis en de waarheden der ervaring, zult ge toch, wanneer ge deze primaire supernafijnen hebt horen spreken over de nog onopgeloste problemen der eeuwigheid en de verrichtingen van de Absoluten, een zekere en blijvende voldoening gevoelen met betrekking tot deze onopgeloste vraagstukken.
27:6.6 (303.4) Deze intellectuele activiteiten van het Paradijs worden niet uitgezonden; de filosofie van de volmaaktheid is alleen beschikbaar voor hen die daar persoonlijk aanwezig zijn. De omringende scheppingen weten van dit onderricht slechts door degenen die deze ervaring hebben meegemaakt en later deze wijsheid hebben uitgedragen naar de universa in de ruimte.
27:7.1 (303.5) Godsverering is het hoogste voorrecht en de eerste plicht van alle geschapen verstandelijke wezens. Godsverering is de bewuste, vreugdevolle daad van het onderkennen en erkennen van de waarheid en het feit van de innige persoonlijke betrekkingen van de Scheppers tot hun schepselen. De kwaliteit van de godsverering wordt bepaald door de diepte van het inzicht van het schepsel; naarmate de kennis van het oneindige karakter van de Goden toeneemt, wordt de daad der godsverering dan ook steeds meer alomvattend, totdat zij uiteindelijk de glorie bereikt van de hoogste experiëntiële verrukking en het meest verfijnde genoegen dat geschapen wezens kennen.
27:7.2 (303.6) Hoewel het Paradijs-Eiland bepaalde plaatsen voor godsverering kent, kan met meer recht gezegd worden dat het één groot heiligdom is voor de goddelijke eredienst. Godsverering is de eerste en overheersende hartstocht van allen die opklimmen naar deze zalige kusten — de spontane ontboezeming van de wezens die genoeg over God geleerd hebben om zijn tegenwoordigheid te bereiken. Cirkel na cirkel, op de reis door Havona naar binnen, neemt de harts-tocht voor godsverering toe, totdat het op het Paradijs noodzakelijk wordt om de uitdrukking ervan in banen te leiden en ook in andere opzichten te beheersen.
27:7.3 (304.1) De periodieke, spontane, groeps- en andere speciale ontboezemingen van allerhoogste adoratie en geestelijke lofprijzing die op het Paradijs worden genoten, worden geleid door een speciaal korps primaire supernafijnen. Onder aanvoering van deze leiders van godsverering bereikt deze lofprijzing het schepsel-doel van allerhoogste vreugde en de hoogten van volmaakte, sublieme zelf-expressie en persoonlijke vreugde. Alle primaire supernafijnen begeren leiders van godsverering te worden, en alle wezens in opgang zouden wel voor altijd in de houding van godsverering willen blijven, als de hoofden der aanstellingen deze bijeenkomsten niet periodiek zouden ontbinden. Doch van geen enkel wezen in opgang wordt ooit verlangd om aan de taken van eeuwig dienstbetoon te beginnen voordat hij volle bevrediging heeft bereikt in godsverering.
27:7.4 (304.2) Het is de taak van de leiders van godsverering om de schepselen in opgang zo te leren hoe zij moeten aanbidden, dat zij deze bevrediging van zelf-expressie kunnen vinden en tegelijkertijd aandacht kunnen geven aan de essentiële activiteiten van het Paradijs-regime. Zonder verbeteringen in zijn techniek van godsverering zou de gemiddelde sterveling die het Paradijs bereikt, honderden jaren nodig hebben om ten volle en op bevredigende wijze uiting te geven aan zijn gevoelens van intelligente waardering en dankbaarheid als opklimmende. De leiders van godsverering openen nieuwe, tot dusver onbekende wegen voor expressie, zodat deze wonderbaarlijke kinderen uit de schoot der ruimte en de barensnood der tijd in staat worden gesteld in veel kortere tijd de volle bevrediging van godsverering te vinden.
27:7.5 (304.3) Alle kunstvormen van alle wezens in het ganse universum die de bekwaamheid tot zelf-expressie en overdracht van het gevoel van waardering kunnen intensiveren en verhogen, worden tot hun hoogste capaciteit benut in de verering van de Paradijs-Godheden. Godsverering is de hoogste vreugde in het Paradijs-bestaan; het is het verkwikkende spel van het Paradijs. Wat spel betekent voor uw afgematte brein op aarde, zal godsverering doen voor uw volmaakt geworden ziel op het Paradijs. De wijze van aanbidden op het Paradijs gaat het begrip van de sterveling geheel te boven, doch de geest ervan kunt ge zelfs hier beneden op Urantia beginnen te waarderen, want de geesten der Goden wonen nu al bij u in, zweven boven u, en inspireren u tot ware godsverering.
27:7.6 (304.4) Er zijn vaste tijden en plaatsen voor godsverering op het Paradijs, doch deze zijn niet toereikend voor het immer sterker overvloeien van de geestelijke emoties van de groeiende intelligentie en de steeds bredere goddelijkheidsherkenning van de briljante wezens die langs de weg der ervaring tot het eeuwige Eiland zijn opgeklommen. Sedert de tijd van Grandfanda hebben de supernafijnen de geest van godsverering op het Paradijs nooit geheel kunnen accommoderen. Altijd is er een grotere behoefte tot godsverering dan de voorzieningen die ervoor berekend zijn. Dit komt door het feit dat persoonlijkheden die van nature volmaakt zijn, nooit ten volle de geweldige reacties kunnen inschatten van de geestelijke emoties van wezens die vanuit de diepten der geestelijke duisternis op de lagere werelden in tijd en ruimte langzaam en moeizaam hun weg omhoog hebben gebaand naar de glorie van het Paradijs. Wanneer zulke engelen en stervelingen uit de tijd de tegenwoordigheid van de Machten van het Paradijs bereiken, vindt er een uiting plaats van de opgezamelde emoties der eeuwen, een schouwspel dat de engelen van het Paradijs tot verbazing brengt en de allerhoogste vreugde van goddelijke bevrediging teweegbrengt in de Godheden op het Paradijs.
27:7.7 (304.5) Soms wordt geheel het Paradijs overspoeld door een alles dominerende getij van geestelijke, eerbiedige expressie. Dikwijls kunnen de leiders der godsverering deze verschijnselen pas beheersen wanneer de drievoudige golving van het licht van het Godheidsverblijf verschijnt, als teken dat het goddelijke hart van de Goden geheel en volledig bevredigd is door de oprechte aanbidding van hen die op het Paradijs resideren, de volmaakte burgers der heerlijkheid en de opklimmende schepselen uit de tijd. Welk een triomf van techniek! Welk een vervulling van het eeuwige plan en voornemen van de Goden, dat de intelligente liefde van zijn geschapen kind de oneindige liefde van de Schepper-Vader geheel bevredigt!
27:7.8 (305.1) Na het bereiken van de allerhoogste bevrediging van de volheid van godsverering, zijt ge bevoegd om toegelaten te worden tot het Korps der Volkomenheid. De opklimmingsloopbaan is haast beëindigd, en het zevende jubelfeest zal binnenkort gevierd worden. Het eerste jubelfeest markeerde de overeenkomst van de sterveling met de Gedachtenrichter, toen het voornemen om tot overleving te komen werd bezegeld; het tweede was het ontwaken in het morontia-leven, het derde was de fusie met de Gedachtenrichter, het vierde het ontwaken in Havona, het vijfde was de viering van het vinden van de Universele Vader, en het zesde jubelfeest vond plaats bij het Paradijs-ontwaken uit de laatste overgangssluimer van de tijd. Het zevende jubelfeest markeert de intrede in het korps van sterfelijke volkomenen en het begin van de dienst in de eeuwigheid. Het bereiken van het zevende stadium van geest-realisatie door een volkomene zal waarschijnlijk het teken zijn voor het vieren van het eerste der jubelfeesten van de eeuwigheid.
27:7.9 (305.2) En zo eindigt het verhaal over de Paradijs-supernafijnen, de hoogste orde van alle dienende geesten, de wezens die, als klasse in het universum, u immer vergezellen vanaf de wereld waar ge zijt ontstaan, totdat de leiders van godsverering tenslotte afscheid van u nemen wanneer ge de Triniteitseed der eeuwigheid aflegt en wordt opgenomen in het Sterfelijke Korps der Volkomenheid.
27:7.10 (305.3) De eindeloze dienst van de Paradijs-Triniteit staat op het punt te beginnen; en nu staat de volkomene oog in oog met de uitdaging van God de Ultieme.
27:7.11 (305.4) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 28
28:0.1 (306.1) ZOALS de supernafijnen de engelenscharen van het centrale universum zijn en de serafijnen die van de plaatselijke universa, zo zijn de seconafijnen de dienende geesten van de superuniversa. In hun graad van goddelijkheid en capaciteit tot allerhoogste macht lijken deze kinderen van de Reflectieve geesten echter veel meer op de supernafijnen dan op de serafijnen. Zij dienen niet zonder helpers in de superscheppingen, en de verrichtingen die tot de verantwoording behoren van hun niet-geopenbaarde medewerkers zijn even talrijk als boeiend.
28:0.2 (306.2) De dienende geesten van de superuniversa, voorzover in deze verhandelingen vermeld, omvatten de volgende drie orden:
28:0.3 (306.3) 1. de Seconafijnen;
28:0.4 (306.4) 2. de Tertiafijnen;
28:0.5 (306.5) 3. de Omniafijnen.
28:0.6 (306.6) Aangezien de laatste twee orden niet zo rechtstreeks betrokken zijn bij het opklimmingsplan voor de voortgang van stervelingen, zullen zij in het kort besproken worden voordat wij de seconafijnen meer uitgebreid beschouwen. Formeel gezien zijn de tertiafijnen noch de omniafijnen dienende geesten van de superuniversa, ofschoon beiden als geest-dienaren in deze gebieden werkzaam zijn.
28:1.1 (306.7) Deze hoge engelen staan geregistreerd in het hoofdkwartier van ieder superuniversum en niettegenstaande het feit dat zij dienen in de plaatselijke scheppingen, zijn zij formeel inwoners van deze hoofdwerelden der superuniversa, omdat zij niet afkomstig zijn uit de plaatselijke universa. Tertiafijnen zijn kinderen van de Oneindige Geest en worden op het Paradijs gepersonaliseerd in groepen van duizend. Deze verheven wezens van goddelijke oorspronkelijkheid en nagenoeg allerhoogste veelzijdigheid, zijn het geschenk van de Oneindige Geest aan de Schepper-Zonen van God.
28:1.2 (306.8) Wanneer een Michael-Zoon wordt gedetacheerd vanuit het ouderlijk Paradijs-regime en wordt voorbereid om uit te gaan ten einde aan zijn universum-avontuur in de ruimte te beginnen, brengt de Oneindige Geest een groep van duizend van deze geesten voort, om hem tot metgezellen te dienen. En deze majesteitelijke tertiafijnen vergezellen de Schepper-Zoon wanneer hij het avontuur van het organiseren van een universum aanvangt.
28:1.3 (306.9) Gedurende de vroege tijden van het bouwen van een universum vormen deze duizend tertiafijnen de enige persoonlijke staf van een Schepper-Zoon. In deze bewogen tijd dat de Zoon zijn universum assembleert en andere astronomische bewerkingen verricht, doen zij een macht aan ervaring op als zijn assistenten. Zij staan de Schepper-Zoon terzijde tot aan de dag dat de Blinkende Morgenster, de eerstgeborene van een plaatselijk universum, wordt gepersonaliseerd. Dan dienen de tertiafijnen formeel hun ontslag in, en wordt dit ontslag aanvaard. En bij het verschijnen van de eerste orden inheemse engelen trekken zij zich terug uit de actieve dienst in het plaatselijk universum en worden zij de verbindingsdienaren tussen de Schepper-Zoon aan wie zij eerder waren toegevoegd, en de Ouden der Dagen van het betrokken superuniversum.
28:2.1 (307.1) De Omniafijnen zijn door de Oneindige Geest geschapen in verbinding met de Zeven Allerhoogste Bestuurders, en zij zijn dienaren en boodschappers van alleen deze Allerhoogste Bestuurders. Omniafijnen zijn aangesteld in het groot universum, en in Orvonton heeft hun korps zijn hoofdkwartier in het noordelijk gedeelte van Uversa, waar zij als een speciale gastenkolonie verblijven. Zij staan niet op Uversa geregistreerd en zijn ook niet aan ons bestuur verbonden. Evenmin zijn zij rechtstreeks betrokken bij het opklimmingsplan voor de voortgang van stervelingen.
28:2.2 (307.2) De omniafijnen worden geheel in beslag genomen door het toezicht over de superuniversa ten behoeve van de bestuurlijke coördinatie vanuit het gezichtspunt der Zeven Allerhoogste Bestuurders. Onze kolonie van omniafijnen op Uversa ontvangt alleen instructies van, en brengt uitsluitend verslag uit aan, de Allerhoogste Bestuurder van Orvonton, die zich bevindt op de gezamenlijke bestuurswereld nummer zeven in de buitenste gordel van Paradijs-satellieten.
28:3.1 (307.3) De secorafijnse heerscharen worden voortgebracht door de zeven Reflectieve Geesten die zijn toegewezen aan het hoofdkwartier van ieder superuniversum. Er ligt een zeer bepaalde Paradijs-responsieve techniek ten grondslag aan de schepping van deze engelen in groepen van zeven. Ieder zevental omvat altijd één primaire, drie secundaire, en drie tertiaire seconafijnen: zij personaliseren altijd precies in deze verhouding. Als er zeven van deze seconafijnen zijn geschapen, wordt er één, de primaire, toegevoegd aan de dienst van de Ouden der Dagen. De drie secundaire engelen worden verbonden aan drie groepen bestuurders in de superregeringen, die van het Paradijs afkomstig zijn: de Goddelijke Raadslieden, de Volmakers der Wijsheid en de Universele Censors. De drie tertiaire engelen worden verbonden aan de opgaande getrinitiseerde medewerkers van de bestuurders der superuniversa: de Machtige Boodschappers, de Hoge Gezagsdragers, en Degenen zonder Naam en Getal.
28:3.2 (307.4) Deze seconafijnen van de superuniversa zijn de afstammelingen van de Reflectieve Geesten, en daarom is reflectiviteit inherent in hun natuur. Zij reageren reflectief op alles in iedere fase van alle schepselen die afstammen van de Derde Bron en Centrum en van de Schepper-Zonen uit het Paradijs, doch de wezens en entiteiten, persoonlijke of andere, die uitsluitend hun oorsprong hebben in de Eerste Bron en Centrum, reflecteren zij niet rechtstreeks. Wij zijn in het bezit van vele blijken van het daadwerkelijk bestaan van de universele inlichtingencircuits van de Oneindige Geest, doch zelfs indien wij geen ander bewijs zouden hebben, zouden de reflectieve verrichtingen van de seconafijnen meer dan voldoende zijn om de werkelijkheid van de universele aanwezigheid van het oneindige bewustzijn van de Vereend Handelende Geest aan te tonen.
28:4.1 (307.5) De primaire seconafijnen, toegevoegd aan de Ouden der Dagen, zijn levende spiegels in dienst van deze drieënige bestuurders. Denkt u zich eens in wat het in het beheer van een superuniversum betekent om zich als het ware tot een levende spiegel te kunnen wenden en daarin de betrouwbare antwoorden te zien en te horen van een ander wezen op duizend of honderdduizend lichtjaren afstand, en dit alles feilloos en ogenblikkelijk. Het vastleggen van gebeurtenissen is van essentieel belang voor het beleid in de universa, nieuwsuitzendingen zijn dienstig, het werk van de Solitaire en andere boodschappers is van groot nut, doch de Ouden der Dagen kunnen vanuit hun positie halverwege de bewoonde werelden en het Paradijs — tussen de mens en God — ogenblikkelijk naar beide richtingen zien, beide horen, en beide kennen.
28:4.2 (308.1) Dit vermogen — om als het ware alle dingen te horen en te zien — kan in de superuniversa slechts door de Ouden der Dagen volmaakt worden gerealiseerd en dan alleen op hun respectieve hoofdkwartierwerelden. Zelfs daar gelden bepaalde beperkingen: vanuit Uversa is deze communicatie beperkt tot de werelden en universa van Orvonton, en hoewel deze reflectie-techniek dus niet werkt tussen de superuniversa onderling, houdt zij ieder superuniversum wel in nauw contact met het centrale universum en met het Paradijs. Ofschoon de zeven superregeringen afzonderlijk functioneren, weerspiegelen zij aldus volmaakt het gezag boven hen en voelen zij geheel mee met, en zijn zij volmaakt op de hoogte van, de behoeften beneden hen.
28:4.3 (308.2) De primaire seconafijnen blijken krachtens hun aangeboren natuur te neigen tot zeven verschillende typen dienstbetoon en het is passend dat de eerste reeks van deze orde zo begaafd is, dat zij van nature het denken van de Geest vertolkt voor de Ouden der Dagen, en wel als volgt:
28:4.4 (308.3) 1. De Stem van de Vereend Handelende Geest. In ieder superuniversum vertonen de eerste primaire seconafijn en iedere zevende van deze orde die nadien wordt geschapen, een hoge graad van adaptief vermogen om het denken van de Oneindige Geest te verstaan en te vertolken voor de Ouden der Dagen en hun medewerkers in de superregeringen. Dit is van grote waarde op de hoofdkwartieren van de superuniversa, want in tegenstelling tot de plaatselijke scheppingen met hun Goddelijke Hulp en Bijstandverleensters. beschikt de zetel van een superregering niet over een gespecialiseerde personalisatie van de Oneindige Geest. Vandaar dat deze secorafijnse stemmen veel hebben van persoonlijke vertegenwoordigers van de Derde Bron en Centrum op deze hoofdwerelden. Weliswaar zijn de zeven Reflectieve Geesten daar aanwezig, maar deze moeders der secorafijnse heerscharen reflecteren niet zo getrouw en automatisch de Vereend Handelende Geest, als wel de Zeven Meester-Geesten.
28:4.5 (308.4) 2. De Stem van de Zeven Meester-Geesten. De tweede primaire seconafijn en iedere zevende die daarna wordt geschapen, brengen over het algemeen de collectieve naturen en reacties van de Zeven Meester-Geesten tot uitdrukking. Ofschoon iedere Meester-Geest reeds op de hoofdwereld van een superuniversum wordt vertegenwoordigd door een van de zeven Reflectieve Geesten ter plaatse, is deze vertegenwoordiging individueel, niet collectief. Collectief zijn zij slechts reflectief aanwezig; daarom verwelkomen de Meester-Geesten de diensten van deze zeer persoonlijke engelen, de tweede serie der primaire seconafijnen, die hen zo bekwaam kunnen vertegenwoordigen bij de Ouden der Dagen.
28:4.6 (308.5) 3. De Stem van de Schepper-Zonen. De Oneindige Geest moet iets te maken hebben gehad met de schepping of opleiding van de Paradijs-Zonen van de orde van Michael, want de derde primaire seconafijn en iedere zevende die achtereenvolgens wordt gepersonaliseerd, bezit de opmerkelijke gave om het denken van deze Schepper-Zonen te kunnen weerspiegelen. Indien de Ouden der Dagen de houding van Michael van Nebadon inzake een speciale aangelegenheid zouden willen weten — werkelijk weten — behoeven zij hem niet via de communicatielijnen in de ruimte op te roepen; zij behoeven slechts naar het Hoofd van de Nebadon-Stemmen te vragen, en deze zal op hun verzoek de daar geregistreerde Michael-seconafijnen voorleiden, waarop de Ouden der Dagen onmiddellijk de stem van de Meester-Zoon van Nebadon zullen vernemen.
28:4.7 (309.1) Geen andere orde van zonen is op deze wijze ‘reflecteerbaar,’ en geen andere orde der engelen kan ook op deze wijze functioneren. Wij begrijpen niet geheel hoe dit precies tot stand wordt gebracht, en ik betwijfel ten zeerste of de Schepper-Zonen dit zelf volledig begrijpen. Wij weten echter zeker dat het werkt, en dat het feilloos en op bevredigende wijze werkt staat voor ons vast, want in de hele geschiedenis van Uversa hebben de stemmen van de seconafijnen zich nooit vergist in wat zij weergaven.
28:4.8 (309.2) Ge begint hier iets te zien van de manier waarop goddelijkheid de ruimte der tijd omvat en de tijd der ruimte bedwingt. Ge vangt hier een eerste vluchtige glimp op van de techniek van de cirkelgang der eeuwigheid, voor een moment afbuigend om de kinderen in de tijd bij te staan bij hun opgave om de moeilijke belemmeringen der ruimte te bedwingen. Deze verschijnselen vormen nog een aanvulling op de vaste universum-techniek van de Reflectieve Geesten.
28:4.9 (309.3) Ofschoon de Ouden der Dagen blijkbaar de persoonlijke aanwezigheid van de Meester-Geesten boven zich en de Schepper-Zonen beneden zich moeten ontberen, hebben zij levende wezens tot hun beschikking, die zijn afgestemd op de kosmische mechanismen van reflectieve volmaaktheid en ultieme precisie, waardoor zij de reflectieve tegenwoordigheid kunnen genieten van al die verheven wezens wier persoonlijke tegenwoordigheid zij moeten ontberen. Door deze middelen en andere die u onbekend zijn, is God potentieel tegenwoordig op de hoofdkwartieren van de superuniversa.
28:4.10 (309.4) De Ouden der Dagen leiden de wil van de Vader op volmaakte af uit de vergelijking van de flits van de stem van de Geest boven hen met de flitsen van de stemmen van de Michaels beneden hen. Zo kunnen zij feilloos zeker zijn in het inschatten van de wil van de Vader met betrekking tot de bestuursaangelegenheden van de plaatselijke universa. Maar om de wil van één der Goden af te leiden uit een kennen van de twee anderen, moeten de drie Ouden der Dagen tezamen optreden; twee van hen zouden niet in staat zijn om tot een antwoord te geraken. En om deze reden alleen al worden de superuniversa immer geleid door drie Ouden der Dagen, en niet door één of zelfs twee.
28:4.11 (309.5) 4. De Stem van de Engelenscharen. De vierde primaire seconafijn en iedere zevende die achtereenvolgens wordt gepersonaliseerd, blijken engelen te zijn die in het bijzonder open staan voor de gevoelens van alle engelenorden, waaronder de supernafijnen boven hen en de serafijnen beneden hen. Bijgevolg kan iedere raadsvergadering van de Ouden der Dagen ogenblikkelijk beschikken over de zienswijze van iedere bevelvoerende of toezichthoudende engel. Er gaat geen dag voorbij op uw wereld zonder dat het hoofd der serafijnen op Urantia bewust wordt gemaakt van het verschijnsel van reflectieve overdracht, dat er vanuit Uversa uit haar wordt geput voor een bepaald doel, doch tenzij een Solitaire Boodschapper haar van te voren waarschuwt, blijft zij geheel onkundig aangaande hetgeen bij haar wordt nagezocht en van de wijze waarop deze informatie wordt verkregen. Deze dienende geesten in de tijd leggen voortdurend dit soort onbewuste en daarom zeker onbevooroordeelde getuigenissen af aangaande de eindeloze reeks zaken die de aandacht en raad vergen van de Ouden der Dagen en hun medewerkers.
28:4.12 (309.6) 5. Ontvangers van nieuwsuitzendingen. Er is een speciale soort uitgezonden boodschappen die slechts door deze primaire seconafijnen wordt ontvangen. Hoewel dezen niet tot de vaste omroepstaf van Uversa behoren, fungeren zij in verbinding met de engelen van de reflectieve stemmen, met de bedoeling om de reflectieve visie van de Ouden der Dagen te synchroniseren met bepaalde actuele boodschappen die binnenkomen over de vaste circuits van universum-communicatie. De ontvangers van nieuwsuitzendingen vormen de vijfde reeks, de vijfde primaire seconafijn die geschapen wordt, en iedere zevende daarna.
28:4.13 (310.1) 6. Transport-Persoonlijkheden. Dit zijn de seconafijnen die de pelgrims uit de tijd van de hoofdkwartierwerelden der superuniversa overbrengen naar de buitenste cirkel van Havona. Zij vormen het transportkorps van de superuniversa, werkzaam in binnenwaartse richting naar het Paradijs en buitenwaarts naar de werelden van hun respectieve sectoren. Dit korps bestaat uit de zesde primaire seconafijn en iedere zevende die daarna geschapen wordt.
28:4.14 (310.2) 7. Het Reservekorps. Een zeer grote groep seconafijnen, de zevende primaire reeks, wordt in reserve gehouden voor de niet-geclassifieerde taken en spoedopdrachten van hun gebieden. Daar zij niet in hoge mate gespecialiseerd zijn, kunnen zij redelijk goed in alle functies van hun uiteenlopende deelgenoten arbeiden, maar dit gespecialiseerde werk wordt slechts in noodgevallen verricht. Hun gewone werk bestaat uit de verspreide taken in een superuniversum die niet behoren tot het terrein van de engelen met speciale opdrachten.
28:5.1 (310.3) Seconafijnen van de secundaire orde zijn niet minder reflectief dan hun primaire collega’s. De indeling als primair, secundair, en tertiair wijst in het geval van de seconafijnen niet op verschillen in status of functie, maar duidt alleen op de volgorde van hun ontstaan. De drie groepen vertonen in hun activiteiten identieke kwaliteiten.
28:5.2 (310.4) De zeven reflectieve typen secundaire seconafijnen worden als volgt aangesteld bij de diensten van de coördinatieve medewerkers van de Ouden der Dagen die hun oorsprong hebben in de Triniteit:
28:5.3 (310.5) bij de Volmakers der Wijsheid: de Stemmen der Wijsheid, de Zielen der Filosofie, en de Unies der Zielen;
28:5.4 (310.6) bij de Goddelijke Raadslieden: de Harten van Raadgeving, de Vreugden van het Bestaan, en de Voldoeningen van Dienstbaarheid;
28:5.5 (310.7) bij de Universele Censors: de Waarnemers der Geesten.
28:5.6 (310.8) Evenals de primaire orde wordt deze groep in reeksen geschapen; dat wil zeggen, de eerstgeborene was een Stem der Wijsheid en de zevende daarna insgelijks, en zo is het ook met de zes andere soorten van deze reflectieve engelen.
28:5.7 (310.9) 1. De Stem der Wijsheid. Sommigen van deze seconafijnen staan in voortdurende verbinding met de levende bibliotheken van het Paradijs, de beheerders van kennis die tot de primaire supernafijnen behoren. In hun gespecialiseerde reflectieve dienstbetoon zijn de Stemmen der Wijsheid levende, actuele, volledige en volstrekt betrouwbare concentraties en focaliseringen van de gecoördineerde wijsheid van het universum van universa. Deze voortreffelijke wezens zijn zo reflectief en selectief, zo gevoelig voor de welhaast oneindige hoeveelheid inlichtingen die over de hoofdcircuits van de superuniversa circuleert, dat zij in staat zijn de essentie der wijsheid daaruit te isoleren en in zich op te nemen, en om deze juwelen van geesteswerkzaamheid feilloos door te geven aan hun meerderen, de Volmakers der Wijsheid. En zij functioneren zodanig, dat de Volmakers der Wijsheid niet alleen de actuele, oorspronkelijke uitdrukkingen van deze wijsheid horen, maar ook reflectief de wezens zien die van hoog tot laag aan deze wijsheid uitdrukking hebben gegeven.
28:5.8 (310.10) Er staat geschreven, ‘Indien het iemand aan wijsheid ontbreekt, laat hij er om vragen.’ Wanneer het op Uversa nodig wordt tot de beslissingen van wijsheid te komen in de verwarrende situaties die zich voordoen bij de ingewikkelde aangelegenheden van de regering van een superuniversum, wanneer zowel de wijsheid der volmaaktheid als die van praktische toepasbaarheid naar voren moet worden gebracht, dan roepen de Volmakers der Wijsheid een batterij Stemmen der Wijsheid op. Doordat hun orde zo volkomen bekwaam is in deze zaken, kunnen de Volmakers der Wijsheid deze levende ontvangers van de in bewustzijn opgenomen en circulerende wijsheid van het universum van universa zo op elkaar afstemmen en richten, dat er door deze secorafijnse stemmen spoedig een stroom van de wijsheid van goddelijkheid uit het universum boven hen, en een vloedstroom van de wijsheid van praktische toepasbaarheid van de hogere intelligenties uit de universa beneden hen, ten gehore wordt gebracht.
28:5.9 (311.1) Indien er verwarring ontstaat met betrekking tot de harmonisatie van deze twee versies van wijsheid, wordt er onmiddellijk een beroep gedaan op de Goddelijke Raadslieden, die terstond bepalen wat de juiste combinatie van procedures is. Indien er enige twijfel bestaat inzake de authenticiteit van iets dat is binnengekomen uit gebieden waar rebellie is uitgebroken, wordt er een beroep gedaan op de Censors die, samen met hun Waarnemers van Geesten, in staat zijn ogenblikkelijk uit te maken ‘welke soort geest’ de adviseur heeft bezield. Aldus zijn de wijsheid der eeuwen en het intellect van dat moment steeds bij de Ouden der Dagen aanwezig, als een open boek voor hun weldadige blik.
28:5.10 (311.2) Gij kunt maar vagelijk begrijpen wat dit alles betekent voor degenen die verantwoordelijk zijn voor het beleid van de regeringen der superuniversa. De onmetelijkheid en veelomvattenheid van deze verrichtingen gaan het eindige voorstellingsvermogen geheel te boven. Wanneer ge in de speciale ontvangstruimten in de tempel der wijsheid op Uversa staat, zoals ik herhaaldelijk heb gedaan, en dit alles daadwerkelijk in werking ziet, zult ge tot adoratie worden bewogen door de volmaaktheid van de complexiteit en door de zekerheid van de werking van de interplanetaire communicaties in de universa. Ge zult eer betonen aan de goddelijke wijsheid en goedheid der Goden die plannen maken en deze ten uitvoer brengen door middel van zulk een voortreffelijke techniek. En deze dingen gebeuren werkelijk precies zoals ik ze heb beschreven.
28:5.11 (311.3) 2. De Ziel der Filosofie. Deze wonderbaarlijke leraren zijn eveneens toegewezen aan de Volmakers der Wijsheid en blijven, indien ze niet anders gedirigeerd worden, in focale synchronie met de meesters der filosofie op het Paradijs. Stelt u zich dit voor alsof ge als het ware naar een geweldige levende spiegel loopt, waar ge echter, in plaats van het beeld van uw eindige, materiële zelf, een weerspiegeling aanschouwt van de wijsheid van goddelijkheid en de filosofie van het Paradijs. En als het wenselijk wordt om deze filosofie der volmaaktheid te ‘incarneren,’ om deze zo af te zwakken, dat ze praktisch toepasbaar wordt voor, en geassimileerd kan worden door, de nederige volkeren op de lagere werelden, behoeven deze levende spiegels slechts hun gelaat omlaag te richten om de normen en noden van een andere wereld of een ander universum te weerspiegelen.
28:5.12 (311.4) Door deze technieken nu passen de Volmakers der Wijsheid hun beslissingen en aanbevelingen aan bij de werkelijke noden en actuele status van de volkeren en werelden waarover zij zich beraden, en altijd handelen zij in overeenstemming met de Goddelijke Raadslieden en Universele Censors. Doch de sublieme volkomenheid van deze verrichtingen gaat zelfs mijn begrip te boven.
28:5.13 (311.5) 3. De Unie der Zielen. Deze reflectoren van de idealen en status van de ethische verhoudingen completeren de drieënige staf die is toegevoegd aan de Volmakers der Wijsheid. Van alle problemen in het universum die de toepassing van de volkomen wijsheid van ervaring en adaptatievermogen vereisen, zijn de problemen die voortkomen uit de betrekkingen en verhoudingen van verstandelijke wezens het belangrijkst. Of het nu gaat om menselijke betrekkingen in koopmanschap en handel, vriendschap en huwelijk, of om de verbintenissen bij de engelenscharen, er blijven steeds kleine wrijvingen ontstaan, kleine misverstanden, te triviaal zelfs om de aandacht te vragen der bemiddelaars, doch irritant en storend genoeg om de soepele werking van het universum te ontsieren, indien zij zich zouden mogen vermeerderen en voortduren. Daarom stellen de Volmakers der Wijsheid de wijze ervaring van hun orde beschikbaar als de ‘olie der verzoening’ voor een geheel superuniversum. In al dit werk worden deze wijzen van de superuniversa bekwaam bijgestaan door hun reflectieve medewerkers, de Unies der Zielen, die de actuele informatie betreffende de status van het universum voor hen beschikbaar maken en tegelijkertijd het Paradijs-ideaal uitbeelden inzake de beste regeling van deze verwarrende problemen. Wanneer zij niet speciaal elders worden heengestuurd, blijven deze seconafijnen in reflectieve verbinding met de vertolkers van ethiek op het Paradijs.
28:5.14 (312.1) Dit nu zijn de engelen die in geheel Orvonton het teamwerk bevorderen en stimuleren. Een van de belangrijkste lessen die ge tijdens uw loopbaan als sterveling moet leren, is teamwerk. De werelden van volmaaktheid worden bevolkt door hen die deze kunst van het samenwerken met andere wezens hebben leren beheersen. Er bestaan in het universum slechts weinig taken voor een alleenstaande dienaar. Hoe hoger ge opklimt, des te eenzamer wordt ge wanneer ge het gezelschap van uw metgezellen tijdelijk moet ontberen.
28:5.15 (312.2) 4. Het Hart der Raadgeving. Dit is de eerste groep der reflectieve genieën die onder de supervisie van de Goddelijke Raadslieden is geplaatst. Seconafijnen van dit type zijn in het bezit van de feiten der ruimte, aangezien zij selectief zijn voor deze gegevens in de circuits der tijd. Zij reflecteren in het bijzonder ten behoeve van de superafijnse coördinators van inlichtingen, maar zij zijn ook selectief reflectief ten aanzien van de beraadslagingen van alle wezens, van hoge zowel als lage staat. Wanneer er op de Goddelijke Raadslieden een beroep wordt gedaan om een belangrijk advies te geven of gewichtige beslissingen te nemen, roepen zij onmiddellijk een gezelschap van de Harten der Raadgeving bijeen, en weldra wordt er een uitspraak gedaan die daadwerkelijk de gecoördineerde wijsheid en adviezen van de meest competente denkers in het gehele superuniversum belichaamt, en dit alles gecensureerd en gecorrigeerd in het licht van de raadgevingen van de hoge denkers van Havona en zelfs van het Paradijs.
28:5.16 (312.3) 5. De Vreugde van het Bestaan. Krachtens hun natuur zijn deze wezens reflectief afgestemd op de superafijnse supervisoren der harmonie boven zich en op bepaalde serafijnen beneden zich, doch het is moeilijk uit te leggen wat de leden van deze interessante groep nu werkelijk doen. Hun voornaamste activiteiten zijn gericht op het bevorderen van reacties van vreugde onder de verschillende orden der engelenscharen en de lagere wilsschepselen. De Goddelijke Raadslieden aan wie zij zijn toegevoegd, gebruiken hen zelden voor het specifieke zoeken van vreugde. Op meer algemene wijze functioneren zij, in samenwerking met de reversie-leiders, als distributiecentra van vreugde, waarbij zij trachten de genoegen-reacties in hun gebieden op hoger peil te brengen en het gevoel voor humor te verbeteren — om een superhumor te ontwikkelen bij stervelingen en engelen. Zij trachten te laten zien dat er inherente vreugde is in het vrije wilsbestaan, die onafhankelijk is van alle invloeden van buiten; en zij hebben gelijk, ofschoon zij grote moeilijkheden ondervinden wanneer zij deze waarheid trachten in te prenten in het denken van primitieve mensen. De hogere geest-persoonlijkheden en de engelen reageren sneller op deze educatieve inspanningen.
28:5.17 (312.4) 6. De Voldoening van Dienstbaarheid. Deze engelen reflecteren in hoge mate de instelling van de gedragsadviseurs op het Paradijs, en terwijl hun functioneren sterk lijkt op dat van de Vreugden van het Bestaan, streven zij naar verhoging van de waarde van het dienen en vermeerdering van de voldoening die daaraan ontleend kan worden. Zij hebben veel bijgedragen tot een beter inzicht in de uitgestelde beloning die inherent is aan onbaatzuchtige dienstbaarheid, het dienen ten behoeve van de uitbreiding van het koninkrijk van waarheid.
28:5.18 (312.5) De Goddelijke Raadslieden aan wie deze orde is verbonden, gebruiken hen om van de ene wereld naar de andere het profijt te reflecteren dat aan geestelijk dienstbetoon kan worden ontleend. Doordat zij de verrichtingen van de besten gebruiken om de middelmatigen te inspireren en te bemoedigen, dragen deze seconafijnen ook nog enorm bij tot de kwaliteit van het toegewijd dienstbetoon in de superuniversa. Er wordt doeltreffend gebruik gemaakt van de broederlijke geest van competitie door aan iedere wereld informatie door te geven over de zaken waarmee de andere werelden, vooral de beste, bezig zijn. Een verkwikkende, gezonde wedijver wordt zelfs onder de engelenscharen bevorderd.
28:5.19 (313.1) 7. De Waarnemer van Geesten. Er bestaat een speciale verbinding tussen de raadslieden en adviseurs van de tweede cirkel van Havona en deze reflectieve engelen. Dit zijn de enige seconafijnen die zijn toegevoegd aan de Universele Censors, doch zij zijn waarschijnlijk de meest uitzonderlijk gespecialiseerden van al hun metgezellen. Ongeacht de bron van hun inlichtingen of het kanaal waarlangs deze binnenkomen, en hoe zwak het beschikbare bewijs ook moge zijn, wanneer dit wordt onderworpen aan het nauwgezet reflectieve onderzoek van deze waarnemers, zullen zij ons terstond op de hoogte brengen van het ware motief, het eigenlijke doel, en de werkelijke aard van de oorsprong daarvan. Ik verwonder me over het voortreffelijk functioneren van deze engelen, die zo feilloos het actuele morele en geestelijke karakter reflecteren van ieder individu op wie zij zich instellen en dat zij belichten.
28:5.20 (313.2) De Waarnemers van Geesten verrichten hun ingewikkelde diensten krachtens hun inherente ‘geestelijk inzicht,’ als ik deze woorden mag gebruiken in een poging om het menselijk bewustzijn de gedachte bij te brengen dat deze reflectieve engelen aldus intuïtief en feilloos functioneren krachtens het vermogen dat hun is ingeschapen. Wanneer de Universele Censors gadeslaan wat hun aldus wordt voorgehouden, staan zij van aangezicht tot aangezicht met de naakte ziel van het gereflecteerde individu; en deze zekere, volmaakte uitbeelding verklaart tot op zekere hoogte waarom de Censors altijd zo juist kunnen functioneren als rechtvaardige rechters. De waarnemers vergezellen de Censors altijd op iedere zending buiten Uversa, en zij zijn even effectief buiten in de universa als in hun Uversa-hoofdkwartier.
28:5.21 (313.3) Ik verzeker u dat al deze verrichtingen in de geest-wereld werkelijkheid zijn, dat zij plaats vinden in overeenstemming met vaste gebruiken en in harmonie met de onveranderlijke wetten der universele domeinen. De wezens van elke pas geschapen orde worden, zodra zij de adem des levens hebben ontvangen, ogenblikkelijk gereflecteerd in den hoge; een levende uitbeelding van de natuur en het potentieel van het schepsel wordt naar het hoofdkwartier van het superuniversum geflitst. Op deze wijze worden de Censors door middel van de waarnemers geheel op de hoogte gehouden inzake ‘welke soort geest’ nu precies op de werelden in de ruimte is geboren.
28:5.22 (313.4) En zo is het ook gesteld met de sterfelijke mens: de Moeder-Geest van Salvington kent u volledig, want de Heilige Geest op uw wereld ‘doorzoekt alle dingen,’ en al hetgeen de goddelijke Geest van u weet is altijd ogenblikkelijk beschikbaar wanneer de secorafijnse waarnemers reflecteren met de Geest inzake de kennis die de Geest van u heeft. Wij dienen hier echter te vermelden dat de kennis en plannen van de Vader-fragmenten niet gereflecteerd kunnen worden. De waarnemers kunnen de tegenwoordigheid van de Richters (en volgens de verklaring van de Censors zijn dezen goddelijk) wel reflecteren en doen dit ook, maar de waarnemers kunnen niet ontcijferen wat er omgaat in de verstandelijkheid van de Geheimnisvolle Mentoren.
28:6.1 (313.5) Op dezelfde wijze als hun collega’s worden ook deze engelen in reeksen en in zeven reflectieve typen geschapen, doch deze typen worden niet afzonderlijk aangesteld bij de onderscheidene diensten van de bestuurders van de superuniversa. Alle tertiaire seconafijnen worden collectief toegewezen aan de Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid, en in het gebruik dat deze zonen in opklimming van hen maken zijn zij onderling verwisselbaar; dat wil zeggen, de Machtige Boodschappers kunnen gebruik maken van elk der tertiaire typen en doen dit ook, en hetzelfde geldt voor degenen die met de Boodschappers zijn gecoördineerd, de Hoge Gezagsdragers en Degenen zonder Naam en Getal. Deze zeven typen tertiaire seconafijnen zijn:
28:6.2 (314.1) 1. De Betekenis van Oorsprongen. De opklimmende Getrinitiseerde Zonen in de regering van een superuniversum zijn belast met de verantwoordelijkheid voor het behandelen van alle kwesties die voortvloeien uit de oorsprong van een individu, een ras, of een wereld; de betekenis van de oorsprong van de levende schepselen van een gebied is dan ook de belangrijkste kwestie in al onze plannen voor hun kosmische vooruitgang. Alle betrekkingen en de toepassing van ethiek komen voort uit de fundamentele feiten van ieders oorsprong. De afkomst ligt ten grondslag aan de relationele reactie van de Goden. De Vereend Handelende Geest besteedt altijd ‘aandacht aan de wijze waarop de mens is geboren.’
28:6.3 (314.2) Bij de hogere afdalende wezens is hun oorsprong eenvoudig een feit dat kan worden nagegaan, maar in het geval van de opklimmende wezens, waaronder de lagere orden der engelen, zijn de aard en omstandigheden van hun oorsprong niet altijd zo duidelijk, ofschoon van even vitaal belang bij bijna iedere wending in de aangelegenheden van het universum — vandaar de waarde van de reeks der weerspiegelende seconafijnen die tot onze beschikking staan en ogenblikkelijk al het nodige inzake de genese van ieder wezen kunnen uitbeelden, zowel in het centrale universum als in het gehele gebied van een superuniversum.
28:6.4 (314.3) De Betekenis van Oorsprongen zijn de immer beschikbare levende naslag-genealogieën van de ontzaglijke scharen wezens — mensen, engelen en anderen — die de zeven superuniversa bewonen. Zij staan altijd gereed om hun meerderen te voorzien van een bijgewerkte, zeer volledige, en betrouwbare inschatting van de erfelijkheidsfactoren en de huidige actuele status van ieder individu op iedere wereld in hun respectieve superuniversa; hun berekeningen naar de feiten die in hun bezit zijn, zijn dan ook altijd tot op de minuut bijgewerkt.
28:6.5 (314.4) 2. Het Geheugen van Barmhartigheid. Dit zijn de actuele, volkomen en volledige, levende registraties van de barmhartigheid die aan individuele personen en volkeren is betoond in het tedere dienstbetoon van degenen die als instrument van de Oneindige Geest optreden bij de missie om het recht van de gerechtigheid aan te passen aan de status van de betrokken gebieden, zoals onthuld door hetgeen de Betekenis van Oorsprongen uitbeelden. Het Geheugen van Barmhartigheid onthult wat de kinderen der barmhartigheid moreel verschuldigd zijn — hun geestelijke aansprakelijkheid — tegenover hun kapitaal aan reddende voorzieningen die door de Zonen van God zijn ingesteld. Door het openbaren van de preëxistente barmhartigheid van de Vader, verstrekken de Zonen van God het noodzakelijke krediet om de overleving van allen te verzekeren. En vervolgens wordt in overeenstemming met de bevindingen van de Betekenis van Oorsprongen, een barmhartigheidstegoed verstrekt ten behoeve van de overleving van ieder met rede begiftigd schepsel, een royaal krediet dat voldoende genade biedt om de overleving te verzekeren van iedere ziel die werkelijk goddelijk burgerschap verlangt.
28:6.6 (314.5) Het Geheugen van Barmhartigheid is een levende proefbalans, een actueel overzicht van de stand van uw rekening bij de bovennatuurlijke krachten van de betrokken gebieden. Dit zijn de levende registraties van het barmhartigheidsbetoon die voor de gerechtshoven van Uversa als onderdeel van de getuigenissen worden opgelezen wanneer het recht van iedere persoon op een leven zonder einde ter beoordeling staat, wanneer ‘tronen worden opgesteld en de Ouden der Dagen zich nederzetten. De uitzendingen van Uversa nemen een aanvang en gaan van hen uit; duizendmaal duizenden dienen hen en tienduizend maal tienduizend staan voor hen. De rechtbank zet zich neder en de boeken worden geopend.’ En de boeken die bij zulk een gewichtige gelegenheid worden geopend, zijn de levende registraties van de tertiaire seconafijnen van de superuniversa. De formele dossiers kunnen worden ingezien om het getuigenis van de Geheugens van Barmhartigheid zo nodig te staven.
28:6.7 (314.6) Het Geheugen van Barmhartigheid moet aantonen dat het reddend krediet dat door de Zonen van God is verstrekt, ten volle en getrouwelijk is uitbetaald in het liefdevolle dienstbetoon van de geduldige persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum. Doch wanneer de barmhartigheid is uitgeput, wanneer haar ‘geheugen’ getuigt dat zij is opgebruikt, dan heeft het recht de overhand en velt de gerechtigheid het vonnis. Want barmhartigheid zal niet worden opgedrongen aan hen die haar minachten; barmhartigheid is niet een geschenk dat met voeten kan worden getreden door de hardnekkige rebellen in de tijd. Ofschoon barmhartigheid zo kostbaar is en duur wordt verleend, zijn de individuele kredieten die ge moogt opnemen niettemin altijd veel groter dan uw vermogen om deze reserve uit te putten, indien ge oprechte bedoelingen hebt en eerlijk zijt van hart.
28:6.8 (315.1) De reflectoren van barmhartigheid houden zich samen met hun tertiaire medewerkers bezig met talrijke vormen van dienstbetoon in de superuniversa, waaronder het onderricht aan de schepselen in opklimming. Door de Betekenis der Oorsprongen wordt deze opklimmenden naast vele andere dingen geleerd hoe zij geest-ethiek moeten toepassen, en na deze training leren de Geheugens van Barmhartigheid hen hoe zij waarlijk barmhartig moeten zijn. Hoewel de geest-technieken van het dienstbetoon der barmhartigheid uw voorstellingsvermogen te boven gaan, zoudt ge zelfs nu reeds moeten begrijpen dat barmhartigheid een kenmerk is van groei. Ge moet u realiseren dat ge een grote beloning aan persoonlijke voldoening ontvangt door in de eerste plaats rechtvaardig te zijn, dan billijk, vervolgens geduldig en dan mild. Dan, op die grondslag en indien ge dit verkiest en over uw hart kunt verkrijgen, kunt ge de volgende stap nemen en werkelijk barmhartigheid betonen; barmhartigheid kan niet op zichzelf en afzonderlijk worden betoond. Deze stappen moeten achtereenvolgens worden genomen, anders kan er geen echte barmhartigheid zijn. Er kan wel sprake zijn van paternalisme, minzaamheid of naastenliefde — zelfs van medelijden — maar niet van barmhartigheid. Ware barmhartigheid treedt alleen aan de dag als de kostelijke climax op deze voorgaande en bijkomende omstandigheden van groepsbegrip, wederzijdse waardering, broederlijke kameraadschap, geestelijke gemeenschap, en goddelijke harmonie.
28:6.9 (315.2) 3. Het Belang van Tijd. Tijd is het enige waarmee alle wilsschepselen universeel zijn begiftigd, het ‘enige talent’ dat aan alle verstandelijke wezens is toevertrouwd. Allen hebt ge de tijd om uw overleving te verzekeren, en tijd wordt slechts dan op noodlottige wijze verspild wanneer zij in onachtzaamheid wordt begraven en wanneer ge nalaat haar zo te gebruiken dat ge de overleving van uw ziel zeker stelt. Indien een mens nalaat zijn tijd tot het uiterste te benutten, brengt dit geen fatale straf met zich mee; voor de pelgrim in de tijd betekent het slechts vertraging op zijn reis omhoog. Indien de overleving wordt verworven, kunnen alle andere verliezen worden verholpen.
28:6.10 (315.3) In het toewijzen van taken is het advies van de Belangen van Tijd van onschatbare waarde. Tijd is een essentiële factor in alles wat zich aan deze zijde van Havona en het Paradijs afspeelt. In het laatste oordeel ten overstaan van de Ouden der Dagen is de tijd een element in de bewijsvoering. De Belangen van Tijd moeten altijd getuigen teneinde aan te tonen dat iedere gedaagde ruimschoots de tijd heeft gehad om beslissingen te nemen, om tot een keuze te geraken.
28:6.11 (315.4) Deze taxeerders van de tijd zijn ook het geheim der profetie; zij beschrijven het tijdselement dat nodig zal zijn voor de voltooiing van elke onderneming en geven dit even betrouwbaar aan als de frandalanks en chronoldeks van bepaalde andere levende orden. De Goden voorzien, vandaar dat zij voorkennis hebben; doch de opklimmende gezagsdragers in de universa in de tijd moeten de Belangen van Tijd raadplegen om gebeurtenissen in de toekomst te kunnen voorspellen.
28:6.12 (315.5) Ge zult deze wezens voor de eerste maal ontmoeten op de woningwerelden, waar zij u zullen onderrichten in het nuttig gebruik van wat gij ‘tijd’ noemt, zowel in het positieve gebruik ervan, werk, als in het negatieve gebruik, rust. Beide vormen van tijdsgebruik zijn belangrijk.
28:6.13 (315.6) 4. De Hoge Ernst van Betrouwen. De mate van betrouwbaarheid is de allesbeslissende toetssteen voor wilsschepselen. Betrouwbaarheid is de ware maatstaf van zelfbeheersing, karakter. Deze seconafijnen vervullen een tweeledig doel in het bestel van de superuniversa: voor alle wilsschepselen beelden zij het gevoel uit van verplichting, heiligheid, en hoge ernst wanneer hun iets wordt toevertrouwd. Terzelfdertijd reflecteren zij voor de regerende gezagsdragers feilloos de exacte mate van betrouwbaarheid van iedere kandidaat voor een post van vertrouwen of een veranwoordelijke taak.
28:6.14 (316.1) Op Urantia tracht ge op groteske wijze iemands karakter te doorgronden en zijn specifieke vermogens in te schatten, doch op Uversa doen wij dit daadwerkelijk in volmaaktheid. Deze seconafijnen wegen uw betrouwbaarheid af op de levende weegschaal van een feilloze karakterbeoordeling, en wanneer zij naar u hebben gekeken, behoeven wij hen slechts aan te zien om de grenzen te kennen van uw vermogen om verantwoordelijkheid te dragen, de u toevertrouwde opdrachten uit te voeren en missies te volbrengen. Uw activa aan betrouwbaarheid worden duidelijk uitgezet tegenover uw passiva aan mogelijke nalatigheid of verraad.
28:6.15 (316.2) Uw meerderen hebben het plan om u vooruit te helpen door u steeds zwaardere taken toe te vertrouwen zodra uw karakter zich voldoende heeft ontwikkeld om deze grotere verantwoordelijkheden met gratie te dragen, maar iemand teveel op de schouders leggen vraagt alleen maar om onheil en loopt zeker op teleurstelling uit. En de fout dat een mens of engel voortijdig met verantwoordelijkheid wordt belast, kan worden vermeden door gebruik te maken van de diensten van deze engelen die het vermogen van individuele persoonlijkheden in tijd en ruimte om hun toevertrouwde taken te vervullen, feilloos kunnen taxeren. Deze seconafijnen vergezellen altijd de Hoge Gezagsdragers en deze bestuurders benoemen nimmer kandidaten voordat zij op de weegschaal van deze seconafijnen zijn gewogen en ‘niet te licht’ zijn bevonden.
28:6.16 (316.3) 5. De Heiligheid van Dienstbaarheid. Onmiddellijk nadat is bevonden dat iemand betrouwbaar is, valt hem het voorrecht ten deel te mogen dienen. Er kan niets tussen u en de mogelijkheid tot vermeerderd dienstbetoon staan dan uw eigen onbetrouwbaarheid, uw gebrekkig vermogen om de hoge ernst van een u toevertrouwde taak naar waarde te schatten.
28:6.17 (316.4) Dienstbaarheid — doelbewuste dienstbaarheid, geen slavernij — geeft de hoogste voldoening en is de uitdrukking van de meest goddelijke waardigheid. Dienstbetoon — meer dienstbetoon, toenemend dienstbetoon, moeilijk dienstbetoon, avontuurlijk dienstbetoon, en ten slotte goddelijk, volmaakt dienstbetoon — is het doel van de tijd en de bestemming van de ruimte. Maar steeds zullen de perioden van dienstbetoon en vooruitgang in de tijd worden afwisseld door perioden van spel. En na het dienstbetoon in de tijd volgt het super-dienstbetoon in de eeuwigheid. Tijdens het spel in de tijd zoudt ge u het werk in de eeuwigheid moeten indenken, zoals ge gedurende het dienstbetoon in de eeuwigheid ook terug zult denken aan het spel in de tijd.
28:6.18 (316.5) De universele economie is gebaseerd op opname en productie; in heel uw eeuwige loopbaan zult ge de eentonigheid van inactiviteit of de stagnatie van persoonlijkheid tegenkomen. Vooruitgang wordt mogelijk gemaakt door inherente beweging, voortgang spruit voort uit de goddelijke capaciteit tot acitviteit, en prestatie is het kind van vindingrijk avontuur. Maar inherent aan deze capaciteit tot prestaties is de verantwoordelijkheid der ethiek, de noodzaak om te erkennen dat de wereld en het universum vervuld zijn van een menigte wezens van verschillende typen. Deze gehele prachtige schepping, gijzelf inbegrepen, is niet alleen maar voor u gemaakt. Dit is geen egocentrisch universum. De Goden hebben verordend: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen,’ en uw Meester-Zoon heeft gezegd: ‘Wie de grootste onder u wil zijn, zij aller dienaar.’
28:6.19 (316.6) De werkelijke natuur van elk dienstbetoon, of dit nu wordt verleend door mens of engel, wordt ten volle geopenbaard in het aangezicht van deze secorafijnse indicateurs van dienstbetoon, de Heiligheden van Dienstbaarheid. De volledige analyse van uw ware en verborgen motieven wordt duidelijk getoond. Deze engelen zijn inderdaad de gedachtenlezers, de onderzoekers der harten, en de openbaarders der zielen in het universum. Stervelingen kunnen woorden gebruiken om hun gedachten te verbergen, doch deze hoge seconafijnen leggen de diepste motieven van het menselijk hart en het bewustzijn van engelen bloot.
28:6.20 (317.1) 6 en 7. Het Geheim van Grootheid en de Ziel van Goedheid. De pelgrims op de weg omhoog zijn zich bewust geworden van het belang van tijd, de weg is gebaand voor de realisatie van de hoge ernst van taken die hen zijn toevertrouwd en voor het besef van de heiligheid van het dienen. Dit zijn de morele elementen van grootheid maar er bestaan ook geheimen van grootheid. Wanneer de geestelijke toetsen van grootheid worden aangelegd, worden de morele elementen niet uit het oog verloren, doch de kwaliteit van onbaatzuchtigheid die aan de dag treedt in belangeloze arbeid voor het welzijn van de medemens op aarde, in het bijzonder voor waardige wezens die in nood en tegenspoed verkeren, is de werkelijke maatstaf voor planetaire grootheid. En de manifestatie van grootheid op een wereld als Urantia is het aan de dag leggen van zelfbeheersing. Een groot mens is niet hij die ‘een stad inneemt’ of ‘een natie onderwerpt,’ doch veeleer ‘hij die zijn eigen tong onderwerpt.’
28:6.21 (317.2) Grootheid is synoniem met goddelijkheid. God is in de allerhoogste mate groot en goed. Grootheid en goedheid kunnen eenvoudig niet van elkaar worden gescheiden. Zij zijn voor immer verenigd in God. Deze waarheid wordt letterlijk en treffend duidelijk gemaakt door de wederzijdse reflectieve afhankelijkheid van het Geheim van Grootheid en de Ziel van Goedheid, want geen van beiden kan functioneren zonder de ander. Bij het reflecteren van andere kwaliteiten van goddelijkheid kunnen de seconafijnen van een superuniversum alleen handelen en doen zij dit ook, doch de reflectieve schattingen van grootheid en goedheid schijnen onlosmakelijk aan elkaar te zijn verbonden. Vandaar dat deze reflectoren van grootheid en goedheid op iedere wereld, in ieder universum, samen werken en altijd een tweevoudig en onderling afhankelijk verslag vertonen van ieder wezen waarop zij zich instellen. Grootheid kan niet worden geschat zonder het gehalte aan goedheid te kennen, terwijl goedheid niet uitgebeeld kan worden zonder dat haar inherente, goddelijke grootheid tot uiting komt.
28:6.22 (317.3) De schatting van grootheid verschilt van wereld tot wereld. Groot zijn betekent als God te zijn. En aangezien de kwaliteit van grootheid geheel bepaald wordt door het gehalte aan goedheid, volgt hieruit dat indien ge, zelfs in uw huidige menselijke staat, door genade goed kunt worden, daardoor ook groot wordt. Hoe standvastiger ge de begrippen van goddelijke goedheid voor ogen houdt en hoe groter de volharding waarmee ge deze nastreeft, des te zekerder zult ge groeien in grootheid, in ware grootheid van echt overlevingskarakter.
28:7.1 (317.4) De seconafijnen stammen uit de hoofdwerelden van de superuniversa, waar ook hun hoofdkwartieren zijn gevestigd, maar samen met hun medewerkers die de verbindingen verzorgen, bestrijken zij alle gebieden tussen de kusten van het Paradijs en de evolutionaire werelden in de ruimte. Zij dienen als gewaardeerde assistenten van de leden der beraadslagende assemblees van de superregeringen en bewijzen eveneens goede diensten aan de gastenkolonies op Uversa: de sterrekundigen, de millennium-toeristen, de hemelwaarnemers, en een menigte anderen, waaronder de wezens in opgang die wachten op transport naar Havona. De Ouden der Dagen scheppen er behagen in om bepaalde primaire seconafijnen aan te stellen als assistenten van de schepselen in opgang die hun domicilie hebben op de vierhonderdnegentig studiewerelden rond Uversa, en bovendien doen hier velen van de secundaire en tertiaire orden dienst als leraren. Deze satellieten van Uversa zijn de scholen ter voltooiing van de opleiding in de universa in de tijd en geven een voorbereidingscursus voor de universiteit van Havona met haar zeven circuits.
28:7.2 (317.5) Van de drie orden der seconafijnen dient de tertiaire groep, toegevoegd aan de gezagsdragers in opklimming, op de meest uitgebreide schaal de schepselen in opgang uit de tijd. Ge zult hen af en toe ontmoeten, reeds spoedig na uw vertrek van Urantia, ofschoon ge pas vrijelijk van hun diensten gebruik zult maken wanneer ge de werelden van Orvonton bereikt waar ge u tijdelijk zult ophouden. Ge zult van hun gezelschap genieten wanneer ge hen geheel leert kennen tijdens uw verblijf op de scholingswerelden van Uversa.
28:7.3 (318.1) Deze tertiaire seconafijnen zijn de tijdsbespaarders, de overbruggers van de ruimte, de ontdekkers van dwaling, de trouwe leraren en eeuwige wegwijzers — levende tekenen van goddelijke zekerheid — die in barmhartigheid op de kruispunten der wegen in de tijd zijn geplaatst om daar aan verontruste pelgrims de weg te wijzen in ogenblikken van grote verbijstering en geestelijke onzekerheid. Lang voordat ge de portalen der volmaaktheid bereikt hebt, zult ge toegang beginnen te krijgen tot de werktuigen van goddelijkheid en contact beginnen te maken met de methoden van de Godheid. Vanaf het tijdstip dat ge op de eerste woningwereld arriveert totdat ge uw ogen sluit in de Havona-slaap ter voorbereiding op uw passage naar het Paradijs, zult ge steeds meer gebruik gaan maken van de hulp die in noodgevallen wordt verstrekt door deze wonderbaarlijke wezens, die zo volledig en vrijelijk het zekere weten en de beproefde wijsheid reflecteren van de betrouwbare, getrouwe pelgrims die u zijn voorgegaan op de lange weg naar de portalen der volmaaktheid.
28:7.4 (318.2) Op Urantia hebben wij niet het voorrecht om volledig gebruik te kunnen maken van deze engelen van de reflectieve orde. Zij bezoeken uw wereld dikwijls, want zij vergezellen persoonlijkheden die hier worden aangesteld, doch zij kunnen hier niet vrijelijk functioneren. Deze wereld is nog steeds in gedeeltelijke geestelijke quarantaine, en sommige circuits die van essentieel belang zijn voor hun diensten ontbreken hier op dit ogenblik. Wanneer uw wereld opnieuw aangesloten zal zijn op de betrokken reflectieve circuits, zal veel van het werk van de communicatie tussen planeten en universa sterk vereenvoudigd en bespoedigd worden. Hemelse werkers op Urantia ondervinden veel moeilijkheden vanwege deze beperking in het functioneren van hun reflectieve medewerkers. Doch wij gaan met blijdschap door de dingen te doen die wij moeten doen met de middelen die te onzer beschikking staan, ondanks het feit dat wij hier plaatselijk verstoken zijn van vele diensten van deze wonderbare wezens, de levende spiegels der ruimte en de presentie-projectoren van de tijd.
28:7.5 (318.3) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Machtige Boodschapper uit Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 29
29:0.1 (319.1) VAN alle persoonlijkheden in het universum die betrokken zijn bij de regulering van interplanetaire en interuniversele aangelegenheden, zijn de krachtdirigenten en hun medewerkers het minst begrepen op Urantia. Terwijl uw volkeren reeds lange tijd hebben geweten van het bestaan van engelen en gelijksoortige orden hemelse wezens, is u nooit veel informatie verstrekt aangaande de wezens die het fysische domein controleren en reguleren. Van de volgende drie groepen levende wezens die te maken hebben met Paradijskracht-controle en energie-regulering in het meester-universum, is het mij ook nu alleen toegestaan om u de laatste groep geheel te onthullen:
29:0.2 (319.2) 1. Primaire geresulteerde Meester-Paradijskrachtorganisatoren;
29:0.3 (319.3) 2. Toegevoegde Transcendente Meester-Paradijskrachtorganisatoren;
29:0.4 (319.4) 3. Universum-Krachtdirigenten.
29:0.5 (319.5) Ofschoon ik het onmogelijk acht de individualiteit van de verschillende groepen dirigenten, centra, en controleurs van universum-kracht te beschrijven, hoop ik in staat te zijn u wel iets uit te leggen aangaande het domein van hun activiteiten. Het betreft hier een unieke groep levende wezens die te maken hebben met de intelligente regulering van de energie in het hele groot universum. Met inbegrip van de allerhoogste dirigenten omvat deze groep de volgende hoofdafdelingen:
29:0.6 (319.6) 1. de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten;
29:0.7 (319.7) 2. de Allerhoogste Krachtcentra;
29:0.8 (319.8) 3. de Meester-Fysische Controleurs;
29:0.9 (319.9) 4. de Morontia-Krachtsupervisoren.
29:0.10 (319.10) De Allerhoogste Krachtdirigenten en -centra hebben sinds de recente perioden der eeuwigheid bestaan, en voorzover ons bekend zijn er daarna geen nieuwe wezens van deze orden geschapen. De Zeven Allerhoogste Dirigenten werden gepersonaliseerd door de Zeven Meester-Geesten, en hebben vervolgens in samenwerking met hun ouders meer dan tien miljard medewerkers voortgebracht. Vóór de dagen van de krachtdirigenten stonden de energiecircuits in de ruimte buiten het centrale universum onder de intelligente supervisie van de Meester-Krachtorganisatoren van het Paradijs.
29:0.11 (319.11) Daar ge bekend zijt met materiële schepselen, hebt ge althans een contrasterende opvatting van geestelijke wezens; het is voor het sterfelijk bewustzijn echter zeer moeilijk om een voorstelling te vormen van de krachtdirigenten. In het plan van voortgang en opklimming naar hogere niveaus van bestaan hebt ge geen rechtstreekse bemoeienis met de allerhoogste dirigenten noch met de krachtcentra. Bij bepaalde zeldzame gelegenheden zult ge te maken krijgen met de fysische controleurs, en met de supervisoren der morontia-kracht zult ge vrijelijk samenwerken wanneer ge de woningwerelden hebt bereikt. Deze Morontia-Krachtsupervisoren functioneren zo uitsluitend in het morontia-regime van de plaatselijke scheppingen, dat het ons het beste lijkt om hun activiteiten te beschrijven in het deel dat handelt over het plaatselijk universum.
29:1.1 (320.1) De Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten zijn de regulateurs van de fysische energie van het groot universum. Hun schepping door de Zeven Meester-Geesten vormt het eerste geregistreerde geval dat er half-materiële nakomelingen werden voortgebracht door echt geestelijk voorgeslacht. Wanneer de Zeven Meester-Geesten individueel scheppen, brengen zij persoonlijkheden voort die in hoge mate geestelijk zijn en tot de orden der engelen behoren; als zij collectief scheppen, brengen zij soms deze hoge soorten half-materiële wezens voort. Doch zelfs deze bijna-fysische wezens zouden voor het beperkte gezichtsvermogen van Urantia-stervelingen onzichtbaar zijn.
29:1.2 (320.2) De Allerhoogste Krachtdirigenten zijn zeven in getal en identiek in uiterlijk en functie. De een kan niet onderscheiden worden van de ander, behalve door de Meester-Geest met wie hij in rechtstreekse verbinding staat en aan wie hij functioneel geheel ondergeschikt is. Elk der Meester-Geesten is aldus eeuwig verenigd met één van hun gezamenlijke afstammelingen. Dezelfde dirigent is altijd verbonden met dezelfde Geest, en het partnerschap in hun werk resulteert in een unieke associatie van fysische en geestelijke energieën, van een half-fysisch wezen en een geest-persoonlijkheid.
29:1.3 (320.3) De Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten zijn gestationeerd op de buitenzijde van het Paradijs, waar hun langzaam rondgaande tegenwoordigheden de posities aangeven van de Paradijskracht-focaliserende hoofdkwartieren van de Meester-Geesten. Deze krachtdirigenten functioneren afzonderlijk bij het reguleren van de kracht-energie van de superuniversa, maar collectief in het bestuur van de centrale schepping. Zij werken vanuit het Paradijs, maar handhaven zichzelf als effectieve krachtcentra in alle afdelingen van het groot universum.
29:1.4 (320.4) Deze machtige wezens zijn de fysische voorouders van de ontzaglijke schare der krachtcentra en, door hen, van de fysische controleurs die overal verspreid zijn in de zeven superuniversa. Deze ondergeschikte organismen voor fysische controle zijn in de grond der zaak uniform, identiek, behalve waar het de intonatie van elk superuniversumkorps betreft. Om van superuniversumdienst te wisselen zouden zij alleen maar terug behoeven te gaan naar het Paradijs om opnieuw geïntoneerd te worden. De fysische schepping is fundamenteel uniform in haar bestuur.
29:2.1 (320.5) De Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten zijn individueel niet in staat zichzelf te reproduceren, doch collectief, en in samenwerking met de Zeven Meester-Geesten, kunnen zij andere wezens zoals zichzelf voortbrengen — scheppen — en dit doen zij ook. Dit nu is de oorsprong van de Allerhoogste Krachtcentra van het groot universum, die functioneren in de volgende zeven groepen:
29:2.2 (320.6) 1. Allerhoogste Supervisoren der Centra;
29:2.3 (320.7) 2. Havona-Centra;
29:2.4 (320.8) 3. Superuniversa-Centra;
29:2.5 (320.9) 4. Centra der Plaatselijke Universa;
29:2.6 (320.10) 5. Constellatie-Centra;
29:2.7 (320.11) 6. Stelsel-Centra;
29:2.8 (320.12) 7. Ongeklassificeerde Centra.
29:2.9 (321.1) Deze krachtcentra, evenals de Allerhoogste Krachtdirigenten, zijn wezens van hoge wilsvrijheid en hoge wilsactiviteit. Zij zijn allen begiftigd met Derde Bron-persoonlijkheid en vertonen een onbetwistbaar wilsvermogen van hoge orde. Deze dirigerende centra van het krachtsysteem van het universum zijn begiftigd met een verfijnde intelligentie; zij zijn het intellect van het krachtsysteem van het groot universum en het geheim van de techniek van bewustzijnsbeheersing van heel het ontzaglijke netwerk der wijdverbreide functies van de Meester-Fysische Controleurs en de Morontia-Krachtsupervisoren.
29:2.10 (321.2) 1. Allerhoogste Supervisoren der Centra. Deze zeven soortgenoten en medewerkers van de Allerhoogste Krachtdirigenten zijn de regulateurs van de voornaamste energiecircuits van het groot universum. Elke centra-supervisor heeft zijn hoofdkwartier op een der speciale werelden van de Zeven Allerhoogste Bestuurders, en werkt nauw samen met deze coördina-tors van de algemene aangelegenheden van het universum.
29:2.11 (321.3) De Allerhoogste Krachtdirigenten en de Allerhoogste Supervisoren der Centra functioneren zowel individueel als gezamenlijk met betrekking tot alle kosmische verschijnselen beneden de niveaus van ‘zwaartekracht-energie.’ Wanneer zij gezamenlijk handelen, betekenen deze veertien wezens voor de kracht in het universum wat de Zeven Allerhoogste Bestuurders betekenen voor de algemene aangelegenheden van het universum, en wat de Zeven Meester-Geesten betekenen voor het kosmische bewustzijn.
29:2.12 (321.4) 2. Havona-Centra. Vóór de schepping van de universa in tijd en ruimte waren er geen krachtcentra nodig in Havona, maar sinds dit verre verleden hebben er steeds een miljoen van deze centra in de centrale schepping gefunctioneerd, waarbij elk van hen de supervisie heeft over duizend Havona-werelden. Hier in het goddelijke universum bestaat er volmaaktheid van energie-beheersing, een toestand die elders niet voorkomt. Volmaaktheid in de energieregulering is het ultieme doel van alle krachtcentra en van de fysische controleurs in de ruimte.
29:2.13 (321.5) 3. Superuniversa-Centra. Op de hoofdwereld van elk der zeven superuniversa wordt een enorm terrein in beslag genomen door duizend krachtcentra van de derde orde. Drie stromen primaire energie, elk bestaand uit tien afzonderlijke bundelingen, komen bij deze krachtcentra binnen, maar er gaan zeven gespecialiseerde, welgerichte ofschoon onvolmaakt beheerste, krachtcircuits uit van hun zetel van verenigd handelen. Dit is de elektronische organisatie van universum-kracht.
29:2.14 (321.6) Alle energie is opgenomen in het circuit van de Paradijs-cyclus, maar de Krachtdirigenten van het Universum dirigeren de kracht-energieën van de onderzijde van het Paradijs zoals zij deze gemodificeerd aantreffen in de ruimtefuncties van het centrale universum en de super-universa, en converteren en dirigeren deze energieën in banen waar zij nuttig en constructief kunnen worden aangewend. Er bestaat een verschil tussen Havona-energie en de energieën van de superuniversa. De krachtlading van een superuniversum bestaat uit drie fasen van energie, met elk tien afzonderlijke bundelingen. Deze drievoudige energielading is door de gehele ruimte van het groot universum verbreid; zij is als een ontzaglijke, bewegende oceaan van energie, die alle zeven superscheppingen geheel overspoelt en doordrenkt.
29:2.15 (321.7) De elektronische organisatie van universum-energie functioneert in zeven fasen en vertoont uiteenlopende vormen van respons op plaatselijke of lineaire zwaartekracht. Dit zevenvoudige circuit komt voort uit de krachtcentra van de superuniversa en doordringt iedere superschepping. Deze gespecialiseerde stromen in tijd en ruimte zijn duidelijke, gelocaliseerde energiebewegingen, die voor specifieke doeleinden op gang worden gebracht en worden gedirigeerd, zoals de Golfstroom functioneert als een begrensd verschijnsel midden in de Atlantische Oceaan.
29:2.16 (321.8) 4. Centra der Plaatselijke Universa. Op het hoofdkwartier van elk plaatselijk universum zijn honderd krachtcentra van de vierde orde gestationeerd. Zij dienen om de zeven krachtcircuits die uit het hoofdkwartier van het superuniversum emaneren, omlaag te transformeren en ook anderszins te modificeren, waardoor zij toegepast kunnen worden voor de diensten van de constellaties en de stelsels. De plaatselijke astronomische catastrofes in de ruimte gaan deze krachtcentra niet direct aan: zij houden zich bezig met het regelmatig uitzenden van effectieve energie naar hun subsidiaire constellaties en stelsels. Zij zijn een grote steun voor de Schepper-Zonen tijdens de latere perioden van het organiseren van hun universa en de mobilisatie van de energie. Deze centra kunnen geïntensiveerde energiebanen doen ontstaan, die van nut zijn voor interplanetaire communicatie tussen belangrijke bewoonde plaatsen. Zulk een baan of lijn van energie, soms ook een energie-pad genoemd, is een rechtstreeks circuit van energie van het ene krachtcentrum naar een ander, of van de ene fysische controleur naar een andere. Het is een geïndividualiseerde stroom van energie, in tegenstelling tot de vrije ruimtebewegingen van ongedifferentieerde energie.
29:2.17 (322.1) 5. Constellatie-Centra. Tien van deze levende krachtcentra zijn gestationeerd in iedere constellatie, waar zij functioneren als projectoren van energie naar de honderd plaatselijke stelsels waaruit de constellaties bestaan. Van deze wezens gaan de krachtlijnen uit voor communicatie en transport en voor het toevoeren van energie aan de levende schepselen die voor de instandhouding van hun leven afhankelijk zijn van bepaalde vormen van fysische energie. Noch de krachtcentra, noch de ondergeschikte fysische controleurs, zijn echter op enige andere wijze betrokken bij leven als een functionele organisatie.
29:2.18 (322.2) 6. Stelsel-Centra. Eén Allerhoogst Krachtcentrum is permanent toegewezen aan ieder plaatselijk stelsel. Deze stelsel-centra zenden de energiecircuits uit naar de bewoonde werelden in tijd en ruimte. Zij coördineren de activiteiten van de ondergeschikte fysische controleurs en functioneren ook op andere manieren teneinde een bevredigende distributie van kracht in het plaatselijk stelsel te verzekeren. Het circuit-relais tussen de planeten is afhankelijk van de volmaakte coördinatie van bepaalde materiële energieën en van de efficiënte regulering van fysische energie.
29:2.19 (322.3) 7. Ongeklassificeerde Centra. Dit zijn de centra die in speciale plaatselijke situaties functioneren, doch niet op de bewoonde planeten. De afzonderlijke werelden staan onder verantwoordelijkheid van Meester-Fysische Controleurs en ontvangen de tot een circuit geworden krachtlijnen die worden uitgezonden door het krachtcentrum van hun stelsel. Alleen de werelden met de meest buitengewone energieverhoudingen hebben krachtcentra van de zevende orde, die optreden als schakelraderen of regelinrichtingen van de energie in het universum. In iedere fase van activiteit zijn deze krachtcentra geheel de gelijken van degenen die functioneren op de hogere controle-eenheden, maar nog niet één ruimtelichaam op een miljoen herbergt zulk een levende krachtorganisatie.
29:3.1 (322.4) Met inbegrip van hun medewerkers en ondergeschikten, zijn de Allerhoogste Krachtcentra die over alle superuniversa zijn verdeeld, meer dan tien miljard in getal. En zij zijn allen in volmaakte synchronie met de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten, hun voorzaten van het Paradijs, en staan in volle verbinding met dezen. De energiecontrole in het groot universum is aldus toevertrouwd aan de hoede en leiding van de Zeven Meester-Geesten, de scheppers van de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten.
29:3.2 (322.5) De Allerhoogste Krachtdirigenten en al hun medewerkers, assistenten en ondergeschikten zijn voor immer vrijgesteld van aanhouding of inmenging door enige rechtbank in de gehele ruimte; zij zijn evenmin onderworpen aan de bestuurlijke leiding van de superuniversum-regeringen van de Ouden der Dagen noch aan het bestuur der plaatselijke universa van de Schepper-Zonen.
29:3.3 (323.1) Deze krachtcentra en -dirigenten worden tot aanzijn gebracht door de kinderen van de Oneindige Geest. Zij staan niet in nauw verband met het bestuur van de Zonen van God, ofschoon zij zich bij de Schepper-Zonen aansluiten tijdens de latere tijdperken van de materiële organisatie van de universa. De krachtcentra zijn echter wel op een bepaalde manier nauw verbonden met de kosmische albeheersing van de Allerhoogste.
29:3.4 (323.2) Krachtcentra en fysische controleurs worden niet opgeleid: zij zijn allen volmaakt geschapen en volmaakt handelen is hun aangeboren. Zij veranderen nooit van functie; zij dienen altijd zoals zij oorspronkelijk werden aangesteld. Er is geen evolutie onder hun gelederen, en dit geldt voor alle zeven divisies van beide orden.
29:3.5 (323.3) Daar zij geen opklimmingsverleden hebben waarnaar zij in hun herinnering kunnen teruggaan, kennen krachtcentra en fysische controleurs geen ontspanning; zij zijn volstrekt zakelijk in al hun handelen. Zij hebben altijd dienst: het universele plan kent geen voorzieningen voor de onderbreking van de fysische lijnen van energie. Voor nog geen fractie van een seconde kunnen deze wezens hun rechtstreekse toezicht op de energiecircuits in tijd en ruimte laten varen.
29:3.6 (323.4) De dirigenten, centra en controleurs van kracht hebben in de ganse schepping met niets anders te maken dan kracht, materiële of half-fysische energie; zij brengen deze niet voort, doch modificeren, manipuleren en richten haar. Zij hebben ook in het geheel niets te maken met de fysische zwaartekracht, behalve dat zij deze aantrekkingskracht weerstaan. Hun relatie tot de zwaartekracht is geheel negatief.
29:3.7 (323.5) De krachtcentra maken gebruik van geweldige mechanismen en coördinaties van een materiële orde, in verbinding met de levende mechanismen van de verschillende afzonderlijke energieconcentraties. Ieder afzonderlijk krachtcentrum bestaat uit precies een miljoen eenheden van functionele controle, en deze energie-modificerende eenheden zijn niet stationair, zoals de vitale organen van ’s mensen fysieke lichaam; deze ‘vitale organen’ van de krachtregulering zijn mobiel en waarlijk kaleidoscopisch in hun associatieve mogelijkheden.
29:3.8 (323.6) Ik zou u onmogelijk kunnen uitleggen hoe binnen deze levende wezens de hoofdcircuits van universum-energie worden gemanipuleerd en gereguleerd. Wanneer ik zou beginnen u meer informatie te geven over de omvang en functie van deze gigantische, bijna volmaakt efficiënte krachtcentra, zou ik uw verwarring en ontsteltenis alleen maar vergroten. Zij zijn zowel levend als ‘persoonlijk,’ doch gaan uw begrip te boven.
29:3.9 (323.7) Buiten Havona functioneren de Allerhoogste Krachtcentra slechts op speciaal geconstrueerde (architectonische) werelden of op ruimtelichamen die anderszins passend zijn gevormd. De architectonische werelden zijn dusdanig geconstrueerd, dat de levende krachtcentra kunnen optreden als keuzeschakelaars om de energieën der ruimte te richten, te modificeren en te concentreren terwijl deze zich over die werelden uitstorten. Op een gewone evolutionaire zon of planeet zouden zij niet zo kunnen functioneren. Bepaalde groepen zijn ook betrokken in de verwarming en andere materiële zaken die nodig zijn op deze speciale hoofdkwartierwerelden. En ofschoon het buiten de reikwijdte van de wetenschap op Urantia ligt, kan ik u zeggen dat deze orden van levende krachtpersoonlijkheden ook veel te maken hebben met de distributie van het licht dat schijnt zonder hitte. Zij doen dit verschijnsel niet ontstaan, doch zijn betrokken in de verspreiding en het richten ervan.
29:3.10 (323.8) De krachtcentra en hun ondergeschikte controleurs zijn aangesteld ten behoeve van de goede werking van alle fysische energieën in de georganiseerde ruimte. Zij werken met de drie hoofdstromen, die elk tien energieën omvatten. Dit is de energie-lading van de georganiseerde ruimte, en de georganiseerde ruimte is hun domein. De Universum-Krachtdirigenten hebben in het geheel niets te maken met die geweldige krachtwerkingen die nu buiten de huidige grenzen van de zeven superuniversa plaatsvinden.
29:3.11 (324.1) De krachtcentra en -controleurs hebben volmaakte controle over slechts zeven van de tien vormen van energie die elke fundamentele stroom in het universum bevat; de vormen van energie die slechts gedeeltelijk of in het geheel niet door hen beheerst worden, moeten wel de onvoorspelbare gebieden van energiemanifestatie zijn die door het Ongekwalificeerd Absolute worden geregeerd. Indien zij al invloed uitoefenen op de oerkrachten van dit Absolute zijn wij in elk geval onbekend met dergelijke functies, ofschoon er een zwakke aanduiding bestaat die de mening zou kunnen rechtvaardigen dat bepaalde fysische controleurs soms automatisch reageren op bepaalde impulsen van het Universeel Absolute.
29:3.12 (324.2) Deze levende krachtmechanismen zijn niet bewust betrokken bij de albeheersing van de energie in het universum door het Ongekwalificeerd Absolute, doch wij vermoeden dat hun bijna volmaakte plan voor het richten van kracht in zijn geheel op de een of andere onbekende wijze ondergeschikt is aan deze presentie der superzwaartekracht. In iedere plaatselijke energiesituatie oefenen de centra en controleurs bijna-allerhoogste macht uit, doch zij zijn zich altijd bewust van de aanwezigheid van superenergie en het onherkenbare optreden van het Ongekwalificeerd Absolute.
29:4.1 (324.3) Deze wezens zijn de mobiele ondergeschikten van de Allerhoogste Krachtcentra. De fysische controleurs zijn begiftigd met zodanige vermogens tot metamorfose van hun individualiteit, dat zij een merkwaardige variëteit van zelfvervoer kunnen toepassen, want zij zijn in staat om de plaatselijke ruimte te doorkruisen met snelheden die de vluchtsnelheid der Solitaire Boodschappers benaderen. Doch evenals alle andere wezens die de ruimte doorkruisen, hebben zij, om de werking der zwaartekracht en de weerstand der traagheid bij het verlaten van een materiële wereld te overwinnen, de hulp nodig van zowel hun soortgenoten als van bepaalde andere wezens.
29:4.2 (324.4) De Meester-Fysische Controleurs dienen overal in het groot universum. Van het Paradijs tot op de hoofdkwartieren van de superuniversa worden zij rechtstreeks geregeerd door de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten; vanuit de hoofdkwartieren worden zij gestuurd en verdeeld door de Raad voor het Evenwicht, de hoge krachtcommissarissen die uit het personeel van de Toegevoegde Meester-Paradijskrachtorganisatoren worden uitgezonden door de Zeven Meester-Geesten. Deze hoge commissarissen zijn gemachtigd om de standen en registraties te interpreteren die worden genoteerd door de hoofd-frandalanks, de levende instrumenten die de krachtdruk en energielading van een geheel superuniversum aangeven.
29:4.3 (324.5) Terwijl de presentie van de Godheden van het Paradijs het groot universum omspant en voortsnelt langs de cirkel der eeuwigheid, is de invloed van ieder der Zeven Meester-Geesten beperkt tot een enkel superuniversum. Er bestaat een duidelijk waarneembare afzondering van energie en scheiding van de krachtcircuits tussen de zeven afzonderlijke superscheppingen; vandaar dat er wel geïndividualiseerde controlemethoden moeten zijn.
29:4.4 (324.6) De Meester-Fysische Controleurs stammen rechtstreeks af van de Allerhoogste Krachtcentra, en hun gelederen omvatten ook de volgende wezens:
29:4.5 (324.7) 1. Toegevoegde Krachtdirigenten;
29:4.6 (324.8) 2. Mechanische Controleurs;
29:4.7 (324.9) 3. Energietransformatoren;
29:4.8 (325.1) 4. Energietransmittoren;
29:4.9 (325.2) 5. Primaire Associeerders;
29:4.10 (325.3) 6. Secundaire Dissocieerders;
29:4.11 (325.4) 7. de Frandalanks en Chronoldeks.
29:4.12 (325.5) Niet allen die tot deze orden behoren, zijn personen in de zin dat zij individueel het vermogen bezitten tot het maken van keuzen. Vooral de laatste vier lijken geheel automatisch en mechanisch te zijn in hun respons op de impulsen van hun meerderen en in hun reactie op bestaande energiecondities. Maar ook al lijkt deze vorm van respons geheel mechanisch, zij is dit niet; deze wezens mogen dan automaten lijken, maar allen vertonen zij de de differentiële functie van intelligentie.
29:4.13 (325.6) Persoonlijkheid is niet noodzakelijkerwijs een bijkomend verschijnsel van bewustzijn. Bewustzijn kan denken, zelfs als het verstoken is van alle vermogen tot kiezen, zoals het geval is bij talrijke lagere diersoorten en bij bepaalde typen van deze ondergeschikte fysische controleurs. Veel van deze meer automatische regulateurs der fysische kracht zijn in geen enkele zin des woords personen. Zij zijn niet begiftigd met wil en onafhankelijk beslis- singsvermogen, daar zij voor de hun toebedeelde taken geheel onderhevig zijn aan de mechanische perfectie waarmee zij zijn ontworpen. Niettemin zijn zij allen hoogst intelligente wezens.
29:4.14 (325.7) De fysische controleurs houden zich voornamelijk bezig met de aanpassing van basisenergieën die op Urantia nog niet zijn ontdekt. Deze onbekende energieën zijn van zeer wezenlijk belang voor het interplanetaire transportsysteem en voor bepaalde communicatietechnieken. Wanneer wij energielijnen uitzetten met het doel om het equivalent van geluid over te brengen of om het gezicht uit te breiden, worden deze nog onontdekte vormen van energie door de levende fysische controleurs en hun medewerkers benut. Deze zelfde energieën worden bij gelegenheid ook door de middenwezens gebruikt bij hun routinewerk.
29:4.15 (325.8) 1. Toegevoegde Krachtdirigenten. Deze wonderbaarlijk efficiënte wezens is de taak toevertrouwd om de Meester-Fysische Controleurs van alle orden aan te stellen en uit te zenden, al naargelang de steeds wisselende behoeften van de voortdurend veranderende energietoestand in hun gebieden. De geweldige reserves der fysische controleurs zijn gestationeerd op de hoofkwartierwerelden van de kleine sectoren, en vanuit deze concentratiepunten worden zij door de toegevoegde krachtdirigenten periodiek uitgezonden naar de hoofdkwartierwerelden van de universa, de constellaties, de stelsels en naar de afzonderlijke planeten. Wanneer zij aldus worden aangesteld, moeten de fysische controleurs tijdelijk de opdrachten van de goddelijke executeurs van de bemiddelingscommissies uitvoeren, maar voor het overige zijn zij alleen verantwoordelijk aan aan hun toegevoegde dirigenten en aan de Allerhoogste Krachtcentra.
29:4.16 (325.9) Drie miljoen toegevoegde krachtdirigenten zijn aangesteld in elk der kleine sectoren van Orvonton, zodat het superuniversumquotum een aantal van totaal drie miljard van deze verbazingwekkend veelzijdige wezens bedraagt. Hun eigen reserves verblijven op dezelfde kleine sectorwerelden, waar zij ook dienst doen als instructeurs van allen die de wetenschappen der technieken voor de intelligente energiecontrole en -omzetting bestuderen.
29:4.17 (325.10) Deze dirigenten wisselen perioden van uitvoerende dienst in de kleine sectoren af met gelijke perioden van dienst als inspecteurs in de gebieden der ruimte. In ieder plaatselijk stelsel is altijd minstens één dienstdoende inspecteur aanwezig, met zijn hoofdkwartier op de hoofdwereld van dat stelsel. Zij houden de gehele geweldige aggregatie van levende energie in harmonische synchronie.
29:4.18 (325.11) 2. Mechanische Controleurs. Dit zijn de buitengewoon veelzijdige en mobiele assistenten van de toegevoegde krachtdirigenten. Vele triljoenen van hen zijn aangesteld in uw kleine sector Ensa. Deze wezens worden mechanische controleurs genoemd omdat zij volledig worden beheerst door hun superieuren en volledig ondergeschikt zijn aan de wil van de toegevoegde krachtdirigenten. Niettemin zijn zij zelf zeer intelligent, en ofschoon hun werk mechanisch en zakelijk is van aard, wordt het vakkundig uitgevoerd.
29:4.19 (326.1) Van alle Meester-Fysische Controleurs die op de bewoonde werelden zijn aangesteld, zijn de mechanische controleurs verreweg het krachtigst. In grotere mate dan enig ander wezen zijn zij in het bezit zijn van de levende gave van anti-zwaartekracht: iedere controleur heeft een weerstand tegen de zwaartekracht die slechts wordt geëvenaard door enorme werelden die met een geweldige snelheid rondwentelen. Tien van deze controleurs zijn nu gestatio-neerd op Urantia, en een van hun belangrijkste planetaire activiteiten is het vergemakkelijken van het vertrek van serafijnse transporten. Wanneer zij in deze hoedanigheid functioneren, handelen de mechanische controleurs alle tien eendrachtig samen, terwijl een batterij van duizend energietransmittoren de aanvangssnelheid verschaft voor het vertrek van serafijnen.
29:4.20 (326.2) De mechanische controleurs kunnen de stroom der energie richten en mogelijk maken dat de energie in speciale circuits wordt geconcentreerd. Deze machtige wezens hebben veel te maken met de segregatie van, het richting geven aan, en de intensivering van de fysische energieën en met het egaliseren van de spanningen in de interplanetaire circuits. Zij zijn gespecialiseerd in het manipuleren van eenentwintig van de dertig fysische ruimteënergieën die de krachtlading vormen van een superuniversum. Zij kunnen ook veel doen op het gebied van de hantering en de controle van zes van de negen meer subtiele vormen van fysische energie. Door deze controleurs in de juiste technische verhouding tot elkaar en tot bepaalde krachtcentra te plaatsen, kunnen de toegevoegde krachtdirigenten ongelooflijke veranderingen teweegbrengen in de regulering van kracht en de controle van energie.
29:4.21 (326.3) De Meester-Fysische Controleurs functioneren dikwijls in batterijen van honderden, duizenden en zelfs miljoenen, en door het wijzigen van hun posities en formaties ten opzichte van elkaar, zijn zij in staat om zowel collectief als individueel energiebeheersing te bewerkstelligen. Naargelang de verschillen in behoefte, kunnen zij het volume der energie opvoeren en de beweging ervan versnellen, of de energiestromen tegenhouden, condenseren en vertragen. Zij beïnvloeden energie- en krachttransformaties enigszins op de wijze waarop zogenaamde katalysators chemische reacties versterken. Zij functioneren krachtens hun inherente bekwaamheid en in samenwerking met de Allerhoogste Krachtcentra.
29:4.22 (326.4) 3. Energietransformatoren. Het aantal van deze wezens dat in een superuniversum functioneert is ongelooflijk groot. Alleen al in Satania zijn er bijna een miljoen, en het gebruikelijke quotum voor elke bewoonde wereld bedraagt honderd.
29:4.23 (326.5) De energietransformatoren zijn de gezamenlijke schepping van de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten en de Zeven Supervisoren der Centra. Zij behoren tot de meer persoonlijke orden der fysische controleurs, en tenzij er een toegevoegde krachtdirigent op een bewoonde wereld aanwezig is, hebben de transformatoren de leiding. Zij zijn de planetaire inspecteurs van alle vertrekkende serafijnse transporten. Hemelse levensvormen van alle klassen kunnen alleen gebruik maken van de minder persoonlijke orden der fysische controleurs door zich te verbinden met de meer persoonlijke orden van de toegevoegde dirigenten en de energietransformatoren.
29:4.24 (326.6) Deze transformatoren zijn krachtige, doelmatige, levende schakelaars, die in staat zijn zich voor of tegen een gegeven krachtrichting of -gerichtheid op te stellen. Zij zijn ook zeer bekwaam bij hun inspanningen om de planeten te isoleren tegen de krachtige energiestromen tussen naburige gigantische planeten en sterren. Hun energietransmuterende eigenschappen maken hen bijzonder geschikt voor de belangrijke taak van de instandhouding van het universele energie- of krachtevenwicht. De ene maal lijken ze energie te verbruiken of op te slaan; een andere maal lijken ze energie af te geven of vrij te maken. De transformatoren kunnen het potentieel van de ‘opslag-batterij’ van de levende en dode energieën van hun respectieve gebieden vergroten of verminderen. Zij hebben echter slechts te maken met fysische en half-materiële energieën, zij functioneren niet rechtstreeks op het gebied van het leven, en evenmin veranderen zij de gedaante van levende wezens.
29:4.25 (327.1) In bepaalde opzichten zijn de energietransformatoren de merkwaardigste en geheimzinnigste van alle halfmateriële levende schepselen. Op de een of andere onbekende wijze zijn zij fysiek gedifferentieerd, en door de verhoudingen in hun onderlinge verbindingen te variëren, kunnen zij een sterke invloed uitoefenen op de energie die door hun samenwerkende persoonlijkheden stroomt. De toestand van de materiële gebieden lijkt onder hun deskundige bewerking een transformatie te ondergaan. Zij kunnen werkelijk de fysische vorm van de energieën der ruimte veranderen en doen dit ook. Met behulp van hun medecontroleurs zijn zij daadwerkelijk in staat om de vorm en het potentieel van zevenentwintig van de dertig fysische energieën van de krachtlading van een superuniversum te wijzigen. Het feit dat drie van deze energieën niet onder hun controle staan, bewijst dat zij geen instrumenten zijn van het Ongekwalificeerd Absolute.
29:4.26 (327.2) De overblijvende vier groepen der Meester-Fysische Controleurs kunnen eigenlijk niet personen genoemd worden, zelfs niet in de ruimste zin des woords. Deze transmittoren, associeerders, dissocieerders en frandalanks reageren geheel automatisch; niettemin zijn zij in ieder opzicht intelligent. Onze kennis aangaande deze wonderbaarlijke entiteiten is zeer beperkt omdat wij niet met hen kunnen communiceren. Zij schijnen de taal van het gebied wel te verstaan, doch kunnen niet met ons communiceren. Zij lijken volledig in staat om onze mededelingen te ontvangen, doch in het geheel niet bij machte deze te beantwoorden.
29:4.27 (327.3) 4. Energietransmittoren. Deze wezens functioneren voornamelijk, doch niet uitsluitend, in een interplanetaire kwaliteit. Het zijn wonderbaarlijke zenders van energie, zoals deze op de afzonderlijke werelden wordt gemanifesteerd.
29:4.28 (327.4) Wanneer energie moet worden omgeleid naar een nieuw circuit, stellen de transmittoren zich op in een lijn langs de gewenste energiebaan, en krachtens hun unieke eigenschappen van energie-aantrekking, kunnen zij dan daadwerkelijk een sterkere energiestroom in de gewenste richting doen gaan. Dit doen zij even concreet als bepaalde metaalcircuits richting geven aan de stroom van bepaalde vormen van elektrische energie; zij zijn dan ook levende supergeleiders voor meer dan de helft van de dertig vormen der fysische energie.
29:4.29 (327.5) Transmittoren vormen knappe verbindingen, die de zwakker wordende stromen van gespecialiseerde energie die van planeet tot planeet gaan, en van station tot station op afzonderlijke planeten, doeltreffend herstellen. Zij kunnen stromen ontdekken die veel te zwak zijn om door enig ander soort levende wezens herkend te worden, en deze energieën zodanig versterken, dat de boodschap die ze dragen volkomen begrijpelijk wordt. De dien- sten die zij verlenen zijn van onschatbare waarde voor de ontvangers der nieuwsuitzendingen.
29:4.30 (327.6) Energietransmittoren kunnen functioneren met betrekking tot alle communiceerbare vormen van waarneming; zij kunnen een situatie op verre afstand ‘zichtbaar’ maken en een geluid op verre afstand ‘hoorbaar.’ Zij verschaffen de noodverbindingen voor communicatie in de plaatselijke stelsels en op de afzonderlijke planeten. Van deze diensten moeten praktisch alle schepselen gebruikmaken om buiten de normale bekende circuits te kunnen communiceren.
29:4.31 (327.7) Deze wezens zijn samen met de energietransformatoren onmisbaar voor de instandhouding van het sterfelijk bestaan op de werelden die een verarmde atmosfeer hebben en vormen een wezenlijk onderdeel van de techniek van het leven op de niet-ademende planeten.
29:4.32 (328.1) 5. Primaire Associeerders. Deze interessante, uiterst waardevolle entiteiten zijn meesters in het opslaan en beheren van energie. Enigszins op de wijze waarop een plant zonlicht opslaat, slaan deze levende organismen energie op gedurende perioden van plus-manifestatie. Zij arbeiden op gigantische schaal, en zetten de energieën van de ruimte om in een fysische toestand die op Urantia onbekend is. Zij zijn ook in staat om deze transformaties zover door te voeren, dat zij bepaalde primitieve eenheden van het materiële bestaan voortbrengen. Deze wezens handelen eenvoudig door middel van hun aanwezigheid. Zij raken geenszins uitgeput of ontledigd door aldus te functioneren; zij handelen als levende katalysators.
29:4.33 (328.2) Tijdens de perioden van minus-manifestatie zijn zij bij machte om deze opgeslagen ener-gieën vrij te geven. Uw kennis van energie en van de materie is echter onvoldoende gevorderd dan dat wij de techniek van deze fase van hun arbeid aan u zouden kunnen uitleggen. Zij arbeiden altijd overeenkomstig universele wetten, en hanteren en manipuleren atomen, elektronen en ultimatonen ongeveer op de wijze waarop gij losse letters rangschikt, zodat dezelfde alfabetische symbolen geheel verschillende verhalen kunnen vertellen.
29:4.34 (328.3) De associeerders zijn de eerste groep levende wezens die op een zich organiserende materiële wereld verschijnt, en zij kunnen functioneren bij fysische temperaturen die gij als volslagen onverenigbaar met het bestaan van levende wezens beschouwt. Zij vormen een orde van leven die de menselijke verbeelding eenvoudig te boven gaat. Samen met hun medewerkers, de dissocieerders, zijn zij de meest slaafse van alle verstandelijke schepselen.
29:4.35 (328.4) 6. Secundaire Dissocieerders. Vergeleken met de primaire associeerders, bewerken deze wezens die over enorme anti-zwaartekracht beschikken, juist het omgekeerde. Er bestaat nimmer enig gevaar dat de speciale of gemodificeerde vormen van fysische energie op de plaatselijke werelden of in de plaatselijke stelsels uitgeput raken, want deze levende organismen zijn begiftigd met het unieke vermogen om onbeperkte hoeveelheden energie te ontwikkelen. Zij houden zich voornamelijk bezig met het ontwikkelen van een energievorm die op Urantia nauwelijks bekend is, uit een nog minder bekende vorm van materie. Zij zijn waarlijk de alchemisten der ruimte en de wonderdoeners in de tijd. Doch met alle wonderen die zij bewerken, overtreden zij nooit de verordeningen van het Kosmische Allerhoogst Bewind.
29:4.36 (328.5) 7. De Frandalanks. Deze wezens zijn de gezamenlijke schepping van alledrie de orden die de energie beheersen: de primaire en secundaire Paradijskrachtorganisatoren en de krachtdirigenten. Frandalanks zijn van alle Meester Fysische Controleurs het talrijkst; het aantal hunner dat alleen al in Satania functioneert, gaat uw numeriek begrip te boven. Zij zijn op alle bewoonde werelden gestationeerd en zijn altijd toegevoegd aan de hogere orden der fysische controleurs. Zij functioneren afwisselend in het centrale universum en de superuniversa, en in de gebieden der buiten-ruimte.
29:4.37 (328.6) De frandalanks worden in dertig afdelingen geschapen, één voor iedere vorm van fundamentele Paradijskracht in het universum, en functioneren uitsluitend als levende, automatische instrumenten voor het meten van de aanwezigheid, druk en snelheid hiervan. Deze levende barometers houden zich alleen bezig met de automatische, feilloze registratie van de toestand van alle vormen van Paradijskracht-energie. Zij betekenen voor het fysische universum wat het geweldige reflectiviteitsmechanisme voor het universum met bewustzijn betekent. De frandalanks die naast de kwantitatieve en kwalitatieve aanwezigheid van energie, tijd registreren, worden chronoldeks genoemd.
29:4.38 (328.7) Ik onderken dat de frandalanks intelligent zijn, maar toch kan ik hen niet anders klassificeren dan als levende machines. Ongeveer de enige manier waarop ik u kan helpen deze levende mechanismen te begrijpen, is door hen te vergelijken met uw eigen mechanische apparaten, die hun werk met een zodanige precisie en accuratesse verrichten, dat het haast op intelligentie lijkt. Wanneer ge u vervolgens een voorstelling wilt vormen van deze wezens, moet ge uw verbeeldingskracht zo sterk aanspreken, dat ge gaat inzien dat wij in het groot universum werkelijk intelligente en levende mechanismen (entiteiten) hebben, die nog ingewikkelder taken kunnen vervullen, waarmee nog verbazingwekkender berekeningen gemoeid zijn van een nog delicatere accuratesse, ja zelfs van een ultieme graad van precisie.
29:5.1 (329.1) De Paradijskrachtorganisatoren verblijven op het Paradijs, doch zij functioneren overal in het meester-universum, en meer in het bijzonder in de gebieden van de nog niet georganiseerde ruimte. Deze buitengewone wezens zijn scheppers noch schepselen, en omvatten twee grote takken van dienst:
29:5.2 (329.2) 1. Primaire Geresulteerde Meester-Paradijskrachtorganisatoren;
29:5.3 (329.3) 2. Toegevoegde Transcendentale Meester-Paradijskrachtorganisatoren.
29:5.4 (329.4) Deze twee machtige orden der bewerkers van oer-Paradijskracht arbeiden uitsluitend onder het toezicht van de Architecten van het Meester-Universum, en momenteel functioneren zij niet op uitgebreide schaal binnen de grenzen van het groot universum.
29:5.5 (329.5) Primaire Meester-Paradijskrachtorganisatoren zijn de bewerkers van de fundamentele of oer-ruimtekrachten van het Ongekwalificeerd Absolute; zij zijn de scheppers van de galactische nevels. Zij zijn de levende opwekkers van de energiecyclonen in de ruimte en de eerste organisatoren en aanstuurders van deze gigantische manifestaties. Deze Paradijskrachtorganisatoren zetten de oerkracht (pre-energie die geen rechtstreekse respons vertoont op de zwaartekracht van het Paradijs) om in primaire of machtige energie, energie die transmuteert van de exclusieve greep van het Ongekwalificeerd Absolute naar de greep van de zwaartekracht van het Paradijs-Eiland. Vervolgens worden zij opgevolgd door de toegevoegde krachtorganisatoren, die het proces van energietransmutatie voortzetten vanaf de primaire fase tot en met de secundaire of zwaartekracht-energie- fase.
29:5.6 (329.6) Wanneer de plannen voor het scheppen van een plaatselijk universum zijn voltooid, hetgeen wordt gemarkeerd door de aankomst van een Schepper-Zoon, maken de Toegevoegde Meester-Paradijskrachtorganisatoren plaats voor de orden der krachtdirigenten die optreden in het superuniversum van het betreffende astronomische rechtsgebied. Doch bij ontstentenis van zulke plannen, blijven de toegevoegde krachtorganisatoren voor onbepaalde tijd verantwoordelijk voor deze materiële scheppingen, zoals ze ook nu werkzaam zijn in de buiten-ruimte.
29:5.7 (329.7) De Meester-Paradijskrachtorganisatoren kunnen temperaturen verdragen en onder fysische omstandigheden functioneren die zelfs voor de veelzijdige krachtcentra en fysische controleurs van Orvonton niet te verdragen zijn. De enige andere typen geopenbaarde wezens die in staat zijn om in deze gebieden der buitenruimte te functioneren, zijn de Solitaire Boodschappers en de Geïnspireerde Triniteitsgeesten.
29:5.8 (329.8) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Universele Censor, handelend op gezag van de Ouden der Dagen op Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 30
30:0.1 (330.1) HET aantal levende wezens, persoonlijke en anders-dan-persoonlijke entiteiten dat thans op het Paradijs en in het groot universum functioneert, is welhaast onbeperkt. Alleen al het getal der hoofdorden en -soorten zou de menselijke verbeelding versteld doen staan, om maar te zwijgen van de talloze subtypen en variaties. Het is echter wenselijk u iets mede te delen over twee fundamentele categorieën van levende wezens — om u een idee te geven van de Paradijs-indeling en een verkorte weergave van het Register van Persoonlijkheden op Uversa.
30:0.2 (330.2) Wij kunnen u geen alomvattende en geheel samenhangende klassificaties der persoonlijkheden van het groot universum geven, omdat u niet alle groepen geopenbaard worden. Een verdere openbaring, die nodig zou zijn om alle groepen systematisch in te delen, zou nog talrijke extra verhandelingen vereisen. Een dergelijke begripsuitbreiding is nauwelijks gewenst, want zij zou de nadenkende stervelingen van de eerstkomende duizend jaar beroven van de stimulans tot creatieve bespiegeling waarin deze gedeeltelijk geopenbaarde denkbeelden voorzien. Het is beter dat de mens niet te veel geopenbaard wordt: over-openbaring verstikt de verbeeldingskracht.
30:1.1 (330.3) Levende wezens worden op het Paradijs geklassificeerd naar hun inherente en hun bereikte verwantschap met de Paradijs-Godheden. Gedurende de grote bijeenkomsten van het centrale universum en de superuniversa worden de aanwezigen dikwijls gegroepeerd naar afkomst: zij die van drieënige afkomst zijn of de Triniteit hebben bereikt; zij die een tweevoudige oorsprong hebben en zij die van enkelvoudige oorsprong zijn. Het is moeilijk om de Paradijs-klassificatie van levende wezens voor het sterfelijk denken te vertolken, doch wij zijn gemachtigd u het volgende mede te delen:
30:1.2 (330.4) I. WEZENS VAN DRIEËNIGE OORSPRONG. Wezens die geschapen zijn door alledrie de Paradijs-Godheden, hetzij als zodanig, hetzij als de Triniteit, alsmede het Getrinitiseerde Korps, een aanduiding die slaat op alle groepen getrinitiseerde wezens, geopenbaard en ongeopenbaard.
30:1.3 (330.5) A. De Allerhoogste Geesten.
30:1.4 (330.6) 1. De Zeven Meester-Geesten.
30:1.5 (330.7) 2. De Zeven Allerhoogste Bestuurders.
30:1.6 (330.8) 3. De Zeven Orden der Reflectieve Geesten.
30:1.7 (330.9) B. De Stationaire Zonen van de Triniteit.
30:1.8 (330.10) 1. Getrinitiseerde Geheimen der Allerhoogste Macht.
30:1.9 (330.11) 2. Eeuwigen der Dagen.
30:1.10 (330.12) 3. Ouden der Dagen.
30:1.11 (330.13) 4. Volmaakten der Dagen.
30:1.12 (331.1) 5. Recenten der Dagen.
30:1.13 (331.2) 6. Unies der Dagen.
30:1.14 (331.3) 7. Getrouwen der Dagen.
30:1.15 (331.4) 8. Volmakers der Wijsheid.
30:1.16 (331.5) 9. Goddelijke Raadslieden.
30:1.17 (331.6) 10. Universele Censors.
30:1.18 (331.7) C. Wezens van Triniteitsoorsprong en Getrinitiseerde Wezens.
30:1.19 (331.8) 1. Leraar-Zonen van de Triniteit.
30:1.20 (331.9) 2. Geïnspireerde Triniteitsgeesten.
30:1.21 (331.10) 3. Havona-Ingeborenen.
30:1.22 (331.11) 4. Paradijsburgers.
30:1.23 (331.12) 5. Ongeopenbaarde Wezens van Triniteitsoorsprong.
30:1.24 (331.13) 6. Ongeopenbaarde, door de Godheid getrinitiseerde Wezens.
30:1.25 (331.14) 7. Getrinitiseerde Zonen van Bekwaamheid.
30:1.26 (331.15) 8. Getrinitiseerde Zonen van Selectie.
30:1.27 (331.16) 9. Getrinitiseerde Zonen van Volmaaktheid.
30:1.28 (331.17) 10. Door schepselen Getrinitiseerde Zonen.
30:1.29 (331.18) II. WEZENS VAN TWEEVOUDIGE OORSPRONG. Zij die afstammen van een tweetal der Paradijs-Godheden of anderszins geschapen zijn door een tweetal wezens dat direct of indirect afstamt van de Paradijs-Godheden.
30:1.30 (331.19) A. De Afdalende Orden.
30:1.31 (331.20) 1. Schepper-Zonen.
30:1.32 (331.21) 2. Magistraat-Zonen.
30:1.33 (331.22) 3. Blinkende Morgensterren.
30:1.34 (331.23) 4. Vader-Melchizedeks.
30:1.35 (331.24) 5. De Melchizedeks.
30:1.36 (331.25) 6. De Vorondadeks.
30:1.37 (331.26) 7. De Lanonandeks.
30:1.38 (331.27) 8. Schitterende Avondsterren.
30:1.39 (331.28) 9. De Aartsengelen.
30:1.40 (331.29) 10. Levendragers.
30:1.41 (331.30) 11. Ongeopenbaarde Universum-Adjudanten.
30:1.42 (331.31) 12. Ongeopenbaarde Zonen van God.
30:1.43 (331.32) B. De Stationaire Orden.
30:1.44 (331.33) 1. Abandonters.
30:1.45 (331.34) 2. Susatia.
30:1.46 (331.35) 3. Univitatia.
30:1.47 (331.36) 4. Spironga.
30:1.48 (331.37) 5. Ongeopenbaarde Wezens van Tweevoudige Oorsprong.
30:1.49 (331.38) C. De Opklimmende Orden.
30:1.50 (331.39) 1. Met een Richter gefuseerde Stervelingen.
30:1.51 (331.40) 2. Met de Zoon gefuseerde Stervelingen.
30:1.52 (331.41) 3. Met de Geest gefuseerde Stervelingen.
30:1.53 (331.42) 4. Overgebrachte Middenwezens.
30:1.54 (331.43) 5. Ongeopenbaarde opklimmende Wezens.
30:1.55 (332.1) III. WEZENS VAN ENKELVOUDIGE OORSPRONG. Zij die afstammen van een der Paradijs-Godheden of anderszins zijn geschapen door een wezen dat direct of indirect afstamt van de Paradijs-Godheden.
30:1.56 (332.2) A. De Allerhoogste Geesten.
30:1.57 (332.3) 1. Zwaartekracht-Boodschappers.
30:1.58 (332.4) 2. De Zeven Geesten van de Havona-Circuits.
30:1.59 (332.5) 3. De Twaalfvoudige Assistenten van de Havona-Circuits.
30:1.60 (332.6) 4. De Reflectieve Beeld-Adjudanten.
30:1.61 (332.7) 5. Moeder-Geesten van de Universa.
30:1.62 (332.8) 6. De Zevenvoudige Assistent-Bewustzijnsgeesten.
30:1.63 (332.9) 7. Ongeopenbaarde Wezens van Godheidsoorsprong.
30:1.64 (332.10) B. De Opklimmende Orden.
30:1.65 (332.11) 1. Gepersonaliseerde Richters.
30:1.66 (332.12) 2. Opklimmende Materiële Zonen.
30:1.67 (332.13) 3. Evolutionaire Serafijnen.
30:1.68 (332.14) 4. Evolutionaire Cherubijnen.
30:1.69 (332.15) 5. Ongeopenbaarde opklimmende Wezens.
30:1.70 (332.16) C. De Familie van de Oneindige Geest.
30:1.71 (332.17) 1. Solitaire Boodschappers.
30:1.72 (332.18) 2. Supervisoren van de Universum-Circuits.
30:1.73 (332.19) 3. Leiders der Tellingen.
30:1.74 (332.20) 4. Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest.
30:1.75 (332.21) 5. Toegevoegde Inspecteurs.
30:1.76 (332.22) 6. Aangestelde Wachters.
30:1.77 (332.23) 7. Gidsen voor Gegradueerden.
30:1.78 (332.24) 8. Havona-Dienstbaren.
30:1.79 (332.25) 9. Universele Bemiddelaars.
30:1.80 (332.26) 10. Morontia-Metgezellen.
30:1.81 (332.27) 11. Supernafijnen.
30:1.82 (332.28) 12. Seconafijnen.
30:1.83 (332.29) 13. Tertiafijnen.
30:1.84 (332.30) 14. Omniafijnen.
30:1.85 (332.31) 15. Serafijnen.
30:1.86 (332.32) 16. Cherubijnen en Sanobijnen.
30:1.87 (332.33) 17. Ongeopenbaarde Wezens van Geest-oorsprong.
30:1.88 (332.34) 18. De Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten.
30:1.89 (332.35) 19. De Allerhoogste Krachtcentra.
30:1.90 (332.36) 20. De Meester-Fysische Controleurs.
30:1.91 (332.37) 21. De Morontia-Krachtsupervisoren.
30:1.92 (332.38) IV. GERESULTEERDE TRANSCENDENTALE WEZENS. Op het Paradijs worden enorme scharen transcendentale wezens aangetroffen, wier oorsprong gewoonlijk pas aan de universa in tijd en ruimte wordt onthuld nadat deze bestendigd zijn in licht en leven. Deze Transcendentale Wezens zijn scheppers noch schepselen; zij zijn de geresulteerde kinderen van goddelijkheid, ultimiteit en eeuwigheid. Deze ‘resulteerders’ zijn eindig noch oneindig — zij zijn absoniet; absoniteit is noch oneindigheid noch absoluutheid.
30:1.93 (333.1) Deze ongeschapen niet-scheppers zijn immer trouw aan de Paradijs-Triniteit en gehoorzaam aan de Ultieme. Zij zijn existent op vier ultieme niveaus van persoonlijkheidsactiviteit en kunnen op de zeven niveaus van het absoniete functioneren in twaalf grote afdelingen, elk bestaande uit duizend hoofdwerkgroepen van zeven klassen. Deze geresulteerde wezens omvatten de volgende orden:
30:1.94 (333.2) 1. De Architecten van het Meester-Universum.
30:1.95 (333.3) 2. Transcendente Registrators.
30:1.96 (333.4) 3. Andere Transcendentale Wezens.
30:1.97 (333.5) 4. Primaire Geresulteerde Meester-Paradijskrachtorganisatoren.
30:1.98 (333.6) 5. Toegevoegde Transcendente Meester-Paradijskrachtorganisatoren.
30:1.99 (333.7) God, als superpersoon, doet resulteren; God als persoon schept; God als voorpersoon fragmenteert; en zulk een Richter-fragment van hemzelf brengt de geest-ziel tot ontwikkeling boven op het materiële, sterfelijke bewustzijn, conform de vrije wilskeuze der persoonlijkheid die aan zulk een sterfelijk schepsel is verleend is door de ouderlijke handeling van God als Vader.
30:1.100 (333.8) V.GEFRAGMENTEERDE ENTITEITEN DER GODHEID. Deze orde van levende bestaansvormen, die zijn oorsprong heeft in de Universele Vader, wordt het best getypeerd door de Gedachtenrichters, ofschoon deze entiteiten allerminst de enige fragmentaties zijn van de voorpersoonlijke werkelijkheid van de Eerste Bron en Centrum. De functies van de niet-Richter fragmenten zijn talrijk en weinig bekend. Fusie met een Richter of een ander zodanig fragment maakt het schepsel tot een met de Vader-gefuseerd wezen.
30:1.101 (333.9) De fragmentaties van de voorbewustzijnsgeest van de Derde Bron en Centrum moeten hier ook vermeld worden, ofschoon deze eigenlijk niet vergelijkbaar zijn met de Vader-fragmenten. Dergelijke entiteiten verschillen sterk van Richters; zij verblijven niet als zodanig op Spiritington, en evenmin bewegen zij zich als zodanig over de circuits van de bewustzijnszwaartekracht; ook wonen zij niet in sterfelijke schepselen gedurende hun leven in het vlees. Zij zijn niet voorpersoonlijk in de zin zoals de Richters dat zijn, doch zulke fragmenten van voorbewustzijnsgeest worden wel verleend aan bepaalde overlevende stervelingen, en fusie daarmee maakt dezen tot met de Geest gefuseerde stervelingen, zulks in tegenstelling tot stervelingen die met Richters zijn gefuseerd.
30:1.102 (333.10) Nog moeilijker is het de geïndividualiseerde geest van een Schepper-Zoon te beschrijven; vereniging hiermede maakt het schepsel tot een met de Zoon gefuseerde sterveling. En er bestaan nog andere Godheid-fragmentaties.
30:1.103 (333.11) VI. BOVENPERSOONLIJKE WEZENS. Er bestaat een ontzaglijke menigte van anders-dan-persoonlijke wezens die van goddelijke afkomst zijn en velerlei diensten verrichten in het universum van universa. Een aantal van deze wezens verblijft op de Paradijs-werelden van de Zoon; anderen, zoals de bovenpersoonlijke vertegenwoordigers van de Eeuwige Zoon, worden elders aangetroffen. Zij worden voor het merendeel deel niet in deze verhandelingen vermeld, en het zou in het geheel geen zin hebben om te trachten hen te beschrijven aan persoonlijke schepselen.
30:1.104 (333.12) VII. ONGEKLASSIFICEERDE EN ONGEOPENBAARDE ORDEN. Gedurende het huidige universum-tijdperk zou het niet mogelijk zijn om alle wezens, persoonlijk of anderszins, onder te brengen in de klassificaties die gelden voor het huidige universum-tijdperk: ook zijn niet al deze categorieën in deze verhandelingen geopenbaard, vandaar dat talrijke orden uit deze lijsten zijn weggelaten. Denk slechts aan de volgende orden:
30:1.105 (333.13) De Vervuller van de Bestemming van het Universum.
30:1.106 (333.14) De Gekwalificeerde Vice-Regenten van de Ultieme.
30:1.107 (334.1) De Ongekwalificeerde Supervisoren van de Allerhoogste.
30:1.108 (334.2) De Ongeopenbaarde Scheppende Vertegenwoordigers van de Ouden der Dagen.
30:1.109 (334.3) Majeston van het Paradijs.
30:1.110 (334.4) De Niet- geïd entificeerde Verbindingsreflectivatoren van Majeston.
30:1.111 (334.5) De Midsoniete Orden van de Plaatselijke Universa.
30:1.112 (334.6) Er behoeft geen speciale betekenis te worden toegekend aan het feit dat deze orden tezamen worden vermeld, behalve dat geen enkele van deze voorkomt in de Paradijs-klassificatie zoals hier geopenbaard. Dit zijn de weinigen die ongeklassificeerd zijn; ge moet nog op de hoogte worden gebracht van de velen die ongeopenbaard zijn.
30:1.113 (334.7) Er bestaan geesten: geest-entiteiten, geest-tegenwoordigheden, persoonlijke geesten, voorpersoonlijke geesten, bovenpersoonlijke geesten, geest-bestaansvormen, en geest-persoonlijkheden — maar noch uw stervelingentaal noch uw sterfelijke verstand zijn toereikend. Wij kunnen echter verklaren dat er geen persoonlijkheden zijn die uit ‘puur bewustzijn’ bestaan; geen entiteit heeft persoonlijkheid tenzij hij hiermede is begiftigd door God die geest is. Een bewustzijnsidentiteit die niet verbonden is met geestelijke of fysische energie, is geen persoonlijkheid. Maar in dezelfde zin waarin er geestelijke persoonlijkheden zijn die bewustzijn hebben, zijn er bewustzijnspersoonlijkheden die geest hebben. Majeston en zijn medewerkers zijn tamelijk goede voorbeelden van wezens bij wie het bewustzijn overheerst, doch er bestaan nog betere voorbeelden van dit type persoonlijkheid die u onbekend zijn. Er bestaan zelfs hele ongeopenbaarde orden van zulke bewustzijnspersoonlijkheden, maar dezen zijn altijd verbonden met geest. Bepaalde andere ongeopenbaarde schepselen zouden mentale en fysische energie-persoonlijkheden genoemd kunnen worden. Dit type wezen is niet responsief op geestelijke zwaartekracht, doch is niettemin waarlijk persoonlijk, is in het circuit van de Vader.
30:1.114 (334.8) Deze verhandelingen kunnen u zelfs niet bij benadering het gehele relaas doen van de levende schepselen, scheppers, resulteerders en nog op andere wijze bestaande wezens die wonen, aanbidden, en dienen in de wemelende universa in de tijd en in het centrale universum in de eeuwigheid. Gij stervelingen zijt personen; vandaar dat wij wezens kunnen beschrijven die gepersonaliseerd worden, maar hoe zouden wij u kunnen uitleggen wat een geabsoniteerd wezen is?
30:2.1 (334.9) De goddelijke familie van levende wezens is in zeven grote afdelingen geregistreerd op Uversa:
30:2.2 (334.10) 1. De Paradijs-Godheden.
30:2.3 (334.11) 2. De Allerhoogste Geesten.
30:2.4 (334.12) 3. De Wezens van Triniteitsoorsprong.
30:2.5 (334.13) 4. De Zonen van God.
30:2.6 (334.14) 5. Persoonlijkheden van de Oneindige Geest.
30:2.7 (334.15) 6. De Universum-Krachtdirigenten.
30:2.8 (334.16) 7. De Korpsen van Permanente Burgers.
30:2.9 (334.17) Deze groepen wilsschepselen worden onderverdeeld in talrijke klassen en onderafdelingen. De presentatie van deze klassificatie van persoonlijkheden in het groot universum betreft echter voornamelijk de beschrijving van de orden der intelligente wezens die in deze verhandelingen zijn geopenbaard, en de stervelingen uit de tijd zullen de meesten van deze wezens successievelijk ontmoeten gedurende hun opklimming naar het Paradijs. De navolgende lijsten maken geen melding van de zeer omvangrijke orden van universum-wezens die hun werk verrichten los van het opklimmingsplan voor stervelingen.
30:2.10 (335.1) I. DE GODHEDEN OP HET PARADIJS.
30:2.11 (335.2) 1. De Universele Vader.
30:2.12 (335.3) 2. De Eeuwige Zoon.
30:2.13 (335.4) 3. De Oneindige Geest.
30:2.14 (335.5) II. DE ALLERHOOGSTE GEESTEN.
30:2.15 (335.6) 1. De Zeven Meester-Geesten.
30:2.16 (335.7) 2. De Zeven Allerhoogste Bestuurders.
30:2.17 (335.8) 3. De Zeven Groepen Reflectieve Geesten.
30:2.18 (335.9) 4. De Reflectieve Beeld-Adjudanten.
30:2.19 (335.10) 5. De Zeven Geesten van de Circuits.
30:2.20 (335.11) 6. Scheppende Geesten van de Plaatselijke Universa.
30:2.21 (335.12) 7. Assistent-Bewustzijnsgeesten.
30:2.22 (335.13) III. WEZENS VAN TRINITEITSOORSPRONG.
30:2.23 (335.14) 1. Getrinitiseerde Geheimen der Allerhoogste Macht.
30:2.24 (335.15) 2. Eeuwigen der Dagen.
30:2.25 (335.16) 3. Ouden der Dagen.
30:2.26 (335.17) 4. Volmaakten der Dagen.
30:2.27 (335.18) 5. Recenten der Dagen.
30:2.28 (335.19) 6. Unies der Dagen.
30:2.29 (335.20) 7. Getrouwen der Dagen.
30:2.30 (335.21) 8. Leraar-Zonen der Triniteit.
30:2.31 (335.22) 9. Volmakers der Wijsheid.
30:2.32 (335.23) 10. Goddelijke Raadslieden.
30:2.33 (335.24) 11. Universele Censors.
30:2.34 (335.25) 12. Geïnspireerde Triniteitsgeesten.
30:2.35 (335.26) 13. Ingeborenen van Havona.
30:2.36 (335.27) 14. Burgers van het Paradijs.
30:2.37 (335.28) IV. DE ZONEN VAN GOD.
30:2.38 (335.29) A. Afdalende Zonen.
30:2.39 (335.30) 1. Schepper-Zonen — Michaels.
30:2.40 (335.31) 2. Magistraat-Zonen — Avonals.
30:2.41 (335.32) 3. Leraar-Zonen der Triniteit — Dagelingen.
30:2.42 (335.33) 4. Melchizedek-Zonen.
30:2.43 (335.34) 5. Vorondadek-Zonen.
30:2.44 (335.35) 6. Lanonandek-Zonen.
30:2.45 (335.36) 7. Levendrager-Zonen.
30:2.46 (335.37) B. Opklimmende Zonen.
30:2.47 (335.38) 1. Met de Vader gefuseerde Stervelingen.
30:2.48 (335.39) 2. Met de Zoon gefuseerde Stervelingen.
30:2.49 (335.40) 3. Met de Geest gefuseerde Stervelingen.
30:2.50 (335.41) 4. Evolutionaire Serafijnen.
30:2.51 (335.42) 5. Opklimmende Materiële Zonen.
30:2.52 (335.43) 6. Overgebrachte Middenwezens.
30:2.53 (335.44) 7. Gepersonaliseerde Richters.
30:2.54 (336.1) C. Getrinitiseerde Zonen.
30:2.55 (336.2) 1. Machtige Boodschappers.
30:2.56 (336.3) 2. Hoge Gezagsdragers.
30:2.57 (336.4) 3. Degenen zonder Naam en Getal.
30:2.58 (336.5) 4. Getrinitiseerde Beheerders.
30:2.59 (336.6) 5. Getrinitiseerde Ambassadeurs.
30:2.60 (336.7) 6. Hemelse Bewaarders.
30:2.61 (336.8) 7. Hoge Zoon-Assistenten.
30:2.62 (336.9) 8. Door Opklimmenden getrinitiseerde Zonen.
30:2.63 (336.10) 9. Paradijs-Havona-getrinitiseerde Zonen.
30:2.64 (336.11) 10. Getrinitiseerde Zonen van Bestemming.
30:2.65 (336.12) V. PERSOONLIJKHEDEN VAN DE ONEINDIGE GEEST.
30:2.66 (336.13) A. Hogere Persoonlijkheden van de Oneindige Geest.
30:2.67 (336.14) 1. Solitaire Boodschappers.
30:2.68 (336.15) 2. Supervisoren van de Universum-Circuits.
30:2.69 (336.16) 3. Leiders der Tellingen.
30:2.70 (336.17) 4. Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest.
30:2.71 (336.18) 5. Toegevoegde Inspecteurs.
30:2.72 (336.19) 6. Aangestelde Wachters.
30:2.73 (336.20) 7. Gidsen voor Gegradueerden.
30:2.74 (336.21) B. De Boodschapperscharen in de Ruimte.
30:2.75 (336.22) 1. Havona-Dienstbaren.
30:2.76 (336.23) 2. Universele Bemiddelaars.
30:2.77 (336.24) 3. Rechtskundige Adviseurs.
30:2.78 (336.25) 4. Beheerders der Archieven op het Paradijs.
30:2.79 (336.26) 5. Hemelse Registrators.
30:2.80 (336.27) 6. Morontia-Metgezellen.
30:2.81 (336.28) 7. Paradijs-Metgezellen.
30:2.82 (336.29) C. De Dienende Geesten.
30:2.83 (336.30) 1. Supernafijnen.
30:2.84 (336.31) 2. Seconafijnen.
30:2.85 (336.32) 3. Tertiafijnen.
30:2.86 (336.33) 4. Omniafijnen.
30:2.87 (336.34) 5. Serafijnen.
30:2.88 (336.35) 6. Cherubijnen en Sanobijnen.
30:2.89 (336.36) 7. Middenwezens.
30:2.90 (336.37) VI. DE UNIVERSUM-KRACHTDIRIGENTEN.
30:2.91 (336.38) A. De Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten.
30:2.92 (336.39) B. Allerhoogste Krachtcentra.
30:2.93 (336.40) 1. Allerhoogste Supervisoren der Centra.
30:2.94 (336.41) 2. Havona-Centra.
30:2.95 (336.42) 3. Superuniversum-Centra.
30:2.96 (336.43) 4. Plaatselijk Universum-Centra.
30:2.97 (336.44) 5. Constellatie-Centra.
30:2.98 (336.45) 6. Stelsel-Centra.
30:2.99 (336.46) 7. Ongeklassificeerde Centra.
30:2.100 (337.1) C. Meester-Fysische Controleurs.
30:2.101 (337.2) 1. Toegevoegde Krachtdirigenten.
30:2.102 (337.3) 2. Mechanische Controleurs.
30:2.103 (337.4) 3. Energietransformatoren.
30:2.104 (337.5) 4. Energietransmittoren.
30:2.105 (337.6) 5. Primaire Associeerders.
30:2.106 (337.7) 6. Secundaire Dissocieerders.
30:2.107 (337.8) 7. Frandalanks en Chronoldeks.
30:2.108 (337.9) D. Morontia-Krachtsupervisoren.
30:2.109 (337.10) 1. Reguleerders van Circuits.
30:2.110 (337.11) 2. Coördinators van Systemen.
30:2.111 (337.12) 3. Planetaire Beheerders.
30:2.112 (337.13) 4. Gecombineerde Controleurs.
30:2.113 (337.14) 5. Stabilisators der Verbindingen.
30:2.114 (337.15) 6. Selectieve Groepeerders.
30:2.115 (337.16) 7. Toegevoegde Registreerders.
30:2.116 (337.17) VII. DE KORPSEN VAN PERMANENTE BURGERS.
30:2.117 (337.18) 1. De Planetaire Middenwezens.
30:2.118 (337.19) 2. De Adamische Zonen van de Stelsels.
30:2.119 (337.20) 3. De Univitatia van de Constellaties.
30:2.120 (337.21) 4. De Susatia van de Plaatselijke Universa.
30:2.121 (337.22) 5. De met de Geest gefuseerde Stervelingen van de Plaatselijke Universa.
30:2.122 (337.23) 6. De Abandonters van de Superuniversa.
30:2.123 (337.24) 7. De met een Zoon gefuseerde Stervelingen van de Superuniversa.
30:2.124 (337.25) 8. De Ingeborenen van Havona.
30:2.125 (337.26) 9. Ingeborenen van de Paradijs-Werelden van de Geest.
30:2.126 (337.27) 10. Ingeborenen van de Paradijs-Werelden van de Vader.
30:2.127 (337.28) 11. De Geschapen Burgers van het Paradijs.
30:2.128 (337.29) 12. De met een Richter gefuseerde Sterfelijke Burgers van het Paradijs.
30:2.129 (337.30) Dit is de werk-klassificatie van de persoonlijkheden van de universa zoals zij geregistreerd staan op de hoofdkwartierwereld van Uversa.
30:2.130 (337.31) GROEPEN VAN SAMENGESTELDE PERSOONLIJKHEDEN. Op Uversa treft ge de registers aan van talrijke andere groepen intelligente wezens, wezens die ook nauw verbonden zijn met de organisatie en het bestuur van het groot universum. Onder deze orden vallen ook de volgende drie samengestelde groepen van persoonlijkheden:
30:2.131 (337.32) A. De Paradijs-Korpsen van de Volkomenheid.
30:2.132 (337.33) 1. Het Korps der Sterfelijke Volkomenen.
30:2.133 (337.34) 2. Het Korps der Paradijs-Volkomenen.
30:2.134 (337.35) 3. Het Korps der Getrinitiseerde Volkomenen.
30:2.135 (337.36) 4. Het Korps der Vereend Getrinitiseerde Volkomenen.
30:2.136 (337.37) 5. Het Korps van Havona-Volkomenen.
30:2.137 (337.38) 6. Het Korps van Transcendente Volkomenen.
30:2.138 (337.39) 7. Het Korps van Ongeopenbaarde Zonen van Bestemming.
30:2.139 (337.40) Het Sterfelijke Korps der Volkomenheid wordt in de volgende en tevens laatste verhandeling van deze serie besproken.
30:2.140 (338.1) B. De Universum-Adjudanten.
30:2.141 (338.2) 1. Blinkende Morgensterren.
30:2.142 (338.3) 2. Schitterende Avondsterren.
30:2.143 (338.4) 3. Aartsengelen.
30:2.144 (338.5) 4. Assistenten der Meest Verhevenen.
30:2.145 (338.6) 5. Hoge Commissarissen.
30:2.146 (338.7) 6. Hemelse Toezichthouders.
30:2.147 (338.8) 7. Leraren op de Woningwerelden.
30:2.148 (338.9) Op alle hoofdkwartierwerelden van zowel de plaatselijke universa als de superuniversa, zijn voorzieningen getroffen voor deze wezens die specifieke missies uitvoeren voor de Schepper-Zonen, de regeerders van de plaatselijke universa. Wij verwelkomen deze Universum-Adjudanten op Uversa, doch hebben geen zeggenschap over hen. Deze afgezanten verrichten hun werk en doen hun waarnemingen in opdracht van de Schepper-Zonen. Hun activiteiten worden vollediger beschreven in de verhandelingen over uw plaatselijk universum.
30:2.149 (338.10) C. De Zeven Gastenkolonies.
30:2.150 (338.11) 1. Sterrekundigen.
30:2.151 (338.12) 2. Hemelse Kunstenaars.
30:2.152 (338.13) 3. Reversie-Leiders.
30:2.153 (338.14) 4. Leraren van de Scholen voor Gevorderden.
30:2.154 (338.15) 5. De Verschillende Reservekorpsen.
30:2.155 (338.16) 6. Bezoekende Studenten.
30:2.156 (338.17) 7. Pelgrims in Opklimming.
30:2.157 (338.18) Aldus georganiseerd en bestuurd, worden deze zeven groepen wezens op alle hoofdkwartierwerelden aangetroffen, van de plaatselijke stelsels tot en met de hoofdwerelden van de superuniversa, en in het bijzonder op de laatstgenoemde. De hoofdwerelden van de zeven superuniversa zijn de ontmoetingsplaatsen waar bijna alle klassen en orden intelligente wezens elkaar treffen. Met uitzondering van de talrijke groepen ingeborenen van het Paradijs en Havona, kunnen hier de wilsschepselen van iedere bestaansfase worden gezien en bestudeerd.
30:3.1 (338.19) De zeven gastenkolonies verblijven voor korte of lange tijd op de architectonische werelden, terwijl zij zich wijden aan de behartiging van hun opdrachten en het uitvoeren van hun speciale taken. Hun werk kan als volgt worden omschreven:
30:3.2 (338.20) 1. De Sterrekundigen, de hemelse astronomen, verkiezen werelden als Uversa voor hun werk, omdat zulke speciaal geconstrueerde werelden buitengewoon gunstig zijn voor hun waarnemingen en berekeningen. Uversa is gunstig gelegen voor het werk van deze kolonie, niet alleen vanwege haar centrale locatie, maar ook omdat er zich geen gigantische levende of dode zonnen in haar nabijheid bevinden die de energiestromen zouden kunnen verstoren. Deze studenten zijn op geen enkele wijze organiek verbonden met de aangelegenheden van het superuniversum; zij zijn slechts gasten.
30:3.3 (338.21) De astronomische kolonie van Uversa omvat persoonlijkheden uit vele nabijgelegen gebieden, alsmede uit het centrale universum, en zelfs uit Norlatiadek. Ieder wezen op elke wereld in ieder stelsel van elk universum kan sterrekundige worden, kan er naar streven zich aan te sluiten bij een korps der hemelse astronomen. De enige vereisten zijn: voortgaand leven en voldoende kennis van de werelden in de ruimte, speciaal wat betreft hun fysische wetten van evolutie en beheersing. Sterrekundigen behoeven niet eeuwig dienst te doen in dit korps, doch niemand die tot deze groep wordt toegelaten, mag zich terugtrekken binnen een millennium naar de tijdrekening van Uversa.
30:3.4 (339.1) De kolonie van sterrenwaarnemers op Uversa telt momenteel meer dan een miljoen leden. Deze astronomen komen en gaan, ofschoon sommigen gedurende betrekkelijk lange perioden blijven. Zij doen hun werk met gebruikmaking van een grote hoeveelheid technische instrumenten en materiële apparatuur; zij worden ook in hoge mate geholpen door de Solitaire Boodschappers en nog andere geestelijke verkenners. Bij hun werk van het bestuderen der sterren en het onderzoek der ruimte maken deze hemelse astronomen voortdurend gebruik van de levende energietransformatoren en -transmittoren, en ook van de reflectieve persoonlijkheden. Zij bestuderen alle vormen en fasen van ruimtemateriaal en energiemanifestaties en zijn even geïnteresseerd in het functioneren der Paradijskracht als in stellaire verschijnselen; niets in heel de ruimte ontsnapt aan hun nauwkeurig onderzoek.
30:3.5 (339.2) Soortgelijke kolonies van astronomen kunnen worden aangetroffen op de hoofdkwartierwerelden van de sectoren van het superuniversum en eveneens op de architectonische hoofdwerelden van de plaatselijke universa en hun bestuurlijke onderafdelingen. Behalve op het Paradijs, is kennis niet aangeboren; het begrijpen van het fysische universum is grotendeels afhankelijk van waarneming en onderzoek.
30:3.6 (339.3) 2. De Hemelse Kunstenaars dienen overal in de zeven superuniversa. Opklimmende stervelingen komen voor het eerst in aanraking met deze groepen tijdens hun morontia-loopbaan in het plaatselijk universum, en in verband hiermee zullen deze kunstenaars vollediger worden besproken.
30:3.7 (339.4) 3. De Reversie-Leiders bevorderen ontspanning en humor — terugkeer tot herinneringen uit het verleden. Zij zijn zeer nuttig voor de praktische uitwerking van het opklimmingsproject voor de voortgang van stervelingen, speciaal tijdens de beginfasen van morontia-overgang en geest-ervaring. Hun verhaal is een onderdeel van het relaas over de loopbaan van stervelingen in het plaatselijk universum.
30:3.8 (339.5) 4. Leraren aan de Scholen voor Gevorderden. De volgende residentiële wereld in de opklimmingsloopbaan heeft altijd een uitgebreid korps leraren op de wereld net daaronder, een soort voorbereidende school voor de meer gevorderde inwoners van die wereld; dit is een fase in het opklimmingsplan om de pelgrims uit de tijd vooruit te helpen. Deze scholen, hun onderwijsmethoden en examens, zijn totaal verschillend van alle onderwijs dat ge op Urantia tracht te geven.
30:3.9 (339.6) Het gehele opklimmingsplan voor de voortgang van stervelingen wordt gekenmerkt door de praktijk om nieuwe waarheid en ervaring aan andere wezens door te geven zodra deze is verworven. Ge werkt u door de lange scholing voor het bereiken van het Paradijs heen door als leraar te dienen voor de leerlingen die vlak na u komen.
30:3.10 (339.7) 5. De Verschillende Reservekorpsen. Enorme reserves aan wezens die niet onder onze rechtstreekse supervisie staan, zijn op Uversa gemobiliseerd als de kolonie der reserve-korpsen. Er zijn zeventig primaire divisies van deze kolonie op Uversa, hetgeen betekent dat u een brede ontwikkeling wordt geboden wanneer u wordt toegestaan om een periode door te brengen bij deze buitengewone persoonlijkheden. Soortgelijke algemene reserves worden in gereedheid gehouden op Salvington en andere hoofdwerelden van universa; deze worden in actieve dienst uitgezonden wanneer hun respectieve groepsleiders hen daartoe oproepen.
30:3.11 (339.8) 6. De Bezoekende Studenten. Een constante stroom hemelse bezoekers vanuit het gehele universum trekt voortdurend langs de verschillende hoofdkwartierwerelden. Als individuen en als klassen komen deze verschillende wezens in grote groepen naar ons toe als waarnemers, uitwisselingsstudenten, en als studenten-helpers. Er zijn op Uversa momenteel meer dan een miljard personen die deel uitmaken van deze gastenkolonie. Sommigen van deze bezoekers blijven een dag, anderen een jaar, al naargelang de aard van hun opdracht. Deze kolonie omvat wezens uit het universum van bijna iedere klasse, met uitzondering van Schepper-persoonlijkheden en morontia-stervelingen.
30:3.12 (340.1) Morontia-stervelingen zijn slechts bezoekende studenten binnen de grenzen van het plaatselijk universum waaruit zij afkomstig zijn. Zij kunnen pas op bezoek komen als inwoners van het superuniversum, wanneer zij de status van geest hebben bereikt. Meer dan de helft van onze bezoekerskolonie bestaat uit wezens die naar elders op weg zijn en hier hun reis onderbreken om de hoofdwereld van Orvonton te bezoeken. Deze persoonlijkheden voeren soms een opdracht van het universum uit, of hebben vacantie — vrije tijd zonder opgelegde taken. Het voorrecht om binnen de universa te reizen en deze te bezichtigen maakt deel uit van de loopbaan van alle wezens in opklimming. Het verlangen van de mens om te reizen en nieuwe volkeren en werelden te leren kennen zal ten volle worden bevredigd tijdens de lange, veelbewogen opklimming naar het Paradijs via de plaatselijke, super-, en centrale universa.
30:3.13 (340.2) 7. De Pelgrims in Opklimming. De pelgrims in opklimming worden, wanneer zij bij verschillende diensten zijn aangesteld in verband met hun voortgang naar het Paradijs, op de verschillende hoofdkwartierwerelden gehuisvest als een gastenkolonie. Ofschoon zij overal verspreid in een superuniversum dienstdoen, besturen deze groepen grotendeels zichzelf. Zij vormen een steeds wisselende kolonie, die alle orden evolutionaire stervelingen en hun medepelgrims in opklimming omvat.
30:4.1 (340.3) Ofschoon de stervelingen die in tijd en ruimte tot overleving komen opklimmende pelgrims worden genoemd wanneer zij gemachtigd zijn om aan de voortgaande opklimming naar het Paradijs te beginnen, nemen deze evolutionaire schepselen in deze verhandelingen zulk een belangrijke plaats in, dat wij hier een samenvatting willen geven van de navolgende zeven stadia van de opklimmingsloopbaan door het universum:
30:4.2 (340.4) 1. Planetaire Stervelingen;
30:4.3 (340.5) 2. Slapende Overlevenden;
30:4.4 (340.6) 3. Studenten op de Woningwerelden;
30:4.5 (340.7) 4. Morontia-Voortgaanden;
30:4.6 (340.8) 5. Superuniversum-Pupillen;
30:4.7 (340.9) 6. Havona-Pelgrims;
30:4.8 (340.10) 7. Nieuw-aangekomenen op het Paradijs.
30:4.9 (340.11) Het hier volgende relaas geeft de universum-loopbaan weer van een sterveling bij wie een Richter inwoont. De stervelingen die met de Zoon of met de Geest zijn gefuseerd, hebben gedeelten van deze loopbaan met hen gemeen, doch wij hebben verkozen dit verhaal te vertellen zoals het van toepassing is op stervelingen die met een Richter zijn gefuseerd, want zulk een bestemming mogen alle geslachten der mensen op Urantia verwachten.
30:4.10 (340.12) 1. Planetaire Stervelingen. Stervelingen zijn allen evolutionaire wezens van dierlijke afstamming met het potentieel tot opklimming. Wat afkomst, natuur en bestemming betreft, vertonen deze verschillende groepen en typen menselijke wezens veel overeenkomst met de volkeren van Urantia. De volkeren van iedere wereld ontvangen hetzelfde dienstbetoon van de Zonen van God en genieten de tegenwoordigheid van de in de tijd dienende geesten. Na de natuurlijke dood verbroederen zich alle typen opklimmenden als één morontia-familie op de woningwerelden.
30:4.11 (341.1) 2. Slapende Overlevenden. Alle stervelingen met overlevingsstatus die onder de hoede staan van persoonlijke bestemmingsbehoeders, gaan door de portalen van de natuurlijke dood en personaliseren in de derde periode op de woningwerelden. De geaccrediteerde wezens die om de een of andere reden niet in staat zijn geweest om dat niveau van beheersing van hun intelligentie en dat bezit aan geestelijkheid te bereiken dat hun recht zou geven op persoonlijke begeleiders, kunnen niet zo onmiddellijk en rechtstreeks naar de woningwerelden gaan. Deze overlevende zielen moeten in onbewuste slaaptoestand blijven rusten tot de dag des oordeels van een nieuw tijdperk, een nieuwe dispensatie, de komst van een Zoon van God om het appèl van dat tijdperk te houden en de betrokken wereld te oordelen, en dit is het algemene gebruik in heel Nebadon. Van Christus Michael werd gezegd dat hij, toen hij opvoer naar den hoge bij de afronding van zijn werk op aarde, ‘een grote menigte gevangenen aanvoerde.’ Deze gevangenen nu waren de slapende overlevenden sinds de dagen van Adam tot aan de dag van de wederopstanding van de Meester op Urantia.
30:4.12 (341.2) Het verstrijken der tijd is voor de slapende stervelingen van geen belang: zij zijn volkomen bewusteloos en hebben geen enkel besef van de duur van hun rusttijd. Wanneer aan het eind van een tijdperk hun persoonlijkheid opnieuw wordt samengesteld, zullen zij die vijfduizend jaar hebben geslapen, niet anders reageren dan zij die slechts vijf dagen hebben gerust. Afgezien van dit tijdsoponthoud gaan deze overlevenden door in het regime van de opklimming, op dezelfde wijze als degenen die de langere of kortere doodsslaap vermijden.
30:4.13 (341.3) Deze dispensatie-klassen van pelgrims van de werelden worden ingezet voor morontia-groepsactiviteiten in het werk van de plaatselijke universa. De mobilisatie van zulke enorme groepen heeft grote voordelen: zij worden zo bijeengehouden voor lange perioden van effectief dienstbetoon.
30:4.14 (341.4) 3. Studenten op de Woningwerelden. Alle overlevende stervelingen die op de woningwerelden ontwaken, behoren tot deze klasse.
30:4.15 (341.5) Het fysieke lichaam van het sterfelijk vlees maakt geen deel uit van de opnieuw samengestelde slapende overlevende; het fysieke lichaam is tot stof wedergekeerd. De daartoe aangestelde serafijn is verantwoordelijk voor het nieuwe lichaam, de morontia-gestalte, als nieuw levensvoertuig voor de onsterfelijke ziel en woonplaats voor de teruggekeerde Richter. De Richter is de bewaarder van de geest-kopie van het bewustzijn van de slapende overlevende. De aangestelde serafijn is de behoeder van de overlevende identiteit — de onsterfelijke ziel — voorzover deze is geëvolueerd. En wanneer deze twee, de Richter en de serafijn, de aspecten van de persoonlijkheid die aan hun hoede zijn toevertrouwd opnieuw verenigen, vertegenwoordigt het nieuwe individu de opstanding van de oude persoonlijkheid, de overleving van de evoluerende morontia-identiteit van de ziel. Deze herverbinding van de ziel en de Richter wordt volkomen terecht een wederopstanding genoemd, een opnieuw samenvoegen van persoonlijkheidsfactoren, doch zelfs dit verklaart niet geheel het opnieuw verschijnen van de overlevende persoonlijkheid. Ofschoon ge waarschijnlijk nimmer het feit van zulk een onverklaarbare verrichting zult begrijpen, zult ge eens de waarheid ervan uit ervaring kennen, indien ge het plan voor de overleving van stervelingen althans niet afwijst.
30:4.16 (341.6) Het plan om stervelingen aanvankelijk vast te houden op zeven werelden waar zij verder worden opgeleid, is bijna universeel in Orvonton. In ieder plaatselijk stelsel van ongeveer duizend bewoonde werelden bestaan zeven woningwerelden, gewoonlijk satellieten of subsatellieten van de hoofdwereld van het stelsel. Dit zijn de werelden waar de meerderheid der stervelingen in opklimming wordt ontvangen.
30:4.17 (341.7) Soms worden alle opleidingswerelden waar stervelingen verblijven universum- ‘ woningen’ genoemd, en Jezus zinspeelde op deze werelden toen hij zei: ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen.’ Van hier af aan zullen de stervelingen in opgang binnen een bepaalde groep hemellichamen zoals de woningwerelden, individueel voortgaan van de ene wereld naar de andere en van de ene levensfase naar de volgende, doch de voortgang van het ene stadium van studie van het universum tot het volgende zullen zij altijd in klasseverband maken.
30:4.18 (342.1) 4. Morontia-Voortgaanden. Vanaf de woningwerelden en verder omhoog, op de werelden van het stelsel, de constellatie en het universum, worden stervelingen geklassificeerd als morontia-voortgaanden: zij doorlopen de overgangswerelden voor de opklimming van stervelingen. Terwijl de stervelingen in opgang voortgaan van de lagere naar de hogere morontia-werelden, dienen zij op talloze posten tezamen met hun leraren en in het gezelschap van hun meer gevorderde, oudere broeders.
30:4.19 (342.2) Morontia-voortgang heeft betrekking op voortdurende vordering van het verstand, de geest en de persoonlijkheidsgestalte. De overlevenden zijn nog steeds wezens van drievoudige natuur. Gedurende de gehele morontia-ervaring zijn zij pupillen van het plaatselijk universum. Het regime van het superuniversum functioneert pas als de geest-loopbaan begint.
30:4.20 (342.3) Stervelingen verwerven werkelijke geest-identiteit kort voordat zij het hoofdkwartier van het plaatselijk universum verlaten en naar de ontvangstwerelden van de kleine sectoren van het superuniversum gaan. De overgang van het laatste morontia-stadium naar de eerste of laagste geest-status betekent slechts een geringe verandering. Het bewustzijn, de persoonlijkheid en het karakter blijven onveranderd door deze vooruitgang: alleen de gestalte ondergaat een modificatie. Doch de geest-gestalte is even reëel als het morontia-lichaam, en even waarneembaar.
30:4.21 (342.4) Vóór hun vertrek uit de plaatselijke universa waaruit zij geboortig zijn naar de ontvangst-werelden van het superuniversum, hebben de stervelingen uit de tijd geest-bevestiging ontvangen van de Schepper-Zoon en de Moeder-Geest van het plaatselijk universum. Vanaf dit punt ligt de status van de opklimmende sterveling voor altijd vast. Pupillen van het super- universum zijn voorzover bekend nog nimmer afgedwaald. Serafijnen in opklimming worden eveneens bevorderd in hun rang als engelen, wanneer zij hun plaatselijk universum verlaten.
30:4.22 (342.5) 5. Pupillen van het Superuniversum. Alle opklimmenden die op de opleidingswerelden van de superuniversa arriveren, worden pupillen van de Ouden der Dagen; zij hebben het morontia-leven van het plaatselijk universum doorlopen en zijn nu geaccrediteerde geesten. Als jonge geesten beginnen zij aan de opklimming in het stelsel van opleiding en cultuur van het superuniversum, dat zich vanaf de ontvangstwerelden van hun kleine sector binnenwaarts uitstrekt via de studiewerelden van de tien grote sectoren en verder, tot aan de hogere culturele werelden van het hoofdkwartier van het superuniversum.
30:4.23 (342.6) De leerling-geesten zijn ingedeeld in drie orden, naargelang zij verblijven op de hoofdkwartierwerelden van geest-voortgang van de kleine sector, de grote sectoren, of van het superuniversum. Zoals morontia-opklimmenden hebben gestudeerd en gewerkt op de werelden van het plaatselijk universum, zo gaan geest-opklimmenden voort zich nieuwe werelden eigen te maken terwijl zij zich oefenen om datgene aan anderen door te geven waarmee zij zichzelf hebben gelaafd aan de experiëntiële fonteinen der wijsheid. Maar de opleiding als geest-wezen in de loopbaan in het superuniversum is iets totaal anders dan wat ooit in de verbeeldingswereld van het materiële bewustzijn van de mens is opgekomen.
30:4.24 (342.7) Voordat deze geesten in opklimming het superuniversum verlaten om naar Havona te gaan, ontvangen zij eenzelfde grondige opleiding in het bestuur van een superuniversum als zij gedurende hun morontia-ervaring ontvingen in de supervisie over een plaatselijk universum. Voordat geest-stervelingen Havona bereiken, bestaat hun voornaamste studie, doch niet hun enige bezigheid, uit het zich eigen maken van de bestuursvorm van het plaatselijk universum en het superuniversum. De reden waarom zij al deze ervaring moeten opdoen is momenteel niet volkomen duidelijk, doch ongetwijfeld is deze opleiding wijs en noodzakelijk, gezien hun mogelijke toekomstige bestemming als leden van het Korps der Volkomenheid.
30:4.25 (342.8) Het regime van het superuniversum is niet voor alle stervelingen in opklimming hetzelfde. Zij ontvangen wel dezelfde algemene opleiding, doch speciale groepen en klassen van hen doorlopen speciale cursussen van instructie en specifieke opleidingen.
30:4.26 (343.1) 6. Havona-Pelgrims. Wanneer de geest-ontwikkeling volledig is, ook al is zij niet volkomen, dan maakt de overlevende sterveling zich gereed voor de lange vlucht naar Havona, de veilige haven voor evolutionaire geesten. Op aarde waart ge een schepsel van vlees en bloed; in het gehele plaatselijk universum waart ge een morontia-wezen; in heel het superuniversum waart ge een evoluerende geest; bij uw aankomst op de ontvangstwerelden van Havona begint uw geestelijke opleiding in werkelijkheid en in ernst: uiteindelijk zult ge op het Paradijs verschijnen als een vervolmaakte geest.
30:4.27 (343.2) De reis van het hoofdkwartier van het superuniversum naar de ontvangstwerelden van Havona wordt altijd alleen gemaakt. Van nu af aan zal er geen klasse- of groepsinstructie meer worden gegeven. De rechtskundige en bestuurlijke opleiding op de evolutionaire werelden in tijd en ruimte ligt achter u. Nu begint uw persoonlijke opleiding, uw individuele geestelijke training. Gedurende uw hele verblijf in Havona is het onderricht van begin tot einde persoonlijk en drievoudig van aard: verstandelijk, geestelijk en experiëntieel.
30:4.28 (343.3) De eerste daad in uw Havona-loopbaan zal het herkennen zijn van, en het dankzeggen aan, uw transport-seconafijn voor de lange, veilige reis. Daarna wordt ge voorgesteld aan de wezens die de verantwoording zullen dragen voor uw eerste Havona-activiteiten. Vervolgens laat ge uw aankomst registreren en stelt ge de boodschap van dankbetoon en adoratie op die gezonden zal worden naar de Schepper-Zoon van uw plaatselijk universum, de universum-Vader die uw loopbaan van zoonschap mogelijk heeft gemaakt. Dit vormt het einde van de formaliteiten van de aankomst in Havona; hierna wordt u een lange periode van ontspanning vergund gedurende welke ge vrij kunt rondzien en die u tevens de gelegenheid geeft om uw vrienden, medepelgrims, en medewerkers in de lange opklimmingservaring op te zoeken. Ge kunt ook de nieuwberichten raadplegen om u ervan te vergewissen wie van uw medepelgrims naar Havona zijn vertrokken sedert ge Uversa hebt verlaten.
30:4.29 (343.4) Het feit van uw aankomst op de ontvangstwerelden van Havona zal naar behoren worden geseind naar het hoofdkwartier van uw plaatselijk universum en persoonlijk worden medegedeeld aan uw serafijnse behoeder, waar deze serafijn zich ook moge bevinden.
30:4.30 (343.5) De stervelingen in opklimming zijn grondig opgeleid in de aangelegenheden van de evolutionaire werelden in de ruimte; nu beginnen zij aan hun lange, leerzame contact met de geschapen volmaakte werelden. Welk een voorbereiding wordt u geboden voor nog onbekende werkzaamheden in de toekomst door deze gecombineerde, unieke, en buitengewone ervaring! Doch ik kan u niets over Havona vertellen; ge moet deze werelden gezien hebben om hun heerlijkheid te kunnen waarderen en hun grootsheid te kunnen begrijpen.
30:4.31 (343.6) 7. De Nieuw-aangekomenen op het Paradijs. Wanneer ge het Paradijs bereikt met residentiële status, begint ge aan de gevorderde opleiding in goddelijkheid en absoniteit. Uw verblijf op het Paradijs geeft aan dat ge God gevonden hebt, en dat ge opgenomen zult worden in het Sterfelijke Korps der Volkomenheid. Van alle schepselen in het groot universum worden slechts zij die met de Vader zijn gefuseerd opgenomen in het Sterfelijke Korps der Volkomenheid. Alleen deze personen leggen de eed van de volkomenen af. Andere wezens die de volmaaktheid van het Paradijs bezitten of hebben bereikt, kunnen wel tijdelijk verbonden zijn aan dit korps der volkomenheid, maar worden niet voor eeuwig toegevoegd aan de onbekende, ongeopenbaarde missie van deze groeiende schare evolutionaire, vervolmaakte veteranen uit tijd en ruimte.
30:4.32 (343.7) Degenen die op het Paradijs aankomen, wordt een periode van vrijheid vergund, waarna zij zich verbinden met de zeven groepen der primaire supernafijnen. Zij worden gegradueerden van het Paradijs genoemd wanneer zij hun opleiding bij de leiders der godsverering hebben beëindigd en vervolgens als volkomenen worden aangesteld om op te treden als waarnemers, en om coöperatief te dienen tot aan de einden der wijdverbreide schepping. Vooralsnog schijnen er geen specifieke of vaste werkzaamheden te zijn voor het Sterfelijke Korps der Volkomenheid, ofschoon zij in vele functies dienen op de werelden die in licht en leven zijn bestendigd.
30:4.33 (344.1) Ook al zou er geen toekomstige of ongeopenbaarde bestemming zijn voor het Sterfelijke Korps der Volkomenheid, dan nog zou de huidige taak van deze opklimmende wezens geheel adequaat en luisterrijk zijn. Hun huidige bestemming is een volkomen rechtvaardiging van het universele plan der evolutionaire opklimming. Doch de toekomstige tijdperken van de evolutie van de werelden in de buitenruimte zullen ongetwijfeld een verdere uitwerking te zien geven van, en een vollediger goddelijk licht werpen op, de wijsheid en goedertierendheid van de Goden in de uitvoering van hun goddelijke plan voor de overleving van de mens en de opklimming van stervelingen.
30:4.34 (344.2) Samen met hetgeen u reeds is geopenbaard en met hetgeen ge nog te weten zult komen in verband met onderricht inzake uw eigen wereld, geeft deze verhandeling een overzicht van de loopbaan van een opgaande sterveling. Het verhaal vertoont aanzienlijke verschillen in de onderscheiden superuniversa, doch deze presentatie verschaft u een glimp van het gemiddelde plan voor de menselijke vooruitgang, zoals het functioneert in het plaatselijk universum Nebadon en in het zevende segment van het groot universum, het superuniversum Orvonton.
30:4.35 (344.3) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Machtige Boodschapper van Uversa.]
Het Urantia Boek
Verhandeling 31
31:0.1 (345.1) HET Korps der Sterfelijke Volkomenen vormt de thans bekende bestemming van de opklimmende stervelingen uit de tijd die met Richters zijn gefuseerd. Tot dit korps behoren echter ook nog ook andere groepen. Het primaire korps van volkomenen bestaat uit de volgende groeperingen:
31:0.2 (345.2) 1. Ingeborenen van Havona;
31:0.3 (345.3) 2. Zwaartekracht-Boodschappers;
31:0.4 (345.4) 3. Verheerlijkte Stervelingen;
31:0.5 (345.5) 4. Geadopteerde Serafijnen;
31:0.6 (345.6) 5. Verheerlijkte Materiële Zonen;
31:0.7 (345.7) 6. Verheerlijkte Middenschepselen.
31:0.8 (345.8) Tezamen vormen deze zes groepen verheerlijkte wezens dit unieke lichaam met een eeuwige bestemming. Wij menen hun toekomstig werk te kennen, doch zijn er niet zeker van. Ofschoon het Korps der Sterfelijke Volkomenheid thans op het Paradijs wordt gemobiliseerd, en ofschoon de leden ervan nu op zulk een uitgebreide schaal de universa in de ruimte dienen en de werelden bestu- ren die bestendigd zijn in licht en leven, moeten de universa die zich nu in de buiten-ruimte organise- ren wel hun toekomstige bestemming zijn. Dit is tenminste hetgeen op Uversa wordt verondersteld.
31:0.9 (345.9) Het korps is georganiseerd conform de werkverbanden van de werelden in de ruimte en in overeenstemming met de associatieve ervaring die gedurende de lange, veelbewogen loopbaan naar omhoog is verworven. Alle schepselen in opklimming die tot dit korps worden toegelaten, worden op voet van gelijkheid ontvangen, doch deze verheven gelijkheid heft de individualiteit of de persoonlijke identiteit geenszins op. Wanneer wij contact hebben met een volkomene, kunnen wij direct zien of hij een sterveling in opklimming is, een ingeborene van Havona, een geadopteerde serafijn, een middenschepsel of een Materiële Zoon.
31:0.10 (345.10) Gedurende het huidige universum-tijdperk keren de volkomenen terug naar de universa in de tijd om daar te dienen. Zij worden achtereenvolgens in de verschillende superuniversa aangesteld, doch arbeiden nooit in het superuniversum waaruit zij afkomstig zijn, totdat zij in alle zes andere superscheppingen hebben gediend. Aldus kunnen zij zich de zevenvoudige voorstelling van de Allerhoogste eigen maken.
31:0.11 (345.11) Een of meer compagnieën van de sterfelijke volkomenen doen voortdurend dienst op Urantia. Er is geen terrein van dienst in het universum waar zij niet zijn aangesteld; zij functioneren universeel en afwisselend in gelijke perioden van taakvervulling en vrij dienstbetoon.
31:0.12 (345.12) Wij hebben geen idee van de aard van de toekomstige organisatie van deze buitengewone groepering, doch de volkomenen vormen thans een lichaam met volkomen zelfbestuur. Zij kiezen hun eigen permanente, periodieke leiders en bestuurders, ook de leiders der aanstellingen. Hun beleid kan door geen enkele invloed van buiten beïnvloed worden, en hun eed van trouw leggen zij alleen af aan de Paradijs-Triniteit.
31:0.13 (346.1) De volkomenen hebben hun eigen hoofdkwartieren op het Paradijs, in de superuniversa, in de plaatselijke universa, en in alle hoofdwerelden der onderafdelingen. Zij zijn een afzonderlijke orde in de evolutionaire schepping. Wij besturen hen niet rechtstreeks en hebben ook geen zeggenschap over hen, en toch zijn zij absoluut loyaal en werken zij altijd mee met al onze plannen. Zij zijn inderdaad de beproefde en betrouwbare zielen uit tijd en ruimte — het evolutionaire zout van het universum — en nemen steeds toe in getal en zijn voor immer bestand tegen het kwaad en veilig voor zonde.
31:1.1 (346.2) Vele ingeborenen van Havona die als leraren dienen in de opleidingsscholen voor pelgrims in het centrale universum, hechten zich zeer aan de stervelingen in opklimming en worden in nog sterkere mate geboeid door het toekomstige werk en de toekomstige bestemming van het Korps van Sterfelijke Volkomenen. In het bestuurlijke hoofdkwartier van het korps op het Paradijs is er een register voor vrijwilligers uit Havona, dat onder toezicht staat van de partner van Grandfanda. Momenteel kunt ge vele miljoenen ingeborenen van Havona op deze wachtlijst aantreffen. Deze volmaakte wezens die rechtstreeks en goddelijk zijn geschapen, zijn van groot nut voor het Korps der Sterfelijke Volkomenheid en zullen ongetwijfeld van nog veel meer nut zijn in de verre toekomst. Zij geven het gezichtspunt weer van wezens die in volmaaktheid en goddelijke volkomenheid zijn geboren. De volkomenen omvatten aldus de beide aspecten van het experiëntiële bestaan — het volmaakte en het tot volmaaktheid gekomen aspect.
31:1.2 (346.3) Ingeborenen van Havona moeten bepaalde experiëntiële ontwikkelingen bereiken in verbinding met evolutionaire wezens, waardoor in hen het vermogen wordt geschapen tot het ontvangen van de schenking van een fragment van de geest van de Universele Vader. Het Korps van Sterfelijke Volkomenen heeft als permanente leden slechts wezens die zijn gefuseerd met de geest van de Eerste Bron en Centrum, of die zoals de Zwaartekracht-Boodschappers, deze geest van God de Vader van nature belichamen.
31:1.3 (346.4) De inwoners van het centrale universum worden tot het korps toegelaten in de verhouding van één op duizend — een compagnie volkomenen. Het korps wordt voor tijdelijke dienst in compagnieën van duizend georganiseerd, waarbij het aantal van de schepselen in opklimming 997 is tegen één ingeborene van Havona en één Zwaartekracht-Boodschapper. Volkomenen worden aldus in compagnieën gemobiliseerd, doch de eed der volkomenheid wordt individueel afgenomen. Het is een eed van veelomvattende implicaties en van eeuwige strekking. De ingeborene van Havona legt dezelfde eed af en verbindt zich daarmee voor immer aan dit korps.
31:1.4 (346.5) De recruten uit Havona volgen de compagnie waarbij zij zijn aangesteld; waar de groep heen gaat, daar gaan zij eveneens. En ge zoudt moeten kunnen zien hoe enthousiast zij zijn bij hun nieuwe werk als volkomenen. De mogelijkheid om toegelaten te worden tot het Korps der Volkomenheid vormt een van de opwindendste vooruitzichten in Havona: de mogelijkheid om een volkomene te worden is een van de allerhoogste avonturen van deze volmaakte geslachten.
31:1.5 (346.6) De ingeborenen van Havona worden in dezelfde verhouding ook toegelaten tot het Korps van Vereende Getrinitiseerde Volkomenen op Vicegerington en tot het Korps van Transcendente Volkomenen op het Paradijs. De burgers van Havona beschouwen deze drie bestemmingen als de allerhoogste doeleinden van hun verheven loopbaan, naast hun mogelijke toelating tot het Korps van Havona-Volkomenen.
31:2.1 (346.7) Overal waar en altijd wanneer de Zwaartekracht-Boodschappers functioneren, staan zij onder leiding van de volkomenen. Alle Zwaartekracht-Boodschappers staan uitsluitend onder de jurisdictie van Grandfanda, en zij worden alleen aangesteld bij het primaire Korps der Volkomenheid. Zij zijn zelfs nu reeds van onschatbare waarde voor de volkomenen, en in de eeuwige toekomst zullen zij voor alle diensten ingezet kunnen worden. Geen enkele andere groep intelligente wezens beschikt over zulk een korps van gepersonaliseerde boodschappers die in staat zijn om tijd en ruimte te transcenderen. Overeenkomstige typen boodschapper-rapporteurs die aan andere korpsen van volkomenen zijn toegewezen, zijn niet gepersonaliseerd; zij zijn geabsonitiseerd.
31:2.2 (347.1) Zwaartekracht-Boodschappers zijn afkomstig van Divinington, en zijn gemodificeerde, gepersonaliseerde Richters, doch niemand van onze Uversa-groep zal zich verstouten de natuur van een dezer boodschappers uiteen te zetten. Wij weten dat het hoogst persoonlijke wezens zijn, goddelijk, intelligent en roerend begripvol, doch wij begrijpen hun tijdloze techniek om de ruimte te doorkruisen niet. Zij schijnen bevoegd te zijn om gebruik te maken van alle mogelijke energieën en circuits, en zelfs van de zwaartekracht. Volkomenen van het sterfelijke korps kunnen tijd en ruimte niet trotseren, doch met hen verbonden en onder hun bevel zijn bijna oneindige geest-persoonlijkheden die dit wèl kunnen. Wij veroorloven ons om Zwaartekracht-Boodschappers persoonlijkheden te noemen, doch in werkelijkheid zijn het supergeest-wezens, onbeperkte en grenzeloze persoonlijkheden. Zij zijn persoonlijkheden van een geheel andere orde dan de Solitaire Boodschappers.
31:2.3 (347.2) Zwaartekracht-Boodschappers kunnen in onbeperkte getale aan een compagnie volkomenen zijn verbonden, doch slechts één boodschapper, het hoofd van zijn metgezellen, is opgenomen in het Korps der Sterfelijke Volkomenheid. Aan dit hoofd is echter een permanente staf van 999 medeboodschappers toegewezen, en al naar het uitkomt kan hij een beroep doen op de reserves van zijn orde om hem een onbeperkt aantal assistenten ter beschikking te stellen.
31:2.4 (347.3) Zwaartekracht-Boodschappers en verheerlijkte sterfelijke volkomenen vatten een roerende, diepe genegenheid voor elkaar op. Zij hebben veel gemeen: de een is een rechtstreekse personalisatie van een fragment van de Universele Vader, de ander een schepsel-persoonlijkheid, bestaande in de overlevende onsterfelijke ziel die is gefuseerd met een fragment van dezelfde Universele Vader, de geest-Gedachtenrichter.
31:3.1 (347.4) Opklimmende stervelingen die met een Richter zijn gefuseerd, vormen de overgrote meerderheid van het primaire Korps der Volkomenheid. Hun aantal, samen met de geadopteerde verheerlijkte serafijnen, bedraagt in iedere compagnie van volkomenen gewoonlijk 990. De verhouding tussen stervelingen en engelen verschilt in iedere groep, ofschoon het aantal stervelingen dat der serafijnen verre overtreft. De Havona-ingeborenen, de verheerlijkte Materiële Zonen, de verheerlijkte middenschepselen, de Zwaartekracht-Boodschappers, en het onbekende, ontbrekende lid maken slechts één procent uit van het korps; iedere compagnie van duizend volkomenen biedt ruimte aan precies tien van deze niet-sterfelijke en niet-serafijnse persoonlijkheden.
31:3.2 (347.5) Wij van Uversa weten niet wat de ‘volkomenheidsbestemming’ zal zijn van de stervelingen die opklimmen uit de tijd. Thans verblijven zij op het Paradijs en dienen zij tijdelijk in het Korps van Licht en Leven, doch zo’n geweldige opleiding in hun opklimming en zo’n lange tijd van universum-discipline moeten wel bedoeld zijn om hen te bekwamen voor nog grootsere toetsen van betrouwbaarheid en diensten van nog hogere verantwoordelijkheid.
31:3.3 (347.6) Niettegenstaande het feit dat deze stervelingen in opklimming het Paradijs hebben bereikt, zijn gerecruteerd in het Korps der Volkomenheid en in groten getale zijn teruggezonden om deel te nemen aan het bestuur van plaatselijke universa en om bijstand te verlenen in het bestuur van de aangelegenheden van superuniversa — ondanks zelfs deze klaarblijkelijke bestemming, blijft het opmerkelijke feit bestaan dat zij slechts als geesten van het zesde stadium te boek staan. Ongetwijfeld is er nog een volgende etappe af te leggen in de loopbaan van het Korps der Sterfelijke Volkomenheid. Wij kennen de aard van die etappe niet, doch wij hebben kennis genomen van drie feiten, waarvoor wij hier aandacht vragen:
31:3.4 (348.1) 1. Wij weten uit de archieven dat stervelingen gedurende hun verblijf in de kleine sectoren geesten van de eerste orde zijn, dat zij bevorderd worden tot de tweede orde wanneer zij overgaan naar de grote sectoren, en naar de derde wanneer zij verder gaan naar de centrale opleidingswerelden van het superuniversum. Stervelingen worden quartaire of gegradueerde geesten wanneer zij de zesde kring van Havona hebben bereikt, en geesten van de vijfde orde wanneer zij de Universele Vader ontdekken. Vervolgens bereiken zij het zesde stadium van geest-bestaan wanneer zij de eed afleggen die hen voor immer bindt aan de taak der eeuwigheid van het Korps der Sterfelijke Volkomenheid.
31:3.5 (348.2) Wij zien dat de klassificatie of aanduiding als geest bepaald wordt door daadwerkelijke bevordering van het ene terrein van dienst in het universum naar een ander, of van het ene universum naar een ander; en wij veronderstellen dat de leden van het Korps der Sterfelijke Volkomenheid als zevende geesten zullen worden geklassificeerd ten tijde van hun bevordering tot een eeuwige aanstelling, om dienst te gaan doen op tot nu toe onvermelde en ongeopenbaarde werelden, in samenhang met hun bereiken van God de Allerhoogste. Doch dit zijn stoutmoedige gissingen, wij weten omtrent dit alles werkelijk niet meer dan gij zelf; onze kennis aangaande de loopbaan der stervelingen reikt niet verder dan de huidige Paradijs-bestemming.
31:3.6 (348.3) 2. De sterfelijke volkomenen hebben geheel voldaan aan het bevel der eeuwen, ‘Weest gijlieden volmaakt;’ zij zijn opgeklommen langs het universele pad van wat door stervelingen bereikt kan worden: zij hebben God gevonden en zijn te rechter tijd opgenomen in het Korps der Volkomenheid. Deze wezens hebben de huidige grens van geest-voortgang bereikt, doch niet de volkomenheid van ultieme geest-status. Zij hebben de huidige grens van schepsel-volmaaktheid bereikt, doch niet de volkomenheid van dienstbetoon als schepsel. Zij hebben de volheid van de verering der Godheid ervaren, doch niet de volkomenheid van het experiëntiële bereiken der Godheid.
31:3.7 (348.4) 3. De verheerlijkte stervelingen van het Paradijs-Korps der Volkomenheid zijn opklimmende wezens met ervaringskennis van iedere stap in de actualiteit en filosofie van het meest volledige leven van intelligente bestaansvormen, terwijl deze tot overleving gekomen schepselen gedurende de eeuwen van hun opklimming van de laagste materiële werelden tot de geestelijke hoogten van het Paradijs, tot de grenzen van hun vermogen zijn opgeleid en getraind inzake ieder detail van ieder goddelijk beginsel van het zowel rechtvaardige en doelmatige, als barmhartige en geduldige bestuur van de ganse universele schepping in tijd en ruimte.
31:3.8 (348.5) Wij zijn van mening dat mensen er recht op hebben onze zienswijze te vernemen, en dat het u vrij staat met ons te speculeren over het mysterie van de ultieme bestemming van het Paradijs-Korps van de Volkomenheid. Het lijkt ons duidelijk dat de huidige taken van de tot volmaaktheid gekomen evolutionaire schepselen het karakter dragen van opleidingen voor gegradueerden in het begrijpen van het universum en het bestuur van de superuniversa, en wij vragen ons allen af: ‘Waarom zouden de Goden zo’n groot belang hechten aan de grondige opleiding van overlevende stervelingen in de techniek van het beheren van een universum?’
31:4.1 (348.6) Vele getrouwe serafijnse begeleiders van stervelingen krijgen toestemming om samen met hun menselijke pupillen de opklimmingsloopbaan af te leggen, en wanneer zij met de Vader gefuseerd zijn, voegen zich velen van deze beschermengelen bij hun pupillen om de eeuwigheidseed van volkomenen af te leggen en aanvaarden zij voor immer de bestemming van hun sterfelijke partners. Engelen die de opklimmingservaring van stervelingen doormaken, kunnen de bestemming van de menselijke natuur delen; zij kunnen eveneens voor eeuwig worden gerecruteerd in dit Korps der Volkomenheid. Grote aantallen der geadopteerde en verheerlijkte serafijnen zijn verbonden aan de verschillende korpsen van niet-sterfelijke volkomenen.
31:5.1 (349.1) Er zijn voorzieningen getroffen in de universa in tijd en ruimte waardoor de Adamische burgers van de plaatselijke stelsels op eigen initiatief kunnen verzoeken te worden ontheven van de status van permanent burger, wanneer het verkrijgen van een planetaire aanstelling lang op zich laat wachten. Indien dit verzoek wordt ingewilligd, voegen zij zich bij de opklimmende pelgrims op de hoofdwerelden van de universa en gaan zij daarvandaan verder naar het Paradijs en het Korps der Volkomenheid.
31:5.2 (349.2) Wanneer een gevorderde evolutionaire wereld de latere era’s van het tijdperk van licht en leven bereikt, kunnen de Materiële Zonen, de Planetaire Adam en Eva, verkiezen om mens te worden; zij ontvangen dan Richters en beginnen aan de evolutionaire loopbaan van opklimming door het universum die leidt naar het Korps van Sterfelijke Volkomenen. Een aantal dezer Materiële Zonen heeft gedeeltelijk gefaald of heeft hun opdracht als biologische versnellers gedeeltelijk verzuimd, zoals Adam op Urantia, en in dat geval zijn zij genoodzaakt om de natuurlijke levensloop van de volken in dat gebied te volgen: zij ontvangen Richters, ondergaan de dood, en vorderen door geloof in het regime der opklimming, waardoor zij vervolgens het Paradijs en het Korps der Volkomenheid bereiken.
31:5.3 (349.3) Deze Materiële Zonen worden niet in veel compagnieën van volkomenen aangetroffen. Hun aanwezigheid versterkt de mogelijkheden tot hoog dienstbetoon van zulk een groep, en zij worden onveranderlijk tot leiders gekozen. Wanneer het paar uit Eden aan dezelfde groep verbonden is, wordt het hun gewoonlijk toegestaan om gezamenlijk, als één persoonlijkheid, te functioneren. Deze paren in opklimming zijn veel voorspoediger in het avontuur van de trinitisatie dan de stervelingen in opklimming.
31:6.1 (349.4) Op vele planeten worden de middenschepselen in groten getale voortgebracht, maar zij blijven zelden op hun geboortewereld nadat deze bestendigd is in licht en leven. Op dat tijdstip, of spoedig daarna, worden zij ontheven van hun status van permanente burgers en beginnen zij aan de opklimming naar het Paradijs, waarbij zij de morontia-werelden, het superuniversum en Havona doorlopen in gezelschap van de stervelingen uit tijd en ruimte.
31:6.2 (349.5) De middenschepselen uit de verschillende universa verschillen sterk in oorsprong en natuur, doch zijn allen bestemd voor een of ander Paradijskorps der volkomenheid. De secundaire middenwezens fuseren allen uiteindelijk met een Richter en worden opgenomen in het korps van stervelingen. Vele compagnieën van volkomenen hebben een van deze verheerlijkte wezens in hun midden.
31:7.1 (349.6) In het huidige tijdperk telt iedere compagnie van volkomenen 999 permanente leden, persoonlijkheden die de eed hebben afgelegd. De vacante plaats wordt ingenomen door het hoofd van de aan hen toegevoegde Verkondigers van het Licht, die voor iedere afzonderlijke zending wordt aangesteld. Doch deze wezens maken slechts tijdelijk deel uit van het korps.
31:7.2 (349.7) Iedere hemelse persoonlijkheid die wordt aangesteld om dienst te doen bij een korps van volkomenen wordt een Verkondiger van het Licht genoemd. Deze wezens leggen niet de eed der volkomenen af, en ofschoon zij gehouden zijn aan de organisatie van het korps, zijn zij er niet permanent aan verbonden. Deze groep kan Alleenwerkende Boodschappers omvatten, supernafijnen, seconafijnen, Paradijs-Burgers, en hun getrinitiseerde afstammelingen — kortom, ieder wezen dat nodig is om een kortstondige opdracht van de volkomenen te volvoeren. Of deze wezens al dan niet aan de eeuwige missie van het korps verbonden zullen zijn, weten wij niet. Wanneer hun aanstelling bij het korps ten einde loopt, herkrijgen deze Verkondigers van het Licht hun eerdere status.
31:7.3 (350.1) Zoals het Korps der Sterfelijke Volkomenheid momenteel is samengesteld, zijn er precies zes klassen van permanente leden. Natuurlijk houden de volkomenen zich dikwijls bezig met speculaties over de identiteit van hun toekomstige kameraden, doch er bestaat weinig overeenstemming onder hen.
31:7.4 (350.2) Wij bewoners van Uversa speculeren ook vaak over de identiteit van de zevende groep volkomenen. We hebben daar vele ideeën over, waaronder de mogelijkheid dat sommige van de aangroeiende korpsen der talrijke getrinitiseerde groepen zullen worden aangesteld op het Paradijs, Vicegerington en in het binnenste circuit van Havona. Er wordt zelfs verondersteld dat het Korps der Volkomenheid toestemming zou kunnen krijgen tot trinitisatie van een groot aantal van degenen die hen bijstaan in het werk van het universum-bestuur, voor het geval dat zij bestemd zouden zijn om te dienen in de universa die thans ontstaan.
31:7.5 (350.3) Eén onzer is van mening dat deze vacante plaats in het korps ingenomen zal worden door een type wezen dat zal ontstaan in het nieuwe universum waar het korps in de toekomst zal dienen; een ander is geneigd te denken dat deze plaats ingenomen zal worden door een Paradijs-persoonlijkheid van een type dat nog niet geschapen, geresulteerd of getrinitiseerd is. Doch wij zullen zeer waarschijnlijk moeten wachten tot de volkomenen hun zevende stadium van geestbestaan bereiken, voordat wij het werkelijk zullen weten.
31:8.1 (350.4) De ervaring van een tot volmaaktheid gekomen sterveling als een volkomene op het Paradijs bestaat gedeeltelijk in de poging om de natuur en functie te gaan begrijpen van meer dan duizend groepen der transcendentale superburgers van het Paradijs, geresulteerde wezens met absoniete eigenschappen. In hun omgang met deze superpersoonlijkheden worden de volkomenen in opklimming in hoge mate geholpen door de nuttige leiding van transcendentale dienaren van talrijke orden, die de taak hebben gekregen om de geëvolueerde volkomenen voor te stellen aan hun nieuwe broeders op het Paradijs. De gehele orde der Transcendentalen verblijft in het westen van het Paradijs, in een uitgestrekt gebied dat uitsluitend door hen wordt bewoond.
31:8.2 (350.5) Bij de bespreking van de Transcendentalen zijn wij niet alleen beperkt door de grenzen van uw menselijk begrip, doch ook door de bepalingen van ons mandaat tot deze onthullingen aangaande de persoonlijkheden van het Paradijs. Deze wezens staan in geen enkel opzicht in verband met de opklimming van de sterveling naar Havona. De ontzaglijke schare der Transcendentalen op het Paradijs heeft geen enkele connectie met de aangelegenheden van Havona of van de zeven superuniversa, daar zij zich alleen bezig houdt met het superbestuur van de zaken van het meester-universum.
31:8.3 (350.6) Daar gij schepselen zijt, kunt ge u een voorstelling vormen van een Schepper, doch ge kunt u nauwelijks indenken dat er een enorme, verscheiden verzameling intelligente wezens bestaat die Scheppers noch schepselen zijn. Deze Transcendentalen scheppen geen wezens, en evenmin zijn zij zelf ooit geschapen. Wij zijn van oordeel dat wij, als we over hun oorsprong spreken, het beste kunnen zeggen dat Transcendentalen eenvoudig resulteren, om een nieuwe term — een willekeurige aanduiding zonder betekenis — te vermijden. Het is zeer wel mogelijk dat het Godheid-Absolute betrokken is geweest in hun oorsprong en is verstrengeld in hun bestemming, doch deze unieke wezens worden thans niet beheerst door het Godheid-Absolute. Zij zijn onderworpen aan God de Ultieme en bij hun huidige verblijf op het Paradijs staan zij in alle opzichten onder de supervisie en leiding van de Triniteit.
31:8.4 (351.1) Ofschoon alle stervelingen die het Paradijs bereiken dikwijls broederlijk omgaan met de Transcendentalen, evenals met de Burgers van het Paradijs, is de gang van zaken toch zo dat ’s mensen eerste serieuze contact met een Transcendentaal Wezen plaats vindt tijdens de belangrijke gelegenheid wanneer de sterveling in opklimming, als lid van een nieuwe groep volkomenen, in de kring der volkomenen wordt verwelkomd en hem de eeuwigheidseed aan de Triniteit wordt afgenomen door de leider der Transcendentalen, het voorzittend hoofd van de Architecten van het Meester-Universum.
31:9.1 (351.2) De Architecten van het Meester-Universum zijn het bestuurskorps van de Transcendentalen op het Paradijs. Dit leidinggevende korps telt 28.011 persoonlijkheden met een meester-bewustzijn, een luisterrijke geest en verheven absoniete aspecten. Het voorzitterschap van deze indrukwekkende groep wordt vervuld door de oudste Meester-Architect, het coördinerend hoofd van alle geestelijke wezens op het Paradijs beneden het niveau van de Godheid.
31:9.2 (351.3) Het zestiende voorschrift van het mandaat dat ons machtigt tot deze verhandelingen luidt: ‘Indien het verstandig wordt geacht, mag het bestaan der Architecten van het Meester-Universum en hun medewerkers worden onthuld, doch hun oorsprong, natuur, en bestemming mag niet volledig worden geopenbaard.’ Wij mogen u echter mededelen dat deze Meester-Architecten bestaan in zeven niveaus van het absoniete. Deze zeven groepen zijn als volgt geklassificeerd:
31:9.3 (351.4) 1. Het Paradijs-niveau. Slechts de oudste of eerst geresulteerde Architect functioneert op dit hoogste niveau van het absoniete. Deze ultieme persoonlijkheid — Schepper noch schepsel — resulteerde in de dageraad der eeuwigheid en functioneert thans als de verfijnde coördinator van het Paradijs en zijn eenentwintig werelden met onderling verbonden activiteiten.
31:9.4 (351.5) 2. Het Havona-niveau. De tweede resultering van Architecten bracht drie meester-ontwerpers en absoniete bestuurders voort, die zich immer hebben gewijd aan de coördinatie van het miljard volmaakte werelden van het centrale universum. Volgens de traditie van het Paradijs hebben deze drie Architecten, met de raad en bijstand van de eerder geresulteerde eerste Architect, bijgedragen aan het ontwerp van Havona, doch zeker weten doen wij dit niet.
31:9.5 (351.6) 3. Het Superuniversum-niveau. Het derde absoniete niveau omvat de zeven Meester-Architecten van de zeven superuniversa, die nu, als groep, ongeveer evenveel tijd doorbrengen in het gezelschap van de Zeven Meester-Geesten op het Paradijs als bij de Zeven Allerhoogste Bestuurders op de zeven speciale werelden van de Oneindige Geest. Zij zijn de super-coör-dinatoren van het groot universum.
31:9.6 (351.7) 4. Het Primaire Ruimte-niveau. Deze groep telt zeventig Architecten, en wij veronderstellen dat zij zich bezig houden met de ultieme plannen voor het eerste universum van de buiten-ruimte, dat zich thans buiten de grenzen van de huidige zeven superuniversa mobiliseert.
31:9.7 (351.8) 5. Het Secundaire Ruimte-niveau. Dit vijfde korps van Architecten telt 490 wezens, en ook hier veronderstellen wij dat dezen zich wel bezig zullen houden met het tweede universum der buiten-ruimte, waar onze natuurkundigen reeds bepaalde energieconcentraties hebben bespeurd.
31:9.8 (352.1) 6. Het Tertiaire Ruimte-niveau. Deze zesde groep Meester-Architecten telt 3.430 wezens, en wij leiden hier op dezelfde wijze af dat zij zich wellicht bezig houden met de gigantische plannen voor het derde universum in de buiten-ruimte.
31:9.9 (352.2) 7. Het Quartaire Ruimte-niveau. Dit, het laatste en grootste korps, bestaat uit 24.010 Meester-Architecten, en indien onze vorige veronderstellingen juist zijn, moet dit korps in betrekking staan tot het vierde en laatste der steeds in omvang toenemende universa in de buiten-ruimte.
31:9.10 (352.3) Deze zeven groepen Meester-Architecten omvatten in totaal 28.011 universumontwerpers. Op het Paradijs bestaat een traditie dat ver terug in de eeuwigheid is gepoogd om de 28.012 de Meester-Architect te doen resulteren, doch dat dit wezen er niet in slaagde te absonitiseren, en ervoer dat zijn persoonlijkheid werd gegrepen door het Universeel Absolute. Het is mogelijk dat de opklimmende reeks Meester-Architecten de limiet van Absoniteit bereikte in de 28.011 de Architect, en dat de 28.012 de poging stuitte op het mathematische niveau van de presentie van het Absolute. In andere woorden, dat bij de 28.012 de poging tot resultering de kwaliteit van absoniteit gelijkwaardig werd aan het niveau van het Universele, en de waarde van het Absolute bereikte.
31:9.11 (352.4) In hun functionele organisatie handelen de drie toezichthoudende Architecten van Havona als toegevoegde assistenten van de ene Architect van het Paradijs. De zeven Architecten van de superuniversa treden op als gelijken van de drie supervisoren van Havona. De zeventig ontwerpers van de universa van het primaire niveau der buiten-ruimte dienen momenteel als toegevoegde assistenten van de zeven Architecten van de zeven superuniversa.
31:9.12 (352.5) De Architecten van het Meester-Universum beschikken over talrijke groepen assistenten en helpers, waaronder twee zeer grote orden van Paradijs-krachtorganisatoren, de primaire geresulteerden en de toegevoegde transcendentalen. Deze Meester-Krachtorganisatoren dienen niet verward te worden met de krachtdirigenten, die nauw verbonden zijn met het groot universum.
31:9.13 (352.6) Alle wezens die worden voortgebracht door de vereniging van kinderen uit de tijd en kinderen uit de eeuwigheid, zoals de getrinitiseerde nakomelingen van volkomenen en Paradijs-Burgers, worden pupillen van de Meester-Architecten. Van alle andere schepselen of entiteiten van wie is geopenbaard dat zij in de huidige georganiseerde universa functioneren, zijn echter slechts de Solitaire Boodschappers en de Geïnspireerde Triniteitsgeesten organiek verbonden met de Transcendentalen en de Architecten van het Meester-Universum.
31:9.14 (352.7) De Meester-Architecten verlenen hun technische goedkeuring bij de toewijzing aan de Schepper-Zonen van locaties in de ruimte om daar de plaatselijke universa te gaan organiseren. Er bestaat een zeer nauwe band tussen de Meester-Architecten en de Schepper-Zonen uit het Paradijs, en hoewel deze band niet is geopenbaard, zijt ge wel ingelicht over de associatie van de Architecten en de Allerhoogste Scheppers van het groot universum in de betrekking der eerste experiëntiële Triniteit. Samen met de evoluerende experiëntiële Allerhoogste, vormen deze twee groepen de Ultieme Triniteit van transcendentale waarden en meester-universum-betekenissen.
31:10.1 (352.8) De oudste Meester-Architect heeft de supervisie over de zeven Korpsen der Volkomenheid, te weten:
31:10.2 (352.9) 1. het Korps van Sterfelijke Volkomenen;
31:10.3 (352.10) 2. het Korps van Paradijs-Volkomenen;
31:10.4 (352.11) 3. het Korps van Getrinitiseerde Volkomenen;
31:10.5 (353.1) 4. het Korps van Vereend Getrinitiseerde Volkomenen;
31:10.6 (353.2) 5. het Korps van Havona-Volkomenen;
31:10.7 (353.3) 6. het Korps van Transcendente Volkomenen;
31:10.8 (353.4) 7. het Korps van Ongeopenbaarde Zonen van Bestemming.
31:10.9 (353.5) Elk van deze korpsen met een bepaalde bestemming heeft een voorzittend hoofd, en deze zeven hoofden vormen de Allerhoogste Raad van Bestemmingen op het Paradijs; gedurende het huidige universum-tijdperk staat Grandfanda aan het hoofd van dit allerhoogste lichaam dat de kinderen met ultieme bestemming aanstelt in de universa.
31:10.10 (353.6) Het bijeenbrengen van deze zeven korpsen van volkomenen houdt de werkelijkheidsmobilisatie in van potentialiteiten, persoonlijkheden, verstanden, geesten, absoniete fasen en experiëntiële actualiteiten, die waarschijnlijk zelfs de functies van de Allerhoogste in het toekomstige meester-universum overtreffen. Deze zeven korpsen van volkomenen geven waarschijn- lijk de huidige activiteit te kennen van de Ultieme Triniteit, die bezig is de krachten van het eindige en het absoniete te recruteren, ter voorbereiding op onvoorstelbare ontwikkelingen in de universa der buiten-ruimte. Aan deze zijde der eeuwigheid heeft niets plaatsgevonden dat met deze mobilisatie te vergelijken is, sinds de tijden toen de Paradijs-Triniteit op overeenkomstige wijze de toen bestaande persoonlijkheden van het Paradijs en Havona mobiliseerde en hen aanstelde als bestuurders en regeerders van de geprojecteerde zeven superuniversa van tijd en ruimte. De zeven korpsen van volkomenen vormen de goddelijkheidsrespons van het groot universum op de toekomstige behoeften van het nog onontwikkelde potentieel van toekomstig-eeuwige activiteiten in de buiten-universa.
31:10.11 (353.7) Wij durven te voorspellen dat er in de toekomst nog grotere buiten-universa van bewoonde werelden zullen zijn, nieuwe werelden, bevolkt door nieuwe orden verfijnde, unieke wezens, een materieel universum dat subliem zal zijn in zijn ultimiteit, een geweldig uitgestrekte schepping die slechts één belangrijk detail mist — de aanwezigheid van actuele eindige ervaring in het universele leven van de opklimmende bestaansvorm. Zulk een universum zal ten aanzijn komen met een geweldige experiëntiële handicap: het zal verstoken zijn van participatie in de evolutie van de Almachtig Allerhoogste. Deze buiten-universa zullen zich alle verheugen in het weergaloze dienstbetoon en de verheven albeheersing van de Allerhoogste, doch het feit van zijn actieve tegen- woordigheid zelve sluit hun participatie in de verwerkelijking van de Allerhoogste Godheid uit.
31:10.12 (353.8) Gedurende het huidige universum-tijdperk hebben de evoluerende persoonlijkheden van het groot universum te kampen met vele moeilijkheden die het gevolg zijn van de onvolledige actualisering van de soevereiniteit van God de Allerhoogste, doch wij hebben allen deel in de unieke ervaring van zijn evolutie. Wij evolueren in hem en hij evolueert in ons. Eens in de eeuwige toekomst zal de evolutie van de Allerhoogste Godheid een voldongen feit zijn in de geschiedenis van het universum, en zal de gelegenheid om deel te hebben aan deze wonderbaarlijke ervaring van het toneel der kosmische activiteiten zijn verdwenen.
31:10.13 (353.9) Doch degenen onder ons die deze unieke ervaring gedurende de jeugd van het universum hebben verworven, zullen deze tot in alle toekomstige eeuwigheid koesteren. Velen onder ons veronderstellen dat het wellicht de missie is van de gestaag aangroeiende reserves der opklimmende en volmaakt geworden stervelingen van het Korps der Volkomenheid om, in samenwerking met de andere zes korpsen die zich op overeenkomstige wijze verzamelen, deze buiten-universa te gaan besturen, om zo te pogen compensatie te vinden voor de experiëntiële onvolkomenheden die deze aankleven doordat zij niet hebben deelgenomen in de tijd-ruimte-evolutie van de Allerhoogste.
31:10.14 (353.10) Deze onvolkomenheden zijn onvermijdelijk op alle niveaus van bestaan in het universum. Gedurende het huidige universum-tijdperk dalen wij, wezens van de hogere niveaus van geestelijk bestaan, af om de evolutionaire universa te besturen en onze diensten te verlenen aan de stervelingen in opklimming, teneinde op deze wijze te trachten hun tekorten in de realiteiten van het hogere geestelijke bestaan te compenseren.
31:10.15 (354.1) Ofschoon wij werkelijk niets weten omtrent de plannen van de Architecten van het Meester-Universum ten aanzien van deze scheppingen in de buiten-ruimte, zijn wij niettemin zeker van drie dingen:
31:10.16 (354.2) 1. Een enorm, nieuw stelsel van universa komt daadwerkelijk geleidelijk tot stand in de domeinen der buiten-ruimte. Door uw telescopen kunt ge daadwerkelijk nieuwe orden van fysische scheppingen waarnemen, immense, gigantische ringen van wemelende universa na universa, die zich ver buiten de huidige grenzen van de bewoonde en georganiseerde scheppingen bevinden. Thans zijn deze scheppingen in de buiten-ruimte geheel fysisch; zij lijken onbewoond te zijn en verstoken van bestuur door geschapen wezens.
31:10.17 (354.3) 2. Eeuw na eeuw gaat de voortdurende, onverklaarbare en geheel mysterieuze Paradijs-mobilisatie voort van de volmaakt geworden en opklimmende wezens uit tijd en ruimte, samen met de zes andere korpsen van volkomenen.
31:10.18 (354.4) 3. Samenvallend met deze ontwikkelingen is de Allerhoogste Persoon der Godheid bezig tot macht te worden als de almachtige soeverein van de superscheppingen.
31:10.19 (354.5) Wanneer wij deze drieënige ontwikkeling gadeslaan, die geschapen wezens, universa en de Godheid omvat, zult ge het ons dan euvel duiden dat wij iets nieuws verwachten dat nog niet eerder geopenbaard is en dat zijn hoogtepunt nadert in het meester-universum? Is het niet vanzelfsprekend dat wij deze eeuwenlange mobilisatie en organisatie van fysische universa op een tot dusver ongekende schaal, en de wording van de persoonlijkheid van de Allerhoogste, associëren met dit ontzagwekkende plan voor het stapsgewijs verheffen der stervelingen uit de tijd tot goddelijke volmaaktheid, en met hun daaropvolgende mobilisatie op het Paradijs in het Korps der Volkomenheid — een aanstelling en bestemming die omhuld is door universum-raadselen? In toenemende mate wordt in geheel Uversa aangenomen dat de zich verzamelende Korpsen der Volkomenheid bestemd zijn voor toekomstig dienstbetoon in de universa der buiten-ruimte, waar wij nu reeds ten minste zeventigduizend clusters van aggregaties van materie kunnen identificeren, die stuk voor stuk groter zijn dan een van de huidige superuniversa.
31:10.20 (354.6) Evolutionaire stervelingen worden geboren op de planeten in de ruimte, doorlopen de morontia-werelden, klimmen op tot de geestelijke universa, trekken langs de Havona-werelden, vinden God, bereiken het Paradijs, en worden opgenomen in het primaire Korps der Volkomenheid, in afwachting van hun volgende taak in taak in universeel dienstbetoon. Er zijn zes andere zich verzamelende korpsen van volkomenen, maar Grandfanda, de eerste sterveling die is opgeklommen, heeft de leiding als het Paradijs-hoofd van alle orden volkomenen. En als wij dit sublieme schouwspel gadeslaan, roepen wij allen uit: Welk een luisterrijke bestemming voor de kinderen van dierlijke oorsprong uit de tijd, de materiële zonen uit de ruimte!
31:10.21 (354.7) [Onder de gezamenlijke verantwoording van een Goddelijk Raadsman en Iemand zonder Naam en Getal, hiertoe gemachtigd door de Ouden der Dagen op Uversa.]
* * * * *
31:10.22 (354.8) Deze eenendertig verhandelingen die de natuur der Godheid beschrijven, alsmede de werkelijkheid van het Paradijs, de organisatie en werking van het centrale universum en de superuniversa, de persoonlijkheden van het groot universum en de hoge bestemming van evolutionaire stervelingen, werden verzorgd, geformuleerd en in het Engels overgebracht, door een hoge commissie bestaande uit vierentwintig bestuurderen van Orvonton, handelend conform een mandaat uitgevaardigd door de Ouden der Dagen op Uversa, waarbij ons werd opgedragen zulks te doen op Urantia, 606 van Satania, in Norlatiadek van Nebadon, in het jaar 1934 a.d.